Zes weken fietsen op de Balkan
 

In 2018 fietsten Corrie en ik in zes weken lang door zeven Balkanlanden. Het was een cadeau voor mijn 60e verjaardag. Gewoonlijk gaan we zelden langer dan drie weken onafgebroken weg. De laatste keer dat we een langere reis maakten, was al weer tien jaar geleden. Toen fietsten we vijf weken in Zuid-Afrika, waar we allebei al eens waren geweest voordat we elkaar kenden.

Ditmaal wilde ik niet meer zo ver weg, omdat een lange vliegreis dan onvermijdelijk is. Wie ook maar een klein beetje het nieuws volgt over klimaatverandering en de ongebreidelde expansie van luchthavens, moet onderhand begrijpen dat vliegen een steeds groter probleem aan het worden is. Verder zijn we er inmiddels ook wel achter gekomen dat de leukste reizen die we hebben gemaakt, echt niet de meest verre waren.
Zoekend naar een mooi, ruig en voor ons onbekend gebied dat zonder vliegtuig nog redelijk goed bereikbaar is, kwam ik terecht op de Balkan. Corrie had daar nog nooit gefietst en zelf maakte ik daar voor het laatst in 1982 een tocht door het straatarme Roemenië van Ceaucescu en een stukje van Joegoslavië. Drie jaar later reisde ik liftend en per trein enkele dagen via Joegoslavië en het noorden van Griekenland naar Istanbul. (En dat was een aanloopje voor een wekenlange reis over land naar India, in een tijd dat ik uit afkeer van 'burgerlijke' statussymbolen gevoelig was geworden voor een alternatieve status als wereldreiziger ;-))

Mijn eerste plan was om de hele Balkan door te fietsen, van Kreta tot de Alpen. Zodra ik een route uit ging stippelen, bleek dat wel erg ambitieus te zijn. Uit ervaring weet ik dat een fietsvakantie kan ontaarden in sleur wanneer je elke dag minstens 80 km moet afleggen om de eindbestemming te halen. Je gaat dan doorgaande asfaltwegen volgen en uitdagende bergtrajecten vermijden om op schema te blijven.
Het moet vooral leuk blijven en zeker geen wielrennen met bepakking worden, dus beperk ik de afstand tot circa 2000 km, waardoor het daggemiddelde niet boven de 50 km uitkomt. Dan blijft er ook ruimte voor rust- en pechdagen, voortschrijdend inzicht en onverwachte avonturen. Ik bedenk verschillende routevarianten. Enige voorbereiding is immers wel zo handig om bijtijds problemen te kunnen omzeilen, zoals drukke wegen en gesloten grenzen, die op de Balkan niet zeldzaam zijn.
De beste periode voor deze tocht is het voorjaar, wanneer de hoogste bergpassen hier net sneeuwvrij zijn en de middagtemperaturen nog niet te hoog zijn om de hele dag lekker te kunnen fietsen. We fietsen van het zuiden naar het noorden, zodat we de warmste gebieden - Griekenland en de Adriatische kust - al voorbij zullen zijn voordat de hete periode aanbreekt.
We beginnen met fietsen in Igoumenitsa, dat per veerboot goed bereikbaar is vanuit Italië, en eindigen in Zagreb, waar dagelijks een rechtstreekse trein met te reserveren fietsplekken naar Wenen vertrekt.

 
 
Van deze route zijn gps-tracks te downloaden. Hier een zip-bestand met van elke dag een losse gps-track of hier een zip-bestand met een samengestelde gps-track in gdb-formaat voor Garmin apparaten die meer dan 500 punten per track kunnen lezen (te openen met Basecamp of Mapsource).
 
Een verslag van het eerste deel van de tocht, tot Shköder (aan de grens van Albanië en Montenegro), volgt hieronder. Het tweede deel van de tocht, door Montenegro, Bosnië en Kroatië, wordt hier beschreven.
 
De heenreis: kerosinevrij naar Griekenland
 
Vrijdag 27 april 2018. Naar de nachttrein.
 
Op de dag van vertrek boemelen we eerst van Leiden via Venlo richting Düsseldorf. Gewoonlijk vertrekt daar een nachttrein naar Innsbruck, maar we weten dat deze vandaag pas in Keulen begint. Dat is om 9 uur 's avonds. Hoewel het Koningsdag is, hebben we geen last van vertragingen, waardoor we halverwege de middag al in Neuss zijn. Daar stappen we uit om de laatste 45 km naar Keulen te fietsen.
 
 
We nemen een rustige route waar je niets merkt van het drukke Rijndal in het oosten en de bruinkoolgroeves in het westen. Vogels tsjilpen en bomen staan al vol in blad. Links knalt het gele koolzaad uit de grond en rechts liggen aspergebedden onder een dekentje van landbouwplastic.
 
Lente tussen Neuss en Keulen
Er volgt een zwoele avond met dampende asperges en koele Riesling op een terras in een park, dichtbij het Keulse hauptbahnhof. Dan volgen de vertrouwde nachttreinrituelen: op de wagenstandanzeiger checken waar de fietswagon zal staan, fietsen de trein inwurmen en aan een haak hangen, met tent en tassen naar de juiste couchette zeulen, de deur vergrendelen en dan lekker wegdromen in de geest van de Orient Express.
 
Zaterdag 28 april 2018. Door Duitsland, Oostenrijk en Italië.
 
's ochtends vroeg arriveren we in München. Enkele jaren terug, toen Deutsche Bahn nog nachttreinen uit Amsterdam liet vertrekken, moest je hier overstappen. De huidige nachttrein wordt gerund door de Oostenrijkse ÖBB en vertrekt helaas niet meer uit Amsterdam, maar rijdt wel door naar Innsbruck. Dus kunnen we nu uitslapen en lekker lang ontbijten. Toch rijden we niet helemaal door naar Innsbruck, want dat kennen we al: een grote stad met een sfeerloos station. In plaats daarvan stappen we uit in Kufstein, een klein oud stadje met een burcht. Perfect om twee uur overstaptijd mee te vullen. Een paar honderd meter van het station is een mooi plein met terrassen. We zijn precies op tijd: het eerste zonovergoten terras gaat net open en de touringcars vol toeristen zijn nog niet gearriveerd.
 
Burcht in Kufstein

Anderhalf uur later fietsen we terug naar het station voor de volgende trein, de eurocity van München naar Bologna. Boemelend over de Brennerpas en wat sneller door de Povlakte.

In Bologna moeten we overstappen op een trein die richting Ancona gaat. Inmiddels zijn we diep in Italië, wat betekent dat er alleen plek voor fietsen is in regionale treinen. Onze treintickets naar Ancona kunnen we tot en met morgen blijven gebruiken, maar volgens de Treinreiswinkel zijn de internationale fietskaartjes hier niet geldig in binnenlandse treinen. Daarvoor hebben we Italiaanse fietskaartjes nodig, die echt alleen maar in Italië verkrijgbaar zijn. Deze kosten niet meer dan een Italiaanse cappuccino, maar zijn wel lastiger te krijgen. Het lukt in ieder geval niet bij een automaat terwijl er voor de loketten lange rijen staan. We hebben het vaker meegemaakt: eind april, begin mei is het hier vakantie. Slimme Italianen zitten dan op terrassen, blije rijders staan met hun macchina in eindeloze files en losers staan in lange rijen op stations.
Terwijl ik op het perron de fietsen blijf bewaken, gaat Corrie op fietskaartjesjacht. Twintig minuten later komt ze terug met de kaartjes en verhalen over ongeduldige Italianen die gewend zijn om zich met hun ellebogen door een rij te worstelen. De menigte uit de stationshal heeft zich inmiddels verplaatst naar ons perron. Zodra er een trein stopt, wanen we ons in een film van Fellini. Voordat uitstappende passagiers een stap op het perron hebben kunnen zetten, wordt de trein bestormd door een woeste horde instappers. Wanneer Corrie een conducteur vraagt waar de fietsplekken zijn, lijkt hij zich af te vragen van welke planeet wij hier zojuist geland zijn. We laten deze trein maar voorbijgaan en nemen snel de vrijgekomen bankjes op het perron in. Een uur later lijkt de vakantiespits weer voorbij. In de volgende trein is genoeg ruimte. En geen enkele conducteur wil onze fietskaartjes zien.

's Avonds bereiken we Riccione, een badplaats aan de Adriatische Zee. Veel sfeer treffen we er niet aan, maar er zijn hier tenminste campings, die je in de wijde omtrek van Ancona niet zult vinden. Voor camping Adria staat een rij campers te wachten voor de receptie, maar bij camping Fontanelle kunnen we gelijk inchecken. Wat mensen bezielt om hier in het hoogseizoen op vakantie te gaan, is mij een raadsel, maar voor een nachtje staan we hier nu prima.

 
Camping Fontanelle in Riccione
Zodra de tent staat, lopen we naar het strand om wat te eten. Bij de derde strandtent wordt ons duidelijk dat Italiaanse strandtenten anders georganiseerd zijn dan Nederlandse. Ze zien er kaal en sfeerloos uit en iedereen gaat hier op een zonnige lenteavond binnen zitten. Anders dan Italiaanse geboortecijfers doen vermoeden, wemelt het hier van de jonge gezinnen. Kinderen zijn hier nog luidruchtiger dan hun ouders, terwijl de akoustiek belabberd is. Bovendien zijn we nergens welkom zonder reservering. Gelukkig is er bij de strandopgang nog een eettent met een terras, waar het eten prima is en we elkaar ook nog kunnen verstaan.
 
Zondag 29 april 2018. Naar de nachtboot.
 
We boemelen het laatste stuk naar Ancona. Fietsen is vandaag geen optie, omdat de kortste afstand 87 km bedraagt en de kustweg, zeker dit weekend, veel te druk is.
Ancona is ook niet de beroerdste plek om op een veerboot te wachten. Eerst drinken we cappuccino bij een eenvoudig café in de binnenstad.
 
Cappuccino in Ancona

Daarna slaan we proviand in voor de overtocht. De reviews die ik over de faciliteiten op de veerboot heb gelezen, waren vernietigend. Ik verwacht er morgenochtend lange rijen voor een saai ontbijt zonder muesli en yoghurt, dus ook dat halen we in de stad.

Dan fietsen we naar de veerhaven. Na enig zoeken vinden we de terminal waar we moeten inchecken voor Anek Lines. Bij het boeken kreeg ik al een 60-pluskorting, maar nu krijgen we tot onze verrassing ook nog een gratis upgrade naar een luxe hut. Enkele jaren terug kregen we dit ook al op de veerboot van Oslo naar Kopenhagen.
Anderhalve kilometer verderop ligt de kade waar onze boot vertrekt. Onderweg daarheen nemen we nog een koud biertje op een warm terras. Dan kunnen we aan boord. We zijn hier de enige fietsers. Onze hut blijkt een halve balzaal te zijn op het bovenste dek. Budgetreizigers mogen hier ook op het dek slapen. Twee jonge mannen hebben er zelfs een koepeltentje opgezet. De dramatische reviews die ik had gelezen, waren geschreven door passagiers die de overtocht in het hoogseizoen maakten en geen hut hadden geboekt. Dan moeten de dekken en gangpaden hier 's nachts dichtslibben met gevulde slaapzakken.
Om half vijf varen we de haven van Ancona uit. Voor ons kan deze overtocht niet meer stuk!

