Vrijdag 18 mei 2018.
Van Shkodër naar Donji Murici, 58 km |
|
|
|
Shkodër
is vlak en de afstanden binnen de stad zijn te overzien.
Ook kunnen veel mensen zich hier geen auto permitteren.
Mede hierdoor is Shkodër de fietshoofdstad van
Albanië (zie dit
artikel). Voor het eerst op onze Balkantocht
zien we volle fietsenrekken bij een winkelcentrum. |
|
|
Fietsen
bij winkelcentrum in Shkodër |
Langs
de uiterwaarden van de Buna, de rivier die overtollig
water uit het Meer van Shkodër afvoert naar de
Drin, loopt een mooie promenade. Hoewel deze officieel
voor voetgangers bedoeld is, maken ook veel fietsers
er gebruik van om een drukke vierbaansweg te vermijden.
Helaas zie ik naast de promenade grote hopen grind liggen
voor een nieuwe autoweg. Deze is omstreden (zie deze
video), maar de aanleg vordert gestaag. Terwijl
we op een bankje van ons ontbijt genieten, besef ik
dat er van de ontspannen sfeer op deze promenade weinig
over zal blijven wanneer hier straks twee dikke banen
asfalt liggen. |
|
|
Promenade
in Shkodër |
Het liefst
zouden we nu direct langs het Meer van Shkodër
naar Montenegro rijden, maar daar is helaas geen grensovergang.
Er zijn maar twee routes die niet doodlopen voor de
grens: noordwaarts
richting Podgorica of westwaarts richting Bar. Wij kiezen
voor de laatste en slaan na het passeren van de grens
rechtsaf. Door de ligging van de grensovergang moeten
we wel eerst een berg over om weer bij het Meer van
Shkodër uit te komen. Gelukkig is deze bergpas
nu niet druk. |
|
|
De
eerste klim in Montenegro |
De droge
en heldere atmosfeer van de laatste dagen is nu weer
klam en heiïg geworden. Ook merken we dat we gisteren
een lange dag hebben gehad. Het klimmen kost vandaag
meer moeite. Wanneer er langs de weg voldoende ruimte
is, lassen we een pauze in. Corrie rolt het karrimatje
uit en begint aan een welverdiende siësta. Na een
half uur zie ik steeds meer geiten onze kant opkomen.
Wanneer de eerste geit bijna onze fietsen heeft bereikt,
waarschuw ik Corrie dat het tijd wordt om weer op te
staan. |
|
|
Geiten maken
een eind aan Corries siësta |
|
|
Terwijl
ik een mooie geit portretteer, krabbelt Corrie overeind
om tot de conclusie te komen dat het inderdaad tijd
wordt om weer verder te gaan. |
|
|
Na een korte
portretsessie fietsen we verder |
|
|
Het is het nog drie kwartier
fietsen naar de top, waar we Shkodër in de verte
zien liggen. Dan draait de weg de andere kant op en volgt
een afdaling. |
|
|
De
laatste loodjes naar de top |
Zo kaal
als het landschap tijdens de klim op de zuidhelling
was, zo groen is het aan de noordzijde van de berg.
Zoals het kastanjebos bij - what's in a name - Koshtanjica. |
|
|
Kastanjewoud
|
Google op koeienhoedster
en je vindt oude schilderijen. Hier zie je ze nog in levende
lijve. |
|
|
We
passeren een koeienhoedster |
Op de volgende
top worden we verrast door de hoedster van een koek-en-zopietent
met een overdekt terras en koud bier. In de zomer zal
het hier wel een stuk drukker zijn, maar nu is het een
stille en ietwat surrealistische plek langs deze rustige
weg. |
|
|
Koek-en-zopie
op de volgende top |
Dan
volgt een lange afdaling met uitzicht op het meer. In
de diepte zien we een moskee staan. Moskee? Montenegrijnen
zijn toch christelijk? Niet in dit gebied, waar veel
Albanese moslims wonen. |
|
|
Uitzicht
op het Meer van Shkodër |
Voordat
de weg weer gaat stijgen, bereiken we de afslag naar
de camping die aan het meer ligt. Morgenochtend zullen
we dit weer moeten klimmen, maar nu is dit een prachtig
einde van een etappe. |
|
|
We
dalen af naar de camping aan het meer |
Op de camping merkt Corrie
dat ze een lekke band heeft. Dat is al de tweede in
vier dagen. De timing is nu wel beter. Ditmaal is
het de voorband. Ik vind een gaatje en plak dit. Toch
loopt de band nog steeds langzaam leeg. Wanneer ik
de binnenband onder water dompel, vind ik nog een
lek vlakbij het plakkertje dat ik net heb aangebracht.
Dat is niet handig, maar nog niet hopeloos. Ik knip
een flink stuk uit een rol bandpleister en bedek daar
het andere plakkertje en het zojuist gevonden gaatje
mee. Vroeger deed ik het wel vaker op die manier.
Binnenbanden verving ik toen pas wanneer je door de
plakkertjes de band niet meer zag.
Het resterende deel van de rol bandpleister gebruik
ik om de andere binnenband, die vier dagen geleden
lekgestoken werd door een doorn, te repareren.
Ditmaal tref ik geen doorn of scherp steentje in de
buitenband aan. Wel zie ik dat een deel van het velglint
is verschoven. Dat verklaart veel. Destijds hebben
we dit probleem ook met onze ligfietsen gehad (zie
hier
en scrol naar de foto van het velglint).
Ik verwijder het waardeloze velglint en vervang dit
door 22 mm breed zelfklevend Velox velglint, waarvan
ik de afgelopen 12 jaar heb ervaren dat het onwrikbaar
blijft zitten, ook bij het wisselen van banden. (Corries
fiets hebben we anderhalf jaar geleden voor een pittig
bedrag op maat laten bouwen bij wat ooit een zeer
gerenommeerde fietsenzaak was. Je verwacht dan niet
dat er wordt gesjoemeld met velglint.)
|
|
|
Verschoven
velglint |
Wanneer
ik de band weer heb opgepompt, ga ik naar een overdekte
picknickplaats aan het water, waar Corrie al aan het
koken is. |
|
|
Koken
aan het Meer van Shkodër |
We
kijken uit op het kloostereilandje Beška. Daarachter
is het meer nog vele malen breder dan het lijkt. Achter
het eiland rijzen de besneeuwde toppen op van de Albanese
Alpen. Met de telelens lijken ze dichterbij dan de 40
km die ze hier vandaan liggen. We hebben wel eens op
minder mooie plekken gezeten... |
|
|
Achter
het meer doemen de Albanese Alpen op |
Zaterdag 19 mei
2018. Van Donji Murici naar Rijeka Crnojevica, 15 km varen
en 30 km fietsen |
|
|
|
's
Ochtends krijgt mijn humeur een flinke dip wanneer ik
zie ik dat Corries voorband weer helemaal plat is. Ik
inspecteer de binnenband opnieuw en zie bobbels en scheurtjes
in de grote plakker, waardoor er weer lucht uit het
kleine lek heeft kunnen ontsnappen. Het lijkt wel of
de grote plakker niet zo elastisch is als de kleine
plakker die eronder zit. Daardoor is de grote plakker
gaan scheuren nadat ik de band had opgepompt. De bobbeltjes
zijn ontstaan op plekken die niet zijn gescheurd. Door
het oppompen van de band moeten die plekken onherstelbaar
zijn vervormd, waardoor ze bij het leeglopen niet meer
konden krimpen tot hun oorspronkelijke omvang. Misschien
was dat rolletje bandpleister wel twintig jaar oud,
uitgedroogd en daardoor niet meer te gebruiken. Vervelend
is wel, dat ik nu twee binnenbanden met dat bandpleister
heb verprutst.
Gelukkig hebben nog een nieuwe binnenband, die we op
de Oude Bazaar in Gjakovë gekocht hebben. Wanneer
ik deze band om de velg wil doen, wordt mijn humeur
er niet beter op.
"Oh shit! Er zit een autoventiel op!"
Het ventielgat in de velg is bedoeld voor een Frans
ventiel. Daar past geen autoventiel in.
"We hebben een vijl nodig om het gat in de
velg groter te maken", zeg ik.
Corrie gaat naar de campingbeheerder om te vragen of
we gereedschap van hem kunnen lenen. Wanneer hij ziet
wat ons probleem is, twinkelen zijn ogen. Even later
komt hij terug met een elektrische boor.
