|
Fietsen
door de Alpen (2) |
|
In
2016 fietsten we tweemaal door de Alpen. Eerst drie
weken aan het begin van de zomer (zie hier);
hieronder wordt de tweede tocht in oktober beschreven.
Het kaartje
hieronder geeft een overzicht van de routes en de bedwongen
passen: de roze lijn is de 900 km lange zomertocht van
Andermatt naar Salzburg, de blauwe lijn is het rondje
dat we in oktober vanuit Innsbruck hebben gedaan (500
km op de fiets, de rest per trein). |
|
|
|
Begin oktober
was er sprake van een vroege winterinval in de Oostenrijkse
Alpen. Op de dag dat we vertrokken, 10 oktober, was
het daar nog steeds koud, maar leek er wel een eind
te komen aan de koudegolf.
Helaas is de Großglockner Hochalpenstraße
tijdens die koudegolf alleen nog open voor vierwielige
voertuigen met winterbanden. Webcams laten er een witte
wereld zien met een flinterdun lint van geveegd asfalt.
De kans dat er een paar dagen later weer gefietst zal
kunnen worden, lijkt niet groot.
Wanneer we
in München uit de nachttrein stappen, voelen we
direct al hoe koud het is. Iedereen loopt nu in dikke
winterjassen. De hete zomeravond die we hier precies
drie maanden geleden meemaakten, lijkt nu heel ver weg.
Snel stappen we over op de trein naar Kufstein.
Ook daar is het fris: een graad of 7. En het miezert
er ook nog. We zoeken een konditorei op en nemen daar
ons reisplan nog eens goed onder de loep. We kunnen
nu wel op goed geluk naar de Großglockner fietsen,
maar dan riskeren we dat we uiteindelijk om moeten rijden
via de Alpe Adria Radweg, waar we in juli al een stuk
van hebben gedaan. Bovendien blijft het ten oosten van
Kufstein de komende dagen koud en miezerig.
Een andere
optie is de geplande route niet met de klok mee, maar
tegen de klok in te gaan fietsen, zodat we aan het eind
van de vakantie misschien nog een kans krijgen om de
Großglocknerroute van zuid naar noord te fietsen.
Over twee dagen staan we dan niet voor de Großglockner,
maar voor de Timmelsjoch. Die pas is net zo hoog, maar
duurt niet tientallen kilometers. Eenmaal boven, gaat
de weg daar direct weer steil omlaag, zodat de kleumfase
maar kort zal zijn. Bovendien blijft het in Tirol de
komende dagen droog en breekt daar ook de zon regelmatig
door. En in Südtirol is het nog prima fietsweer;
in Bozen wordt het overmorgen zelfs 18 graden.
We hakken de knoop door en fietsen terug naar het station
om de trein naar Innsbruck te nemen. In juni verlengden
we onze treinreis vanwege een hittegolf, nu doen we
hetzelfde in verband met een koudegolf. |
|
Dag
19, 11 oktober 2016: van Innsbruck naar Stams (40 km;
200 m klimmen, 95 m dalen) |
|
|
|
In
Innsbruck stappen we weer op de fietsen. Het weer is
niet meer zo troosteloos als in Kufstein. Af en toe
schiet een sprankje zonlicht door een gaatje in de wolken.
Koud is het nog wel. De gure wind blaast rücksichtslos
door mijn lange lycrabroek heen.
'Ik vrees dat we onze regenbroeken moeten gebruiken
als windstoppers', zeg ik. 'Of hier nog snel
even een paar thermobroeken aanschaffen. Die hebben
we bij het fietsen nooit echt nodig gehad, maar nu lijkt
het me geen overbodige luxe.'
Corrie knikt. 'Hier in Innsbruck moeten goede outdoorwinkels
zijn.' Even later vinden we een overdekt winkelcentrum
met een buitensportzaak. Fietsen mogen echter niet naar
binnen en Oostenrijkers zijn streng als het om regeltjes
gaat. Dus gaat Corrie naar binnen, terwijl ik buiten
bij de fietsen blijf. Een half uur later zijn we allebei
een lichtgewicht thermobroek rijker.
