|
langs
het IJzeren Gordijn in West-Duitsland |
|
In
1984 fietste ik door Tsjechoslowakije en Polen. De Berlijnse
muur stond stevig overeind en de koude oorlog leek nooit meer
voorbij te zullen gaan. Onderweg bezocht ik een Tsjechische
dissident en zag ik hoe de Polen openlijk lak hadden aan het
regime dat hun was opgelegd. Het Oostblok was een gebied waar
alles vreemd genoeg was om zonder vliegtuig toch het gevoel
te hebben ver weg te zijn.
Fietsen was in die tijd dè manier van reizen als je geen
geld en veel tijd had. De eerste mountainbikes kwamen net op
de markt, maar verder was 'racefiets' de verzamelnaam voor alles
waar tien of meer versnellingen opzaten. Mijn fiets, een snel
versleten Gazelle Tour de France uit 1978, had net een dure
operatie achter de rug en was nu voorzien van aluminium velgen,
Maxicar naven en een driedelige crankset van TA (zes jaar later
zou ik deze onderdelen op een nieuw randonneurframe transplanteren).
Fietskleding was toen nog iets voor malloten met teveel geld:
duizenden kilometers reed ik gewoon in een spijkerbroek op een
hard leren zadel.
Zesentwintig jaar later vond ik in een stoffige doos het reisverslag
dat ik toentertijd geschreven heb. Bovendien bleken de dia's
die ik destijds had geschoten, nog in een redelijke staat te
verkeren, met als eindresultaat dit tijdsdocument. |
|
|
|
Overzicht van
de gefietste route (rode lijn). Van Gdansk naar Travemünde
ging de reis per boot om de DDR, waarvan de grenzen voor fietsers
gesloten waren, te omzeilen . (Later zou bekend worden dat fietsen
wel als bagage in de trein naar de DDR vervoerd konden worden!)
De paarse lijn geeft de ligging van het IJzeren Gordijn aan.
|
|
datum |
van |
naar |
afstand |
overnachting |
12-07-84 |
Diemen |
Wageningen |
80
km |
logeren bij voormalige studiegenoot |
13-07-84 |
Wageningen |
Haltern (D) |
145 km |
wild kamperen in bos |
14-07-84 |
Haltern |
Plettenberg |
125 km |
jeugdherberg |
15-07-84 |
Plettenberg |
Marburg |
135 km |
jeugdherberg |
16-07-84 |
Marburg |
Gersfeld |
115 km |
camping |
17-07-84 |
Gersfeld |
Altenkunstadt |
140 km |
wild kamperen in park |
18-07-84 |
Altenkunstadt |
Cheb (CS) |
105 km |
camping |
|
|
De
grens
Vandaag, woensdag 18 juli 1984, heb ik na zeven dagen fietsen
de Tsjechische grens bereikt. ‘Bundesgrenze 2 km’
meldt een bord dat in de richting van een onopvallende weg wijst.
Het is tegen zessen. Voordat ik Tsjechoslowakije binnenrij,
bel ik nog even naar het thuisfront in Diemen. Ik wil graag
weten of er een antwoord is gekomen op een brief die Els heeft
geschreven aan de moeder van Jan Litomisky, de Tsjechische dissident
waar onze Amnesty groep zich voor inzet. In de brief staat dat
ik aan het eind van deze week in Praag zal zijn en dat ik dan
graag iets aan Jans moeder wil overhandigen. Het gaat om vijfhonderd
gulden van onze groep, maar dat staat niet met zoveel woorden
in de brief.
Rita neemt de telefoon op. Ze heeft in het postvakje van Els
gekeken: niks uit Tsjechoslowakije. Dan ga ik maar zonder bericht
naar Praag; ik ben benieuwd.
Voordat ik koers zet naar de grens, stop ik de kopieën
die ik heb gemaakt van brieven die ik voor andere Tsjechen meeneem,
in mijn onderbroek. Hopelijk hoort uitkleden zelfs bij deze
grens niet tot de gebruikelijke rituelen. Voor alle zekerheid
stop ik een leesboek - 'Escape from Sobibor' van Richard Rashke
- tussen de vuile was en verdeel ik het geld over verschillende
tassen en vakken. Er moet nu wel heel streng gecontroleerd worden
om er precies achter te komen wat ik bij me heb.
Aan de Duitse kant moet ik vijf minuten wachten voordat iemand
mijn paspoort wil zien. Wanneer blijkt dat ik niet op de Verbrecherliste
voorkom, mag ik doorrijden. Een paar kilometer verder is de
Tsjechische controle. Eerst een slagboom en twee soldaten. Tien
minuten sta ik oog in oog met een van de gewapende mannen voordat
de boom omhoog gaat. Dan komt de douane. Ik lever mijn pas en
visum in en wacht op de dingen die gebeuren gaan. Vóór
mij wordt de kofferruimte van een auto uit Zweden doorgelicht.
Mij wordt slechts gevraagd of ik tijdschriften en geschenken
bij me heb. Ook wordt het merk van mijn camera genoteerd. Ik
moet geld wisselen voor zes dagen, de duur van mijn visum.
Na nog eens twintig minuten wachten krijg ik mijn pas terug.
Een douanier wenkt dat ik door mag rijden. In de verte gaat
een slagboom omhoog. Het grote gordijn staat op een kier, ik
rij Oost-Europa binnen!
Cheb
Het is slechts luttele kilometers rijden naar de eerste stad:
Cheb. Er staan oude verwaarloosde huizen in een Oostenrijkse
bouwstijl, afgewisseld door monotone flatwijken. Kleine autootjes
denderen over de keien.
Snel vind ik een camping, overvol, vooral met Oost-Duitsers.
Voor de rest het vertrouwde campingbeeld: uit autoradio’s
komt het West-Duitse nieuws en ook de bierbuiken, trainingspakken,
fonduestellen en vrijende pubers ontbreken niet. Anders is mijn
ontvangst bij de receptie. Als ik vertel dat ik hier maar één
nacht wil kamperen, zal het de beheerder worst wezen of ik wel
of niet betaal.
|
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
19-07-84 |
Cheb |
Jesenice |
115 km |
camping |
|
|
|
Oost-Europees
flaneren en consumeren in Karlovy Vary |
|
|
Zutritt
verboten
De volgende dag fiets ik naar Karlovy Vary, een bekende badplaats
aan de rand van het Ertsgebergte. Onderweg passeer ik diepe
bruinkoolgroeven en treurige mijnwerkersstadjes waarvan de grauwheid
extra benadrukt wordt door de vele regen.
Na Karlovy Vary wil ik een kleinere weg nemen die wel op een
kaart staat die ik eens in Oostenrijk heb gekocht, maar niet
op een Tsjechische. Dit maakt me nieuwsgierig. Na enkele kilometers
staan herhaaldelijk borden langs de weg met opschriften in het
Tsjechisch. Op een van de eerste borden staat bovendien ‘Zutritt
verboten’. Ik neem me voor dit niet gelezen te hebben
en vervolg de weg die door een totaal verlaten landschap voert.
Volgens de kaart moeten er dorpen zijn. Langs de weg staan wel
plaatsnaamborden, maar de huizen zijn verdwenen. Restanten van
heggen en fruitbomen verraden dat hier eens tuinen zijn geweest.
Verder is het landschap verwoest door diepe moddersporen van
rupsbandvoertuigen. In het struikgewas zit hier en daar een
groepje soldaten; ze lijken niet verwonderd wanneer ik voorbijfiets.
Af en toe passeert een legertruck.
Plotseling komt van achter een heuvel een tank tevoorschijn
die me op een steile helling inhaalt. Twintig meter achter me
rijdt er nog een. De soldaten die erop zitten, zien hoe ik moeizaam
naar boven fiets. Enkelen glimlachen als ik oververhit de top
bereik. Zelf voel ik me nogal bekneld in deze haast onwerkelijke
situatie: ingeklemd tussen twee tanks en bijna stikkend in de
gigantische stof- en zandwolken die worden opgewoeld.