 
Haven van Ancona
De fietsreis
 
Maandag 30 april 2018. Van Igoumenitsa naar Paramythia, 41 km
 
 

's Ochtends vroeg zien we vanuit onze hut in de verte de kust van Albanië opdoemen.

 
Kust van Zuid-Albanië
Om negen uur zijn we in de haven van Igoumenitsa. We fietsen de kade op en maken kennis met ons eerste Griekse dorp. Architectonische misbaksels, onafgebouwde huizen en braakliggende percelen vullen het decor, maar in de middenberm van de dorpsstraat ligt wel een mooi nieuw fietspad. Ook de cappuccino keuren we goed. Zodra we brood hebben gekocht, willen we hier geen minuut langer blijven en fietsen we langs binnenweggetjes tussen olijfgaarden de bewoonde wereld uit.
 
Olijfgaarden bij Igoumenitsa
Over de oude hoofdweg klimmen we geleidelijk het binnenland in. In plaats van kilometerpaaltjes staan hier om de zoveel honderd meter wegkapelletjes in de berm. Daarin liggen vaak bidprentjes, kaarsen of olielampjes en flesjes met water.
 
Een wat groter wegkapelletje

We moeten nog wennen aan het warme Griekse weer en aan de heuvels. De lange klim direct na Paramythia bewaren we voor morgenochtend.

 
Dinsdag 1 mei 2018. Van Paramythia naar Manteio, 55 km
 
 
Om acht uur beginnen we gelijk aan het klimmen van de eerste 500 hoogtemeters. De ochtendkoelte is meer dan welkom bij de steile stukken in het begin. Later is het klimregime milder, maar worden de schaduwen van bomen en struiken snel korter. Om tien uur zijn we boven en snakken we naar cappuccino met appeltaart. Er is in ieder geval een bar met een schaduwrijk terras, gerund door een dame op leeftijd. Cappuccino maken is voor haar geen optie en de drankjes die de stamgasten hier nu naar binnen gieten, zouden funest zijn voor onze fietsconditie, maar een paar kopjes sterke koffiedrab voldoen ook. Voor de pizzabroodjes die we krijgen nadat Corrie het Griekse woord voor 'taart' heeft opgezocht, vinden het nog wel een beetje vroeg. Gelukkig is het geen probleem als we een paar snickers uit onze tas halen. En die pizzabroodjes nemen we mee voor de lunch.
 
Schaduwrijke bar op de eerste bergpas
We fietsen weer verder, verschrikt nagestaard door een lokale Catweazle.
 
Een lokale Catweazle bewaakt de velden
De verlaten weg die we volgen, toont sporen van een onrustige aardkorst, erosie en achterstallig onderhoud.
 
Asfalt heeft hier betere tijden gekend

Het is heter en zonniger dan gisteren. Halverwege de middag wordt het fietsen een uitputtingsslag. Ik had gedacht dat we de camping van Ioannina nog wel zouden bereiken, maar voor een tweede fietsdag is dat een paar heuvelruggen te ver. We hebben al dik 1000 meter geklommen en zelfs op de koelste plekken is het warmer dan 30 graden. Op zoek naar een koele picknickplek, maar bij gebrek aan een weiland met schaduw, stoppen we uiteindelijk bij een grote boom waarvan de schaduw op een grindweg valt. Daar rollen we een karrimatje (dat we altijd meenemen voor als er een opblaasmatje lek zou raken) uit onder de boom en liggen we minstens een uur voor pampus.

Aan het eind van de middag koelen we af bij een een camperveldje met een bar waar luide feestmuziek naar buiten schalt. We bestellen wat kouds en voordat we ook maar iets kunnen zeggen, staat er ook een bak met vers gegrilde stukjes vlees op ons tafeltje. Even overwegen we om hier gelijk onze tent maar op te zetten, al zijn er geen douches, maar dan vindt Corrie op haar smartphone nog een 'art hotel' met voortreffelijke beoordelingen van gasten; slechts een paar kilometer verderop, met uitzicht op het Theater van Dodóni. Die gasten blijken gelijk te hebben. Dankzij een fijne douche, lekker eten uit de streek en een comfortabel bed knappen we na een zware dag weer helemaal op.

De vrouw die het hotel runt, vraagt naar onze reisplannen.
"Verder door het noorden van Griekenland, en dan naar Macedonië", vertelt Corrie.
"Macedonië? Dat is een Griekse provincie. Of bedoel je Skopje", vraagt de vrouw. Op de kaart wijzen we aan waar we heen willen.
"Ja, dat is Skopje, niet Macedonië. Dat zeg ik niet omdat ik Grieks ben hoor, maar buitenlanders kennen de historische feiten niet."
We zwijgen begripvol. Dit is de Balkan, waar de meest gastvrije mensen van Europa wonen, maar ook in menig schuurtje een kalashnikov bewaard wordt. Over historische grenzen, namen en claims kun je hier beter geen discussie beginnen.

Woensdag 2 mei 2018. Van Manteio naar Ioannina, 33 km
 
 

Het Theater van Dodóni werd in de derde eeuw voor Chr. gebouwd door koning Pyrrhus van Epirus (wiens naam nog altijd voortleeft in de term 'Pyrrhusoverwinning'). Op deze plek lag toen een complete stad met een akropolis, marktplein, stadhuis en verschillende tempels. Een paar duizend jaar eerder was hier al een orakel, dat bestond uit een heilige eikenboom, omringd door een kring van bronzen ketels.
Het theater was met een capaciteit van 17 duizend toeschouwers een van de grootste in Griekenland.
In 167 voor Chr. werd het theater door de Romeinen voor een groot deel verwoest. Later verbouwde keizer Augustus het tot een arena voor dierengevechten. Na de opkomst van het christendom en het stichten van het nabijgelegen Ioannina raakte Dodóni in verval. Keizer Theodosius I, die een fanatiek bestrijder was van voor-christelijke praktijken, liet de heilige eik rooien en de wortels ervan verwijderen (de Taliban en IS zijn niet uniek in het opblazen van monumenten die bij niet hun geloof passen). Na een plundertocht van de Goten en een zware aardbeving was er van de stad niet veel meer over. Pas in 1875 werd Dodóni opnieuw ontdekt en opgegraven.

 
Theater van Dodoni

Een groot deel van de ochtend lopen we rond tussen de opgravingen. Er is bijna niemand, maar een groot parkeerterrein doet vermoeden dat het hier in de vakantietijd druk kan zijn.

Wanneer we verder fietsen, is het alweer heet geworden. Onder een overdekte uitkijkpost koelen we even af, terwijl we nog eenmaal een blik op de vallei van Dodoni werpen.

 
Uitzicht over vallei van Dodoni
Vroeg in de middag rijden we Ioannina binnen, een van de weinige plaatsen in het Griekse binnenland met een mooie camping: prima gras, genoeg schaduw en fraai uitzicht over het helaas sterk vervuilde, maar wel ansichtkaartblauwe Meer van Ioannina.
 
Kamperen aan het Meer van Ioannina

In de hete middaguren gaan we naar het aangenaam koele zilversmederijmuseum in de 17e eeuwse citadel, die door de Turken gebouwd is. Ook de moskee die hier staat, getuigt van de eeuwenlange Ottomaanse overheersing. In 1431 namen de Turken Ioannina in om er tot 1913 te blijven. Aanvankelijk bleef Ioannina een welvarende stad met een universiteit en een groot aantal zilversmeden.

 
Ottomaanse moskee in Ioannina
Na 1611 verloren de Christenen hun privileges als gevolg van een mislukte opstand tegen de sultan. De Griekse meerderheid werd naar de buitenwijken verbannen. Binnen de stadsmuren mochten alleen moslims en joden blijven wonen.
In 1788 kreeg Ali Pasja, een militair van Albanese afkomst, hier de touwtjes in handen. In Ioannina ontpopte hij zich als een wreed heerser en een seksueel roofdier, maar in zijn geboortestad Tepelenë heeft men een monument voor hem opgericht. Hij trok zich weinig aan van het verre gezag in Constantinopel en uiteindelijk liep het niet goed met hem af. De sultan stuurde troepen naar Ioannina, dat twee jaar lang werd belegerd. Op zijn 81e vluchtte Ali Pasja met zijn Griekse minnares naar een klooster op een eiland in het meer, waar nu dagelijks bootjes met toeristen heenvaren. In 1822 werd hij overmeesterd door Turkse soldaten en gefusilleerd.
 
Donderdag 3 mei 2018. Van Ioannina naar Monodendri, 41 km
 
 
De hittegolf is voorbij. Daar ben ik erg blij mee, want vanmiddag staat er weer een halve Alpenpas aan klimmetjes op het menu. 's Ochtends vliegen we met een stormachtige wind in de rug vooruit. Ook nu lukt het goed om drukke wegen te omzeilen. Zelfs een schildpad maakt hier kans om heelhuids de overkant van de weg te bereiken.
 
Overstekend wild
Na een lange klim, waarbij een zwerfhond de hele tijd met ons meeloopt, bereiken we het bergdorpje Monodendri. Daar stallen we de fietsen in een hotel en gaan we te voet over een mooi wandelpad naar een uitkijkpunt aan de rand van de Vikoskloof. Daar priemt de zon nog eenmaal heel kort door de wolken. Zodra we terug zijn in het dorp begint het te regenen.
 
Vikoskloof bij Monodendri
's Avonds moeten we beslissen hoe we de komende dagen naar Macedonië gaan fietsen. Optie 1 is verder via kleine bergwegen naar het Noord-Griekse Kastoria en vervolgens een stukje door Albanië naar het Prespameer. Optie 2 is korter, gaat grotendeels door Albanië en wat minder door de bergen. Optie 1 is misschien de mooiste route, maar gaat veel tijd en energie kosten door het vele klimmen en dalen. Bovendien zijn er nauwelijks hotels of pensions te vinden en zeker geen campings. Optie 2 gaat langs enkele campings en over een doorgaande weg in het oosten van Albanië, waarvan we niet weten hoe druk of hoe slecht die is. We kiezen uiteindelijk voor optie 2. Het onbekende Albanië lonkt.
 
Vrijdag 4 mei 2018. Van Monodendri naar Bourazani, 59 km
 
 
's Ochtends is het koud en mistig. We beginnen gelijk met een lange afdaling. Ik ben blij dat we handschoenen mee hebben genomen. In het bergdorpje Ariste kunnen we opwarmen met goede cappuccino en een lekker stuk koek dat ze hier zelf bakken.
Fietsen bij Ariste

Wanneer we helemaal beneden zijn, fietst Corrie rechtuit waar de gps-track rechtsaf gaat.
"Je rijdt verkeerd!", roep ik.
"Maar de weg gaat rechtdoor."
Daar heeft ze gelijk in. Gelukkig herinner ik me opeens weer waarom ik de route hier off road laat gaan. "Hier gaan we nog iets moois zien!"
We slaan een bospad in en vijf minuten later hebben we een perfecte picknick op een idyllische plek bij een oude brug, die hier in de 19e eeuw gebouwd is op de plek waar eerder een brug uit de Byzantijnse tijd heeft gestaan.

