Zes
weken fietsen op de Balkan
|
|
In 2018 fietsten Corrie en
ik in zes weken lang door zeven Balkanlanden. Het
was een cadeau voor mijn 60e verjaardag. Gewoonlijk
gaan we zelden langer dan drie weken onafgebroken
weg. De laatste keer dat we een langere reis maakten,
was al weer tien jaar geleden. Toen fietsten we vijf
weken in Zuid-Afrika, waar we allebei al eens waren
geweest voordat we elkaar kenden.
Ditmaal wilde ik niet meer
zo ver weg, omdat een lange vliegreis dan onvermijdelijk
is. Wie ook maar een klein beetje het nieuws volgt
over klimaatverandering en de ongebreidelde expansie
van luchthavens, moet onderhand begrijpen dat vliegen
een steeds groter probleem
aan het worden is. Verder zijn we er inmiddels ook
wel achter gekomen dat de leukste reizen die we hebben
gemaakt, echt niet de meest verre waren.
Zoekend naar een mooi, ruig en voor ons onbekend gebied
dat zonder vliegtuig nog redelijk goed bereikbaar
is, kwam ik terecht op de Balkan. Corrie had daar
nog nooit gefietst en zelf maakte ik daar voor het
laatst in 1982 een tocht door het straatarme Roemenië
van Ceaucescu en een stukje van Joegoslavië.
Drie jaar later reisde ik liftend en per trein enkele
dagen via Joegoslavië en het noorden van Griekenland
naar Istanbul. (En dat was een aanloopje voor een
wekenlange reis over land naar India, in een tijd
dat ik uit afkeer van 'burgerlijke' statussymbolen
gevoelig was geworden voor een alternatieve status
als wereldreiziger ;-))
Mijn eerste plan was om de hele Balkan door te fietsen,
van Kreta tot de Alpen. Zodra ik een route uit ging
stippelen, bleek dat wel erg ambitieus te zijn. Uit
ervaring weet ik dat een fietsvakantie kan ontaarden
in sleur wanneer je elke dag minstens 80 km moet afleggen
om de eindbestemming te halen. Je gaat dan doorgaande
asfaltwegen volgen en uitdagende bergtrajecten vermijden
om op schema te blijven.
Het moet vooral leuk blijven en zeker geen wielrennen
met bepakking worden, dus beperk ik de afstand tot
circa 2000 km, waardoor het daggemiddelde niet boven
de 50 km uitkomt. Dan blijft er ook ruimte voor rust-
en pechdagen, voortschrijdend inzicht en onverwachte
avonturen. Ik bedenk verschillende routevarianten.
Enige voorbereiding is immers wel zo handig om bijtijds
problemen te kunnen omzeilen, zoals drukke wegen en
gesloten grenzen, die op de Balkan niet zeldzaam zijn.
De beste periode voor deze tocht is het voorjaar,
wanneer de hoogste bergpassen hier net sneeuwvrij
zijn en de middagtemperaturen nog niet te hoog zijn
om de hele dag lekker te kunnen fietsen. We fietsen
van het zuiden naar het noorden, zodat we de warmste
gebieden - Griekenland en de Adriatische kust - al
voorbij zullen zijn voordat de hete periode aanbreekt.
We beginnen met fietsen in Igoumenitsa, dat per veerboot
goed bereikbaar is vanuit Italië, en eindigen
in Zagreb, waar dagelijks een rechtstreekse trein
met te reserveren fietsplekken naar Wenen vertrekt.
|
|
|
|
Van
deze route zijn gps-tracks te downloaden. Hier
een zip-bestand met van elke dag een losse gps-track
of
hier een zip-bestand
met een samengestelde gps-track in gdb-formaat voor
Garmin apparaten die meer dan 500 punten per track kunnen
lezen (te openen met Basecamp of Mapsource). |
|
Een
verslag van het eerste deel van de tocht, tot Shköder
(aan de grens van Albanië en Montenegro), volgt
hieronder. Het tweede deel van de tocht, door Montenegro,
Bosnië en Kroatië, wordt hier
beschreven. |
|
De heenreis: kerosinevrij
naar Griekenland |
|
Vrijdag
27 april 2018. Naar de nachttrein. |
|
Op
de dag van vertrek boemelen we eerst van Leiden via
Venlo richting Düsseldorf. Gewoonlijk vertrekt
daar een nachttrein naar Innsbruck, maar we weten dat
deze vandaag pas in Keulen begint. Dat is om 9 uur 's avonds.
Hoewel het Koningsdag is, hebben we geen last van vertragingen,
waardoor we halverwege de middag al in Neuss zijn. Daar
stappen we uit om de laatste 45 km naar Keulen te fietsen. |
|
|
|
We
nemen een rustige route waar je niets merkt van het
drukke Rijndal in het oosten en de bruinkoolgroeves
in het westen. Vogels tsjilpen en bomen staan al vol
in blad. Links knalt het gele koolzaad uit de grond
en rechts liggen aspergebedden onder een dekentje van
landbouwplastic. |
|
|
Lente
tussen Neuss en Keulen |
Er
volgt een zwoele avond met dampende asperges en koele
Riesling op een terras in een park, dichtbij het Keulse
hauptbahnhof. Dan volgen de vertrouwde nachttreinrituelen:
op de wagenstandanzeiger checken waar de fietswagon
zal staan, fietsen de trein inwurmen en aan een haak
hangen, met tent en tassen naar de juiste couchette
zeulen, de deur vergrendelen en dan lekker wegdromen
in de geest van de Orient Express. |
|
Zaterdag
28 april 2018. Door Duitsland, Oostenrijk en Italië. |
|
's
ochtends vroeg arriveren we in München. Enkele
jaren terug, toen Deutsche Bahn nog nachttreinen uit
Amsterdam liet vertrekken, moest je hier overstappen.
De huidige nachttrein wordt gerund door de Oostenrijkse
ÖBB en vertrekt helaas niet meer uit Amsterdam,
maar rijdt wel door naar Innsbruck. Dus kunnen we nu
uitslapen en lekker lang ontbijten. Toch rijden we niet
helemaal door naar Innsbruck, want dat kennen we al:
een grote stad met een sfeerloos station. In plaats
daarvan stappen we uit in Kufstein, een klein oud stadje
met een burcht. Perfect om twee uur overstaptijd mee
te vullen. Een paar honderd meter van het station is
een mooi plein met terrassen. We zijn precies op tijd:
het eerste zonovergoten terras gaat net open en de touringcars
vol toeristen zijn nog niet gearriveerd. |
|
|
Burcht
in Kufstein |
Anderhalf uur
later fietsen we terug naar het station voor de volgende
trein, de eurocity van München naar Bologna.
Boemelend over de Brennerpas en wat sneller door de
Povlakte.
In Bologna
moeten we overstappen op een trein die richting Ancona
gaat. Inmiddels zijn we diep in Italië, wat betekent
dat er alleen plek voor fietsen is in regionale treinen.
Onze treintickets naar Ancona kunnen we tot en met morgen
blijven gebruiken, maar volgens de Treinreiswinkel zijn
de internationale fietskaartjes hier niet geldig in
binnenlandse treinen. Daarvoor hebben we Italiaanse
fietskaartjes nodig, die echt alleen maar in Italië
verkrijgbaar zijn. Deze kosten niet meer dan een Italiaanse
cappuccino, maar zijn wel lastiger te krijgen. Het lukt
in ieder geval niet bij een automaat terwijl er voor
de loketten lange rijen staan. We hebben het vaker meegemaakt:
eind april, begin mei is het hier vakantie. Slimme Italianen
zitten dan op terrassen, blije rijders staan met hun
macchina in eindeloze files en losers staan in lange
rijen op stations.
Terwijl ik op het perron de fietsen blijf bewaken, gaat
Corrie op fietskaartjesjacht. Twintig minuten later
komt ze terug met de kaartjes en verhalen over ongeduldige
Italianen die gewend zijn om zich met hun ellebogen
door een rij te worstelen. De menigte uit de stationshal
heeft zich inmiddels verplaatst naar ons perron. Zodra
er een trein stopt, wanen we ons in een film van Fellini.
Voordat uitstappende passagiers een stap op het perron
hebben kunnen zetten, wordt de trein bestormd door een
woeste horde instappers. Wanneer Corrie een conducteur
vraagt waar de fietsplekken zijn, lijkt hij zich af
te vragen van welke planeet wij hier zojuist geland
zijn. We laten deze trein maar voorbijgaan en nemen
snel de vrijgekomen bankjes op het perron in. Een uur
later lijkt de vakantiespits weer voorbij. In de volgende
trein is genoeg ruimte. En geen enkele conducteur wil
onze fietskaartjes zien.
's Avonds bereiken
we Riccione, een badplaats aan de Adriatische Zee. Veel
sfeer treffen we er niet aan, maar er zijn hier tenminste
campings, die je in de wijde omtrek van Ancona niet
zult vinden. Voor camping Adria staat een rij campers
te wachten voor de receptie, maar bij camping Fontanelle
kunnen we gelijk inchecken. Wat mensen bezielt om hier
in het hoogseizoen op vakantie te gaan, is mij een raadsel,
maar voor een nachtje staan we hier nu prima. |
|
|
Camping
Fontanelle in Riccione |
Zodra
de tent staat, lopen we naar het strand om wat te eten.
Bij de derde strandtent wordt ons duidelijk dat Italiaanse
strandtenten anders georganiseerd zijn dan Nederlandse.
Ze zien er kaal en sfeerloos uit en iedereen gaat hier
op een zonnige lenteavond binnen zitten. Anders dan
Italiaanse geboortecijfers doen vermoeden, wemelt het
hier van de jonge gezinnen. Kinderen zijn hier nog luidruchtiger
dan hun ouders, terwijl de akoustiek belabberd is. Bovendien
zijn we nergens welkom zonder reservering. Gelukkig
is er bij de strandopgang nog een eettent met een terras,
waar het eten prima is en we elkaar ook nog kunnen verstaan. |
|
Zondag
29 april 2018. Naar de nachtboot. |
|
We
boemelen het laatste stuk naar Ancona. Fietsen is vandaag
geen optie, omdat de kortste afstand 87 km bedraagt
en de kustweg, zeker dit weekend, veel te druk is.
Ancona is ook niet de beroerdste plek om op een veerboot
te wachten. Eerst drinken we cappuccino bij een eenvoudig
café in de binnenstad. |
|
|
Cappuccino
in Ancona |
Daarna
slaan we proviand in voor de overtocht. De reviews die
ik over de faciliteiten op de veerboot heb gelezen,
waren vernietigend. Ik verwacht er morgenochtend lange
rijen voor een saai ontbijt zonder muesli en yoghurt,
dus ook dat halen we in de stad.
Dan fietsen
we naar de veerhaven. Na enig zoeken vinden we de terminal
waar we moeten inchecken voor Anek Lines. Bij het boeken
kreeg ik al een 60-pluskorting, maar nu krijgen we tot
onze verrassing ook nog een gratis upgrade naar een
luxe hut. Enkele jaren terug kregen we dit ook al op
de veerboot van Oslo naar Kopenhagen.
Anderhalve kilometer verderop ligt de kade waar onze
boot vertrekt. Onderweg daarheen nemen we nog een koud
biertje op een warm terras. Dan kunnen we aan boord.
We zijn hier de enige fietsers. Onze hut blijkt een
halve balzaal te zijn op het bovenste dek. Budgetreizigers
mogen hier ook op het dek slapen. Twee jonge mannen
hebben er zelfs een koepeltentje opgezet. De dramatische
reviews die ik had gelezen, waren geschreven door passagiers
die de overtocht in het hoogseizoen maakten en geen
hut hadden geboekt. Dan moeten de dekken en gangpaden
hier 's nachts dichtslibben met gevulde slaapzakken.