Ik zoek naar een mogelijkheid om hier tussenuit te komen. Op
de top zie ik dat de weg enkele kilometers naar beneden gaat
zonder dat er iets mijn kant oprijdt. Ik waag het erop. Verbeten
trappend zoef ik snel de voorste tank voorbij, de vrijheid tegemoet.
|
|
|
de
weg voert door een verlaten gebied |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
20-07-84 |
Jesenice |
Praag |
125 km |
camping |
|
|
Milan
Na urenlang fietsen door heuvelland, bossen en graanvelden doemt
een stad op: Rakovnik. Ik zoek een bankje in een park om uitgebreid
te gaan eten. Op een andere bank zit een man van in de dertig
peinzend voor zich uit te staren. Na een poosje staat hij op
en loopt mijn kant op. Bij mijn bank blijft hij staan en zegt
iets in het Tsjechisch.
“Nemluvím cesky”, zeg ik, “mluvite
anglicky, nemecky?” Na een dag lijk ik eindelijk
geleerd te hebben hoe je in het Tsjechisch duidelijk maakt dat
je geen Tsjechisch verstaat maar wel Engels of Duits: de man
begrijpt het.
Hij begint in het Duits te spreken en komt naast me zitten.
Eerst praten we over koetjes en kalfjes. Als hij hoort dat ik
uit Nederland kom, vraagt hij ineens of ik de muziek van Heintje
ken. Vaag herinner ik me uit mijn jeugd een Limburgs knulletje
dat zichzelf rijk wist te zingen met sentimentele liedjes. Deze
Tsjech blijkt er een fan van te zijn.
Hij vraagt of ik hem een plaat wil sturen met Duitstalige liedjes
van Heintje uit de tijd dat deze zestien jaar oud was. In Tsjechoslowakije
is hier namelijk niet aan te komen. Ik zeg hem dat ik geen flauw
idee heb of je in Nederland nu nog aan zo’n plaat kunt
komen, maar goed, ik zal kijken wat er is.
Het ijs is nu gebroken en hij blijft onafgebroken praten. Milan,
zo heet hij, heeft geen werk omdat hij een tijdje in een psychiatrische
kliniek heeft gezeten. De heren psychiaters konden echter niks
bijzonders vinden, zodat ze hem maar weer hebben vrijgelaten.
Hij wordt echter nog steeds lastig gevallen door agenten. Een
paar dagen terug werd hij aangehouden omdat hij met een verrekijker
op straat liep.
“Verrekijkers zijn voor Tsjechen nauwelijks te krijgen”,
zegt Milan. Hij moest in een blaaspijpje blazen en kon daarna
weer gaan.
Milan mag van de politie geen kerk bezoeken, hij zou een godsdienstfanaat
zijn. Hij heeft een Duitstalige bijbel in huis en kent tien
psalmen uit zijn hoofd. Hij dreunt er een voor mij op. Ik kan
me er altijd weer over verwonderen waar mensen hun tijd mee
weten te vullen!
Verder vertelt Milan dat zijn vader in 1968, tijdens de Praagse
lente, naar Zwitserland gevlucht is. Zelf mag hij daar niet
heen gaan, terwijl zijn vader nooit meer in Tsjechoslowakije
mag komen. Dan volgt een verhaal over een soldaat die pas geleden
verschillende mensen heeft verwond door dronken in een tank
door de stad te rijden. Uiteindelijk pleegde hij zelfmoord door
voor zijn eigen tank te springen.
Ik vertel Milan over mijn eigen ervaring met het fietsen tussen
twee tanks.
“Waren het Russische tanks?”
“Hoe kun je dat zien?”
“Russische tanks hebben zwart-witte nummerplaten.”
De nummerplaten kan ik me niet herinneren, maar ik denk dat
ze inderdaad Russisch waren. Sommige soldaten zagen er heel
exotisch uit: brede, donkere gezichten met oosterse gelaatstrekken,
misschien uit Armenië, Kazachstan of Oezbekistan.
Ik vraag Milan waar hij Duits heeft geleerd.
“Ik heb het me grotendeels zelf geleerd. Op school
was Russisch de enige vreemde taal die we leerden, zes jaar
lang. Ik spreek nu drie woorden Russisch en mijn leraar kende
wel twintig woorden in deze taal!”
Om vijf over twaalf staat hij op. Over vijf minuten wil hij
met de bus mee. Dat wilde hij een uur geleden ook al! We nemen
afscheid. Het ga je goed, malle Tsjech…
Al fietsend blijf ik aan dit eigenaardige gesprek denken. Als
ik helemaal niets van dit land geweten had, zou ik weinig van
Milans verhaal hebben geloofd. Ik besef echter dat een eigenzinnig
type als Milan het hier moeilijk moet hebben. Leven in Tsjechoslowakije
moet zoiets zijn als je hele leven op de middelbare school zitten
(zie mijn schoolbankverhalen).
Braaf zijn, altijd je straf aanvaarden, klikken als het moet,
slijmen om een goed cijfer te krijgen, op het matje worden geroepen
als er in de schoolkrant een artikel heeft gestaan dat ‘een
verkeerde indruk van de school’ zou kunnen geven: hier
noemen ze dat ‘laster tegen het socialisme’,
een variant op wat bij ons godslastering, majesteitsschennis
of ‘belediging van een bevriend staatshoofd’
heet.
|
|
|
Bohemen
heeft sfeer
|
|
|
|
landhuis bij Krasny
Dvur |
|
Naar
Praag
Bohemen is mooi. Golvende graanvelden, donkere naaldwouden en
dromerige dorpjes wisselen elkaar af. Alles is hier niet zo
volmaakt onderhouden als in Hessen en Beieren, waar ik vorige
week doorheen fietste. Daar deden de oude stadjes soms denken
aan verhalen van Herman Hesse, maar het landschap viel wat tegen.
Al was het Rhöngebergte met zijn in de wolken verdwijnende
toppen, koudgele zonsondergang en ijzige, vingertoppen dodende
noordenwind, beslist indrukwekkend.
Hier in Bohemen zijn het de rommelige dorpen met wegen vol kuilen,
diepe rivierdalen tussen kalkrotsen, loslopende straatkippen,
voorovergebogen oude mensen met verweerde gezichten en verwonderd
kijkende kinderen die dit land karakter geven.
Tegen de avond rijd ik Praag binnen. Eerst kijk ik of de moeder
van Jan Litomisky thuis is. De straat waar ze woont is snel
gevonden. Hotsend en stotend fiets ik over de keien naar een
groot huis uit de jaren twintig. En hoog hek omsluit een grote
tuin. Ik vind twee bellen, probeer ze allebei, maar zonder resultaat.
Pech gehad, morgen maar weer proberen.
|
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
21-07-84 |
Praag |
Praag |
15 km |
logeren bij de Litomisky's |
|
|
Bozena
De volgende dag probeer ik het weer. Op mijn bellen komt weer
geen reactie, maar wel hoor ik geluiden in de tuin. Dan zie
ik twee mannen bezig in de garage.
“Dobry den”, groet ik. Een van hen komt
naar de poort en ik stel me voor. De beide mannen zijn niet
totaal verrast. Degene die het hek open doet is Vladimir,
de broer van Jan Litomisky. De ander is Miroslav, zijn neef.
Miroslav spreekt goed Engels. Hij vraagt of ik uit Nederland
kom. Blijkbaar werd ik al verwacht. Miroslav neemt me mee
naar binnen en gaat op zoek naar Jans moeder, Bozena Litomiska.
Na enkele minuten komt een vitaal omaatje op me af. We spreken
Frans, zij vloeiend en ik met veel moeite.
“C’est une misère”, zegt
ze. Ze is levendig als ze praat en maakt een vastberaden indruk.
