FIETSEN
IN ANDALUSIË
witte
steden, ruige sierra's en moorse burchten
|
|
Puerto
de las Palomas |
Met
de kennis van nu
De hieronder beschreven
tocht is gemaakt in het jaar 2000. Ook toen was al
bekend dat vliegreizen bijdragen aan de klimaatcrisis. Toch
hoopten toen velen nog dat er tijdig maatregelen genomen zouden
worden om deze crisis zoveel mogelijk te bestrijden. Het probleem
van de zure regen in de jaren 80 en het gat in de ozonlaag waren
immers ook aangepakt.
Inmiddels weten we beter.
Voor tochten als deze ga ik niet meer vliegen. Fietsen
kan een van de meest milieuvriendelijke vormen van vakantie
zijn (elders
op deze site zijn er genoeg voorbeelden van te vinden), maar
niet op deze manier.
Overigens
kun je ook met de trein in Andalusië komen. In de meeste
regionale treinen is plek voor fietsen; in Frankrijk ook in
sommige hogesnelheidstreinen. Vanuit Nederland ben je dan wel
een dag of vier onderweg. |
|
De
tocht
Van
Sevilla via Granada naar Malaga: circa 900 km in 14 dagen
gefietst, gespreid over 3 weken. De wegen zijn van wisselende
kwaliteit in bergachtig terrein. Meestal goed te doen met
een paar steile stukken. Hoogste pas: 1200 meter.
Hoogteprofiel
van de gefietste route
|
|
Overnachten
(Wild)kamperen, pensions, hotels en herbergen. Campings zijn
er volop langs de kust, in het binnenland zijn ze soms dun
gezaaid. De tentvriendelijkheid varieert: soms is er goed
zacht gras, soms alleen grind. Buiten de woongebieden, toeristenstranden
en natuurgebieden kan wild gekampeerd worden. Met uitzondering
van de zomermaanden vind je vaak voor weinig geld een kamer
in een pension of hotelletje.
Beste tijd
Van maart tot en met mei en in oktober en november is de kans
op goed fietsweer het grootst. Ook midden in de winter kan
het prima weer zijn: in Sevilla ís de gemiddelde middagtemperatuur
in januari 16 graden, in Granada, dat 600 meter hoger ligt,
wordt het dan nog maar 11 graden. De hoogste passen kunnen
in de winter door sneeuwval onberijdbaar zijn.
De zomermaanden zijn bloedheet: in Sevilla wordt het dan 35
graden, in Granada 32 graden. En dat zijn nog maar gemiddelden:
40 graden is niet uitzonderlijk! Als je 30 graden nog wel
lekker vindt, zijn juni en september ook geschikte maanden.
Uitrusting
Randonneur, hybride fiets of mountain bike, uiteraard met
bergverzet. Fietsenmakers zijn alleen in de grotere plaatsen,
dus neem voldoende reserve onderdelen mee. Sommige sportzaken
verkopen ook fietsspullen.
Eten
en drinken
Er zijn voldoende winkels voor de dagelijkse
behoeften en er is geen gebrek aan tapas bars en leuke restaurantjes.
Overige informatie
Zie www.wereldfietser.nl/phpbb/viewtopic.php?t=737
en http://fietsvakantie-europa.startpagina.nl.
|
|
|
|
In
de hete onderbuik van Spanje is het in voor- en najaar heerlijk
koel fietsen op stille binnenwegen langs sfeervolle stadjes
en ruige bergruggen. Het dramatische verleden en het karakter
van de mensen vormen de culturele krenten in de pap. |
|
‘Daar
zijn ze! Op de bagageband!!’ Net op tijd kunnen we
onze fietsen grijpen voordat ze van de band vallen. Even later
fietsen we de vertrekhal uit. De camping van Sevilla is maar
twee kilometer verderop. Dan moet je wel over de snelweg. Liever
rijden we om dan geplet te worden op de vluchtstrook. We nemen
een smalle weg het land in. Asfalt wordt grind, grind wordt
zand, zand wordt modder. We trekken en duwen tot de wielen blokkeren
en pulken de vette klei onder de spatborden vandaan. Buiten
adem en onder de blubber belanden we op een boerenerf vol blaffende
honden.
‘Doorrijden is riskant’ zeg ik.
‘Teruggaan is gekkenwerk’, vindt Corrie.
Uren later bereiken we na twintig kilometer fietsen de camping,
pal onder de bulderbaan van Sevilla.
Arabische invloed
Sevilla is een onweerstaanbare wirwar van straatjes, pleinen
en parken rond de Giralda - vroeger een Moorse minaret,
inmiddels de klokkentoren van de kathedraal - en het paleis
Alcázar. De Moren waren hier tot 1258 de baas en dat
merk je nog goed.