We gaan nog even lunchen bij de Furstenburg met zijn
balkondak van klatergoud en zijn dan eindelijk klaar
voor onze herfstalpentocht. |
|
|
|
Langs
de Inn Radweg fietsen we de stad uit. Regenwolken zakken
voor de besneeuwde bergtoppen, maar in de verte klaart
het al weer op. |
|
|
|
Tegen
de avond stoppen we bij een pension. Het is veel te
koud om er op het balkon te gaan zitten, maar genieten
tijdens het opeten van de laatste broodjes met kaas
(als we een mooie kamer hebben, bereiden we daar meestal
ook een simpele maaltijd en gaan we niet uit eten) wel
van het uitzicht op de kloostertoren en de bergen daarachter. |
|
|
|
Dag
20, 12 oktober 2016: van Stams naar Sölden (59 km;
1000 m klimmen, 350 m dalen) |
|
|
|
We
verlaten de Inn Radweg en fietsen het Ötztal in.
Daar volgen we een prachtige bewegwijzerde fietsroute,
die nu bijna voltooid is: voornamelijk over grind- en
bospaden, soms een stukje fietspad langs de drukke hoofdweg
naar Ötz. Niet geschikt voor dunne banden, maar
op onze fietsen goed te doen. |
|
|
|
Af en
toe lopen we als het echt steil wordt, zoals hier bij
een korte klim van 14%. |
|
|
|
Waarbij rekening is gehouden met watjes zoals wij: na
het klimmetje staat een tweepersoons ligbank voor ons
klaar. Ook het weer is vandaag fantastisch. In de schaduw
blijft het fris, maar in de zon is het gelijk 10 graden
warmer. |
|
|
|
Tegen
het eind van de middag verdwijnt de zon achter de bergen
en zakt het kwik snel richting vriespunt. Hoog tijd
om een kamer te zoeken en nog even te genieten van de
besneeuwde bergtoppen in de avondgloed. |
|
|
|
Morgen
willen we verder over de Timmelsjoch. De pasweg is nog
open en de weersverwachting is niet slecht: fris met
opklaringen, en droog. Morgenmiddag wordt boven op de
Timmelsjoch (2509 m) een temperatuur rond het vriespunt
verwacht, terwijl het daar vandaag is blijven vriezen.
We hebben er zin in! |
|
Dag
21, 13 oktober 2016: van Sölden naar Moos in Passeier
(50 km; 1400 m klimmen, 1750 m dalen) |
|
|
|
Het
voelt winters koud wanneer we uit Sölden vertrekken.
Het zonlicht is valer dan gistermiddag en de wind is
harder gaan waaien. Alles wijst op een naderende weersverandering,
maar voor vandaag wordt nog droog weer voorspeld. Langzaam
trappen we de eerste kilometers over de grote weg door
het Ötztal, die geleidelijk rustiger wordt. Het
meeste verkeer heeft een van de omringende dorpen als
eindbestemming en rijdt niet over de Timmelsjoch.
Na anderhalf uur hebben we 9 km afgelegd en 350 m geklommen.
We fietsen door een nauw dal, dat als windtunnel lijkt
te fungeren. De vlagerige wind is nu stormachtig geworden
en dwingt ons regelmatig tot afstappen. Wanneer we daarna
weer gaan fietsen, kost het ons veel moeite om de fietsen
goed op de weg te houden. Hoog tijd voor crisisberaad,
want op deze manier gaan we vandaag de Timmelsjoch niet
halen.
'Zullen we in ieder geval nog tot de afslag bij
Obergurgl gaan?', stel ik voor. 'Daar gaat
de weg met een scherpe bocht de andere kant op. Ik hoop
dat de wind daar geen vat meer op ons zal hebben. Anders
kunnen we beter terugfietsen en de trein over de Brennerpas
nemen.'
Verderop hebben we inderdaad geen last meer van de wind.
Rustig klimmen we verder. Na elke haarspeldbocht komt
de sneeuw dichterbij. |
|
|
|
Op
2100 m hoogte passeren we Hochgurgl, een lelijk appartementendorp
dat claimt het 'Schneesicherster Wintersportort
in den Alpen' te zijn. 'Erstes Hotel mit Hydrosoft
im Zimmer', staat met koeienletters op een muur.
