-
Fantasiekaarten en een fietsimperium
 

Een tijdje terug vond ik een doos met kaarten uit mijn jeugd, die een indruk geven van waar ik toen fietste en wat ik toen zag. Ik ben vast niet de enige die als kind op een wegenkaart de routes ging markeren waar ik gefietst had. Rond mijn 14e begon ik hiermee. Op de kaart hieronder zie je dat mijn 'fietsimperium' in 1972 nog beperkt was tot een bescheiden spinnenweb rond IJmuiden, met een uitschieter naar Wieringen, waar mijn grootouders woonden. Met nog enkele 'koloniën' op Vlieland, Terschelling en Ameland, waar we enkele vakanties hadden doorgebracht en rond Ommen, waar mijn ouders dat jaar een vakantiehuisje hadden gekocht.

 
 
In de drie jaar daarna groeide het spinnenweb, werden Texel en Schiermonnikoog toegevoegd en kwamen er verbindingen met het gebied rond Ommen.
Op mijn 16e kocht ik een Tienertourkaart, een treinkaart waarmee je voor 30 gulden 10 dagen lang onbeperkt van het NS-net gebruik kon maken. Op dag 1 nam ik de trein naar Maastricht, waar ik een fiets (met terugtraprem en zonder versnellingen!) huurde om via de Mergellandroute naar het Drielandenpunt te fietsen. Op andere tienertourdagen maakte ik op een huurfiets tochtjes rond Winterswijk, op Walcheren en op Voorne. Ook herinner ik me dat ik toen in Delft ben geweest, waar ik uren in de bibliotheek van de Topografische Dienst heb doorgebracht.
Op mijn 17e fietste ik 10 dagen lang langs jeugdherbergen in Nederland en België.
 
 
Rond mijn 20e had ik in de meeste uithoeken van Nederland wel een keer gefietst. Ik kocht toen een fiets met 10 versnellingen en een tent, waarmee ik de rest van de wereld ging ontdekken. Nederland had ik nu wel gezien, dacht ik.
 
 
Als tiener ging ik in de weekends vaak fietsen, om mijn overtollige energie kwijt te raken en me even vrij te kunnen voelen. Meestal in mijn eentje, want ik kende niemand die net zo graag fietste als ik. Wat voor bezoekers van dit forum een vanzelfsprekende passie is, was in IJmuiden destijds iets uitzonderlijks.
Ik zat toen op de school die model heeft gestaan voor de roman 'Het Gym' van Karin Amatmoekrim en had het daar niet erg naar mijn zin. Als beelddenker haatte ik het eindeloos instampen van rijtjes en feitjes. Ook aan teamsporten had ik een hekel gekregen dankzij een hork van een gymleraar. En wat verder voor doorsnee tieners belangrijk hoort te zijn, interesseerde me ook niet echt.
Ik vond troost in mijn fantasie en ging vaak naar buiten. Urenlang kon ik wegdromen op het strand. Van zand bouwde ik complete steden. Ook creëerde ik mijn eigen deltawerken in de geultjes die bij laag tij tussen de zandbanken ontstonden. Verder hield ik bij wat voor weer het was geweest en legde dat in grafieken vast.
De meeste tijd die ik op mijn kamer doorbracht, besteedde ik echter aan het tekenen van fantasiekaarten; van gebieden die niet bestonden, maar wel leken op mijn 'fietsimperium'. Deze kaarten kon ik snel onder een stapeltje schoolboeken schuiven, wanneer mijn moeder met een kop thee de trap op kwam om te controleren of ik huiswerk aan het maken was.
Dit heeft een jaar of vijf geduurd, tot ik 19 was. Toen wilde ik zo graag van school af en weg bij mijn ouders, dat ik met frisse tegenzin mijn diploma ben gaan halen. Een jaar later ging ik studeren en raakte ik opnieuw verslingerd aan dingen die weinig met mijn studie hadden te maken. Zoals fotograferen en truien breien. Met die truien ging het net als met de fantasiekaarten; na een jaar of vijf was ik er klaar mee. Gelukkig ben ik nooit gestopt met fietsen en fotograferen.

