-
Fietsen door de Alpen (2)
 

In 2016 fietsten we tweemaal door de Alpen. Eerst drie weken aan het begin van de zomer (zie hier); hieronder wordt de tweede tocht in oktober beschreven.

Het kaartje hieronder geeft een overzicht van de routes en de bedwongen passen: de roze lijn is de 900 km lange zomertocht van Andermatt naar Salzburg, de blauwe lijn is het rondje dat we in oktober vanuit Innsbruck hebben gedaan (500 km op de fiets, de rest per trein).

 
 

Begin oktober was er sprake van een vroege winterinval in de Oostenrijkse Alpen. Op de dag dat we vertrokken, 10 oktober, was het daar nog steeds koud, maar leek er wel een eind te komen aan de koudegolf.
Helaas is de Großglockner Hochalpenstraße tijdens die koudegolf alleen nog open voor vierwielige voertuigen met winterbanden. Webcams laten er een witte wereld zien met een flinterdun lint van geveegd asfalt. De kans dat er een paar dagen later weer gefietst zal kunnen worden, lijkt niet groot.

Wanneer we in München uit de nachttrein stappen, voelen we direct al hoe koud het is. Iedereen loopt nu in dikke winterjassen. De hete zomeravond die we hier precies drie maanden geleden meemaakten, lijkt nu heel ver weg. Snel stappen we over op de trein naar Kufstein.
Ook daar is het fris: een graad of 7. En het miezert er ook nog. We zoeken een konditorei op en nemen daar ons reisplan nog eens goed onder de loep. We kunnen nu wel op goed geluk naar de Großglockner fietsen, maar dan riskeren we dat we uiteindelijk om moeten rijden via de Alpe Adria Radweg, waar we in juli al een stuk van hebben gedaan. Bovendien blijft het ten oosten van Kufstein de komende dagen koud en miezerig.

Een andere optie is de geplande route niet met de klok mee, maar tegen de klok in te gaan fietsen, zodat we aan het eind van de vakantie misschien nog een kans krijgen om de Großglocknerroute van zuid naar noord te fietsen. Over twee dagen staan we dan niet voor de Großglockner, maar voor de Timmelsjoch. Die pas is net zo hoog, maar duurt niet tientallen kilometers. Eenmaal boven, gaat de weg daar direct weer steil omlaag, zodat de kleumfase maar kort zal zijn. Bovendien blijft het in Tirol de komende dagen droog en breekt daar ook de zon regelmatig door. En in Südtirol is het nog prima fietsweer; in Bozen wordt het overmorgen zelfs 18 graden.
We hakken de knoop door en fietsen terug naar het station om de trein naar Innsbruck te nemen. In juni verlengden we onze treinreis vanwege een hittegolf, nu doen we hetzelfde in verband met een koudegolf.

 
Dag 19, 11 oktober 2016: van Innsbruck naar Stams (40 km; 200 m klimmen, 95 m dalen)
 
 
In Innsbruck stappen we weer op de fietsen. Het weer is niet meer zo troosteloos als in Kufstein. Af en toe schiet een sprankje zonlicht door een gaatje in de wolken. Koud is het nog wel. De gure wind blaast rücksichtslos door mijn lange lycrabroek heen.
'Ik vrees dat we onze regenbroeken moeten gebruiken als windstoppers', zeg ik. 'Of hier nog snel even een paar thermobroeken aanschaffen. Die hebben we bij het fietsen nooit echt nodig gehad, maar nu lijkt het me geen overbodige luxe.'
Corrie knikt. 'Hier in Innsbruck moeten goede outdoorwinkels zijn.' Even later vinden we een overdekt winkelcentrum met een buitensportzaak. Fietsen mogen echter niet naar binnen en Oostenrijkers zijn streng als het om regeltjes gaat. Dus gaat Corrie naar binnen, terwijl ik buiten bij de fietsen blijf. Een half uur later zijn we allebei een lichtgewicht thermobroek rijker.
We gaan nog even lunchen bij de Furstenburg met zijn balkondak van klatergoud en zijn dan eindelijk klaar voor onze herfstalpentocht.
 