 
Brug van Kleidonia
Nog zo'n brug zien we vlak voor Konitsa. Met een hoogte van 20 meter en een lengte van 40 meter is dit een van de grootste oude bruggen op de Balkan.
 
Brug van Konitsa
Na Konitsa wordt het warm en broeierig. Er zit onweer in de lucht. Vlak voor de Albanese grens stoppen we bij een hotel. Even later valt de regen met bakken tegelijk naar beneden.
Zaterdag 5 mei 2018. Van Bourazani naar Farma Sotira, 36 km
 

Bij de Griekse grenspost wapperen we even met onze paspoorten en mogen we gelijk doorfietsen. Over een moderne brug rijden we Albanië binnen tot aan de slagboom van de Albanese douane. Daar moeten we een tijdje wachten tot een douanier onze paspoorten inneemt, plaats neemt achter een pc en begint te typen.
"De volgende keer zal het sneller gaan", zegt hij, "Want dan zitten jullie al in het systeem."
Op de ramen hangen grote posters die waarschuwen tegen corruptie. Ik zou hier graag een foto willen maken, maar op deze plek lijkt me dat niet zo slim. Albanië was tot 1992 het Noord-Korea van Europa en de paranoia in de hoofden van de mensen met uniformen verdwijnt meestal niet direct na een wisseling van regime.

Even later mogen we verder fietsen en slaan we rechtsaf de weg naar Leskovik in. Er staan gloednieuwe borden, maar na een paar honderd meter gaat het asfalt al over in grind. Het enige verkeer is een jongen met wat geiten. Even later fietsen we weer op asfalt en begint de weg te stijgen. Over de 13 km naar Leskovik doen we tweeëneenhalf uur. Een paar kilometer voor het stadje hoor ik getik van hoeven dichterbij komen. Een oude man op een ezeltje haalt ons langzaam in. Zodra de ezel stopt om water te drinken bij een beekje, halen we ze weer in, maar al snel hoor ik het hoevengetik weer naderen.
"Bye bye!" roept de man lachend met zijn tandeloze mond, terwijl hij ons weer inhaalt om even later in een wijngaard te verdwijnen. Ik hoop dat het ezeltje een mooie beloning krijgt voor deze glansrijke overwinning op een paar ouderwetse treuzelfietsen.

Dan verschijnen de eerste bouwsels van Leskovik. Nou ja, wat ervan over is...

 
Welkom in Leskovik!

Vervolgens rijden we langs grauwe flats waarvan de pleisterlaag van de muren loslaat en de balkons elk moment naar beneden lijken te kunnen komen.
"Mijn hemel, wat een gribus", zegt Corrie. "Hoe zouden we hier aan eten kunnen komen? En aan geld? Welke valuta heeft Albanië?"
"Met euro's zal het ook wel lukken", stel ik haar gerust.
Na een bocht in de weg komen we op een plein waar alles een stuk vriendelijker oogt. Een terras met parasols van Heineken en Becks, een Vodafonewinkel en om de hoek een pinautomaat van de Raifeissenbank. We trekken 25.000 lek uit de muur en even later drinken we oploscappuccino op het Heinekenterras. Dan halen we brood, kaas, fruit en koekjes bij de buurvrouw, die alles op een fraaie weegschaal met losse gewichten afweegt. Een buurjongen vraagt of we een kamer zoeken, maar wij willen natuurlijk verder fietsen.

 
Om de hoek oogt alles een stuk vriendelijker

 

Aan de andere kant van het plein eten we nog een deel van onze verse aankopen op een bankje onder een hoge boom. Wanneer we alles weer ingepakt hebben, blijkt het alleen onder onze boom nog droog te zijn. Om ons heen is het gaan miezeren. De loodgrijze wolken die onze kant opdrijven, voorspellen nog veel meer nattigheid. We besluiten de lunch voort te zetten in een cafétaria aan de overkant. Op Corries vraag wat we er kunnen eten, antwoord de jongen die ons bedient: "Potatoes".
We verwachten nu een Albanese versie van een aardappelgerecht dat Vincent van Gogh ooit heeft vastgelegd, maar dat valt mee. Even later staat er een bord vol dampende frieten op ons tafeltje. Dat past ook beter bij deze snacktent met plastic meubilair en een groot plasmascherm aan de muur waarop Amerikaanse video's met een hoog vecht- en schietgehalte zijn te zien.

Drie uur nadat we Leskovik binnenkwamen, fietsen we er weer uit. Het viel ons niet tegen. Vanaf de weg zien we het stadje snel kleiner worden.

Uitzicht op Leskovik

Wat op de kaart een doorgaande oranje gekleurde route is, blijkt in het veld een smalle verlaten weg te zijn door uitgestrekte bossen. We hadden gedacht het volgende stadje, Ersekë, vandaag nog wel te kunnen halen, maar daar zien we vanaf wanneer het tegen vijven weer gaat regenen en een bord 'Biker Welcomed' een camping aankondigd, waar we ook zonder motor welkom zijn. We nemen een luxe trekkershut met ontbijt en zetten de fietsen in de kinderkamer.

 
Welkomstbord voor de camping
Zondag 6 mei 2018. Van Farma Sotira naar Körçe, 70 km
 
We zijn blij dat we gisteren niet hebben geprobeerd om Ersekë te bereiken. De weg wordt namelijk een stuk slechter. Op een aantal plekken is een haarspeldbocht in de oude asfaltweg meters diep weggezakt en moeten we gebruik maken van een veel steilere inkorting, waarvan het wegdek bij elke wolkbreuk met een verse laag puin bedekt wordt.
 
De weg wordt er niet beter op
Langs de weg staat een van de 700.000 bunkers die Enver Hoxha heeft laten bouwen om een invasie tegen te houden. Dit kostte uiteindelijk meer dan twee keer zoveel als de bouw van de Maginotlinie in het oosten van Frankrijk en was even nutteloos. Deze bunkers lijken ook wat minder bestand tegen betonrot dan die van de Atlantikwall.
 
Bunker van Enver Hoxha
Later treffen een groot oorlogsmonument aan. Op een marmeren plaat staat tekst en uitleg in het Albanees. Ik denk dat het om een aanslag op een Duits konvooi gaat, dat hier in juli 1943 op weg was naar Griekenland. Als represaille voor deze aanslag hebben de Duitsers daarna een bloedbad aangericht in het dorpje Borovë.
 
Oorlogsmonument
 
Overigens genieten we van het ruige landschap en het totale gebrek aan snelverkeer. Terrassen met koffie zijn vanochtend een paar bergen te ver. Vroeg in de middag vindt Corrie wel een geschikt muurtje voor een ligpauze en pakken we gelijk de brander om zelf koffie te zetten.
 
Corrie vindt een comfortabel ligmuurtje
Een uur later doemt er bij het nietige plaatsje Taç i Sipërm een gloednieuw gebouw op, in een neobelgische stijl die op de Balkan erg in trek is. Vaak blijft het bij een voor West-Europese maatstaven onvoltooid bouwwerk van grijze prefabstenen, maar hier had de eigenaar genoeg geld en doorzettingsvermogen om er een grote pistachetaart van te maken. Het blijkt een restaurant te zijn, dus stoppen we hier voor een tweede koffieronde en een maaltijdsalade. Zoiets duurt altijd langer dan een simpele picknick, zodat het half drie is tegen de tijd dat we Ersekë bereikt hebben.
 
We lunchen in een grote pistachetaart

Ersekë is op zondagmiddag uitgestorven, op een oudemannenbankje na. Wel is er een telefoonwinkel open en werkt daar iemand die goed genoeg Engels spreekt om ons aan een goedkope Albanese telefoonkaart te helpen en die in onze iPad te plaatsen met de juiste internetinstellingen.

Om kwart over vier zien we een hotel annex camping, waar druk gebarbecued wordt.
"Als we vandaag willen kamperen, moeten we hier stoppen", zeg ik.
"Dat is wel vroeg, en we hebben nog maar 42 km afgelegd", zegt Corrie. "Ik rij liever door naar Korçë."
"Dan moeten we nog wel een berg over. Zie je dat nog zitten?"
"Geen probleem, dan hebben we vandaag tenminste wat gedaan."
"Er zit wel onweer in de lucht, maar zo te zien komen de buienwolken niet onze kant op."
Dus fietsen we door. Eerst een klimmetje van 50 m, vervolgens net zoveel naar beneden en dan weer 240 m omhoog. Halverwege de laatste klim horen we het opeens donderen en al gauw vallen de eerste spetters. De buienwolken van een half uur geleden kwamen inderdaad niet onze kant op, maar inmiddels is er boven de berg die we nu opfietsen, een nieuwe wolk verschenen.
"Shit, we hadden toch bij die camping moeten stoppen", zeg ik tussen een bliksemschicht en een harde knal in. "Maar nu moeten we snel op zoek naar een plek om schuilen!"
Die plek vinden we al na vijf minuten: een verlaten huis met een vrachtwagen in de de voortuin, waar niemand inzit. Geen plek waar je dood gevonden wilt worden (in Bosnië zouden er nog booby traps kunnen liggen, maar gelukkig zijn we nu Albanië) maar een betere schuilplek gaan we hier niet vinden.

 
Schuilplek langs de bergpas
Na een kwartiertje schuilen lijkt het onweer voorbij. Regenen doet het nog wel, maar dat overleven we wel. We zijn al bijna op de top.
Tot onze verrassing is de top een stukje verlaagd. Er ligt nu een gloednieuwe, brede en diep ingegraven asfaltweg die de oude afdaling met talloze haarspeldbochten gaat vervangen. Dat scheelt ons een hoop remmen en bijsturen. Met 35 km/uur scheuren we naar beneden. Alleen voor een overstekende kudde vee moeten we even stoppen.
 
Overstekende koeien
We hebben geluk dat we de wind in de rug hebben en dat deze flink aanwakkert. Na de afdaling vliegen we nog lange tijd met 30 km/u vooruit. Ook is het nu aangenaam koel en nog erg rustig op de weg. Het dal wordt breder en het landschap saaier, maar dat deert ons nu niet. Om kwart voor zeven fietsen we Korçë binnen. Daar veranderd de weg opeens in een druk bereden modderpoel met de breedte van een vierbaansweg. De meeste automobilisten rijden nu voorzichtig, op een amokmaker na, die iedereen met hoge snelheid inhaalt en Corrie trakteert op een modderdouche.
Een half uur later hebben we een mooi pension gevonden, met een badkamer en een balkon waar alles uit kan druipen
.
 