"Als dat maar goed gaat", zeg ik
tegen Corrie. "Die velg moet wel heel blijven."
"Ik denk dat het wel goed komt",
zegt Corrie hoopvol.
De man weet
inderdaad waar hij mee bezig is. Voorzichtig begint
hij met een metaalboortje dat maar iets groter is dan
het ventielgat. Wanneer het autoventiel er nog niet
doorheen kan, gaat hij met een iets dikker boortje verder.
Het derde boortje blijkt de juiste dikte te hebben.
Ik monteer de banden en pomp deze op tot de gewenste
spanning.
Inmiddels is
het al tien uur en behoorlijk heet. Eerst moeten we
minstens een uur klimmen en daarna nog een paar keer
op en neer. Dat hadden we vanochtend in de koele uren
willen doen. Corrie broedt op een plan om er toch een
relaxte tocht van te maken.
"Op het strand liggen boten, die wel van de
camping zullen zijn. Als de campingbaas tijd zou hebben
om ons en de fietsen in zo'n bootje naar Virpazar te
brengen, zouden we het zwaarste stuk van de route kunnen
omzeilen."
De man vindt het prima. Voor een bedrag waarmee je hier
twee nachten in een goed hotel kunt slapen, wil hij
ons wel naar de dam in het meer varen, vlakbij Virpazar.
"Misschien is het over the top, maar ik heb
het er wel voor over", zegt Corrie.
Even later dobberen we met onze fietsen in een bootje
op het Meer van Shkodër - of Skadar, zoals het
hier heet. Onze schipper wil de 15 km over het meer
full speed gaan, maar tijdens het varen slaat de motor
af.
Op halve kracht komen we wel weer een stukje verder.
Dan rommelt de man wat aan de motor en geeft nog eens
vol gas. Weer vliegen we een minuut lang over het meer,
waarna de motor opnieuw begint te pruttelen.
"Problem", mompelt de man. "Wasser
in Benzin."
Opnieuw prutst hij wat aan de motor, en weer spurten
we een stukje vooruit. Uiteindelijk bereiken we de dam
zonder te hoeven roeien. Het ontspannen vaartempo met
een rustig draaiende motor bevalt ons prima, maar ik
vermoed dat een echte Balkanman blijer wordt van een
luid ronkende motor. We krijgen nu wel waar voor ons
geld. Als je narekent hoelang de campingbaas vandaag
met ons bezig is geweest, eerst met Corries velg en
later heen en weer met de boot, ligt zijn uurtarief
een stuk lager dan dat van onze kapper en glazenwasser. |
|
|
We
varen over het Meer van Skadar |
De plek waar we uit de boot
stappen heeft een voordeel en een nadeel. Het voordeel
is dat hier een mooi restaurant is, waar we uitstekend
kunnen lunchen. Het nadeel is dat we eerst over de
druk bereden dam moeten fietsen om weer op onze route
te komen. De dam is een onderdeel van de M2, die de
hoofdstad Podgorica verbindt met de havenstad Bar.
Er is dus veel vrachtverkeer. De weg op de dam, die
1 km lang is, heeft twee rijstroken zonder berm of
uitwijkmogelijkheid. Direct naast onze rijbaan staat
een vangrail die de weg scheidt van de naastgelegen
spoorlijn, terwijl de rijbaan voor onze tegenliggers
pal langs het water loopt.
We wachten een rustig moment af en hopen dat het rustig
blijft tot we over de dam zijn. Achter ons komt er
de eerste minuut geen verkeer, maar tegenliggers zijn
er wel. Niet alleen op hun eigen rijstrook, ook op
de onze. We komen er snel achter dat een paar tegemoetkomende
fietsers hier geen reden zijn om een inhaalpoging
af te breken, integendeel. Met volle vaart scheurt
een tegenligger ons rakelings voorbij, terwijl we
ons al dicht bij de vangrail bevinden. Terwijl we
nog bijkomen van de schrik, zien we achter ons een
grote vrachtwagen naderen. Gelukkig wijkt deze een
beetje uit, zodat we niet gemangeld worden. Wanneer
de vrachtwagen een paar honderd meter van ons verwijderd
is, begint deze te slingeren. Even later ruiken we
verschroeid rubber en zien we fragmenten van een autoband
op de weg liggen. De vrachtwagen heeft het eind van
de dam nog weten te bereiken en staat daar nu aan
de kant.
"Als hij die klapband iets eerder had gekregen,
weet ik niet of we dat hadden overleefd",
zegt Corrie.
In Virpazar vinden we een
geldautomaat waar we onze noodvoorraad euro's aan
kunnen vullen. Euro's hebben we hier sowieso nodig,
want net als Kosovo heeft Montenegro geen eigen munteenheid.
Sinds 1996 gebruikt men hier al de Duitse mark omdat
de oude munt, de Servische
dinar, door hyperinflatie niets meer waard
was (vanaf 1993 was er zelfs een biljet van 500 miljard
dinar in omloop).
Na een referendum in 2006 werd Montenegro onafhankelijk
van Servië. Ook toen voelde men hier geen behoefte
om een eigen munt in te voeren, omdat het de bedoeling
is dat Montenegro uiteindelijk lid van de EU gaat
worden en dan toch de euro zal gaan gebruiken.
|
|
|
Tussen
Virpazar en Rijeka Crnojevica |
Van
Virpazar loopt een rustige weg met schitterende vergezichten
naar Rijeka Crnojevica, een vervallen maar karaktervol
dorp met een eeuwenoude brug. We strijken neer op een
schaduwrijk terras aan de rivierpromenade, waar Balkanhoempapa
uit de speakers galmt die me doet denken aan een van
de meest absurde films die ik ooit heb gezien: 'Underground'
van Emir Kusturica (zie dit videofragment).
Aan het begin van de avond maken we voor de tweede keer
op deze dag een boottocht. Ditmaal door de moerassen
in de noordelijke uitloper van het Meer van Skadar.
Nu met een schipper die veel vogels weet te vinden,
al kan hij de meeste vogelsoorten alleen in het Servisch
benoemen. Corrie helpt hem aan de Engelse namen. |
|
|
Varen
onder de oude brug van Rijeka Crnojevica |
|
Op
de rivier Rijeka Crnojevica |
|
|
Het
wemelt in dit meer ook van de esculaapslangen. Eentje
kijkt nieuwsgierig op wanneer we voorbij varen. |
|
|
Esculaapslang
|
Deze avond
vieren we ook dat we halverwege onze tocht zijn. Sinds
onze aankomst in Igoumenitsa zijn we nu twintig dagen
onderweg. We hebben ook nog twintig dagen over om Zagreb
te bereiken. |
|
Zondag 20 mei 2018.
Van Rijeka Crnojevica naar Nationaal Park Lovćen,
33 km |
|
|
|
Rijeka Crnojevica en Kotor liggen bijna op zeeniveau.
Daartussen ligt het Nationaal Park Lovćen, met
een 1420 m hoge bergpas. In de buurt van die pas willen
we overnachten. De hele dag zullen we bezig zijn met
klimmen.
's Ochtends wordt het snel warm. Corrie rijdt, zoals
gebruikelijk bij een klim, een stukje voorop. Ik ga
ervan uit dat zij de haarspeldbocht die ik nog moet
nemen, al achter zich heeft. Ik hoop dat ze op een
koel plekje zal stoppen om koffie te zetten, want
een café verwacht ik pas in Cetinje, dat al
op 700 m hoogte ligt. Halverwege de bocht zie ik Corrie
opeens met twee mensen op een hip terras zitten.
"Ik heb koffie geregeld, Kees!"
"Ik zag eerst het bordje dat je hier een
kamer kunt huren", vertelt Corrie even later.
"Vervolgens zag ik dit terras en vroeg ik
of ze koffie hadden. Ik dacht dat dit wel een café
zou zijn, maar ik krijg nu toch sterk de indruk dat
dit een huis is en dat ik mezelf bij deze mensen heb
uitgenodigd."
Ik begroet de man, die Dasço heet. Even later
komt zijn vrouw naar buiten met een paar koppen koffie.
Dasço spreekt goed Engels. Jarenlang heeft hij
in Canada en in Rusland gewoond.
"In Canada moest ik altijd werken",
vertelt hij. "Toronto is een grote stad,
waar alles om geld draait. Alleen met Kerstmis kreeg
ik daar vrij."
