-
Fietsen door de Alpen (1)
 

In 2016 fietsten we tweemaal door de Alpen. Eerst bijna 3 weken in de zomer, daarna nog 2 weken in oktober. Meer dan tien passen hebben we bedwongen, variërend van de mild hellende en sierlijk slingerende keienweg over de Sint Gotthard tot het gruwelijk steile grindpad over de Mahlknechtjoch. Bij temperaturen van 35 graden aan het Lago Maggiore (eind juni) tot minus 5 bovenop de Timmelsjoch (half oktober).
Eerst waren we niet eens van plan om in de Alpen te gaan fietsen. De zwanenzang van de City Night Line deed ons echter besluiten om dat jaar nog zoveel mogelijk gebruik te maken van de mooie tweepersoons couchettes die tot december 2016 nog dagelijks tussen Zürich/München en Amsterdam reden.

Het kaartje hieronder geeft een overzicht van de routes en de bedwongen passen: de roze lijn is de 900 km lange zomertocht van Andermatt naar Salzburg, de blauwe lijn is het rondje dat we in oktober vanuit Innsbruck hebben gedaan (500 km op de fiets, de rest per trein). Die tocht wordt hier beschreven.

 
 
Dag 1, 23 juni 2016: van Andermatt naar Chiggiogla (47 km; 710 m klimmen, 1440 m dalen)
 
 
Ons plan was om in Zürich op de fiets te stappen en een paar dagen later de eerste pas te bedwingen. Een hittegolf deed ons besluiten om in Zürich de trein naar het 1000 meter hoger gelegen Andermatt te nemen, zodat we direct aan de relatief koele helft van de Sint Gotthardpas konden beginnen. De eerste 9 km delen we de weg met het snelverkeer (voornamelijk toeristen, want het doorgaande verkeer rijdt sinds 1980 door de 17 km lange Gotthardtunnel). Daarna fietsen we verder naar boven over de oude pasweg, die tot 1953 door al het wegverkeer is gebruikt.
 
 
Tijdens de afdaling kunnen we deze keitjesweg blijven volgen, die nu als een van de mooiste fietsroutes in Zwitserland dienst doet. Terug naar de zomerhitte in Ticino: na elke haarspeldbocht wordt het een beetje warmer...
 
 
Dag 2, 24 juni 2016: van Chiggiogla naar Vira (65 km; 195 m klimmen, 710 m dalen)
 
 
's Ochtends is het al warm, maar zolang we nog afdalen is dat geen probleem. In Bellinzona vinden we een schaduwrijk pleintje om te lunchen. Daarna is er geen ontkomen meer aan: meer dan 30 graden in de schaduw, ver boven de 40 in de zon. Zelfs Corrie, die van zomerse temperaturen houdt, vindt het best wel warm. Mijn comfort zone eindigt al bij 25 graden, dus ik hap nu naar lucht.
We waren van plan om naar het Meer van Lugano te fietsen. Dan zouden we eerst nog een stuk moeten klimmen, ruim 300 meter. Vandaag is dat echt geen optie. Dus blijven we in het dal en eindigen we bij een ander meer, het Lago Maggiore.
We stoppen bij camping Bellavista, een kleine camping met een mooi leeg tentenveldje pal aan het water. Een vriendelijke Nederlandse vrouw ontvangt ons bij de receptie. "Jullie treffen het: vandaag is het nog laagseizoen". En even later: "Dat is dan 46 frank." Oftewel 42,51 euro. Voor ons is dit de duurste camping waar we ooit hebben gebivakkeerd. Maar doorfietsen naar de volgende camping, 18 km verderop in Italië, waar we misschien wel tussen de campers moeten staan, lijkt ons nu geen goed idee.
Even later liggen we in het water. Een paar uur later zetten we de tent op. Slaapzakken zullen we deze nacht niet nodig hebben.
 
 
Dag 3, 25 juni 2016: van Vira naar Porlezza (75 km; 555 m klimmen, 465 m dalen)
 
 

's Ochtends vroeg wordt de hitte door een knallend onweer verdreven. We fietsen over typisch Italiaanse wegen, waar iets teveel auto's en motoren met iets teveel temperament voorbij scheuren, van het Lago Maggiore naar het meer van Lugano. Over bewegwijzerde fietsroutes bereiken we het centrum van Lugano. Daarna proberen we een lange drukke tunnel te omzeilen door een voetpad langs het meer te volgen. Dat lukt, al moeten we wel een paar keer met de fietsen een lange trap op.