Maandag 7 mei 2018. Van Körçe naar Oteševo, 59 km

 
De orthodoxe kathedraal is misschien wel het meerst markante bouwwerk van Korçë. De kerk is kort na de instorting van het communistische regime gebouwd op de fundamenten van de oude kerk, die in 1968 was gesloopt nadat Albanië officieel tot atheïstische staat was uitgeroepen. In 2011 stond bijna 60 procent van de bevolking in en rond Korçë geregistreerd als moslim en 16 procent als Albanees orthodox (dus christelijk). Van de rest geeft een groot deel liever geen antwoord op vragen over religie.
 
Orthodoxe kerk van Korçë

In de chique voetgangerszone tegenover de kathedraal gaan we op zoek naar de betere koffietent, waar ze behalve iets dat op koffie lijkt, ook koek of taart hebben. Maar waar we ook kijken, op geen enkel terras zien we mensen koffie drinken op een manier die ons aanspreekt. Wel wemelt het van de barretjes met kettingrokende mannen en oorverdovende muziek. Corrie heeft bedacht dat we moeten speuren naar café's waar ook vrouwen zitten, want die houden volgens haar meer van koffie met gebak dan mannen.
"Achter die poort zou wel eens een theetuin kunnen zijn", zegt ze na een tijdje zoeken.
Ik kan het nauwelijks geloven, maar ze heeft het goed gezien. Verscholen in het groen van een fraaie tuin staat Vila Themistokli, een pension annex tearoom. Een rook- en muziekarme oase met goede cappuccino en echte carrot cake!

 

Carrot cake in Korçë

We zitten hier ook op historische grond. In 1916 werd deze villa bewoond door Themistokli Gërmenji, een Albanese guerillastrijder die door een Franse commandant was benoemd tot prefect. Korçë was toen de hoofdstad van de Autonome Albanese Republiek van Korçë, die tot 1920 heeft bestaan onder Frans militair gezag. (Dit gebied hoorde tot 1912 bij het Ottomaanse rijk. In dat jaar werd het bezet door de Grieken, die het zuiden van Albanië Noord Epirus noemden en het op cultuur-historische gronden als een Griekse provincie beschouwden. In 1913 werd de Vrede van Londen gesloten, waarbij Groot-Brittannië, Duitsland, Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Italië overeenkwamen dat het hele gebied onderdeel werd van de nieuw opgerichte staat Albanië. Hierop ontketende het Griekse deel van de bevolking hier een opstand, die werd neergeslagen door de Albanese gendarmerie onder leiding van Nederlandse militairen. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trokken deze zich terug en in 1915 namen de Grieken het zuiden van Albanië opnieuw in. In de zomer van 1916 werd Korçë bezet door Bulgaren, die drie maanden later werden verdreven door de Franse troepen die er tot 1920 zouden blijven.)
In de Autonome Albanese Republiek van Korçë waren Albanees en Frans de officiële voertalen. Onderwijs in Turks en Grieks werd afgeschaft. In Korçë kwam ook een Franse school. Een van de studenten op deze school was Enver Hoxha, de latere communistische dictator.
Themistokli Gërmenji bleef maar een jaar in functie. Eind 1917 werd hij beschuldigd van collaboratie met de centrale machten (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Turkije en Bulgarije). Kort daarna werd hij geëxecuteerd. Later zou blijken dat het Franse militaire tribunaal dat hiervoor verantwoordelijk was, misleid was door Griekse informanten.

We fietsen de stad uit en behelpen ons de eerste 10 km met een smalle vluchtstrook langs een drukke weg. Dan nemen we een binnenweg naar Pojan. Daar drinken we nog een keer koffie, ditmaal op het terras van een oudemannenbar tegenover de moskee. Dit is een andere planeet dan de tuin van Vila Themistokli. De stamgasten gaan gewoon verder met hun gesprek van de dag, maar de kinderen die zojuist nog op straat speelden, doen nu hun uiterste best om onze aandacht te trekken. Het doet me denken aan het platteland van Roemenië, waar ik in 1982 fietste met twee Engelse wereldfietsers. Daar werden we elke keer als we bij een put stopten om onze bidons te vullen, besprongen door "Gummi, gummi!" roepende kinderen die probeerden alle toeters en bellen van onze fietsen te slopen. Café's bezochten we toen niet. Nu houdt een stevig hek om het terras alle nieuwsgierigen nog een beetje op afstand.
"Maak hier maar geen foto", zegt Corrie. "Anders komen we hier straks niet meer weg..."

We fietsen de bergen weer in over een gloednieuwe weg, waar nu nog weinig verkeer langskomt. Wie nog wil genieten van het nagenoeg autovrije platteland van Albanië, moet niet te lang meer wachten.

 
Nieuwe weg de bergen in

We naderen het Grote Prespameer, dat in drie landen ligt: het grootste stuk in Macedonië en twee kleinere stukken in Albanië en Griekenland. Er is hier maar één grensovergang, tussen Albanië en Macedonië. De weg tussen de Macedonische- en de Griekse oever is al jarenlang gesloten en zal pas open gaan wanneer Griekenland en Macedonië definitief een akkoord hebben bereikt over de landsnaam van wat in officiële stukken nu nog Fyrom heet (Former Yugoslavian Republic of Macedonia). Tussen het Griekse en Albanese deel ligt alleen een geitenpad. Er is ook een Klein Prespameer, dat helemaal op Grieks grondgebied ligt.
In het Albanische stuk waar we nu fietsen, zijn de wegwijzers en plaatsnaamborden tweetalig. Onder de Albanese naam in latijns schrift staat de Macedonische naam in cyrillisch schrift. Op de Balkan wemelt het van dit soort Voerstreken.

Dan zien we het blauwe water van het Grote Prespameer verschijnen. Corrie pakt haar verrekijker en ziet gelijk een roze pelikaan. Ook de kroeskoppelikaan, grote zilverreiger, dwergaalscholver en steenarend komen hier voor.

 
Grote Prespameer

In vier minuten passeren we de beide grensposten. De grootste verandering is de toename van zwerfvuil aan de Macedonische kant. Dan zien we een rij vakantiehuisjes en wat caravans. Daar moet de camping zijn, nu moeten we alleen de ingang nog vinden. Een zijweg waarvan we vermoeden dat die naar de camping gaat, eindigt voor een surrealistische ruïne van wat een luxe hotel had moeten worden. Drie morsige mannen zitten zich te bezatten op een muurtje voor de versperde ingang.
"Zzis is beautiful hotel!" lalt er eentje.
"Verry beautiful inside as well!", raaskalt een ander.
Dit is hotel Evropa, de ultieme locatie voor thrillers en detectives. (Een prachtige fotoreportage is hier te zien).

 
Hotel Evropa in Oteševo

We laten dit mooie hotel links liggen en volgen een pad naar een roestige slagboom. Het lijkt erop dat hier de ingang van de camping is. Aan een boom naast een groen uitgeslagen caravan wijst een bord ons naar de receptie.

 
Entree van de camping
Dan staan we voor een bouwsel dat wel een likje verf kan gebruiken.
 
Entree van de camping
Honderd meter staat een tractor te glimmen naast een berg aangeharkt afval. De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen zijn blijkbaar al in gang gezet.
 
Afval wordt verzameld
 

Dan komt een kleine vrouw in een vaal schort en met haren die lang geleden zijn geverfd, naar ons toe. Ze zegt iets wat wij niet verstaan.
"Is this still a campsite?", vraagt Corrie.
"Da", antwoordt de vrouw.
"But is it open?"
"Da."
"Can we camp here tonight?"
"Da."
Een beetje besluiteloos kijken we elkaar aan. Inmiddels staat er ook een roedel zwerfhonden om ons heen. Dan komt er een man uit een caravan naar ons toe.
"Can I help you?", vraagt hij in vloeiend Engels.
Hij verzekert ons dat we hier kunnen kamperen, en dat alleen de douche niet werkt. Zelf is hij veertig jaar geleden uit Macedonië naar Londen verhuist, maar nu is hij hier weer neergestreken.
"It is beautiful here", vertelt hij. "The lake, the mountains, space and quiet."
"But what about these dogs?"
"Well, they are hungry, but they will not bite you", verzekert de man ons.

Corrie volgt de vrouw naar de receptie terwijl ik een gemaaid stukje gras inspecteer om de tent op te zetten. Het is al vijf dagen terug dat we hebben gekampeerd. Ik heb er wel weer zin in.
Even later is Corrie water aan het koken voor een kant- en klaar feestmaal uit een zak van een bekende outdoorwinkel. Die hoeven we morgen niet meer over de berg te sjouwen.
Vijf paar hongerige hondenogen staren ons aan, maar onze buurman uit Londen had gelijk. Die beesten doen geen vlieg kwaad.

Na het eten maken we nog een korte wandeling in de schemering. Op een pier met kapotte lantaarns uit het jaar nul staren we over het Grote Prespameer. Onze buurman heeft gelijk. Dit is een prachtige plek die bol staat van vergane glorie. In een normaal land zou dit allang door Center Parks zijn overgenomen.

 
Het Grote Prespameer in de schemering
Later zal ik ontdekken dat er in Oteševo nog een ander hotel is. Een kilometer voorbij hotel Evropa ligt het Lakeview hotel, waar de premiers van Macedonië en Griekenland, een maand na ons verblijf op de camping, het eens zijn geworden over een oplossing voor het slepende conflict tussen de beide landen over de naam van Macedonië. Als we hier internetbereik hadden gehad en op booking.com hadden kunnen kijken, was dit wel een minder leuk verhaal geworden.
 
Dinsdag 8 mei 2018. Van Oteševo naar Ohrid, 58 km
 
 
Vandaag beginnen we gelijk met de klim naar de 1600 m hoge Galičicapas tussen twee grote meren: het op 849 m hoogte gelegen Grote Prespameer en het 200 m lager gelegen Meer van Ohrid, waarop het eerste meer via een ondergronds grottenstelsel afwatert. Anders dan gisteren is de atmosfeer vandaag klam en het uitzicht heiïg. Boven het water is het nog redelijk helder, maar rondom de bergen stapelen donkere wolken zich snel op.
 
Heiïg uitzicht op Grote Prespameer
De weg is nu een oase van rust, maar borden vol kogelgaten verraden dat er hier soms flink op los wordt geknald.
 
Bord met kogelgaten
Koffie moeten we vandaag zelf zetten. Inmiddels is het ook gaan regenen. Onder een lage boom vinden we nog een smal strookje droog asfalt waar we op gaan zitten.
 
Koffie zetten op een droog stukje weg
Na de koffie blijft het nog een tijdje regenen, maar bovenop de pas klaart het op en zien we de bergtoppen verschijnen.
 
Bovenop de Galicicapas fietsen we de regen uit

Voor we aan de afdaling beginnen, steken we een kaarsje aan in een kapelletje langs de weg.

 
Kaarsje branden voor de afdaling
 
Tijdens de afdaling hebben we een spectaculair uitzicht op het Meer van Ohrid.
 
Uitzicht op het Meer van Ohrid
Boven het water komt een nieuw regenfront onze kant op.
 