"Ik ben al 79 jaar, maar mijn vrouw is jonger",
grijnst Dasço. "Hier kan ik mijn eigen
leven leiden. Dit huisje heb ik zelf gebouwd. Ook
de tuin heb ik aangelegd. Ik wil hier niet meer weg.
Alleen in Cetinje kom ik nog wel eens. Daar woont
mijn dochter, die fysiotherapeut is."
We werpen een blik in Dasço's datsja, waar een
simpel bed staat. De rest van zijn stulpje is gevuld
met flessen in alle soorten en maten.
"Mijn vrouw verzameld vruchten, die hier
overal groeien, en maakt er likeuren van. Proef deze
rakija van frambozen eens", zegt hij terwijl
hij een scheutje in een glas schenkt. Voorzichtig
nemen we een slokje. Het smaakt niet verkeerd, maar
we beseffen dat we niet ook nog de rakija's van appels,
kweeperen, pruimen, vijgen en druiven moeten gaan
proeven, als we vandaag nog boven willen komen.
|
|
|
Ik
zie Corrie op een hip terras zitten |
We
nemen afscheid van het gastrvije paar, waar we een paar
euro achter mogen laten voor de koffie. Dan vervolgen
we onze tocht. Gisteren zagen we al een paar Duitsers
op lichtbepakte, misschien wel gehuurde e-bikes voorbijkomen,
nu ontmoeten we een serieuze wereldfietser: een jonge
vrouw op een volbepakte fiets en een webcam op haar
helm. Ze is nu onderweg naar Albanië en Griekenland,
waar ze de Adriatische Zee wil oversteken om via Italië
weer terug te fietsen naar haar woonplaats Toulouse.
Aan het
begin van de middag bereiken we Cetinje, de oude hoofdstad
van Montenegro. Eeuwenlang werd dit land bestuurd door
prins-bisschoppen van de Servisch-Orthodoxe Kerk. Zij
mochten niet trouwen en werden in principe opgevolgd
door neven. Halverwege de negentiende eeuw werd de theocratie
afgeschaft en liet bisschop Danilo zich met steun van
de Russische tsaar tot vorst benoemen. In 1860 werd
Danilo vermoord en opgevolgd door zijn neef Nicolaas,
die in 1910 koning van Montenegro zou worden. Na de
Eerste Wereldoorlog werd Montenegro een deel van het
koninkrijk Joegoslavië.
In deze oude hoofdstad vinden we een schaduwrijke picknickplek
in de tuin van de voormalige Oostenrijks-Hongaarse ambassade.
Dit is nu een wat vervallen villa, waarvan de geschiedenis
gekoesterd wordt. Aan de voorgevel hangen de vlag en
het wapenbord van de Donaumonarchie, met de vermelding
K.u.K. Österr. Ung. Gesandtschaft in Cetinje
/ Cs. és Kir. Osztrak-Magyar Követség
Cetinje (Keizerlijke en koninklijke Oostenrijks-Hongaarse
gezantschap in Cetinje).
|
|
|
Voormalige
Oostenrijks-Hongaarse ambassade in Cetinje |
Na Cetinje klimmen we verder. Het
is warm, maar hoger in de bergen valt de hitte nog mee.
Ook de steeds langer wordende schaduwen van bomen langs
de weg brengen verkoeling.
We stoppen bij een overdekte picknicktent bij een bezoekerscentrum
van het Nationale Park Lovćen. Hoewel we net voorbij
een hotel zijn gekomen, willen we nu het liefst kamperen.
Een parkwachter heeft er geen bezwaar tegen en wijst
ons de weg naar een half afgedekt gat in de grond, waar
drinkwater uit een tuinslang sijpelt. |
|
|
We
kamperen bij een overdekte picknickplek |
Het
enige minpunt van deze luxe wildkampeerplek is het ontbreken
van een wasgelegenheid. Na de lange hete klim van vandaag
zijn we wel aan een douche toe. Die douche gaan we nu
zelf maken door drie grote bidons te vullen met opgewarmd
water.
Het bezoekerscentrum is al dicht en de enige mensen
die nog in de buurt zijn, zitten een in een camper op
het parkeerterrein voor het gebouw. Aan de andere kant
zie ik een beschutte plek waar nog net wat zon opvalt.
"Daar kunnen we prima douchen", zeg ik.
"Nu is het er daar ook nog lekker warm, maar over
een kwartier is de zon weg."
We kleden ons uit en douchen ons onder de langzaam leeglopende
bidons.
"Dit is toch veel lekkerder dan knoeien met
een washandje?"
"Ja dat was heerlijk", beaamt Corrie
wanneer ze weer aangekleed is. "Alleen hadden
we een dingetje over het hoofd gezien."
Vragend kijk ik haar aan.
"Zie je die bewakingscamera daar hangen? We
stonden perfect in beeld", gniffelt ze.
|
|
Maandag 21 mei 2018.
Van Nationaal Park Lovćen naar Igalo, 72 km |
|
|
|
We
beginnen dag dag met het vervolg van de klim. Dichte
bossen hebben nu plaatsgemaakt voor weidse uitzichten.
|
|
|
Uitzicht
bij Velji Bostur |
We zouden nog de Lovcén op kunnen fietsen,
naar de plek waar prins-bisschop Petar II Petrovic-Njegoš
is begraven. Daarvoor had hij zelf op die plek een
kapel laten bouwen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog
werd deze kapel verwoest door de Oostenrijks-Hongaarse
bezetters, die daar een monument voor hun keizer Franz
Joseph wilden bouwen. Na de oorlog wilde de Joegoslavische
regering er een mausoleum neerzetten. Daar ontbrak
uiteindelijk het geld voor en in 1925 werd de kapel
herbouwd.
Veertig jaar later werd die kapel gesloopt in opdracht
van de communistische machthebbers en vervangen door
het mausoleum dat er nu nog staat. Het was vanaf het
begin omstreden. Veel Joegoslaven vonden het barbaars
om de laatste wil van Njegoš te breken.
Wij bewaren het mausoleum voor een andere keer en
beginnen nu liever aan de afdaling. Na enkele kilometers
zien we ineens 1300 meter onder ons de Baai van Kotor
liggen.
|
|
|
Opeens
zien we de Baai van Kotor liggen |
Tot nu
toe was de weg smal en was er weinig verkeer. Helaas
gaat dat veranderen. Met graafmachines is men hard aan
het werk om van deze prachtige bergroute een racebaan
te maken. |
|
|
De
rustige smalle bergweg moet een racebaan worden |
Dan komen
we weer op de doorgaande weg van Cetinje naar Kotor.
De finale afdaling naar Kotor zit vol haarspeldbochten.
In bocht 20 zien we dat een cruiseschip zojuist heeft
aangelegd in Kotor. Dat voorspelt niet veel goeds. Voorzichtig
zakken we verder de berg af. Regelmatig moeten we stoppen
omdat het verkeer vastzit en soms een stuk achteruit
bergopwaarts moet rijden om een tegemoetkomende touringcar
door de bocht te kunnen laten gaan. In de vakantietijd
moet het verkeer hier zo vaak vastlopen, dat fietsen
dan vast niet leuk meer is. |
|
|
In
haarspeldbocht 20 zien we Kotor weer liggen |
Wanneer
we beneden zijn, is het bloedheet geworden. Hoog tijd
om trui en T-shirt te verruilen voor een luchtig hemd.
In Kotor heeft het cruiseschip inmiddels zijn lading
afgeleverd. Op het plein voor de orthodoxe Sint-Nicolaaskerk
valt het dankzij de hete zon nog mee met de drukte,
maar de schaduwrijke stegen raken snel verstopt met
groepjes toeristen. Door het massatoerisme en de bouw
van hotels en appartementen dreigt Kotor zijn plek op
de werelderfgoedlijst van Unesco kwijt te raken (zie
hier). |
|
|
Sint
Nicolaaskerk in Kotor |
Langs de
noordoever van de baai ligt een drukke doorgaande weg,
dus fietsen we over de stillere zuidoever. Op plekken
waar geen lintbebouwing is, hebben we een mooi uitzicht
over het water. |
|
|
Uitzicht
over de Baai van Kotor |
In
Lepetane nemen we de pont naar Kamenari. Daar kunnen
we na 1,5 km de drukke Jadranska Magistrale (dit is
de grote weg langs de kust van Kroatië en Montenegro)
verruilen voor een rustiger weg die vaak langs het water
loopt.