Om half vijf varen we de haven van Ancona uit. Voor
ons kan deze overtocht niet meer stuk! |
|
|
Haven
van Ancona |
De fietsreis |
|
Maandag
30 april 2018. Van Igoumenitsa naar Paramythia, 41 km |
|
|
|
's
Ochtends vroeg zien we vanuit onze hut in de verte de
kust van Albanië opdoemen.
|
|
|
Kust
van Zuid-Albanië |
Om
negen uur zijn we in de haven van Igoumenitsa. We fietsen
de kade op en maken kennis met ons eerste Griekse dorp.
Architectonische misbaksels, onafgebouwde huizen en
braakliggende percelen vullen het decor, maar in de
middenberm van de dorpsstraat ligt wel een mooi nieuw
fietspad. Ook de cappuccino keuren we goed. Zodra we
brood hebben gekocht, willen we hier geen minuut langer
blijven en fietsen we langs binnenweggetjes tussen olijfgaarden
de bewoonde wereld uit. |
|
|
Olijfgaarden
bij Igoumenitsa |
Over
de oude hoofdweg klimmen we geleidelijk het binnenland
in. In plaats van kilometerpaaltjes staan hier om de
zoveel honderd meter wegkapelletjes in de berm. Daarin
liggen vaak bidprentjes, kaarsen of olielampjes en flesjes
met water. |
|
|
Een wat
groter wegkapelletje |
We
moeten nog wennen aan het warme Griekse weer en aan
de heuvels. De lange klim direct na Paramythia bewaren
we voor morgenochtend.
|
|
Dinsdag 1 mei 2018.
Van Paramythia naar Manteio, 55 km |
|
|
|
Om
acht uur beginnen we gelijk aan het klimmen van de eerste
500 hoogtemeters. De ochtendkoelte is meer dan welkom
bij de steile stukken in het begin. Later is het klimregime
milder, maar worden de schaduwen van bomen en struiken
snel korter. Om tien uur zijn we boven en snakken we
naar cappuccino met appeltaart. Er is in ieder geval
een bar met een schaduwrijk terras, gerund door een
dame op leeftijd. Cappuccino maken is voor haar geen
optie en de drankjes die de stamgasten hier nu naar
binnen gieten, zouden funest zijn voor onze fietsconditie,
maar een paar kopjes sterke koffiedrab voldoen ook.
Voor de pizzabroodjes die we krijgen nadat Corrie het
Griekse woord voor 'taart' heeft opgezocht, vinden het
nog wel een beetje vroeg. Gelukkig is het geen probleem
als we een paar snickers uit onze tas halen. En die
pizzabroodjes nemen we mee voor de lunch. |
|
|
Schaduwrijke
bar op de eerste bergpas |
We
fietsen weer verder, verschrikt nagestaard door een
lokale Catweazle. |
|
|
Een lokale
Catweazle bewaakt de velden |
De
verlaten weg die we volgen, toont sporen van een onrustige
aardkorst, erosie en achterstallig onderhoud. |
|
|
Asfalt
heeft hier betere tijden gekend
|
Het is heter en zonniger
dan gisteren. Halverwege de middag wordt het fietsen
een uitputtingsslag. Ik had gedacht dat we de camping
van Ioannina nog wel zouden bereiken, maar voor een
tweede fietsdag is dat een paar heuvelruggen te ver.
We hebben al dik 1000 meter geklommen en zelfs op
de koelste plekken is het warmer dan 30 graden. Op
zoek naar een koele picknickplek, maar bij gebrek
aan een weiland met schaduw, stoppen we uiteindelijk
bij een grote boom waarvan de schaduw op een grindweg
valt. Daar rollen we een karrimatje (dat we altijd
meenemen voor als er een opblaasmatje lek zou raken)
uit onder de boom en liggen we minstens een uur voor
pampus.
Aan het eind van de middag
koelen we af bij een een camperveldje met een bar
waar luide feestmuziek naar buiten schalt. We bestellen
wat kouds en voordat we ook maar iets kunnen zeggen,
staat er ook een bak met vers gegrilde stukjes vlees
op ons tafeltje. Even overwegen we om hier gelijk
onze tent maar op te zetten, al zijn er geen douches,
maar dan vindt Corrie op haar smartphone nog een 'art
hotel' met voortreffelijke beoordelingen van gasten;
slechts een paar kilometer verderop, met uitzicht
op het Theater van Dodóni. Die gasten blijken
gelijk te hebben. Dankzij een fijne douche, lekker
eten uit de streek en een comfortabel bed knappen
we na een zware dag weer helemaal op.
De vrouw die het hotel runt,
vraagt naar onze reisplannen.
"Verder door het noorden van Griekenland,
en dan naar Macedonië", vertelt Corrie.
"Macedonië? Dat is een Griekse provincie.
Of bedoel je Skopje", vraagt de vrouw. Op
de kaart wijzen we aan waar we heen willen.
"Ja, dat is Skopje, niet Macedonië.
Dat zeg ik niet omdat ik Grieks ben hoor, maar buitenlanders
kennen de historische feiten niet."
We zwijgen begripvol. Dit is de Balkan, waar de meest
gastvrije mensen van Europa wonen, maar ook in menig
schuurtje een kalashnikov bewaard wordt. Over historische
grenzen, namen en claims kun je hier beter geen discussie
beginnen.
|
|
Woensdag 2 mei 2018.
Van Manteio naar Ioannina, 33 km |
|
|
|
Het Theater van Dodóni werd in de derde eeuw
voor Chr. gebouwd door koning Pyrrhus van Epirus (wiens
naam nog altijd voortleeft in de term 'Pyrrhusoverwinning').
Op deze plek lag toen een complete stad met een akropolis,
marktplein, stadhuis en verschillende tempels. Een
paar duizend jaar eerder was hier al een orakel, dat
bestond uit een heilige eikenboom, omringd door een
kring van bronzen ketels.
Het theater was met een capaciteit van 17 duizend
toeschouwers een van de grootste in Griekenland.
In 167 voor Chr. werd het theater door de Romeinen
voor een groot deel verwoest. Later verbouwde keizer
Augustus het tot een arena voor dierengevechten. Na
de opkomst van het christendom en het stichten van
het nabijgelegen Ioannina raakte Dodóni in
verval. Keizer Theodosius I, die een fanatiek bestrijder
was van voor-christelijke praktijken, liet de heilige
eik rooien en de wortels ervan verwijderen (de Taliban
en IS zijn niet uniek in het opblazen van monumenten
die bij niet hun geloof passen). Na een plundertocht
van de Goten en een zware aardbeving was er van de
stad niet veel meer over. Pas in 1875 werd Dodóni
opnieuw ontdekt en opgegraven.
|
|
|
Theater
van Dodoni
|
Een groot deel van de ochtend
lopen we rond tussen de opgravingen. Er is bijna niemand,
maar een groot parkeerterrein doet vermoeden dat het
hier in de vakantietijd druk kan zijn.
Wanneer we verder fietsen,
is het alweer heet geworden. Onder een overdekte uitkijkpost
koelen we even af, terwijl we nog eenmaal een blik
op de vallei van Dodoni werpen.
|
|
|
Uitzicht
over vallei van Dodoni
|
Vroeg in
de middag rijden we Ioannina binnen, een van de weinige
plaatsen in het Griekse binnenland met een mooie camping:
prima gras, genoeg schaduw en fraai uitzicht over het
helaas sterk vervuilde, maar wel ansichtkaartblauwe
Meer van Ioannina. |
|
|
Kamperen
aan het Meer van Ioannina
|
In de hete middaguren gaan we naar het aangenaam
koele zilversmederijmuseum in de 17e eeuwse citadel,
die door de Turken gebouwd is. Ook de moskee die hier
staat, getuigt van de eeuwenlange Ottomaanse overheersing.
In 1431 namen de Turken Ioannina in om er tot 1913
te blijven. Aanvankelijk bleef Ioannina een welvarende
stad met een universiteit en een groot aantal zilversmeden.
|
|
|
Ottomaanse
moskee in Ioannina
|
Na
1611 verloren de Christenen hun privileges als gevolg
van een mislukte opstand tegen de sultan. De Griekse meerderheid
werd naar de buitenwijken verbannen. Binnen de stadsmuren
mochten alleen moslims en joden blijven wonen.
In 1788 kreeg Ali
Pasja, een militair van Albanese afkomst, hier
de touwtjes in handen. In Ioannina ontpopte hij zich als
een wreed heerser en een seksueel roofdier, maar in zijn
geboortestad Tepelenë heeft men een monument voor
hem opgericht. Hij trok zich weinig aan van het verre
gezag in Constantinopel en uiteindelijk liep het niet
goed met hem af. De sultan stuurde troepen naar Ioannina,
dat twee jaar lang werd belegerd. Op zijn 81e vluchtte
Ali Pasja met zijn Griekse minnares naar een klooster
op een eiland in het meer, waar nu dagelijks bootjes met
toeristen heenvaren. In 1822 werd hij overmeesterd door
Turkse soldaten en gefusilleerd. |
|
Donderdag
3 mei 2018. Van Ioannina naar Monodendri, 41 km |
|
|
|
De hittegolf
is voorbij. Daar ben ik erg blij mee, want vanmiddag
staat er weer een halve Alpenpas aan klimmetjes op het
menu. 's Ochtends vliegen we met een stormachtige wind
in de rug vooruit. Ook nu lukt het goed om drukke wegen
te omzeilen. Zelfs een schildpad maakt hier kans om
heelhuids de overkant van de weg te bereiken. |
|
|
Overstekend
wild
|
Na een
lange klim, waarbij een zwerfhond de hele tijd met ons
meeloopt, bereiken we het bergdorpje Monodendri. Daar
stallen we de fietsen in een hotel en gaan we te voet
over een mooi wandelpad naar een uitkijkpunt aan de
rand van de Vikoskloof. Daar priemt de zon nog eenmaal
heel kort door de wolken. Zodra we terug zijn in het
dorp begint het te regenen. |
|
|
Vikoskloof
bij Monodendri
|
's
Avonds moeten we beslissen hoe we de komende dagen naar
Macedonië gaan fietsen. Optie 1 is verder via kleine
bergwegen naar het Noord-Griekse Kastoria en vervolgens
een stukje door Albanië naar het Prespameer. Optie
2 is korter, gaat grotendeels door Albanië en wat
minder door de bergen. Optie 1 is misschien de mooiste
route, maar gaat veel tijd en energie kosten door het
vele klimmen en dalen. Bovendien zijn er nauwelijks
hotels of pensions te vinden en zeker geen campings.
Optie 2 gaat langs enkele campings en over een doorgaande
weg in het oosten van Albanië, waarvan we niet
weten hoe druk of hoe slecht die is. We kiezen uiteindelijk
voor optie 2. Het onbekende Albanië lonkt. |
|
Vrijdag
4 mei 2018. Van Monodendri naar Bourazani, 59 km |
|
|
|
's
Ochtends is het koud en mistig. We beginnen gelijk met
een lange afdaling. Ik ben blij dat we handschoenen
mee hebben genomen. In het bergdorpje Ariste kunnen
we opwarmen met goede cappuccino en een lekker stuk
koek dat ze hier zelf bakken.
|
|
|
Fietsen
bij Ariste |
Wanneer we helemaal beneden
zijn, fietst Corrie rechtuit waar de gps-track rechtsaf
gaat.
"Je rijdt verkeerd!", roep ik.
"Maar de weg gaat rechtdoor."
Daar heeft ze gelijk in. Gelukkig herinner ik me opeens
weer waarom ik de route hier off road laat gaan. "Hier
gaan we nog iets moois zien!"