Bozena vertelt dat Jan zijn dorp niet mag verlaten zonder
speciale toestemming, maar dat verder iedereen, “n’importe
qui”, haar zoon kan bezoeken. Ik begrijp dat ze
graag wil dat ik zelf naar hem toe ga. Zelf neemt ze nog dezelfde
middag de bus naar Vyskytna, waar Jan woont. Morgenochtend
gaat er weer een rechtstreekse bus.
Wanneer Bozena is vertrokken, legt Miroslav me nog het een
en ander uit. Ik kan bij hem blijven eten en slapen.
Praag
Die middag haal ik mijn spullen op van de camping en ga ik
de stad in. Praag is schitterend. Ik had verwacht een stad
als Wenen of Boedapest aan te treffen, maar Praag is mooier.
Het centrum is bijna ongeschonden door de oorlog gekomen en
is één groot woud van huizen, kerken en paleizen.
Niet alleen de Moldau met haar monumentale bruggen kan de
vergelijking met de Donau glansrijk doorstaan, ook de oude
stad vol nauwe straatjes waar trams zich tussen de lopende
mensenmassa doorwurmen, kan opboksen tegen het toch wat moderne
Boedapest en het pompeuze en stijve Wenen.
`s Avonds eet ik in huize Litomisky. Miroslav woont met zijn
gezin op de bovenste verdiepingen. Ik kan slapen in een kamer
waar zijn schoonouders wonen, die nu op vakantie zijn. In
dit grote huis woont een flink aantal mensen van drie generaties,
niet ongebruikelijk in dit land waar een groot gebrek aan
woningen is.
De hele avond praat ik met Miroslav. Jammer genoeg spreekt
zijn vrouw alleen Tsjechisch. Hij vertelt dat zijn dochter,
die nu op vakantie is, nog beter Engels spreekt dan hijzelf:
zij heeft op een speciale school gezeten. Op de meeste scholen
leer je hier alleen Tsjechisch en Russisch. Ik vertel het
verhaal van Milan en zijn ervaringen met Russisch op school.
Miroslav glimlacht.
“De meeste leraren kennen wel meer dan twintig woorden
Russisch, maar er zijn inderdaad maar weinig mensen die deze
taal behoorlijk leren spreken”, vertelt hij.
|
|
|
Moldau
in Praag |
|
keien
en tramrails: welkom in Praag! |
|
rond
het Oude Stadsplein |
|
|
datum |
van |
naar |
overnachting |
22-07-84 |
Praag |
Vyskytna v.v. per bus |
logeren bij de Litomisky's |
|
|
Jan
Zondagochtend om kwart voor zes loop ik met Miroslav naar het
metrostation. Hij geeft me de laatste instructies. Feilloos
leer ik Vyskytna, het dorp waar Jan woont, uit te spreken: Wieskietna,
met de klemtoon op de laatste lettergreep. Verder raadt hij
me aan om, als ik ergens aangehouden zou worden, te zeggen dat
het geld dat ik bij me heb een gift van hem voor zijn neef is.
De vorige avond heeft Miroslav het geld van Amnesty omgewisseld
in Tsjechische kronen. Zwart wisselen is verboden en een buitenlander
moet altijd aan kunnen tonen hoe hij aan zijn Tsjechische geld
is gekomen. Door zwart te wisselen heb ik haast driemaal zoveel
kronen gekregen als bij een Tsjechische bank mogelijk was geweest,
maar wel zonder wisselbewijs.
Bozena had op mijn vraag of Jan voldoende geld had voor alles
wat hij nodig had, geantwoord dat hij genoeg had om van te kunnen
leven.
“Mijn zoon is erg zuinig”, voegde ze er
aan toe. Ik begreep dat het geen vetpot was.
Na een busrit van ruim drie uur stap ik uit in Vyskytna. Bozena
staat al bij de bushalte te wachten. Het is half tien. Jan zal
pas om elf uur komen omdat hij zich nog moet melden bij de politie.
Met Bozena loop ik door het landelijke dorp naar Jans huis.
Hier heeft hij ook voor zijn arrestatie gewoond. Bozena vertelt
dat ze, nu haar zoon weer uit de gevangenis is, haast altijd
bij hem woont omdat hij anders alleen is en geen fatsoenlijke
maaltijden bereidt. Het Frans praten lijkt vandaag makkelijker
te gaan dan gisteren; we babbelen rustig voort.
Bozena haalt een paar grote pakken uit de kast, boordevol post,
honderden kaarten en brieven. Overal vandaan maar grotendeels
uit Nederland. Ik herken enkele brieven die door ons gestuurd
zijn. De meeste Nederlandse post komt van leden van hervormde
kerken, waarschijnlijk omdat Jan zelf actief is in een protestantse
kerk. Ik zie veel kaarten met religieuze teksten. Ik probeer
me voor te stellen wat voor mensen deze kaarten hebben gestuurd
en vraag me af of zij ook kaarten zouden sturen naar andere
politieke gevangenen. Aan de ene kant is het heel ontroerend
om te zien hoeveel mensen betrokken zijn bij deze zaak, aan
de andere kant vraag ik me af of dezelfde mensen ook kaarten
zouden sturen aan een veroordeelde vakbondsactivist in Turkije
of een dienstweigeraar in Zwitserland.
Bozena vertelt dat ik de eerste buitenlander ben die haar zoon
komt bezoeken sinds hij in februari vrijgekomen is.
“Het is erg belangrijk voor hem om te weten dat er
mensen met zijn geval bezig zijn”, zegt ze.
Tegen elf uur voel ik de spanning stijgen. Jan kan nu elk moment
komen. Hoe zou hij er uitzien? Buiten hoor ik iemand in een
hoog tempo over het grind lopen. De deur gaat open, Jan komt
binnen. Hij stelt voor om te gaan wandelen. Een goed idee, dan
breekt de spanning.
Jan spreekt behoorlijk goed Duits. In het begin is hij nog wat
gespannen, net als ik trouwens. Later zakt dit geleidelijk weg.
Terwijl we door het bos wandelen, vertel ik Jan over onze Amnesty
groep. Dat er verschillende groepen in diverse landen met zijn
geval bezig zijn, weet hij al. Waarschijnlijk hebben de mensen
van de Zwitserse groep, die Bozena vorig jaar hebben bezocht,
dit verteld. Zelf hebben we nooit geschreven dat we voor Amnesty
International werken omdat dit in Tsjechoslowakije een verboden,
ja zelfs ‘criminele’ organisatie is die het ‘socialisme’
zou ‘ondermijnen’. De Tsjechische autoriteiten doen
dan ook hun uiterste best om de indruk te wekken dat het werk
van deze organisatie geen enkele invloed op hun handelen heeft.
Ik vertel ook wie Els, Rita en Irène zijn en wat ze doen.
Hij zegt dat hij zich een tijdlang heeft afgevraagd wie Els
zou zijn, onder wier naam we onze brieven naar zijn moeder stuurden.
Jan vertelt dat hij er zelf over heeft gedacht om met een aantal
mensen als Amnesty groep te gaan werken, maar dat ze inzagen
dat dit in Tsjechoslowakije niet realistisch zou zijn.
We praten verder over Jans beperkte bewegingsvrijheid. Behalve
dat hij bijna geen mensen kan bezoeken, is het voor hem ook
een gevoelig iets dat hij niet naar zijn eigen kerk kan gaan
die in een naburig dorp staat. Tussen dat dorp en Vyskytna loopt
een beek die de administratieve grens vormt tussen Zuidoost
Bohemen en West Moravië; deze beek mag hij niet oversteken.
Vanaf de heuvels kunnen we het volgende dorp goed zien liggen.
Gek idee dat Jan daar niet heen kan gaan.
“Toch is deze situatie altijd nog oneindig veel beter
dan de gevangenis”, zegt hij.
Wanneer we terug zijn voor het middageten, valt mijn oog op
een boek dat ik ’s ochtends ook al had zien liggen. Het
is de Tsjechische vertaling van Alexander Solzjenitsins ‘Goelag
Archipel’. “Printed in Switzerland”, staat
op de achterkaft.