In Zelenica
treffen we zowaar een grote winkel van Intersport. Tot
mijn vreugde vind ik er een paar reservebinnenbanden
met Franse ventielen voor wielmaat 50-559.
De laatste
kilometers rijden we over een fraaie promenade langs
strandjes en jachthavens. Ondanks de hitte is het hier
in deze tijd van het jaar nog rustig genoeg om er ontspannen
te kunnen fietsen. Gisteren deed nauwelijks onder voor
een Alpenpas,
vandaag begint zowaar op een vakantiedag te lijken. |
|
|
Promenade
bij Herzeg Novi |
In Igalo
zou volgens Archies
een camping moeten zijn, maar die blijkt niet meer te
bestaan. Jammer, want het is nu prima kampeerweer. We
hebben geen zin meer om nog lang te zoeken en nemen
genoegen met het lelijke hotel dat we vlakbij zien staan. |
|
Dinsdag 22 mei 2018.
Van Igalo naar Dubrovnik, 47 km fietsen en 11 km varen |
|
|
|
Op de kaart
staan twee grensovergangen tussen Montenegro en Kroatië.
Die op de Jadranska Magistrale lijkt ons erg druk, zodat
we naar de andere grenspost fietsen, die ten zuiden
van Njivice ligt. Helaas blijkt de grens hier nu te
zijn gesloten. We rijden terug en klimmen over de Jadranska
Magistrale langzaam naar de grens. Gelukkig is het deze
ochtend niet heel druk.
In Kroatië rijden we in een hoog tempo weer heuvelafwaarts
naar Gruda, waar we de hoofdweg verruilen voor rustige
wegen door een mediterraan landschap. Een stukje voorbij
het vliegveld van Dubrovnik komen we weer bij de Jadranska
Magistrale, die hier al erg druk is en later ook nog
flink gaat stijgen. Dat moet een hel voor fietsers zijn.
Liever zakken we hier af naar de haven van Cavtat, waar
we een boot naar Dubrovnik hopen te vinden. |
|
|
Kust
bij Cavtat |
Dat
lukt. Meenemen van een paar fietsen blijkt geen probleem
te zijn op de boten die hier de hele dag met toeristen
naar Dubrovnik varen, dat 11 km verder ligt.
"Twee fietsen lukt altijd. Gisteren wilde er
een groep van twintig fietsers in de boot, maar dat
was echt teveel", vertelt de schipper.
|
|
|
Jachthaven
van Dubrovnik |
In de haven
van Dubrovnik zien we een cruiseschip liggen, en dan
weet je wat je kunt verwachten: heel veel toeristen.
Langs de kade vinden we met veel geluk een bankje in
de schaduw, dat net verlaten is. In de zon zijn alle
bankjes weliswaar leeg, maar daar zouden we nu geroosterd
worden. |
|
|
We
vinden nog een bankje in de schaduw |
In de oude
binnenstad van Dubrovnik is het nu veel te druk en veel
te warm. In de wijken daaromheen zijn de doorgaande
straten een stinkende hel van rijdende en parkerende
auto's, met de continue dreiging van openslaande portieren.
Ook met onze gele hesjes aan is het hier spitsroeden
rijden. Half lopend en half fietsend bereiken we de
stadscamping, waar nog volop ruimte is. Daar zijn eindelijk
weer wasmachines. Goedkoop is deze camping niet. Alleen
al voor het wassen en drogen van de kleren zijn we 25
euro kwijt, maar schoon wordt het ditmaal zeker. |
|
Woensdag 23 mei
2018. Van Dubrovnik naar Zavala, 54 km |
|
|
|
Een heuse
fietsroute verleidt ons om de toeristische kust te verlaten
en het binnenland te verkennen. Het is de Ciro
fietsroute, die gebruik maakt van een oude spoorlijn
tussen Dubrovnik en Mostar.
De ochtendspits in Dubrovnik is wederom geen feest voor
fietsers, die je hier dan ook bijna niet ziet. Om zo
snel mogelijk uit de gevarenzone te raken, willen we
al aan de rand van Dobrovnik de oude spoorlijn gaan
volgen. De officiële Ciro-route begint pas over
de grens van Bosnië-Herzegowina, maar ik hoop dat
ook het Kroatische deel van de voormalige spoorlijn
befietsbaar is. Het begint goed met een smalle, geleidelijk
klimmende asfaltweg. Dan wordt de weg verspert door
een hoog hek, dat we gelukkig kunnen openen. Achter
het hek ligt een handbalkooi waar we dwars doorheen
fietsen. |
|
|
We
fietsen dwars door een handbalkooi |
Daarna
zijn de rails en de bielzen van de oude spoorbaan nog
wel verwijderd, maar vreten het losse grind en het lange
gras zoveel energie, dat hier in ieder geval heuvelopwaarts
niet fatsoenlijk meer valt te fietsen. Blijkbaar krijgt
Dubrovnik al zoveel varende, vliegende en rijdende bezoekers,
dat de stad helemaal niet op fietsers zit te wachten.
Bij de VVV had men hier ook nog niet van de Ciro-fietsroute
gehoord. |
|
|
Het
pad is mooi, maar niet te fietsen |
|
|
Het pad
wordt steeds slechter, maar toch blijven we hopen dat
het verderop beter zal worden. We doen twee uur over
5 km en 125 hoogtemeters. Dan kunnen we over een asfaltweg
verder naar de grensovergang. In Ivanica, het eerste
dorp in Bosnië-Herzegovina, zien we het eerste
Ciro-routebordje. |
|
|
Het
eerste Ciro-bordje |
Ook de
tastbare overblijfselen van de laatste oorlog laten
niet lang op zich wachten. Linten in de berm waarschuwen
voor landmijnen. |
|
|
Met
linten wordt een mijnenveld gemarkeerd |
Na Ivanica
fietsen we 35 km lang langs spookdorpen, die in de oorlog
zijn verwoest. Bij het voormalige station van Hum zoeken
we een schaduwrijk bankje om te lunchen, maar we treffen
hier alleen ruïnes aan. Uiteindelijk gaan we maar
op de weg onder een boom zitten. |
|
|
Hum
is nu een spookdorp |
Het station
van Jasenica wordt langzaam maar zeker verslonden door
klimplanten. Er staat er een nieuw bord met wat historische
achtergrondinformatie. |
|
|
Het
station van Jasenica wordt langzaam maar zeker overwoekerd
|
Ook
een verroeste seinpaal behoort tot het fietsroutemeubilair. |
|
|
Oude
seinpaal |
Oude
verkeersborden zijn doorzeefd met kogels, maar staan
nog steeds op hun plek. Het verkeer blijft hier beperkt
tot een of twee auto's per uur van de explosievenopruimingsdienst. |
|
|
Oude
verkeersborden zijn doorzeefd met kogels |
Voor
dieren is dit grote stiltegebied geen verkeerde ontwikkeling.
Corrie vertelt me dat ze hier net nog een wolf in de
bush zag verdwijnen.
"Weet je zeker dat het geen vos was?",
vraag ik.
"Nee, daar was het te groot voor. En het was
ook geen hond."
Het is mogelijk. Wolven komen hier voor, net als de
goudjakhals. Ik heb
het beest helaas niet gezien en moet het doen met een
overstekende schildpad, die zich tenminste laat fotograferen. |
|
|
Overstekende
schildpad |
In
Poljice-Popovo hangen familieberichten van het afgelopen
jaar op een roestige deur. Alles in cyrillisch schrift,
dat de Serviërs gebruiken voor hun variant van
de Servo-Kroatische standaardtaal. |
|
|
Familieberichten
op deur in Poljice-Popovo |
Loodgrijze
wolken pakken zich samen boven de bergen. Ze temperen
de hitte en geven het landschap een grimmige schoonheid.
|
|
|
Loodgrijzen
wolken pakken zich samen boven de bergen |
Om drie uur begint het te spetteren. Het is dan niet
ver meer naar Zavala, waar een hotel staat met een
groot overdekt terras. Daar wachten we de bui af,
in de hoop dat we later nog verder kunnen fietsen.
Vijf minuten later is het noodweer. Nadat een knetterende
bliksemschicht in de bodem is geslagen, voelen we
de grond onder ons trillen. Dan valt een gordijn van
water naar beneden. Rukwinden blazen dit water tot
ver onder de overkapping van het terras. Na het onweer
blijft het nog uren miezeren. We zijn blij met onze
kamer in dit hotel, dat geen kilometer verder had
moeten staan.
|
|
Donderdag 24 mei
2018. Van Zavala naar Čapljina, 67 km |
|
|
|
De volgende
ochtend is de zomerse lente weer helemaal terug. Om
half negen rijden we in dunne T-shirts, die om half
tien al te warm zijn.