 
 
We eindigen aan de Italiaanse kant van het meer op camping La Sbianca bij Porlezza. Daar mogen we voor 15 euro bivakkeren op een sjofel terrein met veel hutjes, boomwortels en een groezelig strandje met het mooie uitzicht op de foto hieronder. De muziek van de naastgelegen camping International Sport krijgen we er gratis bij. (De volgende ochtend rijden we nog geen 5 km verder langs een paar campings die er vanaf het fietspad aantrekkelijker uitzien (Costa Azurra en Ranocchio).
 
 
Dag 4, 26 juni 2016: van Porlezza naar Chiavenna (67 km; 510 m klimmen, 445 m dalen)
 
 
Bij Menaggio steken we het Comomeer over.
 
 
Langs de niet zo drukke oostoever van dit meer rijden we noordwaarts naar het veel kleinere Lago di Mezzola. Daar begint een fietspad dat naar de Zwitserse grens loopt, de Ciclabile Val Chiavenna. Dit pad wordt ook gebruikt door fietsers die de route van Paul Benjaminse naar Rome volgen. Romegangers zullen hier in een aangenaam tempo de Alpen uitfietsen. Wij gaan echter de andere kant op en ervaren deze kaarsrechte fietssnelweg als een gebed zonder end. De combinatie van vals plat en plakkerig weer zorgt ervoor dat ik deze kilometers als een loden last ervaar. Het lood zit niet alleen in de benen, het kleurt ook de lucht en de langzaam dichterbij komende bergen.
 
 
We waren van plan om iets voorbij Chiavenna de tent op te zetten, op een camping naast de Acqua Fraggia waterval. Vlak voor Chiavenna begint het echter keihard te regenen. Kamperen bij een waterval lijkt nu niet zo'n goed idee meer. We stoppen bij een comfortabel droog hotel.
Dag 5, 27 juni 2016: van Chiavenna naar Maloja (38 km; 1550 m klimmen, 90 m dalen)
 
 
's Ochtends rijden we allereerst naar het waterspektakel van Acqua Fraggia. Dat valt niet tegen.
 
 
Corrie fietst een extra rondje door de regenboog.
 
 
Na de waterval rijden we nog 6 km langs de autovrije Ciclabile Val Chiavenna, maar na de Zwitserse grens is het uit met de pret. Het fietspad gaat daar niet verder. Toch lukt het ons ook hierna nog redelijk vaak om bospaden en grindwegen te volgen waarmee we de de drukke doorgaande weg zoveel mogelijk kunnen vermijden. De verkeersluwe alternatieven gaan wel wat meer op en neer, maar die extra hoogtemeters nemen we voor lief zolang het niet te gek wordt.
 
 
Langzaam maar zeker naderen we de Malojapas. Daar zijn geen fietsbare bospadalternatieven, dus moeten we de grote weg volgen, waar de avondspits inmiddels op gang is gekomen. Gelukkig rijden de meeste auto's ons nu bergafwaarts tegemoet, zodat de drukte op onze rijbaan meevalt. Het grote aantal Italiaanse nummerborden verraadt dat veel bewoners uit de vallei van Chiavenna werken in de buurt van Sankt Moritz. Van een Zwitsers loon kun je in Italië prima rondkomen.
De Malojapas is een brede asfaltweg die niet boven de boomgrens uitkomt. Na de klim volgt ook geen afdaling. Het echte Alpenpasgevoel missen we hier, maar we zijn wel blij dat we nu weer echt in de bergen zijn. Aan de snel dalende temperatuur merken we dat het hier een stuk hoger is dan langs de merenroute van de afgelopen dagen. Op de camping van Maloja trekken we voor het eerst op deze tocht lange broeken en thermojacks aan.
Dag 6, 28 juni 2016: van Maloja naar Livigno (50 km; 820 m klimmen, 950 m dalen)
 
 
Tussen Maloja en Sankt Moritz ligt een prachtig breed dal, dat in koudere tijden door gletschers is gevormd. In dit dal ligt een keten van meren, omringd door besneeuwde bergen. We fietsen over dezelfde paden waar we drie maanden terug nog met langlaufski's overheen zijn gegaan.
 
 
We mijden de grote weg naar de Berninapas en fietsen over redelijk berijdbare grindpaden naar de stervende Morteratschgletsjer, die goed laat zien hoe het klimaat verandert: in de zomer smelt er meer ijs weg dan er in de winter aangroeit. Bordjes langs het pad geven aan hoever de gletsjertong zich nog niet zo heel lang geleden uitstrekte. Waar honderd jaar terug nog ijs lag, beginnen nu al bomen te groeien.
 