“Dit komt vast niet uit de plaatselijke boekhandel”,
zeg ik tegen Jan.
Hij glimlacht en zegt dat dit boek hem erg aanspreekt omdat
hij veel van de erin beschreven situaties herkent, zoals het
systematisch ondervoeden van gevangenen en het opsluiten van
gewetensgevangenen samen met ‘echte’ criminelen.
Ook ziet hij verschillen tussen zijn eigen gevangenistijd en
de beschrijvingen van Solzjenitsin: daar wordt ook buiten de
gevangenis honger geleden, wat in Tsjechoslowakije niet het
geval is.
Ik begin het een en ander te begrijpen. Ik denk dat het voor
Jan veel belangrijker is dat hij dit boek in zijn eigen huis
kan lezen, met het risico van een huiszoeking, dan dat hij een
risicoloos leven leidt door zich braaf aan de regeltjes te houden.
Dit laatste zou immers een overgave betekenen aan een paranoïde
systeem dat zijn eigen tegenstanders creëert door mensen
met een zekere eigenzinnigheid bij voorbaat als onaangepast
en dus gevaarlijk te beschouwen.
|
|
|
|
|
Jan met zijn moeder
|
|
straatje
in Praag |
|
|
|
|
Ik
denk aan Jans activiteiten voor zijn arrestatie: het ondertekenen
van Charta ’77, zijn lidmaatschap van VONS (organisatie
voor de verdediging van ten onrechte vervolgden), het discussiëren
over filosofische en theologische onderwerpen, het in huis hebben
van boeken als 'Haalt de Sovjetunie 1984'. Goed voor
drie jaar gevangenis en twee jaar politietoezicht.
Ik vertel dat ik onderweg ben naar Polen en vraag hem hoe hij
denkt over de huidige situatie daar. Jan vindt dat de Polen
het ook nu nog stukken beter hebben dan de Tsjechen als het
gaat om het openlijk kunnen uiten van hun ongenoegen. Via radiozender
‘The voice of America’ heeft hij gehoord dat de
meesten van de gevangen Poolse vakbondsleiders zijn vrijgelaten.
“Wordt hier ook veel geluisterd naar de West-Duitse
en Oostenrijkse radio?”, vraag ik.
“Dat gebeurt wel, maar die zijn voor de Tsjechen moeilijker
te volgen omdat alles in het Duits is. De Voice of America zendt
uit in diverse Midden-Europese talen.”
Ik vraag of Jan niet liever naar Duitstalige zenders zou willen
luisteren vanwege een evenwichtiger berichtgeving. Ik verdenk
de speciaal op Oost Europa gerichte zenders van een nogal eenzijdige
pro-Amerikaanse berichtgeving. Jan zegt niet de indruk te hebben
dat de ‘Voice of America’ propagandistisch is. Toch
heb ik mijn twijfels; het is immers aantrekkelijk om nieuws
dat je graag hoort als waarheid te beschouwen.
’s Middags lopen we naar de beek die de grens vormt van
het district waarin Vyskytna ligt. Heel even steken we over,
om twintig meter verder weer een andere weg in te slaan, terug
naar Vyskytna. Ik vraag me af wat er zou zijn gebeurd als een
agent zou hebben gezien dat Jan enkele seconden in verboden
gebied gelopen had. Wellicht niks, misschien een hoop gedonder.
Ik vermoed dat het Jan net zo koud laat als de waarschuwingsborden
voor het militaire oefenterrein mij een paar dagen geleden lieten.
Toch blijft het spannend.
Jan vraagt mij over de bedoelingen van de Nederlandse vredesbeweging.
Ik vertel hem er het een en ander over. Hij blijkt er nogal
negatief over te denken.
“In een artikel van een Franse auteur heb ik gelezen
dat veel bewegingen in het hedendaagse West-Europa te vergelijken
zijn met bewegingen in de jaren dertig, toen velen dachten dat
de nazi’s niet echt van plan waren een oorlog te gaan
voeren”, zegt Jan.
Ik probeer uit te leggen dat de vredesbeweging niet is gegroeid
omdat we de Russen ineens zo aardig zijn gaan vinden maar omdat
we de Amerikanen niet meer vertrouwen met hun haast onbegrensde
geloof in hun militaire macht en waanideeën om een beperkte
kernoorlog in Europa te gaan voeren. Jan werpt tegen dat de
harde Amerikaanse lijn wel resultaat heeft.
“Wat voor resultaat dan?”, vraag ik.
“Dat Polen geen tweede Afghanistan is geworden.”
Ik denk dat dat eerder aan de Polen zelf te danken is, die zich
met alle mogelijke middelen tegen een Russische inval zouden
hebben verzet. Daar zitten ze in Moskou niet op te wachten,
één Afghanistan is genoeg. Overigens zouden de
Amerikanen een Russisch ingrijpen met beide handen hebben aangegrepen
als propagandamiddel, maar verder zouden de Polen het zelf op
hebben moeten knappen, net als de Tsjechen in 1968 en de Hongaren
in 1956.
“De Afghanen krijgen toch Amerikaanse steun?”,
sputtert Jan tegen.
“Ik heb gelezen dat de Afghanen voornamelijk Russische
wapens gebruiken die ze buitgemaakt hebben en dat ze verder
meer steun hebben aan Allah dan aan Reagan. De Amerikanen hebben
immers geen belang bij een snelle beëindiging van de oorlog
in Afghanistan. Ze zien maar al te graag dat het Rode Leger
net zo hopeloos verstrikt raakt in deze oorlog als zijzelf destijds
in Vietnam”, zeg ik.
Ik vertel Jan dat ik niet inzie hoe je met de huidige confrontatiepolitiek
een einde kunt maken aan de onderdrukking in Oost-Europa. Amerikaanse
raketten worden beantwoord met Russische raketten en niet met
diep berouw van het Kremlin over de wijze waarop de Sovjet Unie
met haar naaste buurlanden omspringt.
“Voor de vredesbeweging zal het wel onontkoombaar
zijn het hoofd te buigen over de vraag hoe je de Russen uit
onder andere Tsjechoslowakije wegkrijgt zonder in een oorlog
verzeild te raken”, zeg ik. Jan zwijgt, ik denk dat
hij ook geen pasklare oplossing voor dit vraagstuk heeft. Zijn
positieve houding ten opzicht van de Amerikaanse politiek is
begrijpelijk na alles wat hij ondergaan heeft. Ook zullen de
uitzendingen van de ‘Voice of America’ zijn zienswijze
wel hebben beïnvloed. Zelf zegt hij dat in de Tsjechische
pers de West-Europese vredesbeweging erg opgehemeld wordt, wat
natuurlijk ook een reden tot wantrouwen is.
Ik herinner me een discussie in de Volkskrant tussen onder andere
Ed Nijpels en Jan Minckiewicz, die Solidarnosc in Nederland
vertegenwoordigt. Deze Pool legde uit dat oppositiebewegingen
in Oost-Europa weinig opschieten met de huidige confrontatiepolitiek
van de NAVO. Ik speel met de gedachte om dit artikel een keer
in het Duits vertalen en via een koerier naar Jan door te spelen.
Het contact tussen de West-Europese vredesbewegingen en de Oost-Europese
oppositie is minimaal en daarin moet verandering komen.
Na de middagwandeling geef ik Jan het geld van Amnesty. Ik heb
niet gezegd hoeveel het is, ik vond het vervelend om erover
te praten. Wel heb ik hem gevraagd of hij nog financiële
problemen had als gevolg van zijn gevangenisstraf. In Tsjechoslowakije
is het namelijk gebruikelijk dat veroordeelden de kosten van
hun straf terugbetalen aan de staat.
Jan vertelt dat hij tijdens zijn gevangenisstraf met het verrichten
van werk de kosten kon dekken en dat hij zelfs nog zestienhonderd
kronen had weten te sparen. Ik reken uit dat dit volgens de
toeristenkoers ongeveer vierhonderd gulden is, volgens de handelskoers
amper honderdveertig gulden. Hier is dat een half maandloon.