We kunnen kiezen tussen een wat heuvelachtige asfaltweg
en het vlakke grindpad over de oude spoorlijn. We kiezen
voor het laatste en genieten van een Italiaans aandoend
landschap zonder Italianen. Wel de schoonheid, maar
niet de drukte. |
|
|
Grindpad over
oude spoorlijn |
|
|
Dan
moeten we door een tunnel. Aan het eind zien we licht,
maar we hebben wel onze koplampen nodig om iets van
het wegdek te zien. Af en toe lijkt het of er rul zand
op de grond ligt. Verder is het hier aangenaam koel,
maar er hangt wel een vage ammoniaklucht. Ook horen
we een onrustig geluid boven ons. We zijn beslist niet
alleen in deze tunnel.
"Vleermuizen", zeg ik.
"Jakkie, ik hou niet van vleermuizen. Ik wil
hieruit!", roept Corrie, terwijl ze afstapt.
"Dan kun je beter doorfietsen."
"Maar dan slipt mijn wiel over het zand dat hier
ligt."
"Dat zand is opgedroogde vleermuizenpoep."
Corries humeur wordt er niet beter op, maar gelukkig
is deze tunnel maar 350 m lang. |
|
|
We
komen door een bewoonde tunnel |
Na Ravno
gaat de route weer langs een mijnenveld. Langs de weg
staat een bord met een overzichtskaart van de gevarenzones. |
|
|
Kaart
met overzicht van mijnenvelden |
Naast wolven,
goudjakhalzen, schildpadden, vleermuizen en mijnenvelden
wemelt het hier ook van de slangen. Meestal liggen ze
te rotten op de weg, maar soms zien we ze vlak voor
onze wielen wegvluchten. |
|
|
Dode
slang op de weg |
We trotseren alle gevaren
en trappen stug door. Tot Corrie van haar fiets springt
en wegrent, terwijl ze paniekerig met haar armen om
zich heen slaat.
"Wat is er?" vraag ik ongerust.
"Ik ben in mijn wang gestoken! En dat beest
blijft maar om me heen vliegen!!
"Ai, dat doet goed pijn", zegt Corrie
wanneer de rust is teruggekeerd. Voorzichtig haal
ik de angel uit haar wang. IJsblokjes hebben we uiteraard
niet bij ons, maar in mijn toilettas vind ik wel een
vette hormoonzalf tegen hevige jeuk, die de symptomen
kan verzachten.
Na Hutovo blijven we de asfaltweg
volgen. Doorfietsen over het oude spoor kan ook, maar
dan zijn er nog negen tunnels. Vast lekker koel, maar
voor Corrie nu echt geen optie meer. De asfaltweg
komt ook vlak langs het natuurreservaat
Hutovo Blato, een
gebied met moerassen, meren, grotten en rivieren,
zowel boven- als ondergronds. Het is heet genoeg om
in het koele water te duiken, maar onder die onschuldig
kabbelende golfjes bevindt zich vast iets gruwelijks...
|
|
|
Meer
van Svitavsko |
Dan steken we de Neretva over via een mooie oude
spoorbrug.
|
|
|
Brug
over de Neretva |
Om vier
uur fietsen we Čapljina binnen, een stad met rechte
boulevards tussen betonnen blokkendozen uit de tijd
van Tito.
Dertig jaar terug bestond de bevolking hier voor iets
meer dan de helft uit Kroaten, ruim een kwart uit Bosniakken
en voor de rest voornamelijk uit Serviërs en een
stuk of wat merkloze Joegoslaven. Tijdens de Bosnische
oorlog is het overgrote deel van de Serviërs, maar
ook bijna de helft van de Bosniakken uit de stad verdreven
of gevlucht. De meesten keerden hier niet meer terug,
waardoor nu bijna 80 procent van de bewoners uit Kroaten
bestaat. Een van hen was Slobodan
Praljak, die in 2017, direct na het horen
van zijn vonnis door het Joegoslaviëtribunaal in
Den Haag, zelfmoord pleegde door het slikken van gif.
We zouden nog een paar uur door kunnen fietsen naar
de camping bij Mostar, maar de mussen vallen van het
dak en er lijkt weer onweer aan te komen. Op een terras
met wifi vindt Corrie naast enkele sfeerloze hotels
een complete woning aan de rand van de stad, waar we
voor twee tientjes kunnen overnachten. Een kwartier
later staan we voor een landelijk gelegen huis met tuin,
pal aan onze route. Corrie belt het nummer dat we bij
de voordeur aantreffen. De vrouw die opneemt, zegt dat
ze naar ons toe komt. We verwachten dat ze wel fietsend
of lopend zal verschijnen, maar zo werkt dat hier niet.
Na tien minuten stopt er een taxi, waar de vrouw uitstapt.
Vriendelijk legt ze ons uit hoe alles werkt. We mogen
zelfs de wasmachine gebruiken. Ik vraag me wel af wie
nu het meest profijt heeft van onze overnachting: de
vrouw des huizes of de taxichauffeur. |
|
Vrijdag 25 mei 2018.
Van Čapljina naar Mostar, 38 km |
|
|
|
We vertrekken
vroeg om in de koele uren naar Mostar te kunnen fietsen.
Af en toe zien we het wilde koele water van de Neretva
voorbijstromen. |
|
|
Neretva
|
Aan het eind
van de ochtend rijden we Mostar binnen, de grootste
stad van Herzegowina. Mostar werd in de 13e eeuw gesticht
en werd een bloeiende handelsstad in het Ottomaanse
Rijk.
In de negentiende eeuw werd de stad regelmatig aangevallen
door Venetianen, die het Ottomaanse gezag ernstig verzwakten.
In 1878 organiseerde de Duitse rijkskanselier Otto von
Bismack het Congres
van Berlijn om de Grote
Oosterse Kwestie te bespreken. Tot ongenoegen
van Servië kreeg Oostenrijk-Hongarije de voogdij
over Bosnië-Herzegowina. Daar werden de Oostenrijkers
niet gezien als bevrijders van de Turken, maar als nieuwe
bezetters.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Bosnië-Herzegowina
een deel van Joegoslavië. Toen dat land in 1991
uit elkaar viel, werd Bosnië-Herzegowina een brandhaard
van conflicten tussen de Serviërs, Kroaten en Bosniakken
die hier al eeuwenlang woonden en dezelfde taal spraken.
Mostar lag er middenin.
In 1992 streden de Kroaten nog samen met de Bosniakken
tegen de Serviërs, die het Joegoslavische leger
hadden ingezet (zie hier),
maar in 1993 ging de strijd verder tussen seperatistische
Kroaten en Bosniakken (zie hier).
Terwijl
we de stad infietsen, zien we nog heel wat muren met
kogelgaten en hier en daar half door bomen en struiken
overwoekerde ruïnes van gebouwen. In de binnenstad
zijn de meeste huizen weer hersteld.
We lunchen in een schaduwrijke tuin achter een restaurant
bij de rivier. De man die ons daar bedient, vertelt
ons dat hij de oorlog in Mostar heeft meegemaakt als
kind, daarna jarenlang in Duitsland heeft gewoond en
enkele jaren terug weer in Mostar is teruggekeerd. Hij
legt uit dat veel ruïnes in de stad nog niet hersteld
kunnen worden, omdat onbekend is wat er met de toenmalige
eigenaren is gebeurd en vaak ook niet duidelijk is wie
hun erfgenamen zijn.
|
|
|
Oude
huizen in Mostar |
Mostar
dankt zijn naam aan de wachters ("Mostari"),
die vanuit hun torens toezicht hielden op wie er via
de houten brug over de Neretva de stad in of uit gingen.
De Turkse architect Mimar Hajrudin ontwierp een stenen
brug, die de wankele houten brug moest vervangen. In
1566 werd deze Stari Most ( "Oude Brug") voltooid.
Voor die tijd was dit een bouwtechnisch waagstuk (zie
hier),
maar de brug was robuust genoeg om de tand des tijds
te trotseren tot het uitbreken van de Bosnische oorlog.