We slaan een bospad in en vijf minuten later hebben
we een perfecte picknick op een idyllische plek bij
een oude brug, die hier in de 19e eeuw gebouwd is
op de plek waar eerder een brug uit de Byzantijnse
tijd heeft gestaan.
|
|
|
Brug
van Kleidonia |
Nog
zo'n brug zien we vlak voor Konitsa. Met een hoogte van
20 meter en een lengte van 40 meter is dit een van de
grootste oude bruggen op de Balkan. |
|
|
Brug
van Konitsa |
Na Konitsa wordt het warm en
broeierig. Er zit onweer in de lucht. Vlak voor de Albanese
grens stoppen we bij een hotel. Even later valt de regen
met bakken tegelijk naar beneden. |
|
Zaterdag
5 mei 2018. Van Bourazani naar Farma Sotira, 36 km |
|
|
|
Bij de Griekse grenspost
wapperen we even met onze paspoorten en mogen we gelijk
doorfietsen. Over een moderne brug rijden we Albanië
binnen tot aan de slagboom van de Albanese douane.
Daar moeten we een tijdje wachten tot een douanier
onze paspoorten inneemt, plaats neemt achter een pc
en begint te typen.
"De volgende keer zal het sneller gaan",
zegt hij, "Want dan zitten jullie al in het
systeem."
Op de ramen hangen grote posters die waarschuwen tegen
corruptie. Ik zou hier graag een foto willen maken,
maar op deze plek lijkt me dat niet zo slim. Albanië
was tot 1992 het Noord-Korea van Europa en de paranoia
in de hoofden van de mensen met uniformen verdwijnt
meestal niet direct na een wisseling van regime.
Even later mogen we verder
fietsen en slaan we rechtsaf de weg naar Leskovik
in. Er staan gloednieuwe borden, maar na een paar
honderd meter gaat het asfalt al over in grind. Het
enige verkeer is een jongen met wat geiten. Even later
fietsen we weer op asfalt en begint de weg te stijgen.
Over de 13 km naar Leskovik doen we tweeëneenhalf
uur. Een paar kilometer voor het stadje hoor ik getik
van hoeven dichterbij komen. Een oude man op een ezeltje
haalt ons langzaam in. Zodra de ezel stopt om water
te drinken bij een beekje, halen we ze weer in, maar
al snel hoor ik het hoevengetik weer naderen.
"Bye bye!" roept de man lachend
met zijn tandeloze mond, terwijl hij ons weer inhaalt
om even later in een wijngaard te verdwijnen. Ik hoop
dat het ezeltje een mooie beloning krijgt voor deze
glansrijke overwinning op een paar ouderwetse treuzelfietsen.
Dan verschijnen de eerste bouwsels van Leskovik. Nou
ja, wat ervan over is...
|
|
|
Welkom
in Leskovik! |
Vervolgens rijden we langs
grauwe flats waarvan de pleisterlaag van de muren
loslaat en de balkons elk moment naar beneden lijken
te kunnen komen.
"Mijn hemel, wat een gribus", zegt
Corrie. "Hoe zouden we hier aan eten kunnen
komen? En aan geld? Welke valuta heeft Albanië?"
"Met euro's zal het ook wel lukken",
stel ik haar gerust.
Na een bocht in de weg komen we op een plein waar
alles een stuk vriendelijker oogt. Een terras met
parasols van Heineken en Becks, een Vodafonewinkel
en om de hoek een pinautomaat van de Raifeissenbank.
We trekken 25.000 lek uit de muur en even later drinken
we oploscappuccino op het Heinekenterras. Dan halen
we brood, kaas, fruit en koekjes bij de buurvrouw,
die alles op een fraaie weegschaal met losse gewichten
afweegt. Een buurjongen vraagt of we een kamer zoeken,
maar wij willen natuurlijk verder fietsen.
|
|
|
Om
de hoek oogt alles een stuk vriendelijker |
|
Aan de andere
kant van het plein eten we nog een deel van onze verse
aankopen op een bankje onder een hoge boom. Wanneer
we alles weer ingepakt hebben, blijkt het alleen onder
onze boom nog droog te zijn. Om ons heen is het gaan
miezeren. De loodgrijze wolken die onze kant opdrijven,
voorspellen nog veel meer nattigheid. We besluiten de
lunch voort te zetten in een cafétaria aan de
overkant. Op Corries vraag wat we er kunnen eten, antwoord
de jongen die ons bedient: "Potatoes".
We verwachten nu een Albanese versie van een aardappelgerecht
dat Vincent van Gogh ooit heeft vastgelegd, maar dat
valt mee. Even later staat er een bord vol dampende
frieten op ons tafeltje. Dat past ook beter bij deze
snacktent met plastic meubilair en een groot plasmascherm
aan de muur waarop Amerikaanse video's met een hoog
vecht- en schietgehalte zijn te zien.
Drie uur nadat
we Leskovik binnenkwamen, fietsen we er weer uit. Het
viel ons niet tegen. Vanaf de weg zien we het stadje
snel kleiner worden. |
|
|
Uitzicht
op Leskovik |
Wat
op de kaart een doorgaande oranje gekleurde route is,
blijkt in het veld een smalle verlaten weg te zijn door
uitgestrekte bossen. We hadden gedacht het volgende
stadje, Ersekë, vandaag nog wel te kunnen halen,
maar daar zien we vanaf wanneer het tegen vijven weer
gaat regenen en een bord 'Biker Welcomed' een camping
aankondigd, waar we ook zonder motor welkom zijn. We
nemen een luxe trekkershut met ontbijt en zetten de
fietsen in de kinderkamer. |
|
|
Welkomstbord
voor de camping |
Zondag
6 mei 2018. Van Farma Sotira naar Körçe,
70 km |
|
|
|
We zijn
blij dat we gisteren niet hebben geprobeerd om Ersekë
te bereiken. De weg wordt namelijk een stuk slechter.
Op een aantal plekken is een haarspeldbocht in de oude
asfaltweg meters diep weggezakt en moeten we gebruik
maken van een veel steilere inkorting, waarvan het wegdek
bij elke wolkbreuk met een verse laag puin bedekt wordt.
|
|
|
De
weg wordt er niet beter op |
Langs
de weg staat een van de 700.000 bunkers
die Enver Hoxha heeft laten bouwen om een invasie tegen
te houden. Dit kostte uiteindelijk meer dan twee keer
zoveel als de bouw van de Maginotlinie in het oosten
van Frankrijk en was even nutteloos. Deze bunkers lijken
ook wat minder bestand tegen betonrot dan die van de
Atlantikwall. |
|
|
Bunker van Enver Hoxha |
Later
treffen een groot oorlogsmonument aan. Op een marmeren
plaat staat tekst en uitleg in het Albanees. Ik denk
dat het om een aanslag op een Duits konvooi gaat, dat
hier in juli 1943 op weg was naar Griekenland. Als represaille
voor deze aanslag hebben de Duitsers daarna een bloedbad
aangericht in het dorpje Borovë. |
|
|
Oorlogsmonument
|
|
|
Overigens genieten we van het
ruige landschap en het totale gebrek aan snelverkeer.
Terrassen met koffie zijn vanochtend een paar bergen te
ver. Vroeg in de middag vindt Corrie wel een geschikt
muurtje voor een ligpauze en pakken we gelijk de brander
om zelf koffie te zetten. |
|
|
Corrie
vindt een comfortabel ligmuurtje |
Een
uur later doemt er bij het nietige plaatsje Taç
i Sipërm een gloednieuw gebouw op, in een neobelgische
stijl die op de Balkan erg in trek is. Vaak blijft het
bij een voor West-Europese maatstaven onvoltooid bouwwerk
van grijze prefabstenen, maar hier had de eigenaar genoeg
geld en doorzettingsvermogen om er een grote pistachetaart
van te maken. Het blijkt een restaurant te zijn, dus
stoppen we hier voor een tweede koffieronde en een maaltijdsalade.
Zoiets duurt altijd langer dan een simpele picknick,
zodat het half drie is tegen de tijd dat we Ersekë
bereikt hebben. |
|
|
We
lunchen in een grote pistachetaart |
Ersekë is op zondagmiddag uitgestorven, op een
oudemannenbankje na. Wel is er een telefoonwinkel
open en werkt daar iemand die goed genoeg Engels spreekt
om ons aan een goedkope Albanese telefoonkaart te
helpen en die in onze iPad te plaatsen met de juiste
internetinstellingen.
Om kwart over vier zien we een hotel annex camping,
waar druk gebarbecued wordt.
"Als we vandaag willen kamperen, moeten we
hier stoppen", zeg ik.
"Dat is wel vroeg, en we hebben nog maar
42 km afgelegd", zegt Corrie. "Ik
rij liever door naar Korçë."
"Dan moeten we nog wel een berg over. Zie
je dat nog zitten?"
"Geen probleem, dan hebben we vandaag tenminste
wat gedaan."
"Er zit wel onweer in de lucht, maar zo te
zien komen de buienwolken niet onze kant op."
Dus fietsen we door. Eerst een klimmetje van 50 m,
vervolgens net zoveel naar beneden en dan weer 240 m
omhoog. Halverwege de laatste klim horen we het opeens
donderen en al gauw vallen de eerste spetters. De
buienwolken van een half uur geleden kwamen inderdaad
niet onze kant op, maar inmiddels is er boven de berg
die we nu opfietsen, een nieuwe wolk verschenen.
"Shit, we hadden toch bij die camping moeten
stoppen", zeg ik tussen een bliksemschicht
en een harde knal in. "Maar nu moeten we
snel op zoek naar een plek om schuilen!"
Die plek vinden we al na vijf minuten: een verlaten
huis met een vrachtwagen in de de voortuin, waar niemand
inzit. Geen plek waar je dood gevonden wilt worden
(in Bosnië zouden er nog booby traps kunnen liggen,
maar gelukkig zijn we nu Albanië) maar een betere
schuilplek gaan we hier niet vinden.
|
|
|
Schuilplek
langs de bergpas |
Na een
kwartiertje schuilen lijkt het onweer voorbij. Regenen
doet het nog wel, maar dat overleven we wel. We zijn
al bijna op de top.
Tot onze verrassing is de top een stukje verlaagd. Er
ligt nu een gloednieuwe, brede en diep ingegraven asfaltweg
die de oude afdaling met talloze haarspeldbochten gaat
vervangen. Dat scheelt ons een hoop remmen en bijsturen.
Met 35 km/uur scheuren we naar beneden. Alleen voor
een overstekende kudde vee moeten we even stoppen.
|
|
|
Overstekende
koeien |
We
hebben geluk dat we de wind in de rug hebben en dat
deze flink aanwakkert. Na de afdaling vliegen we nog
lange tijd met 30 km/u vooruit. Ook is het nu aangenaam
koel en nog erg rustig op de weg. Het dal wordt breder
en het landschap saaier, maar dat deert ons nu niet.
Om kwart voor zeven fietsen we Korçë binnen.
Daar veranderd de weg opeens in een druk bereden modderpoel
met de breedte van een vierbaansweg. De meeste automobilisten
rijden nu voorzichtig, op een amokmaker na, die iedereen
met hoge snelheid inhaalt en Corrie trakteert op een
modderdouche.
Een half uur later hebben we een mooi pension gevonden,
met een badkamer en een balkon waar alles uit kan druipen. |
|
Maandag 7 mei
2018. Van Körçe naar Oteševo, 59
km
|
|
|
|
De orthodoxe
kathedraal is misschien wel het meerst markante bouwwerk
van Korçë. De kerk is kort na de instorting
van het communistische regime gebouwd op de fundamenten
van de oude kerk, die in 1968 was gesloopt nadat Albanië
officieel tot atheïstische staat was uitgeroepen.