Een stuk of 20 fantasiekaarten heb ik bewaard. Sommige zijn niet groter dan een A4-tje, andere zijn enkele meters lang. Eerst tekende ik vooral met viltstift, later met zwarte inkt en kleurpotloden. De eerste kaarten waren grove schetsen, later was er veel meer detail te zien

 
 
De simpelste kaart is een schets van enkele vestingsteden met wat vage potloodstrepen eromheen. Hier wordt vermoedelijk een veldslag uitgevochten. Met dit kaartje zal ik niet meer dan een paar uur zoet zijn geweest.
 

 
Andere kaarten konden weken of maanden in beslag nemen. De kaart hieronder heb ik op mijn 17e getekend op een vel papier van 100 x 75 cm.
 

(In hoge resolutie is deze kaart hier te zien)
 

Allerlei details staan erop: hoogteverschillen, perceelgrenzen, strandhoofden, sloten, dijken, windmolens, houtwallen, gemeentegrenzen, voetbruggen, hunebedden, veerdiensten. etc. Ook de landschappen die ik toen goed kende, zijn terug te vinden: zeearmen met kwelders en wadden, duinen, een stuwwal, veenweidegebieden en coulisselandschappen. Eerst had ik een pre-industriële situatie getekend. Daarna liet ik er de moderniteit op los. Als bulldozer gebruikte ik inktgum of witte zelfklevende etiketten. Daarmee maakte ik ruimte voor spoorlijnen, snelwegen, havens, industrieterreinen of vliegvelden. De havenstad die links op de kaart is te zien, onderging zelfs een etikettenbombardement en werd daarna herbouwd.

Dat ik in IJmuiden woonde, is soms goed te zien. Op de vier kaarten hieronder is een kanaal met sluizen te zien, dat erg op het Noordzeekanaal lijkt.

 
 
 
 
(In hoge resolutie is deze kaart hier te zien)
 
Soms is ook te zien dat dit kanaal enkele keren verbreed is: onder de blauwe viltstiftinkt zijn dan nog wegen en huizen te zien die er voor de verbreding hadden gestaan (als 11-jarige had ik gezien hoe de halve dorpskern van Velsen werd afgebroken om het Noordzeekanaal breed genoeg te maken voor mammoettankers, die later plaats zouden maken voor cruiseschepen).
Ook het voormalige IJ-eilandje Ruigoord (de latere kunstenaarskolonie, die nu onder de rook van de Afrikahaven ligt) is op sommige kaarten te zien.
 
 
Op kaart 2 is Ruigoord al bedekt met havens en industrie.
Ruigoord op de 3e kaart
Ruigoord op de 4e kaart
 
Op de meeste kaarten staat geen tekst, maar er zijn uitzonderingen. Op de kaart hieronder verraden de plaatsnamen welk stripblad ik las: Duckstad, Kwaakdam, Ganzestad, Duckburg en Rommeldam. Er is ook een dode vulkaan. Dat is bijzonder, want verder tekende ik alleen landschappen die in mijn toenmalige 'fietsimperium' bestonden.
 
 
Plaatsnamen staan ook op een van de kanaalkaarten hierboven: IJmhaven, Haarlen, Santwoord, Pendwelt, Artenhoud, IJlden, Watrijk, Aamzdeldram, Aamzdelfen, Uudvegte en Zuidhucht.

Tekst is verder nog te vinden op de volgende kaart. 'Voltooid op 14-3-1974' staat er op. Enkele maanden later zouden we een week naar Schiermonnikoog gaan. Daar had ik me zo te zien goed op voorbereid, want deze kaart is onmiskenbaar geïnspireerd op de Groningse Waddenkust.