In 1993 werd de brug opgeblazen. Na de oorlog werden
bruikbare resten uit de rivier gehaald en verwerkt in
de reconstructie van de brug. In 2004 werd de brug heropend
en een jaar later werd de brug met de oude binnenstad
van Mostar op de werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst. |
|
|
Stari
Most van boven |
De
brug is nu de belangrijkste toeristentrekker van Mostar.
Het is er nog niet zo druk als op de veel grotere Karelsbrug
in Praag, maar het aantal selfies dat hier per vierkante
meter gemaakt wordt, zal vast niet minder zijn.
Wij klimmen in de toren aan de westzijde van de brug,
waar een serie foto's hangt, die de Nieuw-Zeelandse
fotograaf Wade
Goddard in 1993 heeft genomen in het toenmalige
ghetto van Mostar. De islamitische, maar niet streng
gelovige (zie hier)
Bosniakken werden gedwongen om daar te wonen, terwijl
de straten er tien maanden lang onder vuur werden genomen
door sluipschutters aan de andere kant van de rivier.
Ik vraag me af hoe een fotograaf onder die omstandigheden
aan filmrolletjes kwam en waar hij die kon ontwikkelen.
(Zelf deed ik in de tijd een avondopleiding aan de fotoacademie,
waar ik les kreeg van Joost van den Broek, die toen
nog een beginnende fotojournalist en een inspirerende
leraar was. Hij was naar Bosnië gereden om een
reportage in een vluchtelingenkamp te maken en kon daarna
zijn films gewoon thuis ontwikkelen. Zelf ben ik uiteindelijk
maar geen fotojournalist geworden, want dan was er van
fietsen niks meer terechtgekomen. In dat vak ben je
opdrachtbedelaar of workaholic tot je erbij neervalt.
Joost koos voor het laatste (zie dit
artikel).
Terwijl het tien meter lager wemelt van de toeristen
en de foto-expositie in elke reisgids met een beetje
diepgang wordt vermeld, komen wij niemand anders tegen
die even de moeite neemt om de toren in te gaan en deze
indrukwekkende beelden te bekijken. |
|
|
Foto's
van het ghetto van Mostar in 1993 |
Daarna
moeten we even bijkomen van alle indrukken. Dat doen
we op een terras met een mooi uitzicht over het voormalige
ghetto. |
|
|
Uitzicht
over Mostar |
Tijdens het 'blauwe
uurtje' dalen we af naar de rivier om de Stari Most
op zijn mooist te zien. |
|
|
Stari
Most |
Ook de Koski Mehmed Pashamoskee
staat nu mooi in de schijnwerpers. |
|
|
Koski
Mehmed Pashamoskee |
Hoog boven
de stad licht een groot kruis op vanaf de top van de
berg Hum, precies de plek waar Kroatische troepen het
oostelijke deel van Mostar destijds onder vuur namen.
Dat kruis werd daar rond de eeuwwisseling neergezet.
Voor de Bosniakken in Mostar voelt het kruis als een
opgestoken middelvinger. Vier jaar na het plaatsen van
het kruis weigerde de katholieke bisschop van Mostar
aanwezig te zijn bij de festiviteiten ter ere van de
herstelde Stari Most. Hij vond dat de Bosniakken eerst
maar respect voor het kruis moesten tonen, voordat de
katholieken iets om die 'moslimbrug' konden geven. Zo
blijven religieuze leiders en politici in Mostar zich
op een negatieve manier profileren (zie hier
en hier),
net als in de rest van Bosnië-Herzegowina, tot
frustratie van veel mensen die hier wonen. Zoals al
die Kroaten uit Mostar die wél naar de opening
van de herstelde brug kwamen kijken. |
|
|
Uitzicht
naar de berg Hum |
Zaterdag 26 mei
2018. Van Mostar naar Draga, 60 km |
|
|
|
Terwijl
we door de stad fietsen, passeren we een prachtig gerenoveerd
gebouw in een neomoorse stijl, dat hier 120 jaar geleden
- in de Oostenrijks-Hongaarse periode - is gebouwd.
Vanaf het begin was dit een gymnasium,
tegenwoordig zit er ook een internationale
school in. Uniek voor Mostar is dat leerlingen
van alle 'zuilen' er welkom zijn. |
|
|
Oude
gymnasium in Mostar |
We
verlaten het dal van de Neretva, waar je niet veel verder
over rustige wegen kunt fietsen, en klimmen de Dinarische
Alpen in. Vandaag willen we het Meer van Blidinje bereiken.
Na 20 km zien we zelfs een fietsroutebordje naar dit
meer wijzen. Het lijkt niet ver meer, maar we moeten
nog wel een bergpas over. Mountainbikers die
we tegenkomen, kijken wat bezorgd naar onze bepakking
en vragen of we gewend zijn om op slechte wegen te rijden.
"No problem", zeg ik. Zo zwaar als
een paar jaar terug op de Mahlknechtjoch zal het hier
wel niet zijn (zie dit
topic).
De fietsers vertellen ons dat de rit naar het Meer van
Blidinje wel de mooiste tocht is die je hier kunt maken
en dat er dicht bij het meer een motel is. Dat is goed
om te weten, want we hebben hier weer geen internet.
Corrie heeft weliswaar een Bosnische telefoonkaart aangeschaft,
maar die lijkt niet te werken.
|
|
|
Fietsroutewijzer
|
Om half twee hebben we 800
m geklommen. In de zon komt de temperatuur nu ruim
boven de 35 graden. Dat vind ik op een vlak traject
al veel te heet, maar hier is het niet te doen. Een
mengsel van zweet, zout en zonnebrandcrème
gutst van mijn voorhoofd en bijt in mijn ogen. Ik
droog mijn gezicht met een sjaaltje, dat ik vervolgens
om mijn lekkende hoofd knoop. Ik hoop dat de zon snel
zal verdwijnen achter de stapelwolken die ik in de
verte zie groeien.
"Niet normaal, deze hitte", mopper
ik.
Corrie, die sneller kan klimmen en goed tegen hitte
kan, ziet dat ik aan een pauze toe ben en stopt bij
een rots met wat schaduw. Dan lengt ze lauw bidonwater
aan met limonadesiroop en schenkt het in onze mokken.
Vervolgens pakt ze haar camera om mijn gemoedstoestand
vast te leggen.
|
|
|
Pauzeren
in de schaduw van een rots |
Boven de 1100 m wordt het minder
benauwd. Asfalt wordt grind, waar nog goed op te fietsen
is. |
|
|
Asfalt
wordt fietsbaar grind |
Een
stukje verder verandert het fietsbare pad in een grindbak,
waar zelfs lopen moeilijk wordt. Op steile stukken duwen
we met z'n tweeën eerst de ene fiets een stuk omhoog.
Dan lopen we terug om met de andere fiets hetzelfde
te doen. Even denk ik aan de mogelijkheid van een lift,
wanneer een oude roetspuwende vrachtwagen ons voorbijrijdt.
Maar die komt ook zonder ons al met moeite vooruit.
Waar het steiler wordt, zien we twee mannen uit de cabine
stappen en achter op de laadklep plaatsnemen, zodat
de achterwielen door het extra gewicht wat meer grip
op de weg krijgen. Het doet me denken aan een 'bakkie',
waarmee ik lang geleden een onvergetelijke lift kreeg
op een vergelijkbare weg in Lesotho (zie hier).
|
|
|
Fietsbaar
grind wordt een hopeloze grindbak |
Tegen de avond zijn we op 1400
m, is het een stuk koeler en begint de weg te dalen. |
|
|
Tegen
de avond beginnen we te dalen |
Maar we zijn er nog lang niet. Er ligt nog 9 km Bosnisch
grindpad voor ons. Omhoog en omlaag, variërend van
net befietsbaar tot meedogenloze grindbak. |
|
|
Hopeloze
grindlawine |
Een gedenksteen tegen een rots herinnert
aan twee mannen die hier zijn omgekomen. Het jaar 1993,
een kruis en latijns schrift doen vermoeden dat het Kroaten
zijn, strijders of slachtoffers in de Bosnische oorlog. |
|
|
Kroatische
gedenksteen |
's Avonds
om zeven uur ligt er nog 2,5 km grindpad voor ons. Ik
voel me nu fitter dan vanmiddag, maar voor Corrie, die
meer moeite heeft met slechte wegen, is de rek er uit. |
|
|
Nog
een paar kilometers grind te gaan |
We moeten wat eten en pauzeren
met uitzicht op de kale bergtoppen. Achter die bergen
moet het Meer van Blidinje liggen. |
|
|
Achter
de bergen ligt het Meer van Blidinje |
Om half acht bereiken we de asfaltweg, die weer steil
omhoog gaat. Ik klim nu een stuk sneller dan Corrie,
wat betekent dat zij echt kapot is. De pashoogte ligt
op 1400 m. Dan volgt een heerlijke afdaling naar 1200
m. In de verte zien we het Meer van Blidinje liggen,
maar niets dat op een motel lijkt. Om kwart over acht
stoppen we aan de oever van het meer bij een vakantiehuis,
waar we mensen zien lopen. Zij vertellen ons dat het
motel nog 5 km verder is. |
|
|
Meer van Blidinje in de schemering |
We doen onze
lichten en gele hesjes aan en fietsen dan nog 5 km in
de avondschemering. We hebben nu vals plat met tegenwind,
maar zien de lichtjes van het motel steeds dichterbij
komen. Nog even, en het leed is geleden. Het vooruitzicht
van een warme maaltijd, een hete douche en een comfortabel
bed geeft ons kortstondig nieuwe energie.