In 2011 stond bijna 60 procent van de bevolking in en
rond Korçë geregistreerd als moslim en 16
procent als Albanees orthodox (dus christelijk). Van
de rest geeft een groot deel liever geen antwoord op
vragen over religie. |
|
|
Orthodoxe
kerk van Korçë |
In
de chique voetgangerszone tegenover de kathedraal gaan
we op zoek naar de betere koffietent, waar ze behalve
iets dat op koffie lijkt, ook koek of taart hebben.
Maar waar we ook kijken, op geen enkel terras zien we
mensen koffie drinken op een manier die ons aanspreekt.
Wel wemelt het van de barretjes met kettingrokende mannen
en oorverdovende muziek. Corrie heeft bedacht dat we
moeten speuren naar café's waar ook vrouwen zitten,
want die houden volgens haar meer van koffie met gebak
dan mannen.
"Achter die poort zou wel eens een theetuin
kunnen zijn", zegt ze na een tijdje zoeken.
Ik kan het nauwelijks geloven, maar ze heeft het goed
gezien. Verscholen in het groen van een fraaie tuin
staat Vila Themistokli, een pension annex tearoom. Een
rook- en muziekarme oase met goede cappuccino en echte
carrot cake! |
|
|
Carrot
cake in Korçë |
We
zitten hier ook op historische grond. In 1916 werd deze
villa bewoond door Themistokli Gërmenji, een Albanese
guerillastrijder die door een Franse commandant was
benoemd tot prefect. Korçë was toen de hoofdstad
van de Autonome
Albanese Republiek van Korçë,
die tot 1920 heeft bestaan onder Frans militair gezag.
(Dit gebied hoorde tot 1912 bij het Ottomaanse rijk.
In dat jaar werd het bezet door de Grieken, die het
zuiden van Albanië Noord
Epirus noemden en het op cultuur-historische
gronden als een Griekse provincie beschouwden. In 1913
werd de Vrede van Londen gesloten, waarbij Groot-Brittannië,
Duitsland, Rusland, Oostenrijk-Hongarije en Italië
overeenkwamen dat het hele gebied onderdeel werd van
de nieuw opgerichte staat Albanië. Hierop ontketende
het Griekse
deel van de bevolking hier een opstand, die werd neergeslagen
door de Albanese gendarmerie onder leiding van Nederlandse
militairen. Na het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog trokken deze zich terug en in 1915 namen
de Grieken het zuiden van Albanië opnieuw in. In
de zomer van 1916 werd Korçë bezet door
Bulgaren, die drie maanden later werden verdreven door
de Franse troepen die er tot 1920 zouden blijven.)
In de Autonome Albanese Republiek van Korçë
waren Albanees en Frans de officiële voertalen.
Onderwijs in Turks en Grieks werd afgeschaft. In Korçë
kwam ook een Franse school. Een van de studenten op
deze school was
Enver Hoxha, de latere
communistische dictator.
Themistokli Gërmenji bleef maar een jaar in functie.
Eind 1917 werd hij beschuldigd van collaboratie met
de centrale machten (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije,
Turkije en Bulgarije). Kort daarna werd hij geëxecuteerd.
Later zou blijken dat het Franse militaire tribunaal
dat hiervoor verantwoordelijk was, misleid was door
Griekse informanten.
We fietsen
de stad uit en behelpen ons de eerste 10 km met een
smalle vluchtstrook langs een drukke weg. Dan nemen
we een binnenweg naar Pojan. Daar drinken we nog een
keer koffie, ditmaal op het terras van een oudemannenbar
tegenover de moskee. Dit is een andere planeet dan de
tuin van Vila Themistokli. De stamgasten gaan gewoon
verder met hun gesprek van de dag, maar de kinderen
die zojuist nog op straat speelden, doen nu hun uiterste
best om onze aandacht te trekken. Het doet me denken
aan het platteland van Roemenië, waar ik in 1982
fietste met twee Engelse wereldfietsers. Daar werden
we elke keer als we bij een put stopten om onze bidons
te vullen, besprongen door "Gummi, gummi!"
roepende kinderen die probeerden alle toeters en bellen
van onze fietsen te slopen. Café's bezochten
we toen niet. Nu houdt een stevig hek om het terras
alle nieuwsgierigen nog een beetje op afstand.
"Maak hier maar geen foto", zegt
Corrie. "Anders komen we hier straks niet meer
weg..."
We fietsen
de bergen weer in over een gloednieuwe weg, waar nu
nog weinig verkeer langskomt. Wie nog wil genieten van
het nagenoeg autovrije platteland van Albanië,
moet niet te lang meer wachten. |
|
|
Nieuwe
weg de bergen in |
We naderen het Grote Prespameer, dat in drie landen
ligt: het grootste stuk in Macedonië en twee
kleinere stukken in Albanië en Griekenland. Er
is hier maar één grensovergang, tussen
Albanië en Macedonië. De weg tussen de Macedonische-
en de Griekse oever is al jarenlang gesloten en zal
pas open gaan wanneer Griekenland en Macedonië
definitief een akkoord hebben bereikt over de landsnaam
van wat in officiële stukken nu nog Fyrom
heet (Former Yugoslavian Republic of Macedonia). Tussen
het Griekse en Albanese deel ligt alleen een geitenpad.
Er is ook een Klein Prespameer, dat helemaal op Grieks
grondgebied ligt.
In het Albanische stuk waar we nu fietsen, zijn de
wegwijzers en plaatsnaamborden tweetalig. Onder de
Albanese naam in latijns schrift staat de Macedonische
naam in cyrillisch schrift. Op de Balkan wemelt het
van dit soort Voerstreken.
Dan zien we het blauwe water van het Grote Prespameer
verschijnen. Corrie pakt haar verrekijker en ziet
gelijk een roze pelikaan. Ook de kroeskoppelikaan,
grote zilverreiger, dwergaalscholver en steenarend
komen hier voor.
|
|
|
Grote
Prespameer |
In vier minuten passeren
we de beide grensposten. De grootste verandering is
de toename van zwerfvuil aan de Macedonische kant.
Dan zien we een rij vakantiehuisjes en wat caravans.
Daar moet de camping zijn, nu moeten we alleen de
ingang nog vinden. Een zijweg waarvan we vermoeden
dat die naar de camping gaat, eindigt voor een surrealistische
ruïne van wat een luxe hotel had moeten worden.
Drie morsige mannen zitten zich te bezatten op een
muurtje voor de versperde ingang.
"Zzis is beautiful hotel!" lalt
er eentje.
"Verry beautiful inside as well!",
raaskalt een ander.
Dit is hotel Evropa, de ultieme locatie voor thrillers
en detectives. (Een prachtige fotoreportage is hier
te zien).
|
|
|
Hotel
Evropa in Oteševo |
We laten dit mooie hotel links liggen en volgen een
pad naar een roestige slagboom. Het lijkt erop dat
hier de ingang van de camping is. Aan een boom naast
een groen uitgeslagen caravan wijst een bord ons naar
de receptie.
|
|
|
Entree
van de camping |
Dan staan
we voor een bouwsel dat wel een likje verf kan gebruiken.
|
|
|
Entree
van de camping |
Honderd
meter staat een tractor te glimmen naast een berg aangeharkt
afval. De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen zijn
blijkbaar al in gang gezet. |
|
|
Afval wordt verzameld
|
|
Dan komt een kleine vrouw in een vaal schort en met
haren die lang geleden zijn geverfd, naar ons toe.
Ze zegt iets wat wij niet verstaan.
"Is this still a campsite?", vraagt
Corrie.
"Da", antwoordt de vrouw.
"But is it open?"
"Da."
"Can we camp here tonight?"
"Da."
Een beetje besluiteloos kijken we elkaar aan. Inmiddels
staat er ook een roedel zwerfhonden om ons heen. Dan
komt er een man uit een caravan naar ons toe.
"Can I help you?", vraagt hij in
vloeiend Engels.
Hij verzekert ons dat we hier kunnen kamperen, en
dat alleen de douche niet werkt. Zelf is hij veertig
jaar geleden uit Macedonië naar Londen verhuist,
maar nu is hij hier weer neergestreken.
"It is beautiful here", vertelt
hij. "The lake, the mountains, space and
quiet."
"But what about these dogs?"
"Well, they are hungry, but they will not
bite you", verzekert de man ons.
Corrie volgt de vrouw naar de receptie terwijl ik
een gemaaid stukje gras inspecteer om de tent op te
zetten. Het is al vijf dagen terug dat we hebben gekampeerd.
Ik heb er wel weer zin in.
Even later is Corrie water aan het koken voor een
kant- en klaar feestmaal uit een zak van een bekende
outdoorwinkel. Die hoeven we morgen niet meer over
de berg te sjouwen.
Vijf paar hongerige hondenogen staren ons aan, maar
onze buurman uit Londen had gelijk. Die beesten doen
geen vlieg kwaad.
Na het eten maken we nog een korte wandeling in de
schemering. Op een pier met kapotte lantaarns uit
het jaar nul staren we over het Grote Prespameer.
Onze buurman heeft gelijk. Dit is een prachtige plek
die bol staat van vergane glorie. In een normaal land
zou dit allang door Center Parks zijn overgenomen.
|
|
|
Het
Grote Prespameer in de schemering |
Later
zal ik ontdekken dat er in Oteševo nog een ander
hotel is. Een kilometer voorbij hotel Evropa ligt het
Lakeview hotel, waar de premiers van Macedonië
en Griekenland, een maand na ons verblijf op de camping,
het eens zijn geworden over een oplossing
voor het slepende conflict tussen de beide landen over
de naam van Macedonië. Als we hier internetbereik
hadden gehad en op booking.com hadden kunnen kijken,
was dit wel een minder leuk verhaal geworden. |
|
Dinsdag
8 mei 2018. Van Oteševo naar Ohrid, 58 km |
|
|
|
Vandaag
beginnen we gelijk met de klim naar de 1600 m hoge Galičicapas
tussen twee grote meren: het op 849 m hoogte gelegen
Grote Prespameer en het 200 m lager gelegen Meer van
Ohrid, waarop het eerste meer via een ondergronds grottenstelsel
afwatert. Anders dan gisteren is de atmosfeer vandaag
klam en het uitzicht heiïg. Boven het water is
het nog redelijk helder, maar rondom de bergen stapelen
donkere wolken zich snel op. |
|
|
Heiïg
uitzicht op Grote Prespameer |
De weg
is nu een oase van rust, maar borden vol kogelgaten
verraden dat er hier soms flink op los wordt geknald. |
|
|
Bord
met kogelgaten |
Koffie
moeten we vandaag zelf zetten. Inmiddels is het ook
gaan regenen. Onder een lage boom vinden we nog een
smal strookje droog asfalt waar we op gaan zitten. |
|
|
Koffie
zetten op een droog stukje weg |
Na de koffie
blijft het nog een tijdje regenen, maar bovenop de pas
klaart het op en zien we de bergtoppen verschijnen. |
|
|
Bovenop
de Galicicapas fietsen we de regen uit |
Voor we aan de afdaling beginnen, steken we een kaarsje
aan in een kapelletje langs de weg.
|
|
|
Kaarsje branden voor de
afdaling |
|
Tijdens
de afdaling hebben we een spectaculair uitzicht op het
Meer van Ohrid. |
|
|
Uitzicht
op het Meer van Ohrid |
Boven het
water komt een nieuw regenfront onze kant op. |
|
|
Langs
het Meer van Ohrid |
De
weg langs het Meer van Ohrid wordt drukker. Ook wemelt
het er van de hotels, die betere tijden hebben gekend.