 
Langs de Inn Radweg fietsen we de stad uit. Regenwolken zakken voor de besneeuwde bergtoppen, maar in de verte klaart het al weer op.
 
 
Tegen de avond stoppen we bij een pension. Het is veel te koud om er op het balkon te gaan zitten, maar genieten tijdens het opeten van de laatste broodjes met kaas (als we een mooie kamer hebben, bereiden we daar meestal ook een simpele maaltijd en gaan we niet uit eten) wel van het uitzicht op de kloostertoren en de bergen daarachter.
 
 
Dag 20, 12 oktober 2016: van Stams naar Sölden (59 km; 1000 m klimmen, 350 m dalen)
 
 
We verlaten de Inn Radweg en fietsen het Ötztal in. Daar volgen we een prachtige bewegwijzerde fietsroute, die nu bijna voltooid is: voornamelijk over grind- en bospaden, soms een stukje fietspad langs de drukke hoofdweg naar Ötz. Niet geschikt voor dunne banden, maar op onze fietsen goed te doen.
 
 
Af en toe lopen we als het echt steil wordt, zoals hier bij een korte klim van 14%.
 
 

Waarbij rekening is gehouden met watjes zoals wij: na het klimmetje staat een tweepersoons ligbank voor ons klaar. Ook het weer is vandaag fantastisch. In de schaduw blijft het fris, maar in de zon is het gelijk 10 graden warmer.

 
 
Tegen het eind van de middag verdwijnt de zon achter de bergen en zakt het kwik snel richting vriespunt. Hoog tijd om een kamer te zoeken en nog even te genieten van de besneeuwde bergtoppen in de avondgloed.
 
 
Morgen willen we verder over de Timmelsjoch. De pasweg is nog open en de weersverwachting is niet slecht: fris met opklaringen, en droog. Morgenmiddag wordt boven op de Timmelsjoch (2509 m) een temperatuur rond het vriespunt verwacht, terwijl het daar vandaag is blijven vriezen. We hebben er zin in!
 
Dag 21, 13 oktober 2016: van Sölden naar Moos in Passeier (50 km; 1400 m klimmen, 1750 m dalen)
 
 
Het voelt winters koud wanneer we uit Sölden vertrekken. Het zonlicht is valer dan gistermiddag en de wind is harder gaan waaien. Alles wijst op een naderende weersverandering, maar voor vandaag wordt nog droog weer voorspeld. Langzaam trappen we de eerste kilometers over de grote weg door het Ötztal, die geleidelijk rustiger wordt. Het meeste verkeer heeft een van de omringende dorpen als eindbestemming en rijdt niet over de Timmelsjoch.
Na anderhalf uur hebben we 9 km afgelegd en 350 m geklommen. We fietsen door een nauw dal, dat als windtunnel lijkt te fungeren. De vlagerige wind is nu stormachtig geworden en dwingt ons regelmatig tot afstappen. Wanneer we daarna weer gaan fietsen, kost het ons veel moeite om de fietsen goed op de weg te houden. Hoog tijd voor crisisberaad, want op deze manier gaan we vandaag de Timmelsjoch niet halen.
'Zullen we in ieder geval nog tot de afslag bij Obergurgl gaan?', stel ik voor. 'Daar gaat de weg met een scherpe bocht de andere kant op. Ik hoop dat de wind daar geen vat meer op ons zal hebben. Anders kunnen we beter terugfietsen en de trein over de Brennerpas nemen.'
Verderop hebben we inderdaad geen last meer van de wind. Rustig klimmen we verder. Na elke haarspeldbocht komt de sneeuw dichterbij.
 