Na één dag Sevilla fietsen we door Spaanse polders
langs de Rio Guadalqivir, die zijn naam nog aan de Moren dankt
(Wadi El Kabir betekent grote rivier in het Arabisch). Het is
maart en dan komt hier geen kip. Wel zilverreigers, steltkluten
en flamingo's. We passeren enorme zoutpannen en bereiken de
haven van Sanlucar de Barrameda, waar Columbus en Magelhaes
ooit de zeilen hesen om een andere wereld te ontdekken. Wij
varen hier naar de overkant en ontdekken de eindeloze slikken
en gorzen van de Coto Doñana, het grootste waterwildreservaat
van Europa.
|
|
Plaza de España, Sevilla |
vlak
voor de top liggen we voor pampus |
|
Het recht
op buit
In een paar dagen fietsen we naar El Bosque. De contouren
van de Sierra de Grazalema doemen steeds duidelijker op. Vroeger
was dit een roversnest. Richard Ford telde hier rond 1830
wel vijftien gedenkkruizen op een afstand van vijftig meter:
slachtoffers van de bandieten die het op reizigers hadden
voorzien. In Murray's Handbook for Spain adviseerde
hij horloges te dragen om de bendes mee af te kopen, bij voorkeur
bungelend aan vergulde kettingen. Kon je geen horloge overhandigen,
dan werd dat door de schurken als een grove schending van
hun recht op buit ervaren.
Tegenwoordig is het hier een stuk veiliger. We halen brood
en ijsjes en constateren daarna dat zelfs onze fietscomputers
niet gestolen zijn! Echte boeven zitten vandaag de dag in
Marbella.
Voor pampus
We hebben het zes dagen voor ons uitgeschoven, maar nu moeten
we er aan geloven: échte bergen. De weg naar Grazalema
gaat over een 1100 meter hoge pas. Beukend op de pedalen wurmen
we ons door vele bochten tussen de kalkrotsen omhoog. Met
chocola, vijgen en olijven komen we een heel eind. Het uitzicht
wordt spectaculair, de tegenwind heftig en de beenspieren
zuur.
‘Toch wel pittig hè?’, zeg ik.
‘Best wel moordend ja. Het lijkt wel of die berg
groeit terwijl wij omhoog fietsen!’
Vlak voor de Puerto del Boyar liggen we voor pampus. Een zakje
chips geeft ons de finale opwaartse stoot naar het witte dorp
Grazalema.
|
|
Grazalema
|
|
|
|
Bandoleros
De volgende ochtend is het nog maar een kort ritje naar de
Puerto de las Palomas, waar de eindeloos slingerende afdaling
naar Zahara begint. Zahara is een oogstrelende opeenhoping
van spierwitte huisjes met rode dakpannen. Daarboven de ruïne
van een Moors kasteel, omringd door hellingen met olijfbomen.
Alle wegen leiden hier naar Ronda, dramatisch gelegen aan
de gapende kloof van de Rio Guadalevín. Het heeft alles
wat een stadje echt Andalusisch maakt: witte huizen, een arena,
een Alcázar, een paleis met Moorse tuinen en kleine
bandoleros die nu toch echt onze fietscomputers jatten!
We verlaten Ronda via de Puerto del Viento. De groene prairie
verandert opeens in een maanlandschap waar slechts wat doornstruiken
de kale rotsen sieren. Weer een bocht verder worden we verrast
door uitzicht over het dal van El Burgo.
Lichtjes
omhoog
In Antequera vertelt de vrouw van de turismo ons
waar de camping is: enkele kilometers zuidwaarts, halverwege
El Torcal, één van de hoogste en fotogeniekste
natuurparken van Andalusië. Verlekkerd blader ik in een
folder.
‘Wauw!’, zeg ik. ‘Zulke foto's
wil ik ook maken. Het is wel op 1200 meter maar we hoeven
er pas bij zonsondergang te zijn.’
‘Prima’, zegt Corrie. ‘We dumpen
de bagage op de camping en fietsen dan lekker licht omhoog.’
|
|
van de Puerto de las Palomas naar
Zahara |
|
uitzicht over het dal van El Burgo
|
|
Na
enkele kilometers begint de weg te stijgen. We zien een veld
met een kantoortje en washokken.
‘Zou dit de camping zijn?’, vraagt Corrie.
‘Ik hoop het niet, er is niemand en het hek is dicht.’
De weg wordt steiler en de zon zakt langzaam achter de bergen.
‘Deze weg is écht steil!’
‘Klopt. Volgens de kaart meer dan twaalf procent.’
Uitgeput bereiken we een driesprong. Kilometers voor ons uit
zien we nog net de zon in de zee zakken, rechts gaat de weg
naar El Torcal nog veel verder omhoog.