Ook worden we hier regelmatig ingehaald door auto's,
waaruit iemand ons in steenkolenengels toeroept: "Campings
are closed. I have nice room for you for little money!"
Vlak voor Ohrid kunnen we de drukke weg verlaten. Voor
ons ligt opeens een heuse wandel- en fietspromenade.
Deze uitgerolde loper van rood asfalt is misschien wel
het mooiste fietspad van Macedonië.
|
|
|
Wandel-
en fietspromenade van Ohrid |
Woensdag 9 mei 2018.
Van Ohrid naar Struga, 22 km |
|
|
|
Ohrid
heeft een hele oude binnenstad, die op de werelderfgoedlijst
van Unesco staat. Cruiseschepen kunnen hier niet komen
en er is ook geen groot vliegveld in de buurt, dus je
struikelt hier nog niet over de selfie sticks. De fietsen
laten we in het hotel staan. Eerst gaan we op ons gemak
koffie drinken en het een en ander bekijken. Zoals de
middeleeuwse fresco's in de Sophiakerk. |
|
|
Middeleeuwse
fresco's in de Sofiakerk van Ohrid |
Ohrid
heeft ook een prachtig openluchttheater, dat in 200
voor Chr. door de Grieken is gebouwd. Oorspronkelijk
was het nog veel groter dan nu. Alleen het onderste
deel is intact gebleven.
Door de Romeinen werd dit theater gebruikt voor gladiatorengevechten.
Ook brachten zij hier christenen om, waardoor dit een
gevreesde plek werd. Zo gevreesd, dat bewoners van Ohrid
het theater na de instorting van het Romeinse Rijk hebben
bedekt met grond en stenen. Een deel ervan zal ook wel
zijn gebruikt voor de bouw van huizen en kerken. Uiteindelijk
wist niemand meer dat hier ooit een theater had gestaan.
Rond 1980 werd het bij toeval teruggevonden. Tijdens
bouwwerkzaamheden vond men hier grote stenen met afbeeldingen
van Dyonisos, de Griekse god van de wijn en de geestdrift.
Archeologen konden hieruit afleiden dat er in deze omgeving
een theater geweest moest zijn.
's Zomers wordt dit antieke bouwwerk nu weer gebruikt
voor theater, ballet en concerten. |
|
|
Grieks
theater in Ohrid |
Een deel van de stadsmuren en
poorten staan nog overeind, compleet met geharnaste deuren. |
|
|
Stadspoort
in Ohrid |
|
|
's
Middags fietsen we weer verder langs de oevers van het
Meer van Ohrid. Helaas loopt de mooie wandel- en fietspromenade
die we gisteren aantroffen, niet verder naar het noordwesten.
Wel zijn er binnenwegen langs de rafelranden van de
stad, waar je af en toe een glimp van het meer ziet.
Verderop kunnen we het water wel goed zien, inclusief
het vele zwerfvuil dat erop drijft.
Ook zien we weer donkere stapelwolken onze kant opkomen.
De camping, die toch al geen gezellige indruk maakt,
lijkt ons nu geen goed idee. Struga blijkt een in beton
gegoten vakantiedorp te zijn voor Macedonische gezinnen
en mensen die van lawaaiïge terrassen, lelijke
winkels, gokhallen en discotheken houden. Oude houten
huizen worden hier verwaarloosd en vervangen door hoge
appartementenflats, die vaak niet eens fatsoenlijk afgebouwd
worden. Alles wat in Ohrid de sfeer bepaalde - de promenade,
het Griekse theater, de middeleeuwse burcht, de stadswallen,
de fresco's en de iconen, de nauwe hellende straatjes
- ontbreekt in Struga. |
|
|
Oud en nieuw
in Struga
|
|
|
We stoppen bij een bankje om te onderzoeken waar
we het best kunnen overnachten. Corrie opent de reisgids
op haar e-reader (In ons geval 'Macedonia' van Bradt,
die wat meer diepgang heeft dan vergelijkbare gidsen
van Lonely Planet of de ANWB).
Opeens worden we door twee mensen in het Engels begroet.
"O shit", denken we. "Die
willen natuurlijk weer een nice room for little money
aan ons verhuren." Tot nu toe is dat steeds
het geval geweest wanneer mensen ons hier aanspraken,
al is het nog niet zo erg als het in India kan zijn
("Hello my friend, how are you?" etc.
etc., om dan twee minuten later to the point te komen:
"My room is bigger and cheaper than hotels in
Lonely Planet".)
Met tegenzin groet ik terug en beantwoord ik de vraag
waar we vandaan komen. Dan blijken zij ook uit Nederland
te komen en hier rond te fietsen. Nu pas zie ik een
stukje verderop hun fietsen staan.
Ze vertellen dat ze in een dorpje hier in de buurt
voor 20 euro een kamer hebben gevonden. Ik wissel
nog wat ervaringen met ze uit terwijl Corrie, die
nog steeds naast me op het bankje zit, met haar hoofd
de andere kant op volledig gefocust blijft op haar
e-reader. Vijf minuten later gaan de fietsers weer
verder.
"Ze zullen jou vast niet erg gezellig hebben
gevonden", grijns ik tegen Corrie.
"Nee, sorry, maar mijn hoofd staat er ook
helemaal niet naar. Ik wil zo snel mogelijk een fatsoenlijke
hotelkamer in dit stomme oord vinden."
Ik kijk nog even naar de donkere lucht en voel nu
ook enige urgentie. Binnen een half uur gaat het hier
keihard regenen. We zoeken snel een terras met wifi
om booking.com te raadplegen. (Voor internet hebben
we sinds gisteren wifi nodig, omdat de Albanese telefoonkaart
op mijn iPad hier niet meer werkt en internetten met
het Nederlandse abonnement op Corries smartphone buiten
de EU peperduur is.) Onder een web van telefoonkabels
scheuren we door de straten van Struga. De eerste
spetters vallen al op de grond wanneer we arriveren
bij het hotel dat Corrie had gevonden.
|
|
|
Boven
de straten hangt een web van telefoondraden |
Donderdag
10 mei 2018. Van Struga naar Debar, 59 km |
|
|
|
Over
een drukke weg fietsen we Struga uit. Na enkele kilometers
zijn we het snelverkeer zat en gaan we op zoek naar
een alternatieve route. Die vinden we langs de rivier.
We zien er zelfs een lokale fietser vanaf komen, wat
een hoopgevend signaal is. Het is wel een braamstruiks
binnenpad, waar de regen van de laatste dagen flinke
plassen heeft achtergelaten. Wanneer we er doorheen
fietsen, merken we dat die plassen inmiddels ook bewoond
zijn. Kikkers springen alle kanten op terwijl onze wielen
zich een weg door het modderige water banen. Corrie,
die meer van vogels dan van kikkers houdt, besluit om
af en toe maar een stukje te lopen. |
|
|
We
kiezen voor een alternatieve route
|
In Dobovjani vinden we tegenover
de moskee een gastvrij café met een mooi terras.
De vrouw die het café runt, blijkt wat Duits
te spreken. Nadat we een pak hele saaie koekjes bij
haar hebben gekocht, verrast ze ons met een heerlijk
stuk zelfgebakken cake bij de koffie.
Verderop
gaan we toch maar de hoofdweg naar Debar volgen, omdat
we op een alternatieve route door de bergen vijfmaal
zoveel zouden moeten klimmen, waardoor we Debar vandaag
niet eens zouden halen. Gelukkig is de weg nu veel rustiger
geworden en wordt er niet erg hard gereden. Af en toe
hebben we uitzicht op het water van de Zwarte Drin,
die voor een groot deel uit stuwmeren bestaat. Via deze
rivier stroomt het water van het Meer van Ohrid naar
de Adriatische Zee.
We zien ook overal hopen afval langs de weg liggen.
Elk plaatsje heeft zijn eigen vuilstort en ik krijg
de indruk dat daar niets meer mee gebeurt nadat ratten
en straathonden alles weggehaald hebben wat nog enigszins
eetbaar is. Uiteindelijk zorgen wind, regen en zwaartekracht
ervoor dat al het restafval in de rivieren beland, met
de zee als eindbestemming.
|
|
|
Er ligt veel
afval in de bermen
|
|
Wanneer
we Debar bereiken, dreigt het weer te gaan regenen en
besluiten we om niet verder te fietsen. We behelpen
ons met een lelijk hotel dat zo te zien na de verwoestende
aardbeving van 1967 uit de grond is gestampt, maar hebben
wel een leuke avond op een overdekt terras met uitzicht
op het plein waar het een komen en gaan is van taxi's
en minibusjes. Debar is een mix van culturen. Een meerderheid
van de bevolking is hier Albanees, verder wonen er flinke
aantallen Macedoniërs, Turken en Roma. Aan het
Verdrag
van Londen in 1913 is te danken of te wijten
dat Debar - net als Kosovo - bij het toenmalige Servië
ging horen. |
|
Vrijdag
11 mei 2018. Van Debar naar Trnica, 40 km |
|
|
|
Na
Debar fietsen we door het dal van de Radika verder noordwaarts.
De grootste culturele krent in de pap is het Bigorski
klooster. Een groot deel van het oude klooster is in
2009 in vlammen opgegaan, maar inmiddels weer hersteld.
Bij de ingang moet Corrie een zwarte rok aantrekken,
hoewel haar knieën al bedekt worden door een driekwartbroek.
Later merken we dat de monniken veel soepeler zijn voor
scholieren. Een groep zomers geklede tienermeisjes kan
ongehinderd door kledingvoorschriften binnenkomen.
Vanuit het klooster hebben we een weids uitzicht op
de besneeuwde bergtoppen die de Albanese grens markeren.
Iets lager zien we her en der minaretten staan, die
sinds de komst van de Turken rond het klooster zijn
verrezen. |
|
|
Bigorskiklooster
|
|
|
In de loop
van de middag rijden we naar Trnica, in het Nationaal
Park Mavrovo,
waar we kunnen kamperen bij een winkel annex restaurant.
Morgen gaan we proberen om hiervandaan over een bergroute
in Kosovo te komen. Op de papieren wegenkaart die we
hebben, een recente uitgave van Freytag & Berndt,
staat een grensovergang ten zuiden van Restelicë.
Deze route wordt ook vermeld op de site van dangerous
roads. We zijn benieuwd! |
|
Zaterdag 12 mei
2018. Van Trnica naar Restelicë, 40 km |
|
|
|
De
eerste paar kilometer gaan bergafwaarts langs de weg
waar we gisteren al op hebben gefietst. Op het laagste
punt van deze dag (iets boven de 900 m) slaan we af
naar een mooie grindweg door het bos. Nog eens 8 km
verder is een huis waar een auto van de grenspolitie
geparkeerd staat. Even later komen we langs een huis
met luid blaffende honden, die gelukkig achter een hek
staan. We rijden snel door tot een uit de kluiten gewassen
hond de weg voor ons verspert. Voorzichtig rij ik op
de hond af, die dan een stukje opzij gaat. Hij blaft,
maar laat me wel doorfietsen.
Dan passeert Corrie, die de blaffende hond achter zich
aan krijgt. Uiteindelijk staakt het beest zijn achtervolging,
nadat hij vergeefs nog even zijn tanden in een van haar
achtertassen heeft gezet.
Geschrokken kijken we elkaar aan. Dit is nog goed afgelopen.
Ik zoek een paar stevige takken en geef er een aan Corrie
om achter op de fiets te binden.
"Daarmee kun je een hond misschien op afstand
houden, al hoop ik wel dat dit vandaag de enige is."