Het parkeerterrein voor
het motel staat vol met auto's.
"Misschien is alles wel volgeboekt"
zeg ik half voor de grap en half bezorgd wanneer Corrie
naar de receptie loopt. Ze keert terug met goed nieuws
en slecht nieuws.
"Er zijn geen lege kamers meer."
"Je maakt een grapje."
"Nee, echt waar. Maar we kunnen hier wel eten en
we mogen in de tuin kamperen."
"We kunnen toch ook wel douchen?"
"Nee, helaas niet. Er zijn alleen maar douches
in de kamers."
We zetten snel de tent op en genieten van een uitstekende
maaltijd in het restaurant. Voor we gaan slapen, warmen
we een paar liter water op voor een snelle maar heerlijke
bidondouche op het donkerste plekje in de tuin van het
motel. Na bijna 8 uur fietsen (dus exclusief pauzes)
en 1700 m klimmen vallen we als een blok in slaap.
|
|
Zondag
27 mei 2018. Van Draga naar Livno, 72 km |
|
|
|
We ontbijten
in het motel, waar we ook wat brood voor de lunch kunnen
krijgen. Corrie vraagt gelijk hoe de kwaliteit van de
route door de bergen naar het Meer van Rama is. Daar
had ik vandaag heen willen fietsen, om daarna een route
te kunnen volgen die Erik
van den Boom acht jaar geleden in de omgekeerde
richting heeft gefietst.
"Hier zeggen ze dat de weg naar dat meer minstens
zo slecht is als het grindpad van gisteren",
vertelt Corrie. We concluderen dat het waarschijnlijk
een prachtige route is, maar dat we vandaag toch liever
op asfalt fietsen. We vouwen de grote kaart
van Bosnië open en gaan op zoek naar
een alternatieve route. De handigste route gaat via
Tomislavgrad, Livno en Glamoc naar Drvar. Helaas lopen
tussen Tomislavgrad en Livno alle binnenwegen dood,
zodat we daar over een drukkere weg moeten fietsen.
Het is vandaag wel zondag, dus veel vrachtverkeer zal
er niet zijn. We besluiten om het er maar op te wagen.
Om half tien zitten we weer op onze fietsen. Eerst fietsen
we 7 km terug langs het Meer van Blidinje, ditmaal met
vol daglicht, vals plat naar beneden en de wind in de
rug. |
|
|
Meer
van Blidinje in de ochtend |
Na
Tomislavgrad wordt het, zoals te verwachten was, drukker
op de weg. Niet angstaanjagend, maar wel zodanig dat
fietsen niet ontspannend is. De laatste 7 km voor het
Meer van Buško zijn we blij met een lange afdaling,
waar we zo hard naar beneden gaan dat auto's achter
ons blijven. Bij het meer slaan we af naar een iets
minder drukke weg. We vinden een mooie picknickplek
naast een islamitische begraafplaats met uitzicht op
het meer. |
|
|
Islamitische
begraafplaats bij het Meer van Buško |
We fietsen
verder onder een dreigende buienlucht door een stenig
en struikerig karstlandschap,
waar kuddes geiten het gras kort houden. |
|
|
Kudde
geiten |
In een
tuin langs de weg staat een prachtige stenen wereldbol.
Tuinglobes
heb je in alle soorten en maten, maar dit is echt een
joekel. Misschien woont hier net zo'n kaartenfreak als
ik (zie dit
topic)! |
|
|
Wereldbol
in tuin |
Wanneer
we Livno naderen, wordt het weer druk op de weg. Dat
is de keerzijde van doorfietsasfalt. We zijn in ieder
geval weer een stuk verder gekomen. |
|
Maandag
28 mei 2018. Van Livno naar Glamoč, 39 km |
|
|
|
's Ochtends gaan we eerst koffie drinken in Livno.
De eerste 10 km moeten we weer over een doorgaande
weg fietsen, dus kan de ochtendspits maar beter voorbij
zijn. Een nadeel is dan wel dat het gelijk al heet
is. Ruim voor de ochtendspits gaan fietsen was hier
ook geen optie, omdat je zo vroeg nog niet kunt uitchecken
in het hotel. Bovendien ben ik geen ochtendmens. Bij
normale temperaturen voel ik me later op de dag fitter
dan 's ochtends vroeg. Corrie is wel een ochtendmens
en zij kan ook goed tegen hitte, maar ze is sneller
moe wanneer we tot de avond doorfietsen.
Vandaag kunnen we treuzelen, want het is amper 40
km naar Glamoč, waar een hotel is. Ook hebben
we in de bewoonde wereld weer internet, omdat de receptioniste
in Livno feilloos de juiste instellingen voor een
Bosnische prepaid telefoonkaart kende.
Na Glamoč is er 65 km vrijwel onbewoond gebied
tot aan Drvar. Wild kamperen is daar niet verstandig
omdat er veel gevochten is en er nog landmijnen en
blindgangers liggen op plekken die wij niet kennen.
We zouden ook nog wel 105 km op een dag af kunnen
leggen, maar dan zouden we geen tijd meer hebben voor
fotosessies, bijzondere ontdekkingen en ontmoetingen
en - last but not least - siësta's. Met een Nederlandse
doorfietsmentaliteit kun je niet van de Balkan genieten.
Tot Glamoč zijn er niet veel plekken die uitnodigen
om af te stappen. Een picknick bij het Veselinjeklooster
wordt verstoord door een vage oude man, misschien
wel de dorpsgek, die onverstaanbare dingen tegen ons
zegt en ongemakkelijk dicht bij ons bankje blijft
hangen.
Een kilometer verder staan enkele verweerde islamitische
grafstenen als paddestoelen in het veld.
|
|
|
Oude
islamitische grafzerken |
In
Glamoč zijn de gevolgen van de Bosnische oorlog
goed zichtbaar. Het stadje is doorspekt met afgebrande
en ingestorte gebouwen. Tussen de ruïnes staan
huizen die grondig of halfslachtig zijn gerenoveerd.
Terassen zijn gevuld met etende, drinkende, pratende
en rokende mensen, die zich niets lijken aan te trekken
van het alom aanwezige lawaai van drilboren en kettingzagen.
Glamoč
loopt al jaren leeg. In 1931 had het stadje nog 25.000
inwoners. In 1991 was dat aantal gehalveerd. Tot dan
bestond circa 80 procent van de bevolking uit Serviërs,
zo'n 17 procent Bosniakken en nog wat Kroaten en merkloze
Joegoslaven. In 1992 werd Glamoč veroverd door
Servische troepen (zie deze
video), die vervolgens een etnische zuivering
uitvoerden. Drie jaar later namen Kroatische troepen
de stad in (zie deze
video). Serviërs sloegen toen massaal
op de vlucht. Hun plek werd voor een deel weer ingenomen
door vluchtelingen uit delen van Bosnië waar Servische
troepen de baas waren gebleven. Van hen zijn sommigen
in Glamoč gebleven. Ook is een deel van de gevluchte
Serviërs later teruggekeerd. In 2013 telde de stad
nog maar 4000 inwoners, waarvan 44 procent Serviërs,
32 procent Bosniakken en 23 procent Kroaten.
Het
hotel waar we bivakkeren, is niet gevuld met toeristen
maar met bouwvakkers. 's Avonds willen we hier uitchecken,
zodat we morgen vroeg kunnen vertrekken. De baas van
het hotel vinden we in de bar, omringd door kettingrokende
klussers met bierbuiken en tatoeages.