‘Misschien is hierboven in het park een camping’,
zeg ik zonder het zelf te geloven.
‘Moeten we daar nu echt nog heen? De zon is al onder.’
‘Maar morgenochtend komt ie weer op, dan is het er
vast nòg mooier!’
Zuchtend duwt Corrie haar fiets de berg op.
‘Heb jij nog water?’, roept ze.
‘Nee, maar we hebben nog een vol pak sinaasappelsap.’
‘Wou je daar straks de pasta in koken?’
Zwijgend zwoegen we verder tot er een auto aankomt. Het zijn
Engelsen. Een camping hebben ze niet gezien, maar vers water
voor de bidons? No problem!
Het is donker als we helemaal boven zijn. ‘No camping’
staat op de borden die ons welkom heten, maar nood breekt wet.
Niemand die onze tent hier tussen de bosjes kan zien: alleen
de geur van de heerlijk dampende pastaschotel kan ons nog verraden…
|
|
Als verzopen katjes
Bij het krieken van de nieuwe dag gluur ik vol verwachting uit
de tent. Mist! Uitgerekend nu, na tien zonnige dagen. Niks zonsopgang,
niks topfoto's. Al gauw gaat de mist naadloos over in regen
van de allerhoogste miezergraad. We lopen naar het bezoekerscentrum,
hopend op hete koffie. Maar dat gaat pas om tien uur open. Kleumend
staan we te ontbijten onder een smal afdakje waar de regen steeds
harder vanaf gutst, als een groep wandelaars naast ons komt
schuilen.
‘Buenos días!’, groeten ze en werpen
een medelijdende blik op onze fietsen met druipende tassen.
Rugzakken en thermosflessen gaan massaal open en in een mum
van tijd zijn we voorzien van warme koffie met rum en cakejes!
Pas tegen elf uur gaat het informatiecentrum open, maar deze
ochtend kan niet meer stuk.
Vroeg in de middag besluiten we om naar Antequera terug te fietsen.
De regen valt nog steeds en inmiddels is het ook gaan stormen.
In een half uur leggen we de veertien kilometer af waar we gisteren
uren op gezwoegd hebben. In Antequera hoeven we niet lang naar
een kamer te zoeken. Bij het eerste pension waar we langskomen
maant een krasse oma ons tot stoppen.
‘Excursión en bicicleta? Tiempo frio!’
roept ze hoofdschuddend en stuurt ons heftig gebarend naar binnen.
|
|
huis
in Antequera
|
|
Sierra de la Horconera |
|
Lavandería
automatica?
Een dag later fietsen we onder bonkige luchten tussen de olijfplantages.
Het is tien graden en we zetten koffie in een bushokje, terwijl
de hagelstenen om ons heen vliegen. Later zet de laagstaande
zon de bergen van de Sierra de la Horconera in lichterlaaie,
totdat bliksem en donder ons ijlings naar een warm hostal
in Priego de Córdoba doen vluchten.
De turismo van deze stad is een attractie op zich. Het kantoor
zetelt in het geboortehuis van Niceto Alcalá Zamora,
de eerste president van de Spaanse Republiek, voordat de burgeroorlog
uitbrak. Nu is dit een klein republikeins bedevaartsoord, opgetooid
met klassiek meubilair, vlaggen en portretten van de trotse
ex-president.
Niet minder trots is José Mateo Aguilera, die deze turismo
runt. Hij trakteert ons in allercharmantst Engels op een vlammend
betoog over de vele monumenten in Priego de Córdoba,
die we beslist gezien moeten hebben. We durven haast niet meer
te vragen wat we eigenlijk wilden weten: of er een wasserette
is waar we onze kleren kunnen wassen en drogen.
‘Laundry, lavanderia automática?’,
vragen we, nadat we beloofd hebben dat we alle kerken en paleizen
zullen bezoeken. ‘Si’, roept José
en legt ons uit waar we moeten zijn. Even later staan we op
de aangewezen plek: geen wasserette te bekennen, alleen een
geldautomaat.
‘Zou José ons wel begrepen hebben?’,
vraagt Corrie zich af.
‘Zouden er überhaupt wasserettes zijn in een
land waar het in de zon vaak heter is dan in een droogtrommel?’,
bedenk ik. ‘En zou José ooit toegeven dat ze
die hier niet hebben?’