Na een tijdje krijgen we weer zin in onze expeditie,
want de omgeving is schitterend. |
|
|
De
omgeving is prachtig |
De weg
wordt geleidelijk steiler en slechter. Af en toe stroomt
er water over de weg, maar het zijn zeker geen IJslandse
toestanden. |
|
|
Af
en toe stroomt er water over de weg |
Tot nu toe volgen we een
gele weg op de Open Fiets Map. Bij Strezimir splitst
deze zich in twee witte wegen. De weg die hier naar
rechts buigt, moet na 2 km doodlopen bij een huis.
De andere weg klimt met enkele haarspeldbochten de
Kosovaarse grens over.
Strezimir blijkt te bestaan
uit twee roestige, verlaten wooncontainers van de
grenspolitie en een half weggespoelde brug. Er staan
nergens versperringen of borden.
We krijgen de indruk dat hier al langere tijd niemand
is geweest. Op
deze website is te
lezen: One border crossing, between Rastelica
in Kosovo and Strezimir in Macedonia is, officially,
for locals only. I's only open from May through September
due to weather.
Als dit de grenspost is, is die blijkbaar nog
dicht. Misschien moeten we daar wel blij mee zijn,
want wij zijn strict genomen geen 'locals'. We slepen
de fietsen langs de kapotte brug en vervolgen onze
route.
|
|
|
Verlaten
Macedonische grenspost |
Tegen tweeën
bereiken we Kosovo. Een betonnen paal markeert de grens.
Ook hier staan geen borden of versperringen. |
|
|
Een
paal markeert de grens |
Na een klim gaat het pad verder
over een bergkam. Hier is het weer goed te fietsen. |
|
|
Het
pad is smal maar goed te fietsen |
Verderop krijgt de route wat
meer een IJslands karakter met bagger en smeltwater. |
|
|
Verderop
overheersen bagger en smeltwater |
Op
1900 m hoogte liggen nog wat sneeuwvelden. We doen hier
hetzelfde wat we op de Noorse Rallarvegen deden: eerst
de tassen wegbrengen en het spoor verkennen, daarna
de fietsen halen. Met een onbepakte fiets kom je makkelijker
door de papsneeuw. |
|
|
Een
sneeuwveld verspert de weg |
Corrie heeft ervoor gekozen om met vier niet al te volle
tassen te rijden. Dat vindt ze fijner fietsen. En ze
houdt me toch wel bij, want als ze fit is, klimt ze
sneller dan ik. (Ik ben er aan gewend dat bijna iedereen
me inhaalt tijdens een klim, zowel met fietsen als met
wandelen. Door alleen met achtertasssen te fietsen,
bespaar ik nu wel een paar kilo. Ook handig bij een
sneeuwveld als dit, of wanneer we in een hotel zonder
lift een kamer op de derde verdieping hebben). |
|
|
Ik
draag eerst mijn tassen over het sneeuwveld, daarna haal
ik de fiets |
|
|
Wanneer we de sneeuwvelden
achter de rug hebben, ontmoeten we de eerste mensen
van deze dag. Een Kosovaar en een Kroaat. De Kosovaar
spreekt goed Duits. We maken een praatje en vragen
hem of hij een goede overnachtingsplek in de buurt
kent.
"In Dragaš is een modern hotel, maar
in Restelicë kun je ook prima slapen",
vertelt hij. "Alleen zullen jullie dat adres
niet kunnen vinden. Sla na de brug rechtsaf en vraag
dan iemand uit het dorp naar hotel Doša, dat
je uitspreekt als Dosja. Duits is hier de meest gesproken
vreemde taal, omdat veel bewoners in Duitsland of
Oostenrijk hebben gewerkt. Restelicë is niet
ver meer. Zo dadelijk nog een heuvel over, dan langs
een boerderij en daarna komt er asfalt."
Corrie vraagt of er ook loslopende honden bij die
boerderij zijn.
"We rijden er zo langs. Ik zal de eigenaar
even waarschuwen dat jullie eraan komen, zodat hij
zijn honden kan intomen."
De man vertelt verder dat er enkele dagen geleden
een groot festival in het dorp was.
"De hele nacht wordt er dan gedanst. Geen
feest voor mensen van onze leeftijd, maar duizenden
jongeren uit heel Europa komen er op af."
"Die dans zijn we dan mooi ontsprongen",
grijns ik tegen Corrie. (Een video
van het festival is hier te zien.)
We fietsen de volgende heuvel
op en dan begint het te regenen. We spurten naar het
eerste huisje van Kosovo. Ajret babetu ziciru
serifi od unuka erkan serifi, 2014, lees ik op
de muur. We openen een traliedeur en treffen een soort
wachtruimte met een bank aan. Daar eten we de crackers
op die we de berg opgesjouwd hebben en wachten we
tot het weer droger wordt.
|
|
|
Het
eerste huisje van Kosovo |
Achter
ons komt de hoogste berg van Macedonië en Albanië
uit de wolken, de 2764 m hoge Korab. |
|
|
Top
van de Korab op de grens van Macedonië en Albanië
|
Voor ons
zien we Restelicë in de diepte liggen. |
|
|
Uitzicht
op Restelicë |
Tijdens de afdaling rijden we langs
een muur van sneeuw. |
|
|
Muur
van sneeuw |
Dan komt het beloofde asfalt. In een bocht komen
we de twee mannen weer tegen bij een bron, waar ze
hun jerrycans vullen.
"Dit water is beter dan kraanwater",
vertelt de Kosovaar. "Ook het voedsel dat
je hier kunt krijgen, is lekkerder en natuurlijker
dan wat er in de supermarkt ligt. Geen conserveermiddelen,
geen kleurstoffen, maar puur natuur. Alles bio."
Hij haalt wat snoepgoed uit een zakje en deelt het
aan ons uit.
"Kennen jullie dit?"
"Ja, dat is baklava", zegt Corrie.
"Baklava uit deze streek, zonder toevoegingen.
Alles bio!", benadrukt de man nog eens,
terwijl hij de plastic zak achteloos op de grond gooit.
Nu komt Restelicë snel dichterbij. In het dal
zien we dicht op elkaar gebouwde huizen, waarboven
twee paar minaretten hoog uitrijzen.
|
|
|
Restelicë
|
Met piepende remmen komen
we tot stilstand in het dorp. Mannen op ronkende minitrekkers,
vrouwen met aangelijnde koeien en meisjes met of zonder
hoofddoeken kijken verbaasd op. Wanneer Corrie een
oudere man vraagt of hij hotel Doša kent, lijkt
hij haar niet te begrijpen. Bij een andere man heeft
ze meer succes.
"Folge mir", zegt hij. Door een
wirwar van hellende straatjes volgen we de man, die
bij ieder café trots laat zien dat hij twee
vakantiefietsers heeft geadopteerd.
"Turist, turist", horen we meer
dan eens rondbazuinen.
De gids vraagt of we kinderen hebben, waarop Corrie
ontkennend antwoord. Dan slaakt hij een droevig "Aaaach..."
uit en kijkt hij ons aan met een mengeling van ontzetting
en erbarmen.
"In Nederland maken veel vrouwen andere keuzes",
probeert Corrie uit te leggen. Ik denk niet dat de
man er veel van begrijpt, al verraadt zijn redelijk
goede Duits dat hij meer van de wereld heeft gezien
dan dit dorp. Het zou me niet verbazen als zijn waarden
en normen niet eens zoveel anders zijn dan die van
mijn ouders waren.
Ik kijk om me heen en zie veel jonge mensen rondlopen,
die zich snel voort zullen moeten planten om hier
aan de norm te voldoen. Wel zullen de meesten van
hen hun geluk wat verder van huis moeten zoeken, anders
wordt het wel erg vol in dit nauwe dal tussen hoge
bergen. Dat is misschien wel het grootste verschil
met Urk,
het kinderrijkste dorp van Nederland, dat nog een
tijdje uit kan dijen in de ruime Noordoostpolder.
Al hoeven ze in Restelicë niet beducht te zijn
voor een stijgende zeespiegel.
Onze gids haalt een oude man met een Turks hoedje
uit een café. Wij kunnen hem niet verstaan,
maar begrijpen dat dit meneer Doša moet zijn.
Hij brengt ons naar een huis, waar we de fietsen kunnen
stallen in een kamer die nog in aanbouw is. Een verdieping
hoger zijn enkele kamers met bedden en een douche.
De lakens zijn zo te zien sinds het festival nog niet
gewassen, dus halen we onze slaapzakken tevoorschijn.
Voor hij ons heeft verteld wat deze kamer kost, en
of het met of zonder ontbijt is, is de oude heer weer
vertrokken. En we hebben geen idee waar we hem kunnen
vinden.
Dat laatste blijkt geen probleem te zijn. Zodra we
het dorp weer ingaan om wat te gaan eten, lopen we
al snel tegen meneer Doša aan. Hij wijst ons
de weg naar een eetgelegenheid drie straatjes verder.
Uit de Servisch-Albanese menukaart maken we op dat
er in ieder geval kebab is. Of alles hier bio is,
betwijfel ik. Misschien wel halal?
|
|
|
We
eindigen de dag met kebab |
Later ben
ik erachter gekomen dat de bewoners van Restelicë
(de Albanese naam) of Restelica (de Slavische naam)
tot de Gorani
behoren, die vooral in het uiterste zuiden van Kosovo
wonen (dat er op de landkaart uitziet als een wormvormig
aanhangsel) maar ook in negen dorpen net over de grens
in Albanië en twee dorpen in Macedonië. Hun
taal is een mengeling van Macedonisch, Turks, Bosnisch
en Servisch, hun geloof is islamitisch. Vroeger waren
de Gorani een van de vele etnische minderheden in Joegoslavië,
maar sinds Kosovo zich van Servië heeft afgescheiden,
vallen ze tussen wal en schip. In Kosovo spreken ze
de verkeerde taal en in Servië hebben ze het verkeerde
geloof.
(Een probleem waar ook de uit Kosovo afkomstige familie
van Taida
Pasić, die van Rita Verdonk haar eindexamen
niet in Nederland af mocht leggen, mee te maken had.
Taida bleek slimmer te zijn dan Rita. Enkele jaren geleden
zag ik haar met een paar studenten staan roken voor
de ingang van een Leidse studentensociëteit. Na
haar studie is ze als advocaat gaan werken in Amsterdam
en New York).
In deze uithoek van Kosovo moeten ouders gokken welk
onderwijs het best is voor hun kinderen, het Kosovaarse
of het Servische systeem. Beide schoolsystemen zijn
te vinden in hetzelfde gebouw (zie hier),
maar hanteren een andere taal en gebruiken totaal verschillende
geschiedenisboeken. Kosovaarse diploma's worden niet
erkend in Servië, Servische diploma's niet in Kosovo. |
|
Zondag 13 mei 2018.
Van Restelicë naar Prizren, 54 km |
|
|
|
"Allahu
akbar!" galmt het door onze kamer. Het is
nog amper licht wanneer we worden gewekt door de versterkte
gebedsoproep van de nabijgelegen minaretten. Een uur
later lopen we naar een winkel die er van buiten uitziet
als een sjofele schuur, maar van binnen een moderne
supermarkt blijkt te zijn. Met jus d'orange, yoghurt,
muesli en verse aardbeien lopen we terug door de steile
straatjes. Corrie struikelt over een betonnen richel
en wordt direct opgevangen door een alerte voorbijganger.
Extra voorzichtig lopen we nu verder en proberen we
kuilen, hobbels, losse stenen, uitwerpselen van koeien
en voorbijscheurende minitrekkers te ontwijken.