Langs het Meer van Ohrid
De weg langs het Meer van Ohrid wordt drukker. Ook wemelt het er van de hotels, die betere tijden hebben gekend. Ook worden we hier regelmatig ingehaald door auto's, waaruit iemand ons in steenkolenengels toeroept: "Campings are closed. I have nice room for you for little money!"
Vlak voor Ohrid kunnen we de drukke weg verlaten. Voor ons ligt opeens een heuse wandel- en fietspromenade. Deze uitgerolde loper van rood asfalt is misschien wel het mooiste fietspad van Macedonië.
 
Wandel- en fietspromenade van Ohrid
Woensdag 9 mei 2018. Van Ohrid naar Struga, 22 km
 
 
Ohrid heeft een hele oude binnenstad, die op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Cruiseschepen kunnen hier niet komen en er is ook geen groot vliegveld in de buurt, dus je struikelt hier nog niet over de selfie sticks. De fietsen laten we in het hotel staan. Eerst gaan we op ons gemak koffie drinken en het een en ander bekijken. Zoals de middeleeuwse fresco's in de Sophiakerk.
 
Middeleeuwse fresco's in de Sofiakerk van Ohrid

Ohrid heeft ook een prachtig openluchttheater, dat in 200 voor Chr. door de Grieken is gebouwd. Oorspronkelijk was het nog veel groter dan nu. Alleen het onderste deel is intact gebleven.
Door de Romeinen werd dit theater gebruikt voor gladiatorengevechten. Ook brachten zij hier christenen om, waardoor dit een gevreesde plek werd. Zo gevreesd, dat bewoners van Ohrid het theater na de instorting van het Romeinse Rijk hebben bedekt met grond en stenen. Een deel ervan zal ook wel zijn gebruikt voor de bouw van huizen en kerken. Uiteindelijk wist niemand meer dat hier ooit een theater had gestaan.
Rond 1980 werd het bij toeval teruggevonden. Tijdens bouwwerkzaamheden vond men hier grote stenen met afbeeldingen van Dyonisos, de Griekse god van de wijn en de geestdrift. Archeologen konden hieruit afleiden dat er in deze omgeving een theater geweest moest zijn.
's Zomers wordt dit antieke bouwwerk nu weer gebruikt voor theater, ballet en concerten.

 
Grieks theater in Ohrid
Een deel van de stadsmuren en poorten staan nog overeind, compleet met geharnaste deuren.
 
Stadspoort in Ohrid
 

's Middags fietsen we weer verder langs de oevers van het Meer van Ohrid. Helaas loopt de mooie wandel- en fietspromenade die we gisteren aantroffen, niet verder naar het noordwesten. Wel zijn er binnenwegen langs de rafelranden van de stad, waar je af en toe een glimp van het meer ziet. Verderop kunnen we het water wel goed zien, inclusief het vele zwerfvuil dat erop drijft.
Ook zien we weer donkere stapelwolken onze kant opkomen. De camping, die toch al geen gezellige indruk maakt, lijkt ons nu geen goed idee. Struga blijkt een in beton gegoten vakantiedorp te zijn voor Macedonische gezinnen en mensen die van lawaaiïge terrassen, lelijke winkels, gokhallen en discotheken houden. Oude houten huizen worden hier verwaarloosd en vervangen door hoge appartementenflats, die vaak niet eens fatsoenlijk afgebouwd worden. Alles wat in Ohrid de sfeer bepaalde - de promenade, het Griekse theater, de middeleeuwse burcht, de stadswallen, de fresco's en de iconen, de nauwe hellende straatjes - ontbreekt in Struga.

 
Oud en nieuw in Struga
 

We stoppen bij een bankje om te onderzoeken waar we het best kunnen overnachten. Corrie opent de reisgids op haar e-reader (In ons geval 'Macedonia' van Bradt, die wat meer diepgang heeft dan vergelijkbare gidsen van Lonely Planet of de ANWB).
Opeens worden we door twee mensen in het Engels begroet.
"O shit", denken we. "Die willen natuurlijk weer een nice room for little money aan ons verhuren." Tot nu toe is dat steeds het geval geweest wanneer mensen ons hier aanspraken, al is het nog niet zo erg als het in India kan zijn ("Hello my friend, how are you?" etc. etc., om dan twee minuten later to the point te komen: "My room is bigger and cheaper than hotels in Lonely Planet".)
Met tegenzin groet ik terug en beantwoord ik de vraag waar we vandaan komen. Dan blijken zij ook uit Nederland te komen en hier rond te fietsen. Nu pas zie ik een stukje verderop hun fietsen staan.
Ze vertellen dat ze in een dorpje hier in de buurt voor 20 euro een kamer hebben gevonden. Ik wissel nog wat ervaringen met ze uit terwijl Corrie, die nog steeds naast me op het bankje zit, met haar hoofd de andere kant op volledig gefocust blijft op haar e-reader. Vijf minuten later gaan de fietsers weer verder.
"Ze zullen jou vast niet erg gezellig hebben gevonden", grijns ik tegen Corrie.
"Nee, sorry, maar mijn hoofd staat er ook helemaal niet naar. Ik wil zo snel mogelijk een fatsoenlijke hotelkamer in dit stomme oord vinden."
Ik kijk nog even naar de donkere lucht en voel nu ook enige urgentie. Binnen een half uur gaat het hier keihard regenen. We zoeken snel een terras met wifi om booking.com te raadplegen. (Voor internet hebben we sinds gisteren wifi nodig, omdat de Albanese telefoonkaart op mijn iPad hier niet meer werkt en internetten met het Nederlandse abonnement op Corries smartphone buiten de EU peperduur is.) Onder een web van telefoonkabels scheuren we door de straten van Struga. De eerste spetters vallen al op de grond wanneer we arriveren bij het hotel dat Corrie had gevonden.

 
Boven de straten hangt een web van telefoondraden
Donderdag 10 mei 2018. Van Struga naar Debar, 59 km
 

 
Over een drukke weg fietsen we Struga uit. Na enkele kilometers zijn we het snelverkeer zat en gaan we op zoek naar een alternatieve route. Die vinden we langs de rivier. We zien er zelfs een lokale fietser vanaf komen, wat een hoopgevend signaal is. Het is wel een braamstruiks binnenpad, waar de regen van de laatste dagen flinke plassen heeft achtergelaten. Wanneer we er doorheen fietsen, merken we dat die plassen inmiddels ook bewoond zijn. Kikkers springen alle kanten op terwijl onze wielen zich een weg door het modderige water banen. Corrie, die meer van vogels dan van kikkers houdt, besluit om af en toe maar een stukje te lopen.
 
We kiezen voor een alternatieve route

In Dobovjani vinden we tegenover de moskee een gastvrij café met een mooi terras. De vrouw die het café runt, blijkt wat Duits te spreken. Nadat we een pak hele saaie koekjes bij haar hebben gekocht, verrast ze ons met een heerlijk stuk zelfgebakken cake bij de koffie.

Verderop gaan we toch maar de hoofdweg naar Debar volgen, omdat we op een alternatieve route door de bergen vijfmaal zoveel zouden moeten klimmen, waardoor we Debar vandaag niet eens zouden halen. Gelukkig is de weg nu veel rustiger geworden en wordt er niet erg hard gereden. Af en toe hebben we uitzicht op het water van de Zwarte Drin, die voor een groot deel uit stuwmeren bestaat. Via deze rivier stroomt het water van het Meer van Ohrid naar de Adriatische Zee.
We zien ook overal hopen afval langs de weg liggen. Elk plaatsje heeft zijn eigen vuilstort en ik krijg de indruk dat daar niets meer mee gebeurt nadat ratten en straathonden alles weggehaald hebben wat nog enigszins eetbaar is. Uiteindelijk zorgen wind, regen en zwaartekracht ervoor dat al het restafval in de rivieren beland, met de zee als eindbestemming.

 

Er ligt veel afval in de bermen

 

Wanneer we Debar bereiken, dreigt het weer te gaan regenen en besluiten we om niet verder te fietsen. We behelpen ons met een lelijk hotel dat zo te zien na de verwoestende aardbeving van 1967 uit de grond is gestampt, maar hebben wel een leuke avond op een overdekt terras met uitzicht op het plein waar het een komen en gaan is van taxi's en minibusjes. Debar is een mix van culturen. Een meerderheid van de bevolking is hier Albanees, verder wonen er flinke aantallen Macedoniërs, Turken en Roma. Aan het Verdrag van Londen in 1913 is te danken of te wijten dat Debar - net als Kosovo - bij het toenmalige Servië ging horen.
 
Vrijdag 11 mei 2018. Van Debar naar Trnica, 40 km
 
Na Debar fietsen we door het dal van de Radika verder noordwaarts. De grootste culturele krent in de pap is het Bigorski klooster. Een groot deel van het oude klooster is in 2009 in vlammen opgegaan, maar inmiddels weer hersteld.
Bij de ingang moet Corrie een zwarte rok aantrekken, hoewel haar knieën al bedekt worden door een driekwartbroek. Later merken we dat de monniken veel soepeler zijn voor scholieren. Een groep zomers geklede tienermeisjes kan ongehinderd door kledingvoorschriften binnenkomen.
Vanuit het klooster hebben we een weids uitzicht op de besneeuwde bergtoppen die de Albanese grens markeren. Iets lager zien we her en der minaretten staan, die sinds de komst van de Turken rond het klooster zijn verrezen.
Bigorskiklooster

 
In de loop van de middag rijden we naar Trnica, in het Nationaal Park Mavrovo, waar we kunnen kamperen bij een winkel annex restaurant. Morgen gaan we proberen om hiervandaan over een bergroute in Kosovo te komen. Op de papieren wegenkaart die we hebben, een recente uitgave van Freytag & Berndt, staat een grensovergang ten zuiden van Restelicë. Deze route wordt ook vermeld op de site van dangerous roads. We zijn benieuwd!
 
Zaterdag 12 mei 2018. Van Trnica naar Restelicë, 40 km
 
 

De eerste paar kilometer gaan bergafwaarts langs de weg waar we gisteren al op hebben gefietst. Op het laagste punt van deze dag (iets boven de 900 m) slaan we af naar een mooie grindweg door het bos. Nog eens 8 km verder is een huis waar een auto van de grenspolitie geparkeerd staat. Even later komen we langs een huis met luid blaffende honden, die gelukkig achter een hek staan. We rijden snel door tot een uit de kluiten gewassen hond de weg voor ons verspert. Voorzichtig rij ik op de hond af, die dan een stukje opzij gaat. Hij blaft, maar laat me wel doorfietsen.
Dan passeert Corrie, die de blaffende hond achter zich aan krijgt. Uiteindelijk staakt het beest zijn achtervolging, nadat hij vergeefs nog even zijn tanden in een van haar achtertassen heeft gezet.
Geschrokken kijken we elkaar aan. Dit is nog goed afgelopen. Ik zoek een paar stevige takken en geef er een aan Corrie om achter op de fiets te binden.
"Daarmee kun je een hond misschien op afstand houden, al hoop ik wel dat dit vandaag de enige is."
Na een tijdje krijgen we weer zin in onze expeditie, want de omgeving is schitterend.