Leuk voor dat hotel, maar ik had hier liever een sfeervolle
konditorei aangetroffen. Gelukkig is er anderhalve kilometer
verder een fonkelnieuw en best wel hip Motorradmuseum,
waar we ons op kunnen warmen met soep en warme chocola. |
|
|
|
We
zijn al bijna op 2200 m hoogte, als tot onze schrik
de weg ineens 140 meter omlaag gaat. Dat betekent straks
weer minstens een half uur extra klimmen. Na deze afdaling
maakt de weg een haakse bocht en bevinden we ons in
een andere wereld: een klim van 8 tot 10 procent, een
temperatuur onder het vriespunt, een flinke tegenwind
en een verlaten poollandschap. De zon is nu achter een
grauwsluier verdwenen, de nieuwe ijstijd is begonnen. |
|
|
|
Een
smokkelaarsmonument herinnert aan andere tijden. Er
staat zelfs een bankje, maar we weerstaan de verleiding
om hier even te gaan zitten. We moeten nu in beweging
blijven om niet onderkoeld te raken. |
|
|
|
Even
later passeren we een bord met de unheimische naam Totenstein.
Hier ligt een rotsblok, waar smokkelaars vaak enige
beschutting vonden bij onverwacht slecht weer. Sommigen
overleefden zo een barre tocht, anderen werden er na
een ijzige nacht levenloos aangetroffen. |
|
|
|
De
weg lijkt eindeloos, maar anderhalve kilometer voor
de top komen er weer bochten. We houden onze voeten
warm door flinke stukken te lopen. |
|
|
|
Tegen
vijven zijn we boven. Het café waar we ons op
hadden willen warmen, staat in de steigers en is gesloten.
It 's lonely at the top. En vooral heel erg koud: het
vriest nu al meer dan vijf graden. |
|
|
|
Snel
trekken we alles aan wat we bij ons hebben: bivakmutsen,
helmen, vijf lagen kleding (Icebreakershirt + fleecetrui
+ windstopper + thermojack + regenjack), een regenbroek
over de thermobroek en winddichte hoezen over de schoenen.
Na het omkleden is de temperatuur al gezakt naar - 5.8
graden. Snel fietsen we bergafwaarts, nagestaard door
berggeiten. |
|
|
|
|
|
Aan
de Italiaanse kant ligt bijna geen sneeuw. Wel hangen
er ijspegels aan de kale rotswanden. |
|
|
|
Na
9 km en 660 m dalen bereiken we Gasthof Hochfirst. Daar
warmen ons op met thee en apfelstrudel. Helaas is er
geen kamer meer vrij. Dus stappen we na een half uur
weer op onze fietsen. Gelukkig vriest het nu niet meer.
In de schemering rijden we naar Moos, waar volgens booking.com
niks meer open is. Toch vinden we in dit spookdorp nog
een gasthaus waar licht brandt. Corrie belt aan en even
later hebben we een mooie kamer. |
|
Dag 22, 14 oktober 2016: van Moos naar Meran (29 km; 120
m klimmen, 775 m dalen) |
|
|
|
's Ochtends vroeg vallen de eerste
spetters en tegen de tijd dat we koffie drinken, giet
het uit de lucht. De weersverwachting ontneemt ons
elke illusie dat het later op de dag misschien nog
op zou gaan klaren. Waren we gisteren nog in dubio
of we een dag na de barre tocht over de Timmelsjoch
al toe zouden zijn aan de beklimming van de Jaufenpas,
nu hoeven we daar niet meer over na te denken.
In dit weer rest ons één optie: heuvelafwaarts
naar de kuurstad Meran, waar we de rest van de dag
kunnen vullen met het bezoeken van winkels, musea
en café's. In juli waren we hier ook even,
maar toen was het te heet om de stad te bekijken.
Nu komen we erachter dat Meran een mooie, sfeervolle
stad is. De camera's hebben we deze dag in het gasthaus
achtergelaten.
|
|
Dag 23, 15 oktober 2016: van Meran naar St. Valentin
(13 km; 640 m klimmen, 20 m dalen) en een wandeling
(4 km; 150 m klimmen, 150 m dalen)) |
|
|
|
Na
het passeren van een kletsnat warmtefront lijken er
een paar hele mooie dagen te volgen. In Meran pakken
we de trein om de geplande route in de Dolomieten weer
op te pakken. (De route van Meran naar Bozen hebben
we in juli al gefietst, op dag 10.)