 
(In hoge resolutie is deze kaart hier te zien)
Links zien we een variant op Schiermonnikoog, rechtsboven komt Borkum in beeld. De Lauwerszee was in 1974 al afgedamd, maar op mijn kaart staat de dam nog op een kier, waar de veerboot naar Zoutkamp doorheen vaart. De toekomstige vaarroute naar Lauwersoog heb ik ook getekend. Zowel op Schier als op Borkum staan genummerde strandpalen. Ten oosten van Schier ligt een onbewoond eiland met een baken. Naar dat eiland loopt ook een weg vanaf het vasteland: 'alleen bij eb begaanbaar, geen auto's'. Bij de andere eilanden is met een stippellijn het wantij aangegeven.
Nog een eiland verder staan 5 gebouwtjes en is de tekst 'kamp' nog net leesbaar. Ten oosten daarvan, in de monding van de Eems, ligt een eiland met een oude en een nieuwe voogdwoning. Direct ten noorden van dit Rottum ligt nog een eilandje dat met strandhoofden is versterkt. Hier staan een baken en een douanepost. Aan beide kanten van de rijksgrens is een stuk zee gemarkeerd als 'verboden ankerplaats' .

Ook Borkum heeft, net als in het echt, een versterkte westkust. Ook het spoorlijntje van de veerhaven naar het Kurhaus ontbreekt niet. Vermoedelijk heb ik daar iets over gelezen in het Waddenbulletin, waarop mijn ouders toen waren geabonneerd, want pas in 2009 heb ik Borkum bezocht. Aan de noordkant van Borkum ligt een scheepswrak op het strand. En buitengaats dobbert een lichtschip.
Op de eilanden en het vasteland heb ik met een onderbroken blauwe lijn de 'kustlijn van 50 jaar terug' aangegeven.
Delfzijl heeft een grachtengordel en is vastgegroeid aan Appingedam. De Eemshaven ligt er ook, compleet met elekticiteitscentrale, waarvan de hoogspanningsleidingen uitwaaieren over het achterland.
Ik herinner me dat ik destijds van plan was om nog veel meer aansluitende kaartbladen te maken, maar die zijn er niet gekomen. De lente stond voor de deur, dus ik ging vast liever fietsen.

De laatste en grootste fantasiekaart heb ik 5 jaar na de eerste getekend, op een rol papier van 50 cm breed en wel 5 meter lang. Deze kaart heb ik nooit voltooid. De eerste 3,5 meter zijn grotendeels klaar, maar toen ik aan het laatste stuk begon, waren andere dingen belangrijker geworden. Zoals het afmaken van die vervelende school, waar ik 5 jaar na het tekenen van de eerste kaart nog steeds heenging. In de hoop dat ik daarna een opleiding zou kunnen volgen waar mijn passie voor kaarten niet meer als een rariteit zou worden beschouwd. Die opleiding zou uiteindelijk nogal tegenvallen, omdat statistieken en beleidsnota's daar veel belangrijker bleken te zijn dan kaarten. Het was meer een studie voor brilsmurfen en vergadertijgers dan voor creatieve geesten. Uit onvrede ging ik nog meer fietsen, fotograferen en op een gegeven moment ook truien breien, maar mijn fantasiekaarten bleven al die jaren opgeborgen in een doos.

Hieronder zie je de eerste 3,5 meter van mijn laatste kaart verkleind tot 850 pixels.

 
(In hoge resolutie is deze kaart hier te zien)
Bij het tekenen van deze kaart ging ik anders aan het werk dan bij oudere kaarten. Viltstiften gebruikte ik niet meer omdat ik de zachtere tinten van kleurpotloden mooier was gaan vinden. Zwarte lijnen trok ik met een vulpen. Voor dunnere lijntjes had ik een metalen vierkleurenpen gekocht, de poor man's Parker van de jaren 70.
 
 
Op deze kaart begon ik eerst een kleine stad te tekenen. Compleet met grachten, spoorlijnen, tramrails en ook al een paar rafelranden: opgespoten bouwterrein, een onvoltooid dijklichaam voor een geplande weg en een restant van een opgeheven spoorlijn, die voor een deel al in asfalt is veranderd (geen 'voie verte', die bestonden toen nog niet: in de jaren 70 werden fietspaden nog steeds opgeofferd voor extra rijbanen of parkeerplaatsen).
 