 
Hierna reizen we een stukje met de trein. Dat scheelt 10 km fietsen en 400 m klimmen langs een drukke weg. Vanaf de Berninapas fietsen we ruim 250 m naar beneden en klimmen dan weer bijna evenveel omhoog naar de Forcola di Livigno, waar we Italië weer binnenrijden. (Bikepackers en MTB-ers kunnen hier ook het pad door de Val da Fain via Alp la Stretta en de Passo del Fieno nemen: vast nog veel mooier dan de asfaltweg, maar je moet wel weten waar je aan begint).
 
 
Zo scoren we twee 2300-plussers op een middag, terwijl we maar half zoveel hoeven te klimmen als een dag eerder. Morgen willen we wat ruigers gaan doen: de onverharde Alpisella.
.
Dag 7, 29 juni 2016: van Livigno naar Bormio (49 km; 580 m klimmen, 1290 m dalen)
 
De vallei van Livigno is sinds 1840 een belastingvrije zone. De toenmalige staat (Oostenrijk-Hongarije) kende die status toe om te bereiken dat deze koude, hooggelegen uithoek bewoond bleef, zodat dit dal geen niemandsland zou worden. Later werd de belastingvrijdom door Italië en de Europese Unie bestendigd. Vandaag de dag is Livigno een kilometers lange straat met moderne nepchalets die onderdak bieden aan taxfree winkels en outlet stores. Een fatsoenlijke bakker of een sfeervolle plek om cappuccino te drinken, vinden we hier niet. Voor koffie kun je het beste doorfietsen naar Ristoro Alpisella, dat aan het fietspad langs het stuwmeer ten noorden van het dorp ligt.
Vandaag willen we doorfietsen naar Bormio. Dat kan heel goed via de Passo dell'Eira en de Passo del Foscagno, maar die moeten we dan wel weer delen met Italianen die in of op hun macchina voorbijscheuren. Op de Michelinkaart staat ook een stippellijn door de Val Alpisella naar de Passo di Fraele, waarvandaan een verharde weg naar Bormio leidt. Volgens de openfietsmap is dit een MTB-route. En volgens dit filmpje is het een redelijk beschaafde grindweg door een schitterend landschap. We gaan dit gewoon proberen!
Vanaf het stuwmeer bij Ristoro Alpisella gaat de beuk erin. Mountainbikers zoeven ons voorbij terwijl we deels trappend, deels duwend, onze fietsen door de haarspeldbochten manoeuvreren.
 
 
Tot aan de boomgrens blijft dit een steil pad met een hellingpercentage van circa 10 procent. Daarna wordt het een mild hellende, goed befietsbare grindweg met een schitterend uitzicht op de omringende bergen.
 
 
 
De afdaling is weer een uitdaging. Het steile pad vol kuilen, hobbels en los grind vergt het uiterste van onze bepakte fietsen met asfaltbanden (Big Apples) (oplettende lezers zal het niet zijn ontgaan dat we voor deze berggeitentocht niet bepaald licht bepakt waren: dat gaan we op onze tweede Alpentocht in oktober anders aanpakken). Ver voor de bochten knijpen we al in de remmen om alles onder controle te houden. Ervaren mountainbikers met tractorbanden stuiteren ons wederom voorbij.
Grof grind wordt fijn grind, fijn grind wordt asfalt. We fietsen langs een groot stuwmeer, dat 's winters een miniatuurwoestijn is maar nu langzaam weer volloopt met smeltwater van de omringende bergtoppen.
 
 
Na twee middeleeuwse stenen wachttorens volgt nog een heerlijke afdaling over de Passo Torri di Fraele. Lekker freewheelend zakken we de bewoonde wereld weer in.
 
Dag 8, 30 juni 2016: van Bormio naar Bagni Vecchi (7 km; 270 m klimmen, 25 m dalen)
 
 

In Bormio willen we natuurlijk verder over de ultieme alpenpas, de 2758 m hoge Passo dello Stelvio (in het Duits: Stilfser Joch). Onze beenspieren zijn nu echter toe aan een rustdag. Bovendien is het vandaag geen stralend weer. Af en toe valt er een spatje regen. En wat hier een spatje is, kan daarboven een flinke vlok zijn of - erger nog - dichte mist. Morgen wordt veel beter weer verwacht, dus doen we het vandaag rustig aan. Bormio is een kuuroord met een sfeervolle binnenstad. Eerst gaan we naar een wasserette. Dan drinken we op het Piazza Cavour koffie bij een pasticceria en maken we een goed plan voor de rest van de dag.