“Ik ken genoeg mensen die na hun straftijd in geldnood
zijn gekomen”, zegt Jan. “Zelf heb ik het
er betrekkelijk gunstig afgebracht.”
De tijd dringt. Om vier uur vertrekt de bus naar Praag. Ik maak
een foto van Jan en Bozena. Wanneer we afscheid nemen, zie ik
aan Jans gezicht dat hij een brok in zijn keel heeft. Ook mij
heeft deze dag niet onberoerd gelaten. Ik bijt op mijn lip en
stap in de bus.
’s Avonds vraag Miroslav of ik veel met jan heb kunnen
bepraten.
“Je zult wel gemerkt hebben dat het probleem met Jan
meer psychisch is dan financieel”, zegt hij.
Na het eten en een comfortabel bad schrijf ik de brieven die
ik voor andere mensen meegenomen heb. Eén brief vertaal
ik in het Duits. De andere heeft Marjan uit Diemen in het Frans
vertaald voordat ik wegging. De tekst hiervan was zo gewijzigd
dat deze door kon gaan voor een brief aan mij van een Franse
vriendin. Toch is het overschrijven en corrigeren nog een hele
klus. Miroslav zal de post verzenden.
|
|
|
Karelsbrug
in Praag |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
23-07-84 |
Praag |
Sklarska Poręba |
125 km |
wild slapen in bos |
|
|
Op
weg naar Polen
Ik neem afscheid van Miroslav en zijn vrouw en doorkruis nog
eenmaal de stad met zijn vele torens en bruggen. Tot ziens Praag,
dat het weer gauw lente mag worden in je parken, straten en
huizen…
Het is een fijn gevoel om weer te fietsen. De golf van indrukken
en emoties van de laatste dagen is uitputtend geweest. Rust
en ruimte om me heen zijn meer dan welkom. De frisse wind, koele
naaldwouden en dromerige dorpjes geven genoeg energie om de
honderdvijftig kilometer naar de grens te fietsen.
Eén keer wordt de rust verstoord als een lange colonne
soldaten voorbijkomt. Tientallen legertrucks passeren, volgeladen
met hele jonge Russische jongens, de meesten zullen niet veel
ouder zijn dan achttien jaar. Kortgeknipte hoofden, strakke
blikken. Een enkeling speelt gitaar. Niemand zingt of praat.
Ze wachten af waar ze heen zullen gaan en wat er zal gebeuren.
Ze wachten af tot ze weer terug mogen keren in Moskou, Kiev,
Moermansk of Irkoetsk. |
|
|
winkels
op het Tsjechische platteland
|
|
|
Beren
en wolven
’s Avonds laat bereik ik de grens. Tsjechische en Poolse
douanekantoren staan broederlijk naast elkaar, blijkbaar gebouwd
in de tijd dat het nog koek en ei was tussen de twee landen.
Ik denk aan het verhaal van Miroslav over een wandelroute die
over de grens liep. Zowel Polen als Tsjechen konden zonder grensoverschrijding
hierover lopen. Daarom heette dit het ‘pad van de
Pools-Tsjechische vriendschap’. Enkele jaren geleden
is de grens echter stevig vergrendeld. Het voetpad is nu afgesloten;
Tsjechen en Polen kunnen niet meer zonder een zeer lange mars
langs vele instituten elkaars landen bezoeken.
Het is tegen middernacht wanneer ik Polen binnenrij. Het is
aardedonker. Slechts de toppen van de hoge naaldbomen zijn zichtbaar
in het vage schijnsel van de heldere sterrenhemel. Het licht
van mijn koplamp is net genoeg om op het allerlaatste moment
de kuilen in het wegdek te ontwijken. Na een kwartier fietsen
wordt het dichte naaldwoud even onderbroken door een open plek.
Ik zet mijn fiets tegen een boom, leg mijn matje in het gras,
rol mijn slaapzak uit en val als een blok in slaap. Later zal
een Pool mij vertellen dat er nog enkele beren en wolven leven
in dit uitgestrekte bergland en dat er vorig jaar nog een koe
is verslonden… |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
24-07-84 |
Sklarska Poręba |
Wrocław |
160 km |
camping |
|
|
|
blik
op het Reuzengebergte vanuit Polen
|
|
marktplein
in Jelenia Góra |
|
rij
voor winkel |
|
overal
zie je kinderen op straat |
|
Slag
om Arnhem
Ik word vroeg wakker. Het is ijzig koud. Dat krijg je als je
op zevenhonderd meter hoogte zonder tent in het gras gaat liggen!
Uitgeslapen voel ik me niet, maar het idee dat ik alleen de
slaapzak hoef op te rollen en dat ik de eerste twintig kilometer
constant bergafwaarts kan rijden, geeft me de moed om ’s
ochtends om half zeven met een nuchtere maag en loden benen
op mijn fiets te springen.
Na enkele uren bereik ik de eerste stad van enige omvang: Jelenia
Góra. Daar valt mijn oog op een kraampje met vers fruit,
het eerste van de vele stalletjes die ik nog tegen zal komen.
De verkoper vraagt wat ik wil hebben.
“Nie rozumiem”, zeg ik en wijs op de appels
en kersen. Een klant naast mij begint in het Duits te praten
en biedt zich aan als tolk. Ik zeg hem waar ik vandaan kom en
waar ik heen wil gaan. De man vertelt me dat hij in de oorlog
in Nederland is geweest en de slag om Arnhem heeft meegemaakt.
Hij leert me enkele nuttige Poolse uitdrukkingen goed uit te
spreken en adviseert me een Poolse reisgenote te zoeken die
me meer Pools kan leren. Dit lijkt me een uitstekend idee: ik
zal uitkijken naar een Poolse fietsster!
De fruitverkoper vind het best amusant en geeft me nog eens
een kilo tomaten en aardbeien mee. Verrast door zoveel hulpvaardigheid
ga ik op het marktplein op mijn gemak genieten van het verse
fruit en de levendige taferelen die deze stad biedt.
Op de stoepen rond het plein handelen vrouwen in verse groenten,
kleding en kunstvoorwerpen. Een paard trekt een wagen, volgeladen
met kolen en drie mannen met beroete hoofden op de bok. Lange
rijen mensen staan buiten te wachten om vlees, drank of ijs
te kopen; en overal zie je spelende kinderen, veel meer dan
in Tsjechoslowakije.
Wanner ik terugloop, zie ik een man voorovergebogen naar mijn
fiets staan kijken. Dat zal nog vaker gebeuren: driedelige kettingbladen
zie je in Nederland al niet veel, in Polen helemaal niet. |
|
|
mijn
fiets trekt aandacht |
|
|
|
|
wegwijzer in Jelenia
Góra |
|
autobahn
uit het Derde Rijk |
|
|
Pools
platteland |
|
|
Wrocław
Ik fiets verder naar Wrocław, de grootste stad van Silezië,
dat tot 1945 een deel van Duitsland was. Wrocław heette
toen Breslau en werd tot het bittere einde verdedigd door de
nazi’s, ook nadat het Rode Leger het omringende gebied
allang in bezit had genomen. Het resultaat was dat van deze
stad niet veel meer dan een smeulende puinhoop overbleef.
Dat dit gebied nog maar veertig jaar Pools is, is alleen te
zien aan de oudere huizen, die groter en statiger zijn dan de
naoorlogse woningen. Veel oude huizen zijn hier verwaarloosd,
sommige staan leeg of zelfs op instorten. Het onderhoud is blijkbaar
niet op te brengen door de huidige bewoners. Ook uit de Duitse
tijd komt de autobahn die Breslau ooit met Berlijn verbond.
Veel verkeer komt er nu niet langs; in alle rust fiets ik tien
kilometer over het verwaarloosde beton uit de jaren dertig.