 
Ten oosten van de stad ligt een zeegat met vier veerdiensten. In de jaren 70 werden overal veerponten opgeheven. Zodra ergens een nieuwe brug werd geopend, verdwenen de veerponten in de wijde omgeving. Fietsers werden dan gedwongen om soms tientallen kilometers om te rijden. Maar niet op mijn kaart: toen ik daar aan werkte, had ik de gids 'Rivieren, dijken, polders en overzetveren' van Meta de Visser al gelezen (zij was ook de eerste voorzitter van de Vrienden van de Voetveren).
Daarom zie je hier niet alleen een nieuwe auto- en (dubbelsporige) spoorweg met de combinatie van een brug en een korte veerverbinding, maar ook de oude weg en (enkelsporige) spoorlijn eindigen in een havenplaatsje, waarvandaan nog steeds pontjes via een veel langere route naar de overkant varen.
 
 
Weer iets verder oostwaarts gaat het polderland abrupt over in een heuvelrug: een stuwwal, zoals je op de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe aantreft. Waar die stuwwal de kust raakt, zijn kliffen. Fietsend had ik zulke kliffen, of restanten ervan, aangetroffen in Muiderberg, tussen Naarden en Huizen en in Gaasterland.
Aan inkleuren was ik hier nog niet toegekomen, wel had ik met zwarte inkt al reliëftekens aangebracht. In het gekleurde deel is te zien dat groene weilanden en bruine akkers worden afgelost door paarse heidevelden. Er zijn ook enkele hunebedden en een heleboel vennetjes (van pingoruïnes had ik op mijn 18e nog niet gehoord).
 
 
Voorbij de heuvels zet het laagland zich voort tussen diepe inhammen van de zee. Op het nog niet volledig ingekleurde kaartfragment hieronder is een kreek afgedamd en ingepolderd. De afsluitdam is versterkt met strekdammen, op het meest kwetsbare deel is de dam geasfalteerd, zoals je in Zeeland soms ziet. De ingepolderde kreek is kaarsrecht verkaveld, zoals bijvoorbeeld de Zijpepolder in Noord Holland op deze kaart uit 1597. In het midden zijn de kades en de afwijkende verkaveling van een voormalig eiland nog te zien (zoals Ruigoord in de voormalige Houtrakpolder of Schokland in de Noordoostpolder (dat nu op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat).
 
Direct ten zuidoosten van de ingepolderde kreek ligt een veenweidegebied, dat lijkt op het Wormer- en Jisperveld, waar ik wel eens ging roeien. Daaronder ligt een dijkdorp, dat wel wat van Hindeloopen heeft, maar dat kende ik toen nog niet. Het zal eerder een samensmelting zijn van Spaarndam, De Rijp en Broek op Langedijk (voordat een ruilverkerkaveling hier het Rijk der duizend eilanden verwoestte), waar ik wel was geweest. Aangrenzend ligt een kleine droogmakerij met een windmolen.
Verderop is weer een robuuste zeedijk met strekdammen. Ditmaal geen afgedamde kreek: het land achter de dijk is oud cultuurland, dat nooit water is geweest. Links en rechts van de zeewering liggen stranden en duinen, die vroeger ook aan de zeezijde van de dijk hebben gelegen, maar tijdens een stormvloed zijn weggevaagd. Hier had ik me laten inspireren door de Westkapelse Zeedijk op Walcheren en de Hondsbossche Zeewering (waar inmiddels d.m.v. zandsuppletie weer een breed strand is aangelegd).

 