 
In Bormio zelf is geen camping. De dichtstbijzijnde campings zijn enkele kilometers de verkeerde kant op. De goede kant op, een paar honderd meter bergopwaarts aan de voet van de Stelviopas, is een oud kuurhotel: Bagni Vecchi. Omringd door warme bronnen, die de Romeinen al kenden. Er is nog een kamer beschikbaar. Niet goedkoop, maar wel een perfecte plek om ons mentaal voor te bereiden op de pas der passen. Voor het hotel is zowaar een fietsenstalling, al zullen de meeste gasten - variërend van Britse pensionado's tot Russische maffiosi - hier met een ander transportmiddel arriveren. Voorzien van teenslippers en badjassen gaan we van bad naar bad in de kelders en tuinen van het hotel.
 
Dag 9, 1 juli 2016: van Bagni Vecchi naar Prad (45 km; 1350 m klimmen, 1870 m dalen)
 
 

Zodra we op weg naar de Stelviopas zijn, worden van van alle kanten ingehaald door auto's, motoren, racefietsers en mountainbikers. In de vele korte tunnels lijken de echo's van ronkende motoren overal vandaan de komen. Niet eerder heb ik op een dag zoveel motoren voorbij zien scheuren.

 
 
Ook de oldtimercub is er vandaag bij.
 
 
Maar ook aan racefietsers is geen gebrek. Minstens de helft lijkt uit Nederland te komen. 'Respect', mompelt een enkeling bij het zien van onze bagage. Op tientallen shirts is te lezen dat ze uit Poeldijk komen. Op het terras waar we koffie drinken, is plat Poeldijks vandaag de voertaal. Men wil weten welke passen we al gefietst hebben. Bij het noemen van de Gotthard, Maloja, Bernina, en Forcolo di Livigno wordt instemmend geknikt. Van de Alpisella heeft men in Poeldijk echter nog nooit gehoord. 'Dat is een grindpad', leg ik uit. 'Helemaal autovrij, maar je hebt er wel dikkere banden nodig. We doen ook niet meer dan één col per dag.' Aan de blikken van de Poeldijkse racers is te zien dat ze ons nu nog gekker vinden dan ze al dachten.
 
 

Onderweg komen we langs gebouwen die hier tijdens de Eerste Wereldoorlog neer zijn gezet. In 1915 liet Italië zich overhalen om een grensoorlog tegen Oostenrijk te beginnen. Ook hier was het resultaat een lange lijst gesneuvelde soldaten.

 
 
Kort voor de top slaan we een zijweg in. Slechts een paar honderd meter verder, zonder noemenswaardig hoogteverschil, ligt de Umbrailpas op de Zwitserse grens. Die kunnen we nu ook afvinken.
 
 
Net over de grens is een restaurant, waar we voor onze laatste Zwitserse franken twee borden stevige soep kunnen krijgen. Aan de overkant van de weg vormen metalen silhouetten van frontsoldaten een monument voor de koude oorlog die de Eerste Wereldoorlog voor Zwitserland was. Hoewel het land zich neutraal opstelde, werden veel Zwitserse troepen de bergen ingestuurd om de grens bewaken. Die sneuvelden niet in gevechten, maar wel door kou, uitputting, lawines en blikseminslagen.
 
 
Resten van ingestorte loopgraven zijn nog goed zichtbaar. Als ik de Frontlijnroute nog eens door zou willen trekken, zou die hierlangs moeten lopen. Al denk ik dat er maar weinig fietsers zijn die een fascinatie voor geschiedenis weten te koppelen aan de ambitie om de Stelvio te bedwingen. Sterker nog, wie echt wat wil zien van de honderd jaar oude frontlinies in de Alpen, moet het asfalt verlaten en de onverharde militaire wegen uit die tijd gaan volgen.
 
 
Er rest nog 250 m klimmen tussen de Umbrailpas en de Stelvio en dat zijn best wel zware meters.
 
 
 
We wisten al dat de Stelviopas niet geheel vrij is van enige bedrijvigheid, maar de kermis die we hier nu aantreffen doet niet onder voor Volendam! Auto's, motoren, fietsen en wandelaars versperren elkaar de doorgang tussen kramen met toeristenmeuk: T-shirts, petten, koekoeksklokken en knuffelmarmotten waar muziek uitkomt.
 
 
 
We lopen een stukje naar boven, waar we het commerciële slagveld comfortabel kunnen overzien.
 
 
Gelukkig is er ook nog dat ene terras met uitzicht op het dal waar we straks omlaag rijden.
 
 
Om vijf uur beginnen we aan de afdaling. Het is dan al een stuk rustiger op de weg geworden. Nu komt het mooie stuk met de 48 haarspeldbochten, die doen denken aan de afdaling van de oude Sint Gotthard, inmiddels een dikke week geleden.
 