 
Op 2100 m hoogte passeren we Hochgurgl, een lelijk appartementendorp dat claimt het 'Schneesicherster Wintersportort in den Alpen' te zijn. 'Erstes Hotel mit Hydrosoft im Zimmer', staat met koeienletters op een muur. Leuk voor dat hotel, maar ik had hier liever een sfeervolle konditorei aangetroffen. Gelukkig is er anderhalve kilometer verder een fonkelnieuw en best wel hip Motorradmuseum, waar we ons op kunnen warmen met soep en warme chocola.
 
 
We zijn al bijna op 2200 m hoogte, als tot onze schrik de weg ineens 140 meter omlaag gaat. Dat betekent straks weer minstens een half uur extra klimmen. Na deze afdaling maakt de weg een haakse bocht en bevinden we ons in een andere wereld: een klim van 8 tot 10 procent, een temperatuur onder het vriespunt, een flinke tegenwind en een verlaten poollandschap. De zon is nu achter een grauwsluier verdwenen, de nieuwe ijstijd is begonnen.
 
 
Een smokkelaarsmonument herinnert aan andere tijden. Er staat zelfs een bankje, maar we weerstaan de verleiding om hier even te gaan zitten. We moeten nu in beweging blijven om niet onderkoeld te raken.
 
 
Even later passeren we een bord met de unheimische naam Totenstein. Hier ligt een rotsblok, waar smokkelaars vaak enige beschutting vonden bij onverwacht slecht weer. Sommigen overleefden zo een barre tocht, anderen werden er na een ijzige nacht levenloos aangetroffen.
 
 
De weg lijkt eindeloos, maar anderhalve kilometer voor de top komen er weer bochten. We houden onze voeten warm door flinke stukken te lopen.
 
 
Tegen vijven zijn we boven. Het café waar we ons op hadden willen warmen, staat in de steigers en is gesloten. It 's lonely at the top. En vooral heel erg koud: het vriest nu al meer dan vijf graden.
 
 
Snel trekken we alles aan wat we bij ons hebben: bivakmutsen, helmen, vijf lagen kleding (Icebreakershirt + fleecetrui + windstopper + thermojack + regenjack), een regenbroek over de thermobroek en winddichte hoezen over de schoenen. Na het omkleden is de temperatuur al gezakt naar - 5.8 graden. Snel fietsen we bergafwaarts, nagestaard door berggeiten.
 
 
 
Aan de Italiaanse kant ligt bijna geen sneeuw. Wel hangen er ijspegels aan de kale rotswanden.
 
 
Na 9 km en 660 m dalen bereiken we Gasthof Hochfirst. Daar warmen ons op met thee en apfelstrudel. Helaas is er geen kamer meer vrij. Dus stappen we na een half uur weer op onze fietsen. Gelukkig vriest het nu niet meer. In de schemering rijden we naar Moos, waar volgens booking.com niks meer open is. Toch vinden we in dit spookdorp nog een gasthaus waar licht brandt. Corrie belt aan en even later hebben we een mooie kamer.
Dag 22, 14 oktober 2016: van Moos naar Meran (29 km; 120 m klimmen, 775 m dalen)
 
 
's Ochtends vroeg vallen de eerste spetters en tegen de tijd dat we koffie drinken, giet het uit de lucht. De weersverwachting ontneemt ons elke illusie dat het later op de dag misschien nog op zou gaan klaren. Waren we gisteren nog in dubio of we een dag na de barre tocht over de Timmelsjoch al toe zouden zijn aan de beklimming van de Jaufenpas, nu hoeven we daar niet meer over na te denken.
In dit weer rest ons één optie: heuvelafwaarts naar de kuurstad Meran, waar we de rest van de dag kunnen vullen met het bezoeken van winkels, musea en café's. In juli waren we hier ook even, maar toen was het te heet om de stad te bekijken. Nu komen we erachter dat Meran een mooie, sfeervolle stad is. De camera's hebben we deze dag in het gasthaus achtergelaten.
Dag 23, 15 oktober 2016: van Meran naar St. Valentin (13 km; 640 m klimmen, 20 m dalen) en een wandeling (4 km; 150 m klimmen, 150 m dalen))
 
 
Na het passeren van een kletsnat warmtefront lijken er een paar hele mooie dagen te volgen. In Meran pakken we de trein om de geplande route in de Dolomieten weer op te pakken. (De route van Meran naar Bozen hebben we in juli al gefietst, op dag 10.)