We stappen uit in Waidbruck. Daar fietsen we steil omhoog
over een iets te drukke weg naar Kastelruth. We hebben
pech dat in Duitsland vandaag de herfstvakantie is begonnen:
het ene na het andere Duitse nummerbord zoeft ons voorbij
op weg naar een vakantiebestemming in de Dolomieten.
Volgens booking.com zijn er nog kamers in Seis, maar
dan moeten we wel een dal in, waar we dan morgen weer
uit moeten klimmen. We kunnen ook vandaag nog verder
bergopwaarts fietsen, maar dan gaat het wel laat worden.
Ook komen we dan geen winkels meer tegen. Dus slaan
we toch maar de weg naar Seis in.
Vlak voor het begin van de onvermijdelijk lijkende afdaling
ziet Corrie een bordje.
'Zimmer frei', roept ze, 'Precies waar
we het liefst willen stoppen!'
Hoopvol fietsen we een doodlopende zijweg in. Na 400
m staan we op het erf van de Zatzerhof. Corrie vraagt
of er nog een kamer is.
'Nee, nu niet. De kamer die niet verhuurd is, moet
nog schoongemaakt worden.'
'Geen probleem. We willen toch eerst nog boodschappen
doen. Is er een winkel in Seis?'
'Niet in Seis, maar wel in Kastelruth, 2 km hiervandaan.
Via de grote weg of over een mooie wanderweg.'
We pakken onze rugzakjes en beginnen aan de korte maar
schitterende wandeling naar de supermarkt. |
|
|
|
|
|
|
|
Terug op de Zatzerhof gaan we op het balkon van onze
kamer zitten, waar we over het dal van Seis heen kunnen
kijken. Hier vullen we een tafel met broodjes, zelfgemaakte
caprese, druiven en een paar glazen Südtiroler
bier. Tijdens de balkonpicknick zien we hoe de schaduwen
van de bergen steeds langer worden, tot de zon uit het
zicht is verdwenen en de onderkant van de wolken rood
kleurt. |
|
|
.
|
Dag
24, 16 oktober 2016: van St. Valentin naar Campitello
(31 km; 1275 m klimmen, 975 m dalen) |
|
|
|
Gestaag klimmen we naar Compatsch, waar hellende bossen
plaats maken voor de golvende alpenweiden van de Seiser
Alm. Vanaf de skilift is geen autoverkeer meer toegestaan.
Vrij als vogels dansen we met onze wielen over het slingerende
asfalt de besneeuwde bergen tegemoet. Herfstkleuren
verraden dat het oktober is, maar het voelt vandaag
alsof de lente is begonnen. De lucht is strakblauw,
er staat bijna geen wind en je kunt mijlenver zien.
|
|
|
|
Tegen
tweeën zijn we hard toe aan een lunch. Het is nu
is 20 graden warmer dan enkele dagen terug en het gras
is droog. Vandaag geen soep in een verwarmde eettent,
maar een zonovergoten picknick. |
|
|
|
Straks
gaan we naar de Mahlknechtjoch, (die in het Italiaans
bekend is als Passo de Duron en in de derde streektaal,
het Ladinisch als Jëuf da Duron). Net als de Alpisella
(zie dag 7) en de Klammljoch (zie dag 14) is dit een
grindpad. We moeten alleen nog beslissen hoe we naar
dat grindpad rijden: over de hoofdroute, die eerst nog
200 m afdaalt, of via een wat kortere route die eerst
nog een stuk klimt om 135 m lager bij de hoofdroute
uit te komen. We kiezen voor de hoofdroute, waar we
het langst van het autovrije asfalt kunnen genieten,
en rollen het eerste stuk omlaag. |
|
|
|
|
|
Al snel na de afdaling maakt de asfaltweg plaats voor
een grindpad, dat best wel steil is. We stappen regelmatig
af om een stuk te lopen. Dat deden we ook op de Alpisella
en de Klammljoch, maar daar reden we nog met vier tassen
en een tent. Ondanks onze hotelbepakking is het best
wel zwoegen op de Mahlknecht. Vlakbij de boomgrens ploffen
we neer op een onweerstaanbaar bankje. Daar zien we
nog heel wat fietsers voorbijkomen, soms zelfs met een
kind achterop. Dat lijkt stoerder dan het is: het zijn
haast allemaal e-bikes. |
|
|
|
Het
bankje stond hier niet voor niks. Slechts anderhalve
kilometer en 200 hoogtemeters resteren tot de top, wat
neerkomt op een gemiddelde stijging van 13 procent.