 
 
Wanneer we de boomgrens weer bereiken, hebben we nog een korte picknick op een muurtje langs de weg. Daar zien we iemand met een racefiets onze kant op lopen. Zodra hij dichterbij komt, zien we dat hij op sokken loopt. Dan komt hij naar ons toe. Het blijkt een Brit te zijn.
'Is it far to the top?', vraagt hij.
'Wij waren er een half uur geleden. De andere kant op duurt wel een stuk langer', zeg ik. De Brit vertelt ons dat hij zijn fietsmaatjes kwijt is geraakt. Het was de bedoeling om in een dag heen en terug over de Stelvio te fietsen. Voor zijn vrienden was dat geen probleem. Die zijn nu vast al weer boven.
'But I am not a cyclist', verzucht hij. 'Op de fiets kwam ik niet meer vooruit, dus ben ik maar gaan lopen. Dat gaat niet op raceschoenen, dus heb ik die maar uitgetrokken. Vanaf de top kan ik weer fietsen, no problem.'
Corrie en ik kijken elkaar aan. We geloven niet dat hij de top vandaag nog gaat bereiken. Zeker niet op sokken.
'Drie of vier bochten verder is een hotel met een restaurant', zeg ik.
'Thank you for the information. Have a nice trip.' Met een stiff upper lip vervolgt de Brit zijn kruistocht op sokken.
 
Dag 10, 2 juli 2016: van Prad naar Klausen (92 km; 240 m klimmen, 880 m dalen)
 
 
Vandaag profiteren we urenlang van bergafwaarts vals plat. We fietsen de hele dag door het dal van de Etsch, grotendeels over fietspaden. Deze route maakt ook deel uit van Reitsma's route naar Rome.
Aan de ene kant waarderen we hier de rust op de binnenwegen. Aan de andere kant ervaren we dit als een wat saaiere etappe die we moeten fietsen om van het ene in het andere spectaculaire gebied te komen. Het landschap kan ons minder bekoren dan tijdens de bergtochten van de afgelopen dagen. Veel moderne laagstamboomgaarden, die worden doorsneden door de gekanaliseerde Etsch, een spoorlijn en een stuk of wat drukke wegen. Op heldere dagen in het vroege voorjaar moet het hier prachtig zijn, wanneer de fruitbomen in bloei staan en de bergtoppen nog met sneeuw bedekt zijn. Nu zijn de bergen hier niet meer dan vage contouren in de heiïge verte. Bovendien wordt het in de loop van de middag warmer dan me lief is. Gelukkig is het dichtbij de rivier vol snelstromend smeltwater wat koeler.
 
 
Aanvankelijk waren we van plan om in Meran weer de bergen in te fietsen en de Jaufenpas te beklimmen. Maar na de Stelvio zijn we gaan twijfelen. De Jaufenpas zou wel eens net zo'n motorwalhalla kunnen zijn als de Stelvio. Bovendien is het een doorgaande weg, die niet alleen door toeristen wordt bereden. En het is maar de vraag of de Jaufenpas indrukwekkend genoeg is om de drukte voor lief te nemen. Met een hoogte van nog geen 2100 m zal hij maar net boven de boomgrens uitkomen.
Corrie speurt de kaart af en vindt wat verder naar het oosten, aan de noordrand van de Dolomieten, een klein geel weggetje naar de Würzjoch. Die is nog 100 m lager dan de Jaufenpas, maar vast niet zo bekend. We verwachten daar geen kermis. Ook kun je er overnachten in een luxe berghut. Naarmate we langer door het gecultiveerde dal van de Etsch fietsen, krijgen we steeds meer zin om snel naar de Dolomieten te gaan. Dus slaan we in Meran niet af, maar blijven we het fietspad naar Bozen volgen. Vandaag geen fotogenieke berglandschappen, alleen hier en daar wat leuke postindustriële kunst.
 
 
In Bozen bereiken we het laagste punt van deze reis sinds we het Comomeer verlaten hebben. Ook de hitte is weer helemaal terug. Voor het eerst sinds het Lago Maggiore is het weer tropisch warm. Fietsen in de bergen mag fysiek zwaar zijn, in mentaal opzicht krijg ik er energie van - zeker bij helder weer boven de boomgrens. Fietsen in de hitte vind ik niet alleen fysiek zwaar, het put me ook mentaal uit, zeker als het saai, vlak en heiïg is. Als een vis op het droge trap ik me door mijn post-Stelviodepressie heen over het monotone fietspad dat kilometers lang tussen de spoorlijn en de rivier ingeklemd ligt. Anders dan vanochtend hebben we nu ook geen profijt meer van de geleidelijk afdaling, maar moet er echt getrapt worden om in een redelijk tempo vooruit te komen. Van een groot glas eiskaffee knap ik weer even op, net genoeg om Bozen te halen. Daar stappen we in de trein naar Klausen, dat 30 km verder en 300 m hoger ligt, met een mooie camping naast het station. Daarvandaan moeten we morgen zeker de Würzjoch kunnen halen.
 