Het platteland is hier heerlijk chaotisch. Kippen, ganzen, geiten,
katten, honden en kinderen lopen af en aan over de met paardenstront
bedekte keienwegen. Af en toe wordt de rust verstoord door een
langsdenderende paardenkar of autobus: dan vlucht alles de berm
in om na een korte tijd van luid gekakel, geschreeuw en gefladder
weer tevoorschijn te komen uit de zich snel oplossende wolken
van stof en veren.
’s Avonds bereik ik Wrocław: een grote stad met eindeloos
veel grauwe hoge woonblokken en overal opgebroken straten en
wegomleggingen. Na lang zoeken en voortdurend balanceren tussen
kuilen en tramrails in de schaars verlichte straten vind ik
de camping. Tot mijn verwondering heb ik deze dag weer honderdzestig
kilometer gefietst. Moe van zoveel indrukken en kilometers op
een dag zoek ik een plekje voor mijn tent. |
|
|
in de straten van Wrocław
|
|
|
Dzjips
Als ik mijn tent op wil zetten, komt een man naar me toe. Hij
vraagt iets in het Pools.
“Nie rozumiem”, zeg ik, waarna hij doorgaat
met het afsteken van zijn verhaal, rijkelijk aangevuld met gebaren.
Hoewel ik er niks van versta, begrijp ik dat het een vreemd
verhaal moet zijn. De man maakt me duidelijk dat hij een plekje
zoekt om te slapen. Ik doe alsof ik hem niet begrijp.
Na een tijdje komen enkele jongens naar me toe die het hele
tafereeltje hebben gadegeslagen. Een van hen spreekt Engels
en legt uit dat deze man graag een plekje in mijn tent wil hebben.
Ik voel er weinig voor om weer een nacht slecht te slapen en
zeg dat mijn tent te klein is voor twee mensen plus mijn bagage.
Gezien de lichaamsomvang van de dakloze Pool moet dit toch een
overtuigend argument zijn. Bovendien heeft hij een deken bij
zich en is het droog weer, zodat hij best wel buiten kan slapen.
De man probeert me te vermurwen met een fles wodka, de enige
bagage – naast de deken – die hij bij zich heeft.
Ik wil niet al te bot zijn en neem een klein teugje.
“Dziękuje”, zeg ik.
“Hij is geen Pool”, zegt een van de jongens
onmiddellijk.
“Wat is hij dan wel?” De jongens proberen
het uit te leggen.
“Hij is een, hoe heet zoiets, hij is een…dzjips.”
“Ah, you mean a gipsy?”
De man blijkt inderdaad een zigeuner te zijn. Voor een Pool
kan een zigeuner geen Pool zijn, ook al is het iemand die in
Polen geboren en getogen is.
De tipsy gipsy loopt verder naar een andere tent. De deken hangt
over zijn rechterschouder en in zijn linkerhand bungelt de fles.
Wanneer ik wil gaan slapen, komt hij nog een keer langs, maar
ik laat me niet vermurwen. Dan rolt hij zich in zijn deken en
gaat naast mijn fiets liggen. Toch wel een beetje zielig. Maar
als ik even later het gerochel en gezaag van de slapende dzjips
hoor, ben ik dolblij met mijn bescheiden dubbeldaks geluidswalletje!
|
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
25-07-84 |
Wrocław |
Milizc |
65 km |
wild kamperen |
|
|
|
bossen en vakwerkkerk bij Milicz
|
|
Winkelen
Winkelen in Polen is een onvergetelijke ervaring! Wanneer ik
in Wrocław boodschappen ga
doen, is een winkelcentrum gauw gevonden: niet de gebruikelijke
reclameborden en neonletters maar lange rijen wachtende mensen
met tassen in hun handen. Snel kom ik erachter dat succesvol
winkelen hier moet voldoen aan twee voorwaarden: je moet beslist
geen haast hebben en van tevoren bepalen wat je wilt kopen,
dan lukt het wel.
Tot mijn opluchting zijn de langste rijen hier voor vleeswaren,
die heb ik niet nodig. De op een na langste rij is meestal voor
de drank. Voor veel Polen lijkt een uur lang in de rij staan
minder erg dan een weekend zonder wodka. Veel korter is de rij
voor zuivel. Een stuk kaas is in tien minuten gekocht. Melk
kun je meestal zelf pakken, boter is echter op de bon. Meestal
koop ik op reis geen boter omdat het de neiging heeft mijn hele
hebben en houden met een ranzige laag jus te bedekken. Nu er
dan eindelijk eens zo’n koude zomer is dat boter zich
met een kaasschaaf in plakjes laat snijden, zit ik natuurlijk
in Polen!
Brood is er volop. Hier heb ik zelfs compacte rechthoekige bruine
broden gezien die sprekend lijken op het brood van Hartog, mijn
favoriete bakker. Diep ontroerd geniet ik van een dikke snee
van dit brood met een dikke laag heerlijk stinkende Poolse kaas
erop.
Dan probeer ik de Poolse karnemelk, of wat daar voor door moet
gaan. Dit is een drabje dat er uitziet als kots met watten erin,
ongeveer zoals de mislukte kwarkcreaties die ik wel eens maak.
Bij de kassa hadden ze me nog met afwijzende gebaren gewaarschuwd,
maar mijn nieuwsgierigheid was groter dan mijn visuele afkeer.
Ik heb het geweten! Na een gulzige slok wringt het zure bocht
zich bijtend door mijn keel. Urggh! Toch staat het elke dag
in de Poolse winkels. Zouden de schappen hier nooit worden leeggehaald?
Verder getuigen de verpakkingen hier van een groot improvisatietalent.
Als de witte flessen op zijn, gaat de melk gewoon in bruine
flessen, zijn de doppen op of stuk, dan worden de flessen zonder
dop verkocht. Teksten op pakken zijn sober en alleen in het
Pools, dus is het lastig te doorgronden wat erin zit. Gelukkig
is een op de tien verpakkingen zo beschadigd, dat de inhoud
spontaan naar buiten komt. In veel winkels moet je echter zeggen
wat je hebben wilt. Mlèko, chleb, ser, miód, herbatniki
(melk, brood, kaas, honing, biscuitjes), na een paar dagen kan
ik het dromen.
Na alle verhalen over de kommer en kwel in Polen die je bij
ons hoort, vind ik het meevallen. In Roemenië was het twee
jaar terug veel erger: daar kon je geen melk en kaas krijgen
en was het soms moeilijk om aan brood te komen. Over Roemenië
hoor je echter niet veel, blijkbaar ligt dat al te ver van ons
bed. |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
26-07-84 |
Milizc |
Powídz |
155 km |
camping |
|
|
|
versierde
graven |
|
rails met keien en aftands treintje |
|
kaart
met exportlanden voor fabriek |
|
Wojtyla’s
paradijs
Polen is heel anders dan Tsjechoslowakije. Naar het noorden
toe wordt het land steeds vlakker en weidser; bergen en heuvels
maken plaats voor brede, traag stromende rivieren en uitgestrekte
meren.
Opvallend zijn de ontelbare beelden en monumenten in dit land.
Mariabeelden, kruizen en oorlogsmonumenten worden hier zorgvuldig
onderhouden en steeds van verse bloemenkransen voorzien. Begraafplaatsen
springen in het oog door de vele grote blinkende grafstenen
met allerlei soorten kruizen erop, omringd door bloemen. Mariabeeldjes
worden versierd met slingers in allerlei kleuren. Op kerken
prijken levensgrote portretten van Wojtyla, de legendarische
Poolse paus die in zijn geboorteland de populariteit geniet
van een levende heilige: daar kunnen Marx en Lenin niet aan
tippen!
Meer dan in andere landen lijkt het Poolse leven zich op straat
af te spelen. Ruzies worden zonder schroom met volumerijke woordenstromen
op de stoep uitgevochten. Ook gokpartijen met kaarten en geld
schuwen de buitenlucht niet, om maar te zwijgen van de eindeloze
klachtenstroom over de grote oosterbuur, die men graag kwijt
wil aan een fietsende buitenlander; ik heb werkelijk geen goed
woord gehoord over die arme Russen.