In de jaren 70 werden overal wegen aangelegd. Veel snelwegen waren nog niet voltooid en eindigden bij rotondes, stoplichten, binnenwegen of bouwputten.
Regelmatig reed ik van IJmuiden naar een vakantiehuisje in de buurt van Ommen. Het liefst deed ik dat op de fiets, met een overnachting in de jeugdherberg van Putten of Amersfoort. Meestal had ik daar geen tijd voor en moest ik meerijden in de auto van mijn ouders. Dat was toen een kleine wereldreis van 2,5 uur (samen met een broer, twee zussen en een paar cavia's op de achterbank van een Ford Cortina gepropt; ik krijg het nu nog benauwd als ik er aan terugdenk). Eerst over een provinciale weg door de IJpolders langs de opgespoten zandvlaktes van het westelijk havengebied van Amsterdam. Dan dwars door Amsterdam naar Diemen, waar de snelweg begon. Die snelweg werd bij Naarden onderbroken en liep vanaf Bussum nog even door tot Baarn, waarna we weer kilometers lang over een smalle weg naast het zandtalud voor de toekomstige A1 reden. Om dat stuk te vermijden, reden we ook vaak door de Flevopolder. Dat was tot aan de Knardijk een eindeloze koolzaadsteppe met provisorisch aangelegde wegen, waar elke hobbel voelbaar was op de achterbank van de zwaar beladen Ford Cortina.
Om Amsterdam te mijden, reden we ook wel eens via Haarlem. Ook daar moest je nog dwars door de stad, tot aan het begin van de Schipholweg, een snelweg die bij Amstelveen weer ophield. Bij Ouderkerk wurmde het verkeer zich over de Amstel via een smalle noodbrug, die hier treffend wordt beschreven: 'Het verkeer op de Provinciale Weg nam langzamerhand zodanig toe, dat er ter ontlasting naast de brug een verhoogde, vaste noodbrug werd gelegd. Deze brug, een Baileybrug, lag er van 1969 tot 1976. Het was een zeer smalle brug met twee rijbanen en met ook nog eens diverse bochten er in. Geen centimeter van de vangrail langs de zijkanten was dus onbeschadigd en de vangrail toonde alle kleuren van auto’s die waren gepasseerd'.
Na Ouderkerk volgden half voltooide wegen door de Bijlmermeer tot aan Diemen. Vaak stonden er files. Door al die sleurritten die ik met mijn ouders heb moeten maken om een weekend op het platteland door te kunnen brengen, ging ik mij afvragen waarom toch zo veel mensen het bezit van een auto associëren met vrijheid. Op mijn 18e had ik geen behoefte aan rijlessen, maar werd ik wel lid van de net opgerichte ENWB, de latere Fietsersbond. Een poster van deze club, die het ruimtegebruik van auto's, fietsers, bussen en voetgangers liet zien, heeft jarenlang op mijn kamer gehangen.

(Een artikel over het maken van deze historische poster is hier te lezen.)

 
 
Op mijn fantasiekaarten tekende ik het houtje-touwtje wegennet dat ik kende. Zoals hieronder: snelwegen die ophouden bij een primitieve rondweg om een kleine stad. Dunne lijnen geven aan waar de toekomstige bypass en andere geplande wegen moeten komen. Delen van het nieuwe talud liggen er al, een enkel viaduct is al klaar. Anders dan bij de vorige kaarten, tekende ik nu bewust onvoltooide situaties die ik niet meer met inktgum of met op maat geknipte zelfklevende etiketjes bij ging werken.
 
 
Ook op mijn laatste fantasiekaart heb ik een echte havenstad getekend. Compleet met sporen voor trams en treinen, autowegen, bruggen, tunnels, pontveren, hoogwaterkeringen en hier en daar een vergeten stukje polderland à la de Overbraker Binnenpolder, waarvan een restant tientallen jaren als een prachtige stukje veenweidegebied tussen de Oude IJdijk en twee spoorlijnen achter de Westergasfabriek in Amsterdam heeft gelegen.
 
 
Er is ook een variant op de Bijlmer te zien, compleet met honingraatflats en metrolijnen.
Leuk om te tekenen waren gecompliceerde kruisingen van snelwegen, compleet met fly-overs. Die had je toen alleen rond Rotterdam (zoals het Kleinpolderplein en Terbregseplein).
 
Een eindje buiten de stad wordt de rust wreed verstoord door een slaapstad. De krakelingvormige spoorlijn verraadt dat ik me hier door Zoetermeer heb laten inspireren.
 
Ik tekende het platteland waar ik graag doorheen fietste, maar ook hoe dat platteland geleidelijk werd vermorzeld door nieuwe wegen en stadsuitbreidingen. Andere landschapsverwoesters, zoals ruilverkavelingen, mestsilo's en megastallen en -kassen, vakantiebungalowparken etc., zie ik op deze kaart niet. Die waren mij als tiener misschien nog niet zo opgevallen, aangezien het platteland toen in een overgangsfase verkeerde, van gemoedelijk naar grootschalig en industrieel.
(Dit reisverslag heeft eerder op het wereldfietserforum gestaan)