Dag 11, 3 juli 2016: van Klausen naar de Würzjoch (36 km; 1600 m klimmen, 200 m dalen)
 
 
De klim naar de Würzjoch is in alle opzichten boven verwachting: mooier, rustiger en steiler. Zodra we het Vilnößdal verlaten, slingert een verlaten asfaltlint lange tijd met een rücksichtslose 13 procent omhoog, met fraaie uitzichten op het snel dieper wordende dal en daarachter de steil oprijzende Dolomieten.
 
 
Corrie heeft het vandaag zwaar. Meestal klimt zij een stuk sneller dan ik, maar als het echt steil wordt stapt zij eerder af. Ik kan redelijk lang klimmen met een snelheid van 4 km/uur, terwijl zij bij zo'n lage snelheid het gevoel heeft dat ze om gaat vallen. Wordt het steiler dan 10 procent, dan gaat Corrie liever lopen, terwijl ik fietsend nog 14 procent aankan, mits het niet te lang duurt en het wegdek goed is. Gelukkig komt er op het juiste moment een bankje op een perfecte plek.
 
 
Hoewel we nog steeds in Italië zijn, is daar weinig meer van te merken sinds we aan de andere kant van de Stelviopas zijn. 'Buongiorno' is 'Grüß Gott' geworden. Dorpjes waar alles schots en scheef was, hebben plaatsgemaakt voor levensechte kopieën van modelbaanstadjes uit de catalogus van Märklin. Mussolini heeft nog geprobeerd om van Südtirol een echte Italiaanse provincie te maken, maar dat heeft de mensen hier alleen maar Tiroolser gemaakt. In menig restaurant loopt het voltallige personeel hier in dirndls en lederhosen. En op een bord Südtiroler knödel kan ik uren fietsen.
 

 
Vroeg in de avond bereiken we de Würzjoch, waar een comfortabel stapelbed voor ons klaarstaat. Op tafel verschijnt dampende spaghetti en schuimend Forst bier, maar dat kan me er niet van weerhouden om nog even met mijn camera naar buiten te gaan.
Dag 12, 4 juli 2016: eerst een rondwandeling vanaf de Würzjoch (16 km; 600 m klimmen, 600 m dalen) en daarna op de fiets naar Sankt Lorenzen (27 km; 115 m klimmen, 1250 m dalen)
 
 
Na drie pittige fietsetappes willen we het vandaag rustig aan doen. Ook willen we eerst het mooie gebied rond de Würzjoch verkennen, voordat we in een moordtempo weer naar beneden fietsen. We laten de fietsen bij het Almgasthof staan, trekken onze wandelschoenen aan en lopen naar een berghut waar de geur van cappuccino en verse apfelstrudel ons al na een kwartier doet stoppen. Daarna volgt een lange klim langs de grillige bergwand van de Peitlerkofel, die de Würzjoch markeert.
 
 

 
Na een korte afdaling bereiken we de volgende berghut, waar soep op het menu staat.
Later volgen we een breed grindpad dat door frisgroene Alpenweiden slingert.
 
 
Bij een derde hut trakteren we onszelf op een groot glas apfelradler. Dan klimmen we langs de andere kant van de Peitlerkofel, waar een wandelaar laat zien hoe hier vroeger draadloos gecommuniceerd werd, oftewel een mooi staaltje van midzomerhoornblazen.
 
 
Pas om zes uur zijn we terug bij de fietsen, na een stevige wandeling. Het was hier simpelweg te mooi om het rustig aan te doen!
Terwijl we weer op de fietsen stappen, zien we in de verte de Monte Pelmo, badend in het warme avondlicht.
 
 
Er volgt nog een mooie afdaling, een korte klim en een snelle rit door een lange reeks tunnels. Hoe lager we komen, des te warmer het wordt. Op de camping van Sankt Lorenzen wacht ons nog een mooie zwoele zomeravond.