Maar zodra we het schitterende interieur van de Iglesia de la
Asunción aanschouwen, snappen we José. Alleen
al deze geweldige barokke suikertaart is een bezoek aan Priego
de Córdoba waard. Kleren wassen doen we wel een andere
keer. |
|
Iglesia de la Asunción |
|
Sneeuw
Het is nog altijd nat en koud als de siësta-uren beginnen
en de meeste gebouwen dichtgaan. Tijd om verder te fietsen door
de heuvels naar Montefrío. De volgende dag klaart het
op en genieten we van een zonovergoten picknick op de mysterieuze
weide van Las Peñas de los Gitanos, bezaaid met graven
uit het stenen tijdperk. We klimmen verder tot 1200 meter hoogte
en zien opeens in het oosten en zuiden witte bergtoppen: boven
de 1600 meter ligt overal verse sneeuw! |
|
|
uitzicht
vanaf Mirador de San Nicolás |
|
Flamencofuif
Granada, aan de voet van de Sierra Nevada, hééft
het. Een stad met een groots Moors verleden en geen gebrek aan
Spaans temperament. We laten de fietsen er een paar dagen staan,
vergapen ons aan de etalages met Mariakitsch, bewonderen het
Alhambra en snuiven de sfeer op in de steile straatjes en steegjes
van het oude Albaicín. Op een zwoele avond klimmen we
naar de Mirador de San Nicolás met het klassieke panorama
over de Sierra Nevada en het Alhambra en belanden midden in
een knallende flamencofuif. |
|
we belanden in een knallende flamencofuif |
|
uitzicht op de Sierra Nevada
|
|
Puerto
del Suspiro del Moro
We verlaten Granada over de oude weg naar de Puerto del Suspiro
del Moro. Hier keek de laatste Moorse heerser Abu Abd Allah
in 1492 huilend om naar de stad die hij net verloren had. Wij
volgen zijn spoor maar zijn een stuk vrolijker op de stille
weg die hier van de autoweg afbuigt. Zonder veel moeite komen
we weer boven de 1000 meter en als we dan nog even omkijken,
worden we verrast door de enorme sneeuwbult van de Sierra Nevada,
die nu maar twintig kilometer verderop ligt. |
|
Aan
de Costa del Sol
‘Als we doorfietsen, zitten we over twee uur aan de
Costa del Sol’, zeg ik.
‘Daar willen we toch niet heen?’
‘Nee. Daarom moeten we hier als de donder rechtsaf,
anders tuimelen we van deze bergen af!’
Net op tijd om aan de goede kant van de bergen te blijven veranderen
we van koers en genieten van het mozaïek van lange rijen
olijfbomen, groene velden en witte huisjes. |
|
een
mozaïek van lange rijen olijfbomen, groene velden en witte
huisjes |
|
Vlucht
omlaag
Donkere wolken schuiven onze kant op en al gauw barst de regen
los. We duiken een bar in en wachten tot het droger wordt. De
stamgasten kijken nu eens niet naar Spaans voetbal maar naar
wielrenners op droge kasseien in een zonnig Vlaams landschap.
|
‘Daar
hebben ze beter weer dan hier’, stel ik vast.
Als we alle tapas geproefd hebben, giet het buiten nog steeds.
We fietsen toch maar verder naar Ventas de Zafarraya, waar dichte
mist ons elk zicht ontneemt. Eigenlijk willen we zo lang mogelijk
door de bergen fietsen, via de Puerto de los Alazores, Colmenar
en de Puerto de Leon bijna letterlijk Malaga binnenvallen, maar
dan moeten we wel iets kunnen zien. We hebben weinig keus, het
takkenweer dwingt ons om af te dalen. Een dik uur later staan
we duizend meter lager en dertig kilometer verder in Torre del
Mar. Achter ons torenhoge appartementen, voor ons een grauw
strand met lullige parasolletjes en kapotte rioolbuizen. Groepjes
overwinteraars staren ons aan tijdens hun dagelijkse rondje
over de boulevard. Maar het is wèl droog aan deze Costa
del Sol.
Wijs
geworden
We nemen de oude kustweg naar het westen. Waar de lintbebouwing
even ophoudt, is ons een weidse blik over de zee gegund. We
stuiten op een grindweg met korte tunnels, waar ooit een spoorlijn
heeft gelopen en maken dankbaar gebruik van dit alternatief
voor de drukke autoweg.
Wijs geworden van onze rit naar Sevilla, willen we in Malaga
de trein naar het vliegveld nemen. Helaas, de trein blijkt een
soort metro met tourniquetjes waar geen fietsen door kunnen.
Dan moeten we wel over de snelweg.
Voorzichtig volgen we de vluchtstrook tot er een drukke invoegstrook
van rechts komt. Als loslopende stieren in de straten van Pamplona
scheuren ingeblikte Spanjolen links en rechts mijn knalrode
fietstassen voorbij. Opgejaagd als de laatste Moren voor de
inquisitie fietsen we onze eigen exodus naar de Aeropuerto.
Maar pas op, we komen terug! |
|
|
|
|
|
|
(In
een iets andere vorm eerder verschenen in Op
Pad , oktober/november 2003) |
|
|
|
|