Af en toe fiets ik een stukje, maar dat duurt nooit
lang. Zodra het me lukt om snel genoeg te gaan om de
fietscomputer uit zijn siësta te wekken, meldt
deze een hellingpercentage van 16.
Meestal klimt Corrie een stuk sneller dan ik, ook als
zij een tent meezeult. Is het echter steiler dan 10
procent, dan hou ik het in mijn slakkengang langer vol.
In elke haarspeldbocht zet ik mijn fiets aan de kant
en maak ik even een foto; of loop ik een stukje terug
om Corrie te helpen met duwen.
'We zouden hier ook een keer zonder fiets heen kunnen
gaan', zegt ze grijnzend. 'Dit is een fantastisch
wandelgebied.' |
|
|
|
Van
alle passen die we dit jaar hebben gefietst, is de Mahlknecht
misschien wel de zwaarste, maar beslist ook een van
de mooiste. |
|
|
|
|
|
|
|
De
afdaling blijkt nog steiler te zijn dan de klim, hier
en daar rond de 20 procent. Ook is het grind hier grover
en losser dan aan de andere kant van de pas. We zijn
geen mountain bikers, dus lopen we met de fietsen voorzichtig
omlaag. Later wordt het regime milder en zoeven we bergafwaarts
naar Campitello di Fassa. |
|
|
|
Dag 25, 17 oktober 2016: van Campitello naar Selva di
Cadore (40 km; 1140 m klimmen, 1100 m dalen) |
|
|
|
Na de Mahlknechtjoch ervaren we de Passo Fedaia
als een 'Alpenpas light'. Comfortabel asfalt, weinig
verkeer en milde stijgingspercentages. We zijn al
vroeg in de middag boven. Helaas is de 'Indian summer'
van de laatste dagen nu voorbij. In de loop van de
dag verdwijnt de zon achter een steeds dikker wolkendek.
Net als vier dagen terug op de Timmelsjoch is het
waterkoud, al vriest het hier nu niet. In plaats van
een picknick op de pas kiezen we voor een bord dampende
spaghetti in een warme rifugio.
|
|
|
|
Ver boven ons rijzen de ijzige randen van de Marmolada
op. |
|
|
|
Op
pashoogte (2057 m) fietsen we enkele kilometers langs
een stuwmeer. |
|
|
|
De
afdaling naar Caprile is een stuk steiler dan de klim
vanuit Canazei. Net als gisteren zijn we blij dat we
nu niet de andere kant op fietsen. |
|
|
|
Later
op de middag beginnen we alvast aan de volgende klim.
Na 400 hoogtemeters stoppen we aan de voet van de Passo
di Giau. Daar zouden we morgen overheen willen fietsen
op weg naar Cortina d'Ampezzo. Het weerbericht voor
de komende dagen wordt echter steeds slechter: er komt
een koufront aan dat vooral in Oostenrijk - onze eindbestemming
- dagenlang regen en sneeuw belooft. Terwijl het buiten
begint te miezeren, spreiden we binnen de wegenkaart
open om weer eens een plan B te bedenken. Net als vijf
jaar terug in IJsland is ons motto: het mag best ruig
zijn, maar het moet ook leuk blijven... |
|
Dag 26, 18 oktober 2016: van Selva di Cadore naar Belluno
(64 km; 715 m klimmen, 1725 m dalen) |
|
|
|
Wanneer
we 's ochtends naar buiten kijken, is het nog even zonnig,
maar achter de bergen zijn de wolken van het naderende
koufront al in aantocht. |
|
|
|
De
Passo di Giau lonkt nog steeds, maar de kans op regen,
sneeuw of dichte mist is vandaag reëel. Ook voor
de rest van de week lijkt de kans op mooi herfstweer
verkeken. Daarom hebben we besloten om het roer om te
gooien. Vandaag rest nog een korte klim naar de Passo
Staulanza (1773 m). |
|
|
|
Na
deze pas fietsen we de rest van de dag bergafwaarts.