Daar hebben ze het dan ook wel naar gemaakt. Behalve de al eeuwenoude
vijandschap tussen Polen en Rusland, die al bestond in de tijd
dat Catharina de Grote het initiatief nam om Polen te verdelen
onder Rusland, Duitsland en Oostenrijk, zijn er nog minstens
drie redenen waarom de Polen lak hebben aan de ‘eeuwige
onverbrekelijke socialistische vriendschap met de USSR’,
zoals dat hier officieel heet.
De eerste is het verdrag dat in 1939 werd gesloten tussen Duitsland
en Rusland, waarbij Polen opnieuw verdeeld werd. De tweede is
de ontdekking door de Duitsers in 1943 van een massagraf met
duizenden omgebrachte Poolse officieren. Dit verklaarde waarom
zo weinig Poolse militairen die in 1939 naar het oosten waren
gevlucht voor de overwinnende Duitsers, door de Russen waren
vrijgelaten. De derde reden is de houding van de Sovjet Unie
tegenover de opstand van Warschau. In de zomer van 1944, toen
het Rode Leger al vlakbij Warschau stond, brak in deze stad
een opstand uit tegen de Duitsers. Het verzet dat deze opstand
had ontketend, steunde de niet-communistische Poolse regering
in ballingschap. Stalin had dit ook in de gaten en liet het
Rode Leger toezien hoe de Duitsers de opstand na twee maanden
strijd wisten te onderdrukken.
De officiële geschiedenisboeken zullen het hier wel anders
uitleggen, maar er zijn gebeurtenissen die niet opgeschreven
hoeven te worden om generaties lang in het geheugen van de Polen
te blijven zitten. |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
27-07-84 |
Powídz |
Swiecie |
155 km |
wild kamperen in berm |
|
|
|
brug
over de Wisla in Toruń
|
|
|
|
|
|
winkelstraat
in Toruń |
|
Thee
Op een avond vind ik een bankje op een sfeervol pleintje. Ik
ga zitten om wat te eten. Terwijl ik brood aan het snijden ben,
komt een oude vrouw op me af. In haar ene hand draagt ze een
kopje en een suikerpot, in de andere een pot thee. Ze had me
vanuit haar huis zien zitten en dacht dat ik vast wel trek zou
hebben in een warme kop thee!
Terwijl ze naast me zit vertelt ze dat ze tweeëntachtig
jaar oud is, maar af en toe nog fietst in de omgeving. Vroeger
heeft ze lange tochten gemaakt.
“Toen ik je zag zitten, dacht ik: daar zit een collega”,
vertelt ze in het Duits.
Ik besef dat ik nu dan toch een Poolse fietsster heb gevonden!
Even lijkt de dubbele generatiekloof te vervagen als ze vertelt
over haar jeugd in de ‘kaiserzeit’. Wanneer ze met
de lege theepot terug naar huis loopt, bedenk ik een tikkeltje
weemoedig dat ik in zekere zin zestig jaar te laat ben gekomen.
|
|
|
reflectie in regenplas |
|
schemering
|
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
28-07-84 |
Swiecie |
Sztum |
115 km |
wild kamperen |
|
|
|
brug
over Wisla |
|
stuwwal
langs de Wisla |
|
vervallen
boerderij |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
29-07-84 |
Sztum |
Gdansk |
80 km |
camping |
|
|
Gdansk
Achttien dagen na mijn vertrek uit Amsterdam rij ik Gdansk binnen,
mijn voorlopige eindbestemming en een van de meest roemruchte
steden in Polen. Ooit was hier het centrum van de Oostzeehandel,
later was Gdansk een twistappel tussen Duitsers en Polen en
de allereerste stad die door de Tweede Wereldoorlog getroffen
werd. Na de oorlog was Gdansk het centrum van arbeidersverzet
en de geboorteplaats van Solidarnosc.
In de binnenstad word ik getroffen door de gelijkenis met Amsterdam.
Zeventiende-eeuwse koopmanshuizen, die na de oorlog weer zijn
hersteld, staan rond het grote plein voor het statige stadhuis.
Het plein is zwart van de toeristen, dagjesmensen en zeelieden,
die kijken naar de schitterende gevels, luisteren naar de straatmuzikanten
of zoeken naar andere geneugten die ze in de vele hoeken en
gaten van de stad hopen te vinden. Hier lopen dezelfde overjarige
hippies rond die je op het Damrak ziet, ook een enkele punker
ontbreekt niet. Louche figuren spreken me zachtjes aan: niet
of ik hasj wil kopen, maar of ik wil ‘tauschen’.
Overal kun je schilderijen van oude en nieuwe stadsgezichten
kopen, een portret laten tekenen of de toekomst laten voorspellen.
“The answer my friend, is blowin’ in the wind”,
galmt het ijl van onder een poort. Heb ik daar nu tweeduizend
kilometer voor gefietst?
Toch is ook direct duidelijk dat dit Polen is. Het ontbreken
van grote warenhuizen en fel verlichte winkelstraten, de rijen
in de sobere voedselwinkels, de gammele trams die naar troosteloze
buitenwijken rijden, waar de bij ons zo verguisde betonblokken
uit de jaren zestig nog in grote aantallen uit de grond worden
gestampt, de kolenboer die een lading antraciet open en bloot
voor de huizen van zijn klanten deponeert: het lijkt of de klok
meer dan dertig jaar is teruggezet, maar het is Polen anno 1984.
Karakteristiek is de groentemarkt met de aangrenzende overdekte
markt. Buiten wordt volop gehandeld in verse groenten, fruit,
vlees, kruiden en paddestoelen met de meest grillige vormen.
In de hallen zijn waren te koop die je nergens anders kunt krijgen,
zoals jeans, chocola en zuidvruchten. Een spijkerbroek kost
zesduizend zloty, dat is volgens de toeristenkoers rond de tweehonderd
gulden. Voor een kilo rozijnen moet je vijftig gulden neertellen.
Zelfs een pak echte Nederlandse hagelslag kun je hier voor ongeveer
een tientje krijgen!
Voor het eerst zie ik nu ook af en toe mensen met bepakte racefietsen
voorbij gaan. De meesten komen uit West-Duitsland, zoals bijna
alle buitenlanders hier: Oost-Duitsers, Tsjechen en Russen mogen
immers niet naar Polen reizen. Voor de Polen zelf is de fiets
als transportmiddel voor een vakantie niet populair. Toch zie
ik ook Polen op snelle fietsen rijden en heb ik ook fietstassen
gezien. Ik denk dat een fietsvakantie hier nog wordt beschouwd
als iets voor armoedzaaiers en masochisten.
Zo sprak ik laatst een Pool die dacht dat ik achttien jaar oud
was. Zo jong zie ik er toch niet meer uit? Ik begreep zijn gedachtegang
wel: iemand die de vijfentwintig is gepasseerd, hoort in Polen
achter een kinderwagen te lopen en in West-Europa op z’n
minst te dromen van een mercedes voor de deur.
|
|
|
|
|
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
30-07-84 |
Gdansk |
Sztutowo |
50 km |
vrijwilligerskamp Sztutowo |
|
|
Sztutowo
Ik blijf in de buurt van Gdansk om vrijwilligerswerk te doen
met een internationale groep, begeleid door enkele Poolse jongeren.
Ook dit is een wonderlijke ervaring.
De locatie is Sztutowo, bij een voormalig concentratiekamp uit
de Tweede Wereldoorlog dat nu een museum is. De Poolse begeleiders
wijzen ons de weg naar het strand, regelen uitstapjes, vertellen
hoe zij hun leven in Polen ervaren en zorgen ervoor dat ’s
avonds bij het kampvuur de wodka rijkelijk vloeit. Zij doen
dit vrijwilligerswerk in de hoop dat ze een uitreisvisum krijgen
voor een gelijksoortig project in het buitenland, bij voorkeur
in West-Europa. Voor mij is het een manier om meer van dit land
te ontdekken en interessante mensen te ontmoeten, wat diepgaander
dan tijdens het fietsen.