We stappen uit in Waidbruck. Daar fietsen we steil omhoog over een iets te drukke weg naar Kastelruth. We hebben pech dat in Duitsland vandaag de herfstvakantie is begonnen: het ene na het andere Duitse nummerbord zoeft ons voorbij op weg naar een vakantiebestemming in de Dolomieten. Volgens booking.com zijn er nog kamers in Seis, maar dan moeten we wel een dal in, waar we dan morgen weer uit moeten klimmen. We kunnen ook vandaag nog verder bergopwaarts fietsen, maar dan gaat het wel laat worden. Ook komen we dan geen winkels meer tegen. Dus slaan we toch maar de weg naar Seis in.
Vlak voor het begin van de onvermijdelijk lijkende afdaling ziet Corrie een bordje.
'Zimmer frei', roept ze, 'Precies waar we het liefst willen stoppen!'
Hoopvol fietsen we een doodlopende zijweg in. Na 400 m staan we op het erf van de Zatzerhof. Corrie vraagt of er nog een kamer is.
'Nee, nu niet. De kamer die niet verhuurd is, moet nog schoongemaakt worden.'
'Geen probleem. We willen toch eerst nog boodschappen doen. Is er een winkel in Seis?'
'Niet in Seis, maar wel in Kastelruth, 2 km hiervandaan. Via de grote weg of over een mooie wanderweg.'
We pakken onze rugzakjes en beginnen aan de korte maar schitterende wandeling naar de supermarkt.
 
 
 
 
Terug op de Zatzerhof gaan we op het balkon van onze kamer zitten, waar we over het dal van Seis heen kunnen kijken. Hier vullen we een tafel met broodjes, zelfgemaakte caprese, druiven en een paar glazen Südtiroler bier. Tijdens de balkonpicknick zien we hoe de schaduwen van de bergen steeds langer worden, tot de zon uit het zicht is verdwenen en de onderkant van de wolken rood kleurt.
 
.
Dag 24, 16 oktober 2016: van St. Valentin naar Campitello (31 km; 1275 m klimmen, 975 m dalen)
 
Gestaag klimmen we naar Compatsch, waar hellende bossen plaats maken voor de golvende alpenweiden van de Seiser Alm. Vanaf de skilift is geen autoverkeer meer toegestaan. Vrij als vogels dansen we met onze wielen over het slingerende asfalt de besneeuwde bergen tegemoet. Herfstkleuren verraden dat het oktober is, maar het voelt vandaag alsof de lente is begonnen. De lucht is strakblauw, er staat bijna geen wind en je kunt mijlenver zien.
 
 
Tegen tweeën zijn we hard toe aan een lunch. Het is nu is 20 graden warmer dan enkele dagen terug en het gras is droog. Vandaag geen soep in een verwarmde eettent, maar een zonovergoten picknick.
 
 
Straks gaan we naar de Mahlknechtjoch, (die in het Italiaans bekend is als Passo de Duron en in de derde streektaal, het Ladinisch als Jëuf da Duron). Net als de Alpisella (zie dag 7) en de Klammljoch (zie dag 14) is dit een grindpad. We moeten alleen nog beslissen hoe we naar dat grindpad rijden: over de hoofdroute, die eerst nog 200 m afdaalt, of via een wat kortere route die eerst nog een stuk klimt om 135 m lager bij de hoofdroute uit te komen. We kiezen voor de hoofdroute, waar we het langst van het autovrije asfalt kunnen genieten, en rollen het eerste stuk omlaag.
 