Gelukkig blijkt ook deze route niet druk te zijn. |
|
|
|
Inmiddels is het gaan regenen, maar zo zachtjes dat
we er bij het afdalen weinig last van hebben. |
|
|
|
In de loop van de
middag klaart het weer op en knallen de herfstkleuren
ons tegemoet. |
|
|
|
We fietsen door de diep ingesneden Val di Zoldo. Onder
ons kabbelt de Torrente Maè. |
|
|
|
Een
uur lang vinden we geen mooie picknickplek. Links en
rechts van de weg zijn dichtbeboste hellingen. Totdat
er in een scherpe bocht opeens een trattoria opdoemt
met een zonovergoten terras en uitstekende gerechten.
|
|
|
|
We eindigen deze dag in Belluno, een stadje aan de zuidrand
van de Dolomieten. Het heeft een fraaie binnenstad,
met o.a. het Palazzo dei Rettori. |
|
|
|
Dag
27, 19 oktober 2016: per trein van van Belluno naar Verona) |
|
's
Ochtends kijken we nog even rond in Belluno, maar al
snel vluchten we voor de regen een café in, waar
we de dienstregeling van de trein bekijken. De verwachting
is dat het ook in de Povlakte twee dagen miezerweer
zal blijven, maar minder nat en een stuk warmer dan
in de bergen. We bedenken welke steden hier de moeite
waard zijn om rond te kijken. In Venetië zijn we
al eens geweest en daar moet je in de herfstvakantie
ook niet willen zijn. Verona kennen we nog niet. Even
later zitten we in de trein, waar fietsenklemmen en
spanbanden de fietsen op hun plek moeten houden. |
|
|
|
Verona heeft een
indrukwekkende binnenstad. 's Avonds lopen we langs de
Romeinse Arena. |
|
|
|
En de eveneens Romeinse
Porta Borsari. |
|
|
|
Ook de middeleeuwse
Torre dei Lamberti mag er zijn. (De grote klok werd in
1779 aangebracht). |
|
|
|
Dag 28, 20 oktober 2016: een dagje Verona) |
|
Vandaag
blijven de fietsen op slot staan in een afgesloten parkeerbunker.
We wandelen door de natgeregende straten, stegen en
pleinen van Verona en drinken uitgebreid cappuccino
in een mooi café waar veel meer Italianen dan
toeristen zitten.
We hebben geluk: er hangt nu een grote collectie schilderijen
en tekeningen van Picasso in het Palazzo Forti. De rest
van de ochtend dompelen we ons onder in het fascinerende
werk en het turbulente leven van de grote Spaanse kunstenaar.
We zien ook de grote Europese drama's van de twintigste
eeuw in zijn werk voorbijkomen.
's Middag gaan we nog wat verder terug in de tijd. In
de Dom van Verona, een robuust bouwwerk in een mix van
romaanse en gotische stijlen, staan we voor een schilderij
van Tiziano Vecellio, dat de hemelvaart van Maria uitbeeldt.
Zoals Picasso een kind van de twintigste eeuw was, was
Tiziano dat van de contrareformatie. |
|
|
|
Aan de overkant
van de Adige hebben we een weids uitzicht over de stad. |
|
|
|
Via de 14e-eeuwse Ponte di Castel Vecchio lopen we de
oude stad weer in... |
|
|
|
...en komen we weer uit
bij de Arena.
|
|
|
|
Op
een gure herfstdag gaat er niks boven een Italiaanse
stad met een paar duizend jaar cultuurgeschiedenis,
maar morgen gaan we weer fietsen. |
|
Dag
29, 21 oktober 2016: van Verona naar Maicesinne (65 km;
420 m klimmen, 400 m dalen) |
|
|
|
De
nazomer is weer even terug. Wanneer we Verona uitfietsen,
lossen de laatste wolken op in de stralende oktoberzon.