 
De omgeving is prachtig
De weg wordt geleidelijk steiler en slechter. Af en toe stroomt er water over de weg, maar het zijn zeker geen IJslandse toestanden.
 
Af en toe stroomt er water over de weg

Tot nu toe volgen we een gele weg op de Open Fiets Map. Bij Strezimir splitst deze zich in twee witte wegen. De weg die hier naar rechts buigt, moet na 2 km doodlopen bij een huis. De andere weg klimt met enkele haarspeldbochten de Kosovaarse grens over.

Strezimir blijkt te bestaan uit twee roestige, verlaten wooncontainers van de grenspolitie en een half weggespoelde brug. Er staan nergens versperringen of borden.
We krijgen de indruk dat hier al langere tijd niemand is geweest. Op deze website is te lezen: One border crossing, between Rastelica in Kosovo and Strezimir in Macedonia is, officially, for locals only. I's only open from May through September due to weather.
Als dit de grenspost is, is die blijkbaar nog dicht. Misschien moeten we daar wel blij mee zijn, want wij zijn strict genomen geen 'locals'. We slepen de fietsen langs de kapotte brug en vervolgen onze route.

 
Verlaten Macedonische grenspost
Tegen tweeën bereiken we Kosovo. Een betonnen paal markeert de grens. Ook hier staan geen borden of versperringen.
 
Een paal markeert de grens
Na een klim gaat het pad verder over een bergkam. Hier is het weer goed te fietsen.
 
Het pad is smal maar goed te fietsen
Verderop krijgt de route wat meer een IJslands karakter met bagger en smeltwater.
 
Verderop overheersen bagger en smeltwater
Op 1900 m hoogte liggen nog wat sneeuwvelden. We doen hier hetzelfde wat we op de Noorse Rallarvegen deden: eerst de tassen wegbrengen en het spoor verkennen, daarna de fietsen halen. Met een onbepakte fiets kom je makkelijker door de papsneeuw.
 
Een sneeuwveld verspert de weg
Corrie heeft ervoor gekozen om met vier niet al te volle tassen te rijden. Dat vindt ze fijner fietsen. En ze houdt me toch wel bij, want als ze fit is, klimt ze sneller dan ik. (Ik ben er aan gewend dat bijna iedereen me inhaalt tijdens een klim, zowel met fietsen als met wandelen. Door alleen met achtertasssen te fietsen, bespaar ik nu wel een paar kilo. Ook handig bij een sneeuwveld als dit, of wanneer we in een hotel zonder lift een kamer op de derde verdieping hebben).
 
Ik draag eerst mijn tassen over het sneeuwveld, daarna haal ik de fiets
 

Wanneer we de sneeuwvelden achter de rug hebben, ontmoeten we de eerste mensen van deze dag. Een Kosovaar en een Kroaat. De Kosovaar spreekt goed Duits. We maken een praatje en vragen hem of hij een goede overnachtingsplek in de buurt kent.

"In Dragaš is een modern hotel, maar in Restelicë kun je ook prima slapen", vertelt hij. "Alleen zullen jullie dat adres niet kunnen vinden. Sla na de brug rechtsaf en vraag dan iemand uit het dorp naar hotel Doša, dat je uitspreekt als Dosja. Duits is hier de meest gesproken vreemde taal, omdat veel bewoners in Duitsland of Oostenrijk hebben gewerkt. Restelicë is niet ver meer. Zo dadelijk nog een heuvel over, dan langs een boerderij en daarna komt er asfalt."
Corrie vraagt of er ook loslopende honden bij die boerderij zijn.
"We rijden er zo langs. Ik zal de eigenaar even waarschuwen dat jullie eraan komen, zodat hij zijn honden kan intomen."
De man vertelt verder dat er enkele dagen geleden een groot festival in het dorp was.
"De hele nacht wordt er dan gedanst. Geen feest voor mensen van onze leeftijd, maar duizenden jongeren uit heel Europa komen er op af."
"Die dans zijn we dan mooi ontsprongen", grijns ik tegen Corrie. (Een video van het festival is hier te zien.)

We fietsen de volgende heuvel op en dan begint het te regenen. We spurten naar het eerste huisje van Kosovo. Ajret babetu ziciru serifi od unuka erkan serifi, 2014, lees ik op de muur. We openen een traliedeur en treffen een soort wachtruimte met een bank aan. Daar eten we de crackers op die we de berg opgesjouwd hebben en wachten we tot het weer droger wordt.

 
Het eerste huisje van Kosovo
Achter ons komt de hoogste berg van Macedonië en Albanië uit de wolken, de 2764 m hoge Korab.
 
Top van de Korab op de grens van Macedonië en Albanië
Voor ons zien we Restelicë in de diepte liggen.
 
Uitzicht op Restelicë
Tijdens de afdaling rijden we langs een muur van sneeuw.
 
Muur van sneeuw

Dan komt het beloofde asfalt. In een bocht komen we de twee mannen weer tegen bij een bron, waar ze hun jerrycans vullen.
"Dit water is beter dan kraanwater", vertelt de Kosovaar. "Ook het voedsel dat je hier kunt krijgen, is lekkerder en natuurlijker dan wat er in de supermarkt ligt. Geen conserveermiddelen, geen kleurstoffen, maar puur natuur. Alles bio."
Hij haalt wat snoepgoed uit een zakje en deelt het aan ons uit.
"Kennen jullie dit?"
"Ja, dat is baklava", zegt Corrie.
"Baklava uit deze streek, zonder toevoegingen. Alles bio!", benadrukt de man nog eens, terwijl hij de plastic zak achteloos op de grond gooit.

Nu komt Restelicë snel dichterbij. In het dal zien we dicht op elkaar gebouwde huizen, waarboven twee paar minaretten hoog uitrijzen.

 
Restelicë

Met piepende remmen komen we tot stilstand in het dorp. Mannen op ronkende minitrekkers, vrouwen met aangelijnde koeien en meisjes met of zonder hoofddoeken kijken verbaasd op. Wanneer Corrie een oudere man vraagt of hij hotel Doša kent, lijkt hij haar niet te begrijpen. Bij een andere man heeft ze meer succes.
"Folge mir", zegt hij. Door een wirwar van hellende straatjes volgen we de man, die bij ieder café trots laat zien dat hij twee vakantiefietsers heeft geadopteerd.
"Turist, turist", horen we meer dan eens rondbazuinen.

De gids vraagt of we kinderen hebben, waarop Corrie ontkennend antwoord. Dan slaakt hij een droevig "Aaaach..." uit en kijkt hij ons aan met een mengeling van ontzetting en erbarmen.
"In Nederland maken veel vrouwen andere keuzes", probeert Corrie uit te leggen. Ik denk niet dat de man er veel van begrijpt, al verraadt zijn redelijk goede Duits dat hij meer van de wereld heeft gezien dan dit dorp. Het zou me niet verbazen als zijn waarden en normen niet eens zoveel anders zijn dan die van mijn ouders waren.
Ik kijk om me heen en zie veel jonge mensen rondlopen, die zich snel voort zullen moeten planten om hier aan de norm te voldoen. Wel zullen de meesten van hen hun geluk wat verder van huis moeten zoeken, anders wordt het wel erg vol in dit nauwe dal tussen hoge bergen. Dat is misschien wel het grootste verschil met Urk, het kinderrijkste dorp van Nederland, dat nog een tijdje uit kan dijen in de ruime Noordoostpolder. Al hoeven ze in Restelicë niet beducht te zijn voor een stijgende zeespiegel.

Onze gids haalt een oude man met een Turks hoedje uit een café. Wij kunnen hem niet verstaan, maar begrijpen dat dit meneer Doša moet zijn. Hij brengt ons naar een huis, waar we de fietsen kunnen stallen in een kamer die nog in aanbouw is. Een verdieping hoger zijn enkele kamers met bedden en een douche. De lakens zijn zo te zien sinds het festival nog niet gewassen, dus halen we onze slaapzakken tevoorschijn. Voor hij ons heeft verteld wat deze kamer kost, en of het met of zonder ontbijt is, is de oude heer weer vertrokken. En we hebben geen idee waar we hem kunnen vinden.
Dat laatste blijkt geen probleem te zijn. Zodra we het dorp weer ingaan om wat te gaan eten, lopen we al snel tegen meneer Doša aan. Hij wijst ons de weg naar een eetgelegenheid drie straatjes verder. Uit de Servisch-Albanese menukaart maken we op dat er in ieder geval kebab is. Of alles hier bio is, betwijfel ik. Misschien wel halal?

 
We eindigen de dag met kebab
Later ben ik erachter gekomen dat de bewoners van Restelicë (de Albanese naam) of Restelica (de Slavische naam) tot de Gorani behoren, die vooral in het uiterste zuiden van Kosovo wonen (dat er op de landkaart uitziet als een wormvormig aanhangsel) maar ook in negen dorpen net over de grens in Albanië en twee dorpen in Macedonië. Hun taal is een mengeling van Macedonisch, Turks, Bosnisch en Servisch, hun geloof is islamitisch. Vroeger waren de Gorani een van de vele etnische minderheden in Joegoslavië, maar sinds Kosovo zich van Servië heeft afgescheiden, vallen ze tussen wal en schip. In Kosovo spreken ze de verkeerde taal en in Servië hebben ze het verkeerde geloof.

(Een probleem waar ook de uit Kosovo afkomstige familie van Taida Pasić, die van Rita Verdonk haar eindexamen niet in Nederland af mocht leggen, mee te maken had. Taida bleek slimmer te zijn dan Rita. Enkele jaren geleden zag ik haar met een paar studenten staan roken voor de ingang van een Leidse studentensociëteit. Na haar studie is ze als advocaat gaan werken in Amsterdam en New York).

In deze uithoek van Kosovo moeten ouders gokken welk onderwijs het best is voor hun kinderen, het Kosovaarse of het Servische systeem. Beide schoolsystemen zijn te vinden in hetzelfde gebouw (zie hier), maar hanteren een andere taal en gebruiken totaal verschillende geschiedenisboeken. Kosovaarse diploma's worden niet erkend in Servië, Servische diploma's niet in Kosovo.
Zondag 13 mei 2018. Van Restelicë naar Prizren, 54 km
 
 

"Allahu akbar!" galmt het door onze kamer. Het is nog amper licht wanneer we worden gewekt door de versterkte gebedsoproep van de nabijgelegen minaretten. Een uur later lopen we naar een winkel die er van buiten uitziet als een sjofele schuur, maar van binnen een moderne supermarkt blijkt te zijn. Met jus d'orange, yoghurt, muesli en verse aardbeien lopen we terug door de steile straatjes. Corrie struikelt over een betonnen richel en wordt direct opgevangen door een alerte voorbijganger. Extra voorzichtig lopen we nu verder en proberen we kuilen, hobbels, losse stenen, uitwerpselen van koeien en voorbijscheurende minitrekkers te ontwijken.
Nadat we hebben afgerekend met meneer Doša, fietsen we Restelicë uit en zoeven we bergafwaarts naar Krushevë, waar we midden in een schaapskudde tot stilstand komen.