 

Dag 13, 5 juli 2016: van Sankt Lorenzen naar Rein in Taufers (22 km; 145 m klimmen, 55 m dalen)
 
 

Vandaag voelen we aan den lijve dat we gisteren toch wel wat gedaan hebben. Gelukkig is het maar 4 km naar de binnenstad van Bruneck, waar de cappuccino rijkelijk vloeit. We moeten nu beslissen hoe we verder naar Oostenrijk gaan fietsen. Dat kan op drie manieren. Het makkelijkst is over fietspaden oostwaarts door het dal van de Rienz en aansluitend via de Drauradweg richting Lienz. Hoger dan 1200 m zullen we dan niet komen. De tweede optie is over het 2052 hoge Staller Sattel, via een hopelijk niet te drukke asfaltweg. We kiezen voor een derde mogelijkheid: eerst vrijwel vlak over het fietspad naar Sand in Taufers, dan een stevige klim naar het 700 m hoger gelegen Rein in Taufers. Daar begint een autovrije grindweg over de bijna 2300 m hoge Klammjoch.
De temperatuur loopt vandaag weer snel op, maar zolang we vlak kunnen fietsen is het wel te doen. Onderweg koelen we even af in de schaduw van een overdekte fietsbrug boven het ijskoude water van de Ahr.

 
 

In Sand begint de lucht te betrekken. De temperatuur stijgt nu niet meer, maar de vochtigheidsgraad wel, met als resultaat weer het heiïge, plakkerige, dufmakende weertype. Eigenlijk zouden we nu moeten beginnen aan de lange klim naar Rein, maar we wachten liever tot het wat koeler wordt. Corrie krijgt een nog beter idee.
'Misschien gaat er wel een bus die fietsen meeneemt.' Navraag bij het busstation stemt hoopvol. Als er voldoende plek is, kunnen er fietsen in de bus naar Rein. Een fietskaartje kost wel 7 euro.
Wanneer de bus is gearriveerd, schuif ik mijn fiets in het bagageruim. Er blijft dan echter te weinig ruimte over voor Corries fiets.
'Als ik mijn fiets in tweeën deel, moet de jouwe er nog wel bij kunnen', zeg ik tegen Corrie. Ik ga op zoek naar de haaksleutel waarmee ik de koppelingen in mijn frame los kan draaien. Dan komt de chauffeur met een betere oplossing. Corries fiets mag boven in de bus tussen een paar stoelen staan. Wanneer Corrie haar portemonnee pakt om fietskaartjes te kopen, gebaart de chauffeur dat dat niet hoeft.
'De busmaatschappij is al rijk genoeg', zegt hij laconiek en start vervolgens de motor.
Een kwartier lang slingert de bus over de smalle weg vol bochten en tunnels naar boven. Zelfs zittend in onze stoelen kunnen we voelen dat het af en toe heel steil is. Op eigen kracht zouden we hier urenlang duwend en zwetend onderweg zijn geweest.
In Rein is geen camping, wel een knus hotel. Dat komt goed uit, want 's avonds gaat het hier stevig onweren.

 
 
Dag 14, 6 juli 2016: van Rein in Taufers naar Lienz (74 km; 800 m klimmen, 1700 m dalen)
 
 
De volgende ochtend is het perfect fietsweer met kraakheldere luchten. Op naar de Klammljoch!
 
 
Over een mooi autovrij grindpad klimmen we langzaam naar boven.
 
 
 
Na een uurtje klimmen vinden we ver buiten de bewoonde wereld nog een berghut met verse taartjes en strak serviesgoed.
 
 
Ook een fietsenstalling ontbreekt hier niet.
 
 
Vroeg in de middag bereiken we de grens bovenop de Klammljoch. Een slagboom staat wagenwijd open. Van Fort Oostenrijk is hier niets te merken.
 
 
Met zwierige haarspeldbochten zakken we af naar Osttirol. Later wordt de route geleidelijk vlakker, al blijft vals plat in ons voordeel tot we Lienz bereiken.
 
 
Dag 15, 7 juli 2016: wandelen in de bergen boven Lienz (7 km; 300 m klimmen, 300 m dalen)
 
 
Lienz ligt in het zonnige zuiden van Oostenrijk en dat is vandaag goed te merken. We laten ons met een skilift tot 2200 m hoogte brengen, waar het nu perfect wandelweer is. We lopen op en neer naar de Neualplseeen, een verzameling diepblauwe bergmeertjes. Ook een gebied waar we met de fiets niet kunnen komen.
 
 
 
Tegen de avond dalen we met de laatste lift weer terug naar de camping, waar we onze borden vullen met zelfgemaakte insalata caprese. Ook vandaag blijft de brander ingepakt. Na het eten spekken we de lokale economie nog even met eiskaffee, ditmaal op een terras aan de Hauptplatz met het markante kasteel Liebburg.
 