De hele ochtend rijden we over fietspaden op de oevers
van irrigatiekanalen, die ook gebruikt worden door Hans
Reitsma's route naar Rome. Het zou het makkelijkst en
het rustigst zijn om deze fietspaden de hele dag te
blijven volgen naar Trento, maar dan zouden we genoegen
moeten nemen met veel van hetzelfde. Liever fietsen
we langs het Gardameer, al rijdt dat wel wat om, moet
daar meer geklommen worden en is het er drukker. |
|
|
|
Onder de palmen bij Garda
is het moeilijk voor te stellen dat de besneeuwde
Timmelsjoch, waar we 8 dagen eerder overheen fietsten,
hier hemelsbreed maar 150 km vandaan ligt.
|
|
|
|
In de zomervakantie moet het hier erg druk zijn, maar
nu valt het mee. De doorgaande weg langs het meer is
redelijk te fietsen, al nemen we zoveel mogelijk de
oeverpromenades - indien aanwezig. En het mooie avondlicht
komt nu al ruim voor het avondeten. |
|
|
|
|
|
Dag
30, 22 oktober 2016: van Maicesinne naar Trento (61 km;
360 m klimmen, 250 m dalen) ) |
|
|
|
Met een stevig klimmetje verlaten we het Gardameer.
Dan slingeren we over een prachtig fietspad weer heuvelafwaarts
naar het dal van de Adige, waar een fietsversie van
de Romeinse Via Claudia Augusta ligt. |
|
|
|
Trento is een mooie renaissancestad,
compleet met domplein en kathedraal.
|
|
|
|
Dag
31, 23 oktober 2016: van Trento met de trein naar Brenner,
dan fietsend van de Brennerpas naar Innsbruck (45 km;
130 m klimmen, 900 m dalen) en per trein verder naar München.) |
|
|
|
Het is zondagochtend en een groepje Trentenaren loopt
in klederdracht over het Domplein. |
|
|
|
Helaas
komt ook aan deze tocht een eind. We zijn nog lang niet
uitgefietst, maar het mooie weer begint op te raken
en vandaag moeten we de nachttrein naar huis halen.
We hadden bij de Treinreiswinkel al plekken gereserveerd
in de Eurocity van Innsbruck naar München. Eerder
op de dag stopt die ook hier in Trento. In Trento kun
je echter niet een dag van tevoren (en - gezien de stelligheid
van de man achter het stationsloket - misschien wel
nooit) fietsplekken in de Eurocity reserveren. Hier
hadden we al op gerekend; we gaan met een stoptrein,
die ruim voorzien is van fietsplekken, naar Bolzano
en daarvandaan met een andere stoptrein naar de Brennerpas. |
|
|
|
We
hebben nog een hele middag om van de Brennerpas naar
Innsbruck te fietsen. De Brenner is zo'n beetje de lulligste
pas in de Alpen: slechts 1370 m hoog - heel wat Alpendalen
zijn hoger. Bovenop de pas ligt een spoorlijn, een snelweg
en het grote bedrijventerrein van Brenner. De oude weg
van Brenner naar Innsbruck is best wel druk, maar als
we bergafwaarts fietsen, blijven de auto's netjes achter
ons. Aan de Italiaanse kant van de Brennerpas ligt een
mooi fietspad, dat niet is doorgetrokken in Oostenrijk.
In anderhalf uur scheuren we naar Innsbruck, waar we
nog een paar uur op onze Eurocity moeten wachten. |
|
|
|
's
Avonds laat vertrekt de nachttrein van München
naar Amsterdam. Dit is waarschijnlijk de laatste keer
dat we met een nachttrein zonder overstap naar Nederland
kunnen reizen. De volgende ochtend krijgen we in de
buurt van Emmerich ons ontbijt. Voor het eerst sinds
jaren hebben we geen vertraging in deze trein!
Zoals gezegd, zijn we met de Alpen nog lang niet klaar.
De volgende keer zullen we daar op een andere manier
moeten zien te komen... |
|
|
|
|
|