Het is de bedoeling dat we het terrein van het voormalige concentratiekamp
helpen opknappen. Zo geschiedt. Een paar weken lang zijn we
bijna dagelijks aan het schoffelen, wieden of vegen rond de
barakken van het kamp. Daarnaast verdiepen we ons in de gruwelijke
historie van deze plek. |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
30-07-84 |
Gdansk |
Sztutowo |
30 km |
vrijwilligerskamp Sztutowo |
13-08-84 |
Sztutowo |
Gdansk |
60 km |
camping |
|
|
|
markt in Gdansk |
|
gedenksteen
op Solidarnosc monument |
|
Solidarnosc
Twee weken later wil ik in de haven van Gdansk een ticket kopen
voor de boot naar Travemünde. Ik krijg te horen dat dit
nu niet kan: op maandag worden alleen kaartjes voor de boot
naar Zweden verkocht. Woensdagmiddag moet ik maar terugkomen.
Ik hoop dat het woensdag wel zal lukken en gebruik de resterende
tijd om nog meer rond te kijken in Gdansk.
Op de Plac Solidarnosci staat pal voor de ingang van de Leninwerf
een gigantisch monument dat gemaakt is van scheepsonderdelen.
Er zijn beeltenissen van dokwerkers op aangebracht en tal van
inscripties met steeds weer de jaartallen 1970 en 1980.
In 1981 werd dit monument door de vakbond Solidariteit opgericht.
Het herinnert aan de slachtoffers die zijn gevallen bij het
bloedig neerslaan van het arbeidersoproer in 1970 en aan de
oprichting van Solidariteit in 1980. Op talloze plekken is het
vignet van deze inmiddels verboden vakbond duidelijk te zien.
Overal rond het monument liggen verse bloemen. Sommige mensen
staan hier even stil voor een schietgebedje.
Waar ter wereld vind je zo’n groot monument voor een illegale
organisatie? Het is niet de enige tegenstrijdigheid die hier
geduld wordt. Zo kun je nu in alle postkantoren een postzegel
kopen met daarop vermeld: Olympische Spelen 1984, Los Angeles.
En dat terwijl Polen deze spelen boycot!
Navraag leert dat de zegel al gedrukt was toen Polen van de
Russen niet meer naar de Olympische Spelen mocht gaan. Moskou
heeft echter niks gezegd over de postzegel, zodat die gewoon
uitgegeven kan worden. In andere landen van het Warschau Pact
zou zoiets niet kunnen, maar in Polen haalt men de schouders
op. Het regime heeft hier toch allang geen enkele geloofwaardigheid
meer.
Tegen de avond dromt een grote menigte samen in en om de Mariakerk,
de grootste kerk van de stad. Ik krijg te horen dat de bisschop
van Gdansk gisteren is overleden en dat op dit moment een rouwplechtigheid
begint. De kerk is te klein om de duizenden belangstellenden
binnen te kunnen laten, waardoor velen de mis volgen voor de
openstaande zijdeuren van het kolossale bouwwerk.
Na het aanhoren van een redevoering begint de enorme menigte
ineens luidkeels te zingen, de wijde omgeving vullend met een
indrukwekkende galm, gevolgd door een droefgeestig ‘amen’,
waarna de een na de ander knielend voorover bukt.
Een mengeling van nieuwsgierigheid en verlegenheid met de situatie
heeft zich van mij meester gemaakt. Voor het eerst in mijn leven
maak ik van dichtbij een kerkdienst mee, en wat voor een! Aan
de ene kant voel ik dat wat hier gaande is, te vreemd voor mij
is om aan mee te kunnen doen, aan de andere kant wil ik ook
niemand kwetsen door onverschillig rechtop tussen de knielende
mensen te blijven staan, ook al is het buiten op straat. Ik
trek me terug naar een groepje mensen dat het hele gebeuren
belangstellend maar toch enigszins afstandelijk volgt. |
|
|
haven
van Gdansk |
|
Im
Westen nichts neues
Woensdag koop ik zonder problemen een bootkaartje voor tweehonderd
Duitse mark, een bedrag dat ik in Polen nog niet had uitgegeven.
Van Gdansk naar Travemünde is dan ook een heel stuk verder
dan bijvoorbeeld van Hoek van Holland naar Harwich.
Met gemengde gevoelens staar ik naar de steeds kleiner wordende
torens en kranen van de stad, tot de laatste glimp van de kust
samen met de zon achter de horizon is verdwenen. Dag Polen…
Op de boot praat ik met Helmut, die ik ’s middags bij
de veerhaven heb ontmoet. Ook hij heeft in Polen gefietst.
De meeste passagiers op de boot zijn West-Duitsers. Helmut vertelt
me dat hij al gesprekken heeft opgevangen over de ‘dreckigkeit’
van de Poolse hotels. Een Duitse vrijwilliger in Sztutowo had
me al verteld dat veel Duitsers hier niet komen uit belangstelling
voor Polen, maar om hun oude ‘heimat’ in het voormalige
Oost-Pruisen, Silezië of Pommeren te bezoeken en vervolgens
terug te keren met verhalen over de puinhoop die de Polen ervan
gemaakt hebben. Vaak hebben ze landkaarten van deze gebieden
met de oude Duitse namen erop. Een ander verschil met Poolse
kaarten is dat de voormalige concentratiekampen er niet op staan.
Ook op deze boot zitten zulke ‘heimatfahrer’. Ik
hoor hoe een luidruchtige familie de wijnglazen heft onder het
roepen van “Ostpreussen heil!” Hier op open zee
durven ze dat weer.
De volgende dag is de kust van de DDR te zien. Ik kan niet wennen
aan het idee dat ik deze bootreis moet maken omdat ik niet langs
die kust mag fietsen. Stel je voor dat je een boot van Vlissingen
naar Duinkerke moest nemen omdat je niet door België zou
mogen fietsen! Stilletjes koester ik de wens dat Oost-Duitsland
ooit nog eens bij Polen wordt gevoegd: dan kan ik via de kortste
weg naar Gdansk fietsen. Als de Polen dan ook nog de Sovjet
Unie erbij nemen, is het een peuleschil geworden om over land
naar het verre oosten te reizen!
In Travemünde neem ik afscheid van Helmut, die terugreist
naar zijn dorp in het Zwarte Woud. Zelf heb ik nog een week
fietsen voor de boeg, dus rij ik snel naar Lübeck, de eerste
westerse stad sinds vier weken.
Hier zie ik weer mensen in dure kleren en grote auto’s.
Iedereen lijkt hier wel haast te hebben. Ik loop een warenhuis
binnen met kleurrijke reclame. Ik zie rekken vol met tientallen
soorten deodorants, drank, zoutjes, minicomputers, walkmans
en videospelers. Het doet pijn aan mijn ogen. Ik koop een reepje
chocola en loop weer naar buiten. |
|
datum |
van |
naar |
afstand
|
overnachting |
16-08-84 |
Travemünde |
Schönberg |
55
km |
wild kamperen in weiland |
17-08-84 |
Schönberg |
Wohnste an der Aue |
110 km |
wild kamperen |
18-08-84 |
Wohnste an der Aue |
Bremen |
65 km |
logeren bij een deelnemer aan Sztutowo |
20-08-84 |
Bremen |
Altjührden |
100 km |
wild kamperen in bos |
21-08-84 |
Altjührden |
Emden |
90 km |
wild slapen op bankje in park |
22-08-84 |
Emden |
Groningen |
95 km |
logeren bij voormalige klasgenoot |
23-08-84 |
Groningen |
Petten |
185 km |
wild kamperen in de duinen |
24-08-84 |
Petten |
Velsen Zuid |
55 km |
logeren bij mijn ouders |
25-08-84 |
Velsen Zuid |
Diemen |
35 km |
|
|
|
|