 
 
Al snel na de afdaling maakt de asfaltweg plaats voor een grindpad, dat best wel steil is. We stappen regelmatig af om een stuk te lopen. Dat deden we ook op de Alpisella en de Klammljoch, maar daar reden we nog met vier tassen en een tent. Ondanks onze hotelbepakking is het best wel zwoegen op de Mahlknecht. Vlakbij de boomgrens ploffen we neer op een onweerstaanbaar bankje. Daar zien we nog heel wat fietsers voorbijkomen, soms zelfs met een kind achterop. Dat lijkt stoerder dan het is: het zijn haast allemaal e-bikes.
 
Het bankje stond hier niet voor niks. Slechts anderhalve kilometer en 200 hoogtemeters resteren tot de top, wat neerkomt op een gemiddelde stijging van 13 procent. Af en toe fiets ik een stukje, maar dat duurt nooit lang. Zodra het me lukt om snel genoeg te gaan om de fietscomputer uit zijn siësta te wekken, meldt deze een hellingpercentage van 16.
Meestal klimt Corrie een stuk sneller dan ik, ook als zij een tent meezeult. Is het echter steiler dan 10 procent, dan hou ik het in mijn slakkengang langer vol. In elke haarspeldbocht zet ik mijn fiets aan de kant en maak ik even een foto; of loop ik een stukje terug om Corrie te helpen met duwen.
'We zouden hier ook een keer zonder fiets heen kunnen gaan', zegt ze grijnzend. 'Dit is een fantastisch wandelgebied.'
 
 
Van alle passen die we dit jaar hebben gefietst, is de Mahlknecht misschien wel de zwaarste, maar beslist ook een van de mooiste.
 
 
 
 
De afdaling blijkt nog steiler te zijn dan de klim, hier en daar rond de 20 procent. Ook is het grind hier grover en losser dan aan de andere kant van de pas. We zijn geen mountain bikers, dus lopen we met de fietsen voorzichtig omlaag. Later wordt het regime milder en zoeven we bergafwaarts naar Campitello di Fassa.
 
 
Dag 25, 17 oktober 2016: van Campitello naar Selva di Cadore (40 km; 1140 m klimmen, 1100 m dalen)
 
 

Na de Mahlknechtjoch ervaren we de Passo Fedaia als een 'Alpenpas light'. Comfortabel asfalt, weinig verkeer en milde stijgingspercentages. We zijn al vroeg in de middag boven. Helaas is de 'Indian summer' van de laatste dagen nu voorbij. In de loop van de dag verdwijnt de zon achter een steeds dikker wolkendek. Net als vier dagen terug op de Timmelsjoch is het waterkoud, al vriest het hier nu niet. In plaats van een picknick op de pas kiezen we voor een bord dampende spaghetti in een warme rifugio.

 
Ver boven ons rijzen de ijzige randen van de Marmolada op.
 
 
Op pashoogte (2057 m) fietsen we enkele kilometers langs een stuwmeer.
 
De afdaling naar Caprile is een stuk steiler dan de klim vanuit Canazei. Net als gisteren zijn we blij dat we nu niet de andere kant op fietsen.
 
 
Later op de middag beginnen we alvast aan de volgende klim. Na 400 hoogtemeters stoppen we aan de voet van de Passo di Giau. Daar zouden we morgen overheen willen fietsen op weg naar Cortina d'Ampezzo. Het weerbericht voor de komende dagen wordt echter steeds slechter: er komt een koufront aan dat vooral in Oostenrijk - onze eindbestemming - dagenlang regen en sneeuw belooft. Terwijl het buiten begint te miezeren, spreiden we binnen de wegenkaart open om weer eens een plan B te bedenken. Net als vijf jaar terug in IJsland is ons motto: het mag best ruig zijn, maar het moet ook leuk blijven...
 
Dag 26, 18 oktober 2016: van Selva di Cadore naar Belluno (64 km; 715 m klimmen, 1725 m dalen)
 
 
Wanneer we 's ochtends naar buiten kijken, is het nog even zonnig, maar achter de bergen zijn de wolken van het naderende koufront al in aantocht.
 