 
We belanden midden in een schaapskudde
 
We vervolgen onze tocht door een schijnbaar onbedorven landschap, maar als ik wat beter kijk, zie ik enorme hoeveelheiden zwerfplastic in de beken liggen (goed te zien op deze video). Toch worden hier ook veel oude spullen verzameld, gerepareerd en opnieuw gebruikt. In sommige dorpen zijn complete voortuinen gevuld met autowrakken, meubilair of wasmachines.
 
Voortuin ingericht als milieustraat
Langs iedere weg treffen we gloednieuwe straatnaambordjes aan. In principe tweetalig en altijd in latijns schrift. De Albanese afkorting voor straat is rr (rrugë), de Servische tegenhanger is ul (ulica). Veel straten zijn genoemd naar gebeurtenissen en - in de ogen van de meeste Kosovaren - helden uit de oorlog van twintig jaar geleden. Zoals de 'Straat van de exodus in 1999' en de 'Bill Clintonstraat'.
 
Nieuwe straatnamen in Kosovo
 

Na een lange en steile afdaling rijden we Prizren binnen, de tweede stad van Kosovo met een prachtige ligging. In de veertiende eeuw was Prizren enige tijd hoofdstad van het Servische Rijk, waar toen ook Albanië, Macedonië en een groot deel van het huidige Griekenland deel van uitmaakten. In de eeuwen die volgden, was Kosovo een deel van het Ottomaanse Rijk. De Serviërs trokken zich geleidelijk terug naar het noorden en hun plek werd ingenomen door Albanese bergbewoners, die zich steeds meer tot de islam bekeerden (zie dit artikel uit 1991, waarin de Kosovaarse oorlog al min of meer werd voorspeld). In 1913 kwam er een eind aan de Turkse overheersing. Servië was als overwinnaar uit de Eerste Balkanoorlog gekomen en trok bij de Vrede van Londen aan het langste eind: het kreeg Kosovo.

 
Stenen brug
's Avonds lopen we naar de vijf eeuwen oude stenen brug en langs de 17e-eeuwse Sinan Pasha moskee.
 
Sinan Pasha moskee
Maandag 14 mei 2018. Van Prizren naar Gjakovë, 50 km
 
 
Wanneer we brood gaan halen in een modern deel van Prizren, verandert de stad in een grote bouwput.
 
De stad is een grote bouwput
Langs smalle straten wordt de ene na de andere flat uit de grond gestampt. Tussen woonblokken van prefab bouwstenen staat een rechte Toren van Pisa te pronken. Het zou goed kunnen dat de architect hier ook nog een prijs mee wint, want zo gaat dat nu eenmaal. In de dorpen waar we gisteren doorheen fietsten, stonden ook veel nieuwe huizen. Kosovo staat bekend als een van de armste landen van Europa, maar vergeleken met Macedonië lijkt Kosovo booming. Misschien komt er veel geld binnen van Kosovaren uit het buitenland. Het kunnen ook strategische investeringen zijn uit China of Saoudi-Arabië. Dat laatste land zou ook wel eens de vele fonkelnieuwe moskeeën in dorpjes als Restelicë gefinancierd kunnen hebben, al worden ook orthodoxe kerken hier hersteld.
 
Blokkendozen en een rechte Toren van Pisa
In de grauwe winkelstraten uit de Joegoslavische tijd ligt nu een kleurrijke mix van streekproducten en Chinees plastic. Het lukt hier zelfs om een huisstofmijtdicht kussensloop te kopen (enkele dagen terug heb ik mijn vorige anti-allergene sloop in een hotelkamer laten liggen).
 
In de winkelstraten is van alles te koop
 
 

Op de markt halen we nog wat fruit en dan fietsen we de stad uit. Aan de rand van Prizren kruisen we de gloednieuwe autosnelweg naar Albanië, waar Kosovo nu een betere band mee heeft dan met Servië, waar het jarenlang een provincie van is geweest. Wij zouden nu vanuit Kosovo waarschijnlijk niet in Servië worden toegelaten, omdat we niet vanuit Servië Kosovo binnen zijn gekomen (afgezien van het feit dat we Kosovo nu sowieso 'onder de radar' zijn binnengefietst).

Buiten de stad stuiten we op een monument dat herinnert aan de oorlog met Servië. De UÇK werd in Joegoslavië beschouwd als een terroristische organisatie, maar had voor de Albanese meerderheid in Kosovo de status van een bevrijdingsleger.
Het laatste woord over deze oorlog is voorlopig nog niet gesproken, ook omdat in Den Haag nog een Kosovotribunaal gaat plaatsvinden.

Oorlogsmonument

Nu we de bergen voorlopig uit zijn, fietsen we veel langs lintbebouwing en door rommelige dorpen. Het valt niet mee om hier een goede picknickplek te vinden. De bermen zijn vies en parken met bankjes zien we nergens. Café's met terrassen hebben minder goed eten dan wij in Prizren hebben gekocht en zijn vaak rokerig en lawaaiïg. Uiteindelijk vinden we een verlaten schoolplein met een bankje voordat de hongerklop serieus wordt.

Een vrouw roept ons vanuit een passerende auto iets toe. Ze wil weten waar we vandaan komen en of we Engels spreken. Ze wil graag dat haar zoontje een gesprek met ons voert, maar het jongetje is minder enthousiast dan zijn moeder.
"Op school krijgt hij al les in Engels", vertelt de moeder.
"Do you speak English?", vraagt Corrie.
"Yes", stamelt de jongen verlegen. "Bye bye!"
We verlossen het kind uit zijn ongemakkelijke situatie, geven een compliment aan de trotse moeder en fietsen weer verder.

Met de rust op de wegen is het 's middags gedaan. Er gaat geen minuut voorbij zonder dat er een auto voorbijkomt, terwijl we niet op een grote weg fietsen. In Lukinaj vinden we de oorzaak van de drukte. Het is hier kermis. De hoofdstraat is er volledig verstopt met mensen en auto's.

 
In Lukinaj is het kermis
We vinden een picknickweide met uitzicht op een antieke zweefmolen. Je zou hier vooral kinderen verwachten, maar in de zweefstoeltjes zie ik mannen met baarden zitten. Anderen zijn vandaag bermtoerist en brengen de dag picknickend of barbecuend naast hun auto door. Een van komt naar ons toe met een flesje bier voor mij en limonade voor Corrie. Wel een stukje relaxter dan de Leidse kermis.
 
Volwassen mannen zitten in de zweefmolen

Wanneer we weer willen fietsen, blijkt Corrie een lekke achterband te hebben. Nu wordt de sfeer minder ontspannen, want banden plak ik het liefst op stille plekken zonder pottenkijkers. Uiteindelijk vinden we een koel en rustig plekje in de schaduw van een schuur, waar ik de band kan onderzoeken en repareren. In het karkas van de nog nieuwe Almotion tref ik een doorntje aan, dat de binnenband al op verschillende plekken heeft beschadigd. Steeds vaker hoor ik van fietsers dat ze deze banden tubeless gebruiken en dat lekjes dan vanzelf worden gedicht door een vloeistof. Iets zegt me dat zo'n doorn ook dan verwijderd moet worden om te voorkomen dat het lek steeds weer opnieuw geperforeerd wordt.

In Rogovë treffen we weer een oorlogsmonument aan. Een minibus vol kogelgaten herinnert aan een bloedbad dat hier op 29 januari 1999 werd aangericht door de Servische politie (zie hier). Op de achterkant van het busje zit nog een sticker met de landcode YU van Joegoslavië.

 
Oorlogsmonument in Rogovë
 
Later zie ik in de verte een gedenknaald staan bij iets dat op een oud fort lijkt. Het ligt niet op onze route, maar vlakbij Gexhë. Online is er een filmpje over te vinden. In het Albanees, dat wel.
 
Gedenknaald bij Gexhë
Tegen de avond wacht ons nog een pittig klimmetje op een onverwacht slechte grindweg. Het levert uiteindelijk wel een mooi uitzicht op. De laatste kilometers zit het weer mee. Met de wind in de rug fietsen we naar Gjakovë.
 
Uitzicht op de bergen bij Gjakovë
Dinsdag 15 mei 2018. Rustdag in Gjakovë
 
We zijn nu ruim twee weken onderweg en er wordt regen verwacht, dus nemen we een rustdag in Gjakovë. We geven een zak vol wasgoed af bij de receptie, want wasserettes met zelfbediening lijken hier nog niet te bestaan. Dan gaan we Gjakovë in. Eerst lopen we naar de Oude Bazaar, die tijdens de Kosovo-oorlog voor een groot deel was verwoest, maar inmiddels helemaal gerenoveerd is. Een deel ervan bestaat nu uit café's waar vooral jongeren en yuppen (die je ook hier lijkt te hebben; ik vermoed dat ze een werkvergunning in het buitenland hebben) komen. Verderop zijn vooral speciaalzaken en werkplaatsen. We vinden ook een fietsenzaak, waar ik een nieuwe binnenband koop.
 
Oude Bazaar in Gjakovë
Zodra we de Oude Bazaar verlaten, blijkt ook Gjakovë een typische Balkanstad te zijn met half voltooide flats tussen de oudere bebouwing. Extra vervreemdend is hier een verzameling paspoppen, die uit een etalage lijken te zijn ontsnapt.
 
Ook Gjakovë oogt als een Balkanstad
Dan is het koffietijd. Naast ons hotel is een konditorei, waar we 2 koppen cappuccino met twee taartjes en twee glazen limonade krijgen voor € 2,50. Ja, echte euro's uit een Kosovaarse geldautomaat, want een eigen munt heeft Kosovo niet. In de nadagen van de Joegoslavische periode gebruikte men hier al de Duitse mark, omdat de dinar niks meer waard was. Gek genoeg hebben we hier ook weer goedkoop mobiel internet, want Corries smartphone denkt dat we nu in Slovenië zijn, waar het EU-tarief geldt.
 
Koffie en taart kosten hier bijna niets
We lopen naar de zuidwestrand van de stad, waar naast een moderne brug nog de oude Turkse brug ligt.
 
Oude Turkse brug

 

Vlakbij de brug vind ik een verlaten kerkhof met graven uit de communistische tijd, waarin de overledenen zich regelmatig om lijken te draaien.
 
Graven uit de communistische tijd
Dat laatste is niet zo gek, want een steenworp verder zie ik de UÇK-vlag wapperen naast de Amerikaanse. In Joegoslavië was dat ondenkbaar geweest.
 
Vlaggen van oude vijanden staan naast elkaar te wapperen
Een aanplakbord getuigt van opkomend consumentisme. Een verkiezingsposter verdwijnt symbolisch onder de reclame, al heeft een advertentie voor 'Made in Kosovo' pistache ook een onmiskenbaar 'Make Kosovo great" gehalte.
 