 
Dag 16, 8 juli 2016: van Lienz naar Bad Gastein (75 km; 1300 m klimmen, 1100 m dalen)
 
 

We hebben nog enkele dagen over om in Salzburg te komen. De mooiste route loopt zonder twijfel over de Großglockner Hochalpenstraße en verder via Zell am See en Berchtesgaden. De weg langs de Grossglockner moet bloedmooi zijn. Na een steile klim volgt niet gelijk een afdaling, maar blijft de weg 15 km lang op een neer gaan tussen de 2000 en 2500 m hoogte. Qua scenery misschien vergelijkbaar met de weg over de Sognefjell in Noorwegen, waar we twee jaar geleden hebben gefietst. Ik ben echter bang dat het er nu te druk is om ontspannen te kunnen fietsen. Anders dan de Stelviopas, is de weg langs de Großglockner een moderne doorgaande weg, waar redelijk hard gereden kan worden. De beste tijd om daar te gaan fietsen, is eind september, wanneer de vakantietijd helemaal voorbij is en het hier vaak nog prima fietsweer is. Of op de jaarlijkse autovrije dag, het Glocknerkönig Radevent, al is het er dan natuurlijk wel gigadruk met sportverdwaasde racefietsers.
Daarom kiezen we nu voor een minder spectaculair maar fietsvriendelijker alternatief: over de niet zo hoge maar helaas nogal drukke Iselsbergpas (die via binnenwegen en bospaden wel te omzeilen is) en dan langs de Mölltalradweg stroomafwaarts naar Obervellach. Daar moeten we een uurtje klimmen om een fietspad-zonder-naam te bereiken, dat over een oud spoorwegtalud naar Mallnitz loopt.

 
 
Net op tijd vinden we een oud spoorweghuis waar we kunnen schuilen voor een onweersbui, die een half uur later een fraaie regenboog oplevert.
 
 
In Mallnitz houdt de weg op bij de ingang van een spoortunnel. Een autotrein, waar ook een treinstel met fietsplekken aan vastzit, pendelt ieder uur tussen Mallnitz en Bad Gastein. Ook fietsers die de Alpe Adria Radweg of Paul Benjaminses route van Salzburg naar Venetië volgen, komen hierlangs.
 
 
Dag 17, 9 juli 2016: van Bad Gastein naar Golling (74 km; 400 m klimmen, 800 m dalen)
 
 
Bad Gastein is een kuuroord dat, zoals veel kuuroorden, zijn beste tijd had in de Belle Epoque. Bekende bezoekers waren keizer Franz Josef en zijn vrouw Sisi, componist Franz Schubert en Johann Strauss junior. Veel later kwam de Sjah van Perzië hier regelmatig. Vanaf 1960 nam het toerisme hier af en sloten veel hotels voorgoed hun deuren. Kuren in de radon bevattende bronnen was achterhaald, de jetset vloog liever naar Bermuda of Miami en voor het massatoerisme waren de Spaanse costa's aantrekkelijker.
Tegenwoordig is Bad Gastein bekend als chique wintersportbestemming en conferentieoord. Er staat nog heel wat indrukwekkende architectuur, zoals het Grand Hotel de l'Europe. Mooi om langs te fietsen, maar niet half zo leuk als de prachtige vergane glorie die je in Boheemse kuuroorden als Karlovy Vary en Marianske Lazne vindt, waar hypochonders als Karl Marx en kuikentjeskoortslijders als Goethe nog rondgelopen hebben.
 
 
De hele dag volgen we de Alpe Adria Radweg. Die is hier niet zo spectaculair qua landschap, maar wel goed voorzien van fietspaden. De Klammtunnel heeft zelfs een speciale buis voor fietsers.
 
 
Dag 18, 10 juli 2016: van Golling naar Salzburg en nog een rondje in München (46 km; 150 m klimmen, 175 m dalen)
 
 
Het is nog enkele uren fietsen naar Salzburg. Daar hadden we de rest van de dag wat rond willen kijken, maar de zinderende zomerhitte is vandaag weer helemaal terug. Op wat Chinese toeristen na lijkt vandaag iedereen de stad te zijn ontvlucht.
 
 
Eerder dan gepland stappen we in de aangenaam koele trein naar München, waar we snel naar de Englischer Garten fietsen. We zijn daar niet de enige fietsers. Stedelingen en toeristen op huurfietsen slingeren door het grote park van biertuin naar biertuin.
 
 
's Avonds laat stappen we in de nachttrein naar Amsterdam. Voor dit jaar zeker niet de laatste keer: in het najaar zullen we er weer gebruik van maken, nu het nog kan...
 
 
(Dit reisverslag heeft eerder op het wereldfietserforum gestaan)