 
De Passo di Giau lonkt nog steeds, maar de kans op regen, sneeuw of dichte mist is vandaag reëel. Ook voor de rest van de week lijkt de kans op mooi herfstweer verkeken. Daarom hebben we besloten om het roer om te gooien. Vandaag rest nog een korte klim naar de Passo Staulanza (1773 m).
 
 
Na deze pas fietsen we de rest van de dag bergafwaarts. Gelukkig blijkt ook deze route niet druk te zijn.
 
 
Inmiddels is het gaan regenen, maar zo zachtjes dat we er bij het afdalen weinig last van hebben.
 

 
In de loop van de middag klaart het weer op en knallen de herfstkleuren ons tegemoet.
 
 
We fietsen door de diep ingesneden Val di Zoldo. Onder ons kabbelt de Torrente Maè.
 
 
Een uur lang vinden we geen mooie picknickplek. Links en rechts van de weg zijn dichtbeboste hellingen. Totdat er in een scherpe bocht opeens een trattoria opdoemt met een zonovergoten terras en uitstekende gerechten.
 
 
We eindigen deze dag in Belluno, een stadje aan de zuidrand van de Dolomieten. Het heeft een fraaie binnenstad, met o.a. het Palazzo dei Rettori.
 
Dag 27, 19 oktober 2016: per trein van van Belluno naar Verona)
 
's Ochtends kijken we nog even rond in Belluno, maar al snel vluchten we voor de regen een café in, waar we de dienstregeling van de trein bekijken. De verwachting is dat het ook in de Povlakte twee dagen miezerweer zal blijven, maar minder nat en een stuk warmer dan in de bergen. We bedenken welke steden hier de moeite waard zijn om rond te kijken. In Venetië zijn we al eens geweest en daar moet je in de herfstvakantie ook niet willen zijn. Verona kennen we nog niet. Even later zitten we in de trein, waar fietsenklemmen en spanbanden de fietsen op hun plek moeten houden.
 
 
Verona heeft een indrukwekkende binnenstad. 's Avonds lopen we langs de Romeinse Arena.
 
 
En de eveneens Romeinse Porta Borsari.
 
 
Ook de middeleeuwse Torre dei Lamberti mag er zijn. (De grote klok werd in 1779 aangebracht).
 
 
Dag 28, 20 oktober 2016: een dagje Verona)
 
Vandaag blijven de fietsen op slot staan in een afgesloten parkeerbunker. We wandelen door de natgeregende straten, stegen en pleinen van Verona en drinken uitgebreid cappuccino in een mooi café waar veel meer Italianen dan toeristen zitten.
We hebben geluk: er hangt nu een grote collectie schilderijen en tekeningen van Picasso in het Palazzo Forti. De rest van de ochtend dompelen we ons onder in het fascinerende werk en het turbulente leven van de grote Spaanse kunstenaar. We zien ook de grote Europese drama's van de twintigste eeuw in zijn werk voorbijkomen.
's Middag gaan we nog wat verder terug in de tijd. In de Dom van Verona, een robuust bouwwerk in een mix van romaanse en gotische stijlen, staan we voor een schilderij van Tiziano Vecellio, dat de hemelvaart van Maria uitbeeldt. Zoals Picasso een kind van de twintigste eeuw was, was Tiziano dat van de contrareformatie.
 
 
Aan de overkant van de Adige hebben we een weids uitzicht over de stad.
 
 
Via de 14e-eeuwse Ponte di Castel Vecchio lopen we de oude stad weer in...
 
 

...en komen we weer uit bij de Arena.