Verkiezingsposter verdwijnt onder reclame
Hoe bijzonder Gjakovë voor ons ook mag zijn, een hotel noemt men hier liever naar een bekendere stad in een ver exotisch land.
 
Hotel Amsterdam in Gjakovë
's Avonds lopen we langs de ingang van de 16e-eeuwse Hadum moskee.
 
Hadum moskee
De verwachte regen begint nu te vallen en de terrassen op de Oude Bazaar liggen er verlaten bij.
 
Regen op de Oude Bazaar
Woensdag 16 mei 2018. Van Gjakovë naar Fiërze, 52 km
 
 

Bij het uitchecken vraagt Corrie ons wasgoed terug. In normale landen zouden we de was op de camping hebben gedaan of naar een wasserette zijn gegaan. In Kosovo zijn echter geen campings en wasserettes hebben we hier ook nog niet gezien. Dus hebben we de was hier door het hotel laten doen. Corrie verheugt zich al op kleren die voor het eerst sinds weken weer eens goed schoon zijn en lekker ruiken.
"Dat is me wel een paar tientjes waard", zegt ze. Het resultaat valt echter vies tegen. Alle gewassen kledingstukken ruiken naar sigarettenrook. De waslijn bevindt zich hier blijkbaar in een ruimte waar stevig wordt gepaft. Corrie zegt er wat van, maar men lijkt de klacht hier niet te begrijpen. Zelfs ontbijten doet men hier bij voorkeur in rokerige zaaltjes met harde muziek. Wel waren de hotelkamers die we tot nu toe hebben gehad, altijd rookvrij. Al moest ik soms het raam sluiten omdat er anders weer rook vanaf de straat naar binnen kwam. Het doet me denken aan mijn jeugd in de jaren 60 en 70, toen er nog werkelijk overal gerookt werd; zelfs tijdens de les door mijn leraren, die geacht werden een goed voorbeeld te geven. Ze kenden de feiten wel, maar waren verslaafd en hadden een hekel aan degenen die hun 'vrijheid' aan banden wilden leggen. Zoals je ook in Nederland vandaag de dag op z'n minst 'ongezellig' wordt gevonden wanneer je 'levensgenieters' lastig valt met de vervelende kanten van hun overmatige alcohol-, pillen-, diesel-, vlees- of kerosinegebruik.

Het klamme en heiïge weer van de laatste weken is vandaag voorbij. Bergketens steken nu kraakhelder af tegen de horizon. Zodra we de Albanië weer binnenrijden, doemen de Albanese Alpen op. De grenspassage gaat nu wat vlotter dan de eerste keer dat we Albanië inreden.

 
Uitzicht op de Albanese Alpen
Op een mooie rustige asfaltweg vliegen de kilometers voorbij. In Bujan is de kunst-en-kitschtuin van restaurant annex camperplek Avdi Rexha een prachtplek voor een lange theepauze.
 
In de kunsttuin van Avdi Rexha
Dan gaat de weg flink stijgen, terwijl de rivier omlaag blijft stromen, met als resultaat een mooi uitzicht over de Valbonëkloof.
 
Valbonëkloof

Langs de weg aan de kant van de afgrond herinnert een bord aan twee mannen die hier twintig jaar geleden zijn omgekomen. Hoewel we niet meer in Kosovo zijn, staat ook hier de UÇK op vermeld. Het bord vermeld verder, volgens Google Translate: 'Met dit land waren de martelaren van de natie belast met de plicht'.
De datum, 16 juli 1998, geeft meer aanknopingspunten. In een krantenartikel uit dezelfde periode is te lezen: 'Noord-Albanië wordt overstroomd door vluchtelingen, en het UÇK gebruikt het gebied als springplank voor massa-infiltraties en wapensmokkel - hetgeen de Serviërs tot beschietingen op Albanees grondgebied en grensschendingen provoceert.
De Serviërs beschuldigen Tirana van steun aan het UÇK in het noorden. De werkelijkheid is dat Tirana nooit enige greep heeft gehad op wat zich in het noorden van Albanië afspeelt. Noord-Albanië is een niemandsland. [...] In dit onherbergzame, straatarme gebied van bloedvetes en eeuwenoude eigen wetten en regels, dit gebied van clans en stammen, heerst anarchie. Clanleiders, bandieten, smokkelaars, corrupte lokale leiders en krijgsheren komen er alleen op voor zichzelf, de eigen clan, het eigen dal en het eigen dorp. Zo is het altijd geweest en zo is het nog. Zelfs een stad als Shkodër, waar negentig procent van de bevolking werkloos is en waar men uitsluitend leeft van smokkel naar Montenegro, onttrekt zich geheel aan de controle van de regering. Het Albanese leger kan de grens niet beschermen tegen de Serviërs die hem schenden, noch tegen het UÇK dat doet of die grens niet bestaat en dat Noord-Albanië als veilig toevluchtsoord, schakel in de wapensmokkel en trainingsgebied gebruikt.'

Ik neem me voor om 'De herberg met het hoefijzer' van A. den Doolaard, dat zich in deze contreien afspeelde, te gaan lezen.

 
Gedenkplaat langs de weg

Na Fierzë bereiken we het dal van de Drin, waar de Zwarte Drin, die we in Macedonië hebben verlaten, een voorloper van is. Vanaf hier loopt een asfaltweg enkele kilometers westwaarts langs deze rivier, om dan naar het noorden af te buigen en dood te lopen in de Albanese Alpen. Dan kun je alleen nog verder over geitenpaden. Daar kun je nu waarschijnlijk nog prachtige bergwandelingen maken, zonder voortdurend opzij te moeten springen voor mountainbikers.
Het dal van de Drin wordt verderop een diepe kloof, die dertig jaar terug na de voltooiing van een stuwdam over een lengte van 30 km is volgelopen met rivierwater. Ruimte voor een weg is er niet meer, maar er zijn wel veerboten.
Een daarvan is de Dragobia, een waterbus die alleen plek heeft voor voetpassagiers en een handvol fietsen. Deze vertrekt hier elke ochtend om zes uur. Een grotere boot met plek voor auto's vertrekt enkele uren later, mits er genoeg reizigers worden verwacht.

Vanaf de weg zien we de beide boten al liggen. Bij de aanlegplaats van de Dragobia staat een veerhuis met een zonovergoten terras, waar we met tosti's en bier de avond doorbrengen. Wanneer de zon achter de bergen zakt, zetten we de tent op een veldje in het zicht van de Dragobia.

 
Kamperen bij de veerhaven
Donderdag 17 mei 2018. Van Fiërze naar Shkodër, 32 km varen en 59 km fietsen
 
 
Bij het krieken van de dag gaat de wekker in Corries smartphone. Even na half zes breken we de tent af en gaan we naar de kade, waar ook de bemanning van de Dragobia aan komt lopen. Een handvol passagiers gaat aan boord en onze fietsen kunnen achter op het buitendek staan. Iets na zes uur begint de motor van de waterbus te ronken.
 
De fietsen kunnen achter op het dek
Dan begint de drie uur lange vaartocht over het Meer van Koman tussen steil oprijzende bergen. We wanen ons eerder op een Noorse fjord dan op een stuwmeer. Alleen heb ik in Noorwegen niet zo veel zwerfplastic voorbij zien drijven, dat net als palingen op weg is naar de Sargassozee. Die palingen komen daar om zich voort te planten. In zekere zin vermenigvuldigt het plastic zich daar ook, door uiteen te vallen in miljoenen minuscule partikeltjes.
 
We wanen ons op een Noorse fjord
Af en toe stopt de waterbus bij een gammele steiger om iemand in- of uit te laten stappen, zoals deze man, die er al een lange steile afdaling op heeft zitten om deze plek te kunnen bereiken.
 
Af en toe komt er iemand aan boord
De Dragobia ziet er van binnen uit als een hele oude bus. Tickets kopen we onderweg. Prijzen zijn in euro's. Dat komt goed uit, want sinds we uit Kosovo vertrokken, hebben we nog geen pinautomaat gezien.
 
De Dragobia heeft het interieur van een oude bus
Na een paar uur varen verschijnen de eerste huizen langs het water. Het meer wordt breder en de bergen worden lager.
 
Na een paar uur verschijnen de eerste huizen
Voor de stuwdam van Koman ligt een levendige haven. We gaan hier van boord, fietsen door een korte tunnel en dalen dan een flink stuk af naar het dorp. Dan volgt een lange rit door de kloof van de Drin. In principe stroomafwaarts, maar in de praktijk steeds weer klimmen en dalen.
 
We klimmen en dalen door de kloof van de Drin
Ook hier staan monumenten ter nagedachtenis van onfortuinlijke reizigers. Voor Zef Gjok Ahi was eerst een simpel houten kruis neergezet. Later is daar een robuuster exemplaar van graniet bijgekomen.
 
Gedenksteen langs de weg
Vandaag zien we vaker zulke kruizen, wat doet vermoeden dat in dit deel van Albanië veel christenen, met name katholieken, wonen. Ook de scharrelvarkens aan de kant van de weg lijken dat te bevestigen, al zal het veel Albanese moslims worst wezen of hun voedsel halal is.
 
Scharrelvarkens langs de weg
Bij Vau i Dejës ligt weer een dam met een grillig gevormd stuwmeer erachter. Zo te zien wordt hier vis gekweekt. Het lijkt een beetje op de aquacultuur van Noorse zalm, maar op de Balkan wordt vooral forel en karper geteelt. Tijdens deze reis heb ik vaak karper gegeten, wat soms het beste alternatief voor kebab en andere vleesschotels was. Uit eten gaan is in de Balkanlanden niet duur, maar de variatie op de menukaarten is met name op het platteland niet groot.
 
Aquacultuur
Om vijf uur bereiken we Shkodër, een van de oudste steden van Albanië. In de gerenoveerde binnenstad waan ik me even in de Provence of in Italië, maar de minaretten en de vele fietsen houden me bij de les.
 
Centrum van Shkodër
Zodra we de voetgangerszone verlaten, overheerst architectonische criminaliteit. Veertig jaar na de bunkers van Enver Hoxha lijkt hier nu het tijdperk van de Trump Towers te zijn aangebroken. Ik betwijfel of A. den Doolaard hier de weg nog zou kunnen vinden.
 
Centrum van Shkodër
Ook nieuw is de Ebu Bekr moskee, die gebouwd is met geld van een ondernemer uit Saoedi-Arabië. De eeuwenoude Fushë Çela moskee stond op dezelfde plek en is tijdens het regime van Enver Hoxha afgebroken (een vergelijkbaar verhaal als dat van de orthodoxe kathedraal van Korçë, waar we tien dagen eerder waren). Een spandoek tussen de minaretten wenst ons zoiets als een zalige ramadan. Die is vandaag namelijk begonnen.
 
Centrum van Shkodër
De camping van Shkodër is een aangename verrassing. Pal naast de camping is een prima restaurant met een prachtige tuin. Voor onze tent zien we de burcht van Shkodër honderd meter boven ons baden in het warme avondlicht.
 
Burcht van Shkodër
 
Het vervolg van deze tocht is hier te zien.