Nadat we hebben afgerekend met meneer Doša, fietsen
we Restelicë uit en zoeven we bergafwaarts naar
Krushevë, waar we midden in een schaapskudde tot
stilstand komen. |
|
|
We
belanden midden in een schaapskudde
|
|
|
We
vervolgen onze tocht door een schijnbaar onbedorven
landschap, maar als ik wat beter kijk, zie ik enorme
hoeveelheiden zwerfplastic in de beken liggen (goed
te zien op deze
video). Toch worden hier ook veel oude spullen
verzameld, gerepareerd en opnieuw gebruikt. In sommige
dorpen zijn complete voortuinen gevuld met autowrakken,
meubilair of wasmachines. |
|
|
Voortuin
ingericht als milieustraat |
Langs iedere
weg treffen we gloednieuwe straatnaambordjes aan. In
principe tweetalig en altijd in latijns schrift. De
Albanese afkorting voor straat is rr (rrugë), de
Servische tegenhanger is ul (ulica). Veel straten zijn
genoemd naar gebeurtenissen en - in de ogen van de meeste
Kosovaren - helden uit de oorlog
van twintig jaar geleden. Zoals de 'Straat van de exodus
in 1999' en de 'Bill Clintonstraat'. |
|
|
Nieuwe
straatnamen in Kosovo
|
|
|
Na een lange en steile afdaling
rijden we Prizren binnen, de tweede stad van Kosovo
met een prachtige ligging. In de veertiende eeuw was
Prizren enige tijd hoofdstad van het Servische Rijk,
waar toen ook Albanië, Macedonië en een
groot deel van het huidige Griekenland deel van uitmaakten.
In de eeuwen die volgden, was Kosovo een deel van
het Ottomaanse Rijk. De Serviërs trokken zich
geleidelijk terug naar het noorden en hun plek werd
ingenomen door Albanese bergbewoners, die zich steeds
meer tot de islam bekeerden (zie dit
artikel uit 1991, waarin de Kosovaarse
oorlog al min of meer werd voorspeld). In 1913 kwam
er een eind aan de Turkse overheersing. Servië
was als overwinnaar uit de Eerste Balkanoorlog gekomen
en trok bij de Vrede van Londen aan het langste eind:
het kreeg Kosovo.
|
|
|
Stenen
brug |
's
Avonds lopen we naar de vijf eeuwen oude stenen brug
en langs de 17e-eeuwse Sinan Pasha moskee. |
|
|
Sinan
Pasha moskee |
Maandag 14 mei 2018.
Van Prizren naar Gjakovë, 50 km |
|
|
|
Wanneer
we brood gaan halen in een modern deel van Prizren,
verandert de stad in een grote bouwput. |
|
|
De
stad is een grote bouwput |
Langs smalle
straten wordt de ene na de andere flat uit de grond
gestampt. Tussen woonblokken van prefab bouwstenen staat
een rechte Toren van Pisa te pronken. Het zou goed kunnen
dat de architect hier ook nog een prijs mee wint, want
zo gaat dat nu eenmaal. In de dorpen waar we gisteren
doorheen fietsten, stonden ook veel nieuwe huizen. Kosovo
staat bekend als een van de armste landen van Europa,
maar vergeleken met Macedonië lijkt Kosovo booming.
Misschien komt er veel geld binnen van Kosovaren uit
het buitenland. Het kunnen ook strategische investeringen
zijn uit China of Saoudi-Arabië. Dat laatste land
zou ook wel eens de vele fonkelnieuwe moskeeën
in dorpjes als Restelicë gefinancierd kunnen hebben,
al worden ook orthodoxe kerken hier hersteld. |
|
|
Blokkendozen
en een rechte Toren van Pisa |
In de grauwe
winkelstraten uit de Joegoslavische tijd ligt nu een
kleurrijke mix van streekproducten en Chinees plastic.
Het lukt hier zelfs om een huisstofmijtdicht kussensloop
te kopen (enkele dagen terug heb ik mijn vorige anti-allergene
sloop in een hotelkamer laten liggen). |
|
|
In
de winkelstraten is van alles te koop
|
|
|
|
|
Op de markt halen we nog
wat fruit en dan fietsen we de stad uit. Aan de rand
van Prizren kruisen we de gloednieuwe autosnelweg
naar Albanië, waar Kosovo nu een betere band
mee heeft dan met Servië, waar het jarenlang
een provincie van is geweest. Wij zouden nu vanuit
Kosovo waarschijnlijk niet in Servië worden toegelaten,
omdat we niet vanuit Servië Kosovo binnen zijn
gekomen (afgezien van het feit dat we Kosovo nu sowieso
'onder de radar' zijn binnengefietst).
Buiten de stad stuiten we
op een monument dat herinnert aan de oorlog met Servië.
De UÇK werd in Joegoslavië beschouwd als
een terroristische organisatie, maar had voor de Albanese
meerderheid in Kosovo de status van een bevrijdingsleger.
Het laatste woord over deze oorlog is voorlopig nog
niet gesproken, ook omdat in Den Haag nog een Kosovotribunaal
gaat plaatsvinden.
|
|
|
Oorlogsmonument
|
Nu we de bergen voorlopig
uit zijn, fietsen we veel langs lintbebouwing en door
rommelige dorpen. Het valt niet mee om hier een goede
picknickplek te vinden. De bermen zijn vies en parken
met bankjes zien we nergens. Café's met terrassen
hebben minder goed eten dan wij in Prizren hebben
gekocht en zijn vaak rokerig en lawaaiïg. Uiteindelijk
vinden we een verlaten schoolplein met een bankje
voordat de hongerklop serieus wordt.
Een vrouw roept ons vanuit
een passerende auto iets toe. Ze wil weten waar we
vandaan komen en of we Engels spreken. Ze wil graag
dat haar zoontje een gesprek met ons voert, maar het
jongetje is minder enthousiast dan zijn moeder.
"Op school krijgt hij al les in Engels",
vertelt de moeder.
"Do you speak English?", vraagt
Corrie.
"Yes", stamelt de jongen verlegen.
"Bye bye!"
We verlossen het kind uit zijn ongemakkelijke situatie,
geven een compliment aan de trotse moeder en fietsen
weer verder.
Met de rust op de wegen is het 's middags gedaan.
Er gaat geen minuut voorbij zonder dat er een auto
voorbijkomt, terwijl we niet op een grote weg fietsen.
In Lukinaj vinden we de oorzaak van de drukte. Het
is hier kermis. De hoofdstraat is er volledig verstopt
met mensen en auto's.
|
|
|
In
Lukinaj is het kermis |
We
vinden een picknickweide met uitzicht op een antieke
zweefmolen. Je zou hier vooral kinderen verwachten,
maar in de zweefstoeltjes zie ik mannen met baarden
zitten. Anderen zijn vandaag bermtoerist en brengen
de dag picknickend of barbecuend naast hun auto door.
Een van komt naar ons toe met een flesje bier voor mij
en limonade voor Corrie. Wel een stukje relaxter dan
de Leidse
kermis. |
|
|
Volwassen
mannen zitten in de zweefmolen |
Wanneer we weer willen fietsen,
blijkt Corrie een lekke achterband te hebben. Nu wordt
de sfeer minder ontspannen, want banden plak ik het
liefst op stille plekken zonder pottenkijkers. Uiteindelijk
vinden we een koel en rustig plekje in de schaduw
van een schuur, waar ik de band kan onderzoeken en
repareren. In het karkas van de nog nieuwe Almotion
tref ik een doorntje aan, dat de binnenband al op
verschillende plekken heeft beschadigd. Steeds vaker
hoor ik van fietsers dat ze deze banden tubeless gebruiken
en dat lekjes dan vanzelf worden gedicht door een
vloeistof. Iets zegt me dat zo'n doorn ook dan verwijderd
moet worden om te voorkomen dat het lek steeds weer
opnieuw geperforeerd wordt.
In Rogovë treffen we
weer een oorlogsmonument aan. Een minibus vol kogelgaten
herinnert aan een bloedbad dat hier op 29 januari
1999 werd aangericht door de Servische politie (zie
hier).
Op de achterkant van het busje zit nog een sticker
met de landcode YU van Joegoslavië.
|
|
|
Oorlogsmonument
in Rogovë
|
|
|
Later
zie ik in de verte een gedenknaald staan bij iets dat
op een oud fort lijkt. Het ligt niet op onze route,
maar vlakbij Gexhë. Online is er een filmpje
over te vinden. In het Albanees, dat wel. |
|
|
Gedenknaald
bij Gexhë |
Tegen de
avond wacht ons nog een pittig klimmetje op een onverwacht
slechte grindweg. Het levert uiteindelijk wel een mooi
uitzicht op. De laatste kilometers zit het weer mee.
Met de wind in de rug fietsen we naar Gjakovë. |
|
|
Uitzicht
op de bergen bij Gjakovë |
Dinsdag
15 mei 2018. Rustdag in Gjakovë |
|
We zijn
nu ruim twee weken onderweg en er wordt regen verwacht,
dus nemen we een rustdag in Gjakovë. We geven een
zak vol wasgoed af bij de receptie, want wasserettes
met zelfbediening lijken hier nog niet te bestaan. Dan
gaan we Gjakovë in. Eerst lopen we naar de Oude
Bazaar, die tijdens de Kosovo-oorlog voor een groot
deel was verwoest, maar inmiddels helemaal gerenoveerd
is. Een deel ervan bestaat nu uit café's waar
vooral jongeren en yuppen (die je ook hier lijkt te
hebben; ik vermoed dat ze een werkvergunning in het
buitenland hebben) komen. Verderop zijn vooral speciaalzaken
en werkplaatsen. We vinden ook een fietsenzaak, waar
ik een nieuwe binnenband koop. |
|
|
Oude
Bazaar in Gjakovë |
Zodra we
de Oude Bazaar verlaten, blijkt ook Gjakovë een
typische Balkanstad te zijn met half voltooide flats
tussen de oudere bebouwing. Extra vervreemdend is hier
een verzameling paspoppen, die uit een etalage lijken
te zijn ontsnapt. |
|
|
Ook
Gjakovë oogt als een Balkanstad |
Dan is
het koffietijd. Naast ons hotel is een konditorei, waar
we 2 koppen cappuccino met twee taartjes en twee glazen
limonade krijgen voor € 2,50. Ja, echte euro's
uit een Kosovaarse geldautomaat, want een eigen munt
heeft Kosovo niet. In de nadagen van de Joegoslavische
periode gebruikte men hier al de Duitse mark, omdat
de dinar niks meer waard was. Gek genoeg hebben we hier
ook weer goedkoop mobiel internet, want Corries smartphone
denkt dat we nu in Slovenië zijn, waar het EU-tarief
geldt. |
|
|
Koffie
en taart kosten hier bijna niets
|
We lopen naar de zuidwestrand
van de stad, waar naast een moderne brug nog de oude Turkse
brug ligt. |
|
|
Oude
Turkse brug
|
|
|
Vlakbij de brug vind ik een
verlaten kerkhof met graven uit de communistische tijd,
waarin de overledenen zich regelmatig om lijken te draaien. |
|
|
Graven
uit de communistische tijd |
Dat laatste
is niet zo gek, want een steenworp verder zie ik de
UÇK-vlag wapperen naast de Amerikaanse. In Joegoslavië
was dat ondenkbaar geweest. |
|
|
Vlaggen
van oude vijanden staan naast elkaar te wapperen |
Een aanplakbord
getuigt van opkomend consumentisme. Een verkiezingsposter
verdwijnt symbolisch onder de reclame, al heeft een
advertentie voor 'Made in Kosovo' pistache ook een onmiskenbaar
'Make Kosovo great" gehalte. |
|
|
Verkiezingsposter
verdwijnt onder reclame |
Hoe bijzonder
Gjakovë voor ons ook mag zijn, een hotel noemt
men hier liever naar een bekendere stad in een ver exotisch
land. |
|
|
Hotel
Amsterdam in Gjakovë |
's Avonds lopen we langs de
ingang van de 16e-eeuwse Hadum moskee. |
|
|
Hadum
moskee |
De verwachte regen begint nu
te vallen en de terrassen op de Oude Bazaar liggen er
verlaten bij. |
|
|
Regen
op de Oude Bazaar |
Woensdag 16 mei
2018. Van Gjakovë naar Fiërze, 52 km |
|
|
|
Bij het uitchecken vraagt Corrie ons wasgoed terug.