 
Op een gure herfstdag gaat er niks boven een Italiaanse stad met een paar duizend jaar cultuurgeschiedenis, maar morgen gaan we weer fietsen.
Dag 29, 21 oktober 2016: van Verona naar Maicesinne (65 km; 420 m klimmen, 400 m dalen)
 
 
De nazomer is weer even terug. Wanneer we Verona uitfietsen, lossen de laatste wolken op in de stralende oktoberzon.
De hele ochtend rijden we over fietspaden op de oevers van irrigatiekanalen, die ook gebruikt worden door Hans Reitsma's route naar Rome. Het zou het makkelijkst en het rustigst zijn om deze fietspaden de hele dag te blijven volgen naar Trento, maar dan zouden we genoegen moeten nemen met veel van hetzelfde. Liever fietsen we langs het Gardameer, al rijdt dat wel wat om, moet daar meer geklommen worden en is het er drukker.
 
 

Onder de palmen bij Garda is het moeilijk voor te stellen dat de besneeuwde Timmelsjoch, waar we 8 dagen eerder overheen fietsten, hier hemelsbreed maar 150 km vandaan ligt.

 
 
In de zomervakantie moet het hier erg druk zijn, maar nu valt het mee. De doorgaande weg langs het meer is redelijk te fietsen, al nemen we zoveel mogelijk de oeverpromenades - indien aanwezig. En het mooie avondlicht komt nu al ruim voor het avondeten.
 
 

 

Dag 30, 22 oktober 2016: van Maicesinne naar Trento (61 km; 360 m klimmen, 250 m dalen) )
 
 

Met een stevig klimmetje verlaten we het Gardameer. Dan slingeren we over een prachtig fietspad weer heuvelafwaarts naar het dal van de Adige, waar een fietsversie van de Romeinse Via Claudia Augusta ligt.

 
 

Trento is een mooie renaissancestad, compleet met domplein en kathedraal.

 
Dag 31, 23 oktober 2016: van Trento met de trein naar Brenner, dan fietsend van de Brennerpas naar Innsbruck (45 km; 130 m klimmen, 900 m dalen) en per trein verder naar München.)
 
 
Het is zondagochtend en een groepje Trentenaren loopt in klederdracht over het Domplein.
 
 
Helaas komt ook aan deze tocht een eind. We zijn nog lang niet uitgefietst, maar het mooie weer begint op te raken en vandaag moeten we de nachttrein naar huis halen. We hadden bij de Treinreiswinkel al plekken gereserveerd in de Eurocity van Innsbruck naar München. Eerder op de dag stopt die ook hier in Trento. In Trento kun je echter niet een dag van tevoren (en - gezien de stelligheid van de man achter het stationsloket - misschien wel nooit) fietsplekken in de Eurocity reserveren. Hier hadden we al op gerekend; we gaan met een stoptrein, die ruim voorzien is van fietsplekken, naar Bolzano en daarvandaan met een andere stoptrein naar de Brennerpas.
 
 
We hebben nog een hele middag om van de Brennerpas naar Innsbruck te fietsen. De Brenner is zo'n beetje de lulligste pas in de Alpen: slechts 1370 m hoog - heel wat Alpendalen zijn hoger. Bovenop de pas ligt een spoorlijn, een snelweg en het grote bedrijventerrein van Brenner. De oude weg van Brenner naar Innsbruck is best wel druk, maar als we bergafwaarts fietsen, blijven de auto's netjes achter ons. Aan de Italiaanse kant van de Brennerpas ligt een mooi fietspad, dat niet is doorgetrokken in Oostenrijk. In anderhalf uur scheuren we naar Innsbruck, waar we nog een paar uur op onze Eurocity moeten wachten.
 
 
's Avonds laat vertrekt de nachttrein van München naar Amsterdam. Dit is waarschijnlijk de laatste keer dat we met een nachttrein zonder overstap naar Nederland kunnen reizen. De volgende ochtend krijgen we in de buurt van Emmerich ons ontbijt. Voor het eerst sinds jaren hebben we geen vertraging in deze trein!
Zoals gezegd, zijn we met de Alpen nog lang niet klaar. De volgende keer zullen we daar op een andere manier moeten zien te komen...
 
(Dit reisverslag heeft eerder op het wereldfietserforum gestaan)