In normale landen zouden we de was op de camping hebben
gedaan of naar een wasserette zijn gegaan. In Kosovo
zijn echter geen campings en wasserettes hebben we
hier ook nog niet gezien. Dus hebben we de was hier
door het hotel laten doen. Corrie verheugt zich al
op kleren die voor het eerst sinds weken weer eens
goed schoon zijn en lekker ruiken.
"Dat is me wel een paar tientjes waard",
zegt ze. Het resultaat valt echter vies tegen. Alle
gewassen kledingstukken ruiken naar sigarettenrook.
De waslijn bevindt zich hier blijkbaar in een ruimte
waar stevig wordt gepaft. Corrie zegt er wat van,
maar men lijkt de klacht hier niet te begrijpen. Zelfs
ontbijten doet men hier bij voorkeur in rokerige zaaltjes
met harde muziek. Wel waren de hotelkamers die we
tot nu toe hebben gehad, altijd rookvrij. Al moest
ik soms het raam sluiten omdat er anders weer rook
vanaf de straat naar binnen kwam. Het doet me denken
aan mijn jeugd in de jaren 60 en 70, toen er nog werkelijk
overal gerookt werd; zelfs tijdens de les door mijn
leraren, die geacht werden een goed voorbeeld te geven.
Ze kenden de feiten wel, maar waren verslaafd en hadden
een hekel aan degenen die hun 'vrijheid' aan banden
wilden leggen. Zoals je ook in Nederland vandaag de
dag op z'n minst 'ongezellig' wordt gevonden wanneer
je 'levensgenieters' lastig valt met de vervelende
kanten van hun overmatige alcohol-, pillen-, diesel-,
vlees- of kerosinegebruik.
Het klamme en heiïge weer van de laatste weken
is vandaag voorbij. Bergketens steken nu kraakhelder
af tegen de horizon. Zodra we de Albanië weer
binnenrijden, doemen de Albanese Alpen op. De grenspassage
gaat nu wat vlotter dan de eerste keer dat we Albanië
inreden.
|
|
|
Uitzicht
op de Albanese Alpen |
Op een mooie rustige asfaltweg vliegen de kilometers
voorbij. In Bujan is de kunst-en-kitschtuin van restaurant
annex camperplek Avdi Rexha een prachtplek voor een
lange theepauze. |
|
|
In
de kunsttuin van Avdi Rexha |
Dan gaat
de weg flink stijgen, terwijl de rivier omlaag blijft
stromen, met als resultaat een mooi uitzicht over de
Valbonëkloof. |
|
|
Valbonëkloof
|
Langs de weg aan de kant van de afgrond herinnert
een bord aan twee mannen die hier twintig jaar geleden
zijn omgekomen. Hoewel we niet meer in Kosovo zijn,
staat ook hier de UÇK op vermeld. Het bord
vermeld verder, volgens Google Translate: 'Met
dit land waren de martelaren van de natie belast met
de plicht'.
De datum, 16 juli 1998, geeft meer aanknopingspunten.
In een krantenartikel
uit dezelfde periode is te lezen: 'Noord-Albanië
wordt overstroomd door vluchtelingen, en het UÇK
gebruikt het gebied als springplank voor massa-infiltraties
en wapensmokkel - hetgeen de Serviërs tot beschietingen
op Albanees grondgebied en grensschendingen provoceert.
De Serviërs beschuldigen Tirana van steun aan
het UÇK in het noorden. De werkelijkheid is
dat Tirana nooit enige greep heeft gehad op wat zich
in het noorden van Albanië afspeelt. Noord-Albanië
is een niemandsland. [...] In dit onherbergzame, straatarme
gebied van bloedvetes en eeuwenoude eigen wetten en
regels, dit gebied van clans en stammen, heerst anarchie.
Clanleiders, bandieten, smokkelaars, corrupte lokale
leiders en krijgsheren komen er alleen op voor zichzelf,
de eigen clan, het eigen dal en het eigen dorp. Zo
is het altijd geweest en zo is het nog. Zelfs een
stad als Shkodër, waar negentig procent van de
bevolking werkloos is en waar men uitsluitend leeft
van smokkel naar Montenegro, onttrekt zich geheel
aan de controle van de regering. Het Albanese leger
kan de grens niet beschermen tegen de Serviërs
die hem schenden, noch tegen het UÇK dat doet
of die grens niet bestaat en dat Noord-Albanië
als veilig toevluchtsoord, schakel in de wapensmokkel
en trainingsgebied gebruikt.'
Ik neem me voor om 'De
herberg met het hoefijzer' van A. den Doolaard,
dat zich in deze contreien afspeelde, te gaan lezen.
|
|
|
Gedenkplaat
langs de weg |
Na
Fierzë bereiken we het dal van de Drin, waar de
Zwarte Drin, die we in Macedonië hebben verlaten,
een voorloper van is. Vanaf hier loopt een asfaltweg
enkele kilometers westwaarts langs deze rivier, om dan
naar het noorden af te buigen en dood te lopen in de
Albanese Alpen. Dan kun je alleen nog verder over geitenpaden.
Daar kun je nu waarschijnlijk nog prachtige bergwandelingen
maken, zonder voortdurend opzij te moeten springen voor
mountainbikers.
Het dal van de Drin wordt verderop een diepe kloof,
die dertig jaar terug na de voltooiing van een stuwdam
over een lengte van 30 km is volgelopen met rivierwater.
Ruimte voor een weg is er niet meer, maar er zijn wel
veerboten.
Een daarvan is de Dragobia, een waterbus die alleen
plek heeft voor voetpassagiers en een handvol fietsen.
Deze vertrekt hier elke ochtend om zes uur. Een grotere
boot met plek voor auto's vertrekt enkele uren later,
mits er genoeg reizigers worden verwacht.
Vanaf de weg
zien we de beide boten al liggen. Bij de aanlegplaats
van de Dragobia staat een veerhuis met een zonovergoten
terras, waar we met tosti's en bier de avond doorbrengen.
Wanneer de zon achter de bergen zakt, zetten we de tent
op een veldje in het zicht van de Dragobia. |
|
|
Kamperen
bij de veerhaven |
Donderdag 17 mei
2018. Van Fiërze naar Shkodër, 32 km varen en
59 km fietsen |
|
|
|
Bij het
krieken van de dag gaat de wekker in Corries smartphone.
Even na half zes breken we de tent af en gaan we naar
de kade, waar ook de bemanning van de Dragobia aan komt
lopen. Een handvol passagiers gaat aan boord en onze
fietsen kunnen achter op het buitendek staan. Iets na
zes uur begint de motor van de waterbus te ronken. |
|
|
De
fietsen kunnen achter op het dek |
Dan
begint de drie uur lange vaartocht over het Meer van
Koman tussen steil oprijzende bergen. We wanen ons eerder
op een Noorse fjord dan op een stuwmeer. Alleen heb
ik in Noorwegen niet zo veel zwerfplastic voorbij zien
drijven, dat net als palingen op weg is naar de Sargassozee.
Die palingen komen daar om zich voort te planten. In
zekere zin vermenigvuldigt het plastic zich daar ook,
door uiteen te vallen in miljoenen minuscule partikeltjes. |
|
|
We
wanen ons op een Noorse fjord |
Af en toe
stopt de waterbus bij een gammele steiger om iemand
in- of uit te laten stappen, zoals deze man, die er
al een lange steile afdaling op heeft zitten om deze
plek te kunnen bereiken. |
|
|
Af
en toe komt er iemand aan boord |
De
Dragobia ziet er van binnen uit als een hele oude bus.
Tickets kopen we onderweg. Prijzen zijn in euro's. Dat
komt goed uit, want sinds we uit Kosovo vertrokken,
hebben we nog geen pinautomaat gezien. |
|
|
De
Dragobia heeft het interieur van een oude bus |
Na een
paar uur varen verschijnen de eerste huizen langs het
water. Het meer wordt breder en de bergen worden lager. |
|
|
Na
een paar uur verschijnen de eerste huizen |
Voor de
stuwdam van Koman ligt een levendige haven. We gaan
hier van boord, fietsen door een korte tunnel en dalen
dan een flink stuk af naar het dorp. Dan volgt een lange
rit door de kloof van de Drin. In principe stroomafwaarts,
maar in de praktijk steeds weer klimmen en dalen. |
|
|
We
klimmen en dalen door de kloof van de Drin |
Ook
hier staan monumenten ter nagedachtenis van onfortuinlijke
reizigers. Voor Zef Gjok Ahi was eerst een simpel houten
kruis neergezet. Later is daar een robuuster exemplaar
van graniet bijgekomen. |
|
|
Gedenksteen
langs de weg |
Vandaag
zien we vaker zulke kruizen, wat doet vermoeden dat
in dit deel van Albanië veel christenen, met name
katholieken, wonen. Ook de scharrelvarkens aan de kant
van de weg lijken dat te bevestigen, al zal het veel
Albanese moslims
worst wezen of hun voedsel halal is. |
|
|
Scharrelvarkens
langs de weg |
Bij
Vau i Dejës ligt weer een dam met een grillig gevormd
stuwmeer erachter. Zo te zien wordt hier vis gekweekt.
Het lijkt een beetje op de aquacultuur van Noorse zalm,
maar op de Balkan wordt vooral forel en karper geteelt.
Tijdens deze reis heb ik vaak karper gegeten, wat soms
het beste alternatief voor kebab en andere vleesschotels
was. Uit eten gaan is in de Balkanlanden niet duur,
maar de variatie op de menukaarten is met name op het
platteland niet groot. |
|
|
Aquacultuur
|
Om
vijf uur bereiken we Shkodër, een van de oudste
steden van Albanië. In de gerenoveerde binnenstad
waan ik me even in de Provence of in Italië, maar
de minaretten en de vele fietsen houden me bij de les. |
|
|
Centrum
van Shkodër |
Zodra
we de voetgangerszone verlaten, overheerst architectonische
criminaliteit. Veertig jaar na de bunkers van Enver
Hoxha lijkt hier nu het tijdperk van de Trump Towers
te zijn aangebroken. Ik betwijfel of A. den Doolaard
hier de weg nog zou kunnen vinden. |
|
|
Centrum
van Shkodër |
Ook nieuw
is de Ebu
Bekr moskee, die gebouwd is met geld van
een ondernemer uit Saoedi-Arabië. De eeuwenoude
Fushë Çela moskee stond op dezelfde plek
en is tijdens het regime van Enver Hoxha afgebroken
(een vergelijkbaar verhaal als dat van de orthodoxe
kathedraal van Korçë, waar we tien dagen
eerder waren). Een spandoek tussen de minaretten wenst
ons zoiets als een zalige ramadan. Die is vandaag
namelijk begonnen.
|
|
|
Centrum
van Shkodër |
De camping
van Shkodër is een aangename verrassing. Pal naast
de camping is een prima restaurant met een prachtige
tuin. Voor onze tent zien we de burcht van Shkodër
honderd meter boven ons baden in het warme avondlicht. |
|
|
Burcht
van Shkodër |
|
Het
vervolg van deze tocht is hier
te zien. |