"Toen de wederopbouw op gang kwam, zijn we
hier weer gaan wonen", vertelt hij. "We hoopten
dat alles hier weer op zou bloeien. De laatste tijd
vraag ik me steeds meer af wat er met dit land gaat
gebeuren. Misschien gaan we wel weer terug naar Oostenrijk.
Waarom zou ik mijn kinderen hier op laten groeien?"
We lopen weer terug naar onze kamer.
"Als ik die mannen hier zo zie zitten, allemaal
in de veertig, vraag ik me wel af wat zij hier 25 jaar
terug allemaal hebben uitgespookt", zegt Corrie.
Dit zal iedereen zich
hier wel afvragen.
|
|
Dinsdag 29 mei 2018.
Van Glamoč naar Drvar, 65 km |
|
|
|
Om
zeven uur stappen we op onze fietsen. Eerst nog even
naar de bakker om vers brood en iets voor bij de koffie
te halen, dan verder noordwaarts. Als we bijna de stad
uit zijn, valt mijn oog op een islamitisch oorlogsmonument,
herkenbaar door de bouwstijl en een korantekst. |
|
|
Islamitisch
oorlogsmonument |
Na 10 km
verlaten we de hoofdweg en even later gaat het asfalt
over in goed befietsbaar grind. Dan zien we een dorp
liggen, waarvan de meeste huizen niet meer bewoond worden. |
|
|
Verlaten
dorp |
Aan de
andere kant van de weg ligt een begraafplaats met Servische
teksten op de graven. |
|
|
Grafzerken
met Servische teksten |
Dan valt
mijn oog op een nieuwe grafsteen voor twee mensen die
blijkbaar nog niet zijn overleden. Namen, geboortejaren
en foto's staan al op de steen, maar een exact sterfjaar
ontbreekt bij beiden. Wel wordt verwacht dat ze de volgende
eeuw niet meer zullen halen... |
|
|
Sterfjaar
onbekend |
Een orthodoxe
kerk met een rood dak is hier het enige gebouw dat na
de oorlog hersteld is. |
|
|
Eenzame
kerk tussen vernielde huizen |
Om half
tien hebben we er 24 km opzitten. Hoog tijd voor koffie,
maar waar? De vrijwel boomloze polje
waar we ons bevinden, heeft veel weg van een gatenkaas.
Naast blindgangers en landmijnen moeten we in dit karstlandschap
ook nog beducht zijn op verdwijngaten. Er staan hier
nergens waarschuwingen voor mijnenvelden, dus gaan we
dichtbij de weg op een vlak stuk kalksteen zitten, waar
we redelijk safe en comfortabel koffie kunnen zetten. |
|
|
Kalksteen
in de polje |
Na de koffie
fietsen we verder over de verlaten weg met hier en daar
een spookdorp. Huizen zijn er vakkundig vernield. In
die huizen kunnen nog boobytraps
liggen. De weinigen die naar deze streek zijn teruggekeerd,
bouwden liever een nieuw huis in een dorp dat nog bewoond
is. |
|
|
Een paar uur
lang zien we alleen maar spookdorpen |
|
|
Om 11 uur
zijn we het hoogste punt van vandaag, iets boven de
1000 m, gepasseerd. We hebben nu een wijds uitzicht
over het kale karstlandschap,
waar een eenzame herder zijn geiten gaat grazen. Nu
is alles nog groen en staat alles in bloei, maar wie
hier in september fietst, zal waarschijnlijk een dorre
steppe aantreffen. |
|
|
Karstlandschap
|
|
|
Nog 10 km verder zien we de
bewoonde wereld voor ons opdoemen en volgt een mooie afdaling. |
|
|
Uitzicht
op de bewoonde wereld |
Aan
het begin van de middag hebben we 50 km afgelegd. Het
is nu bloedheet en een koel terras of een mooie siëstaplek
zou meer dan welkom zijn. Tot onze verrassing staat
er ineens een overdekte picknickbank met een vlag en
reclame op de overkapping, tegenover een huis waarvan
we denken dat het wel een café zal zijn. We gaan
zitten en wachten af of er iemand komt vragen wat we
willen drinken. Er komt echter niemand. Wel zien we
dat er bij het huis wat jongens rondhangen bij een krat
met lege bierflesjes. Ik loop erheen en probeer erachter
te komen of dit een café is. De jongens spreken
echter geen woord over de grens, of hebben daar geen
zin in. Wel haalt een van hen een oude man, die hier
blijkbaar de baas is. De man neemt mij mee naar binnen
en wijst naar een krat bier en wat kleine kartonnetjes
waar vermoedelijk frisdrank inzit. Het is net half één
geweest en voor bier vind ik het nog wat vroeg, maar
verder is alles beter dan warm bidonwater. Ik koop een
paar kartonnetjes en loop terug naar de picknickbank.
"Het lijkt me eerder een soort hangplek dan
een café", zeg ik. "Laten
we ons eigen brood hier maar opeten, want in dat huis
is niks te koop."
Na de lunch begint Corrie aan een siësta, terwijl
ik de route voor de komende dagen bestudeer en regelmatig
een blik op het huis werp. Daar stopt af een toe een
busje, dat de jongens meeneemt of andere jongens daar
aflevert. Ik vermoed dat het jongeren zonder vast werk
zijn, die daar wachten tot iemand mensen nodig heeft
voor de een of andere klus. De oude man heeft vroeger
misschien een kroeg gerund en verdient hier nu nog wat
met hand- en spandiensten voor een koppelbaas - wie
zal het zeggen? |
|
|
Overdekte
picknickbanken |
We blijven een paar uur wachten op een onweersbui
die maar niet wil gaan vallen. Er vallen wat spetters
en dan klaart het toch weer op. Tegen half drie besluiten
we om weer verder te fietsen.
Veertig minuten later rijden we Dvrar binnen en barst
het noodweer toch nog los. Een paar honderd meter
verder vluchten we een rokerig café in, waar
we een dik uur blijven zitten en gelijk op zoek gaan
naar een overnachtingsplek. Er is een hotel in de
stad, maar Corrie vindt op haar smartphone ook een
appartement. Ze boekt er een overnachting voor 20
euro.
Wanneer we geen hagelstenen meer op het dak horen
knallen, trekken we onze regenjacks aan en gaan we
op zoek naar het appartement. Op de plek waar het
volgens de smartphone zou moeten zijn, staat niets
dat lijkt op de foto die op de boekingssite staat.
De naam van de straat klopt niet eens. Gelukkig is
Drvar geen wereldstad, al zal iedereen die voor 1990
op een Joegoslavische school heeft gezeten, wel geleerd
hebben dat hier een grot is waar Tito zich in de Tweede
Wereldoorlog heeft verstopt voor de Duitsers.
Uiteindelijk vinden we de juiste straat. Tegenover
het huis is een garage waar we even kunnen schuilen
terwijl Corrie de verhuurder van het appartement belt.
Na enig heen en weer praten met iemand die niet zo
goed Engels spreekt, lukt het haar om duidelijk te
maken dat we pal tegenover het appartement staan.
Een oude man opent de deur en begeleidt ons naar een
onwijs grote verdieping in een sfeervolle Villa Kakelbont.
Terwijl hij uitlegt hoe alles hier werkt, schenkt
hij drie glaasjes rakija in en drinkt het zijne gelijk
leeg. Ik neem een paar slokken en ook Corrie doet
haar best. Wanneer de man even wat gaat halen, kiepert
ze haar glas leeg in de gootsteen. Dat had ze beter
niet kunnen doen, want zodra de man weer terug is,
giet hij haar glas met een vrolijke blik weer vol.
|
|
Woensdag 30 mei
2018. Van Drvar naar Kulen Vakuf, 47 km |
|
|
|
We vertrekken
weer vroeg uit Drvar en beginnen met een klim van 250
m. De zon tegemoet, terwijl boven het dal van de Unac
nog een wolkendek hangt. |
|
|
Wolken
boven het dal van de Unac |
Dan volgt een mooie afdaling
naar het dal van de Una, dat 400 m lager ligt. |
|
|
Uitzicht
op het dal van de Una bij Martin Brod |
Beneden
in Martin Brod treffen we een spektakel van stromend
en vallend water, oververzadigd met kalk uit de karstbodem.
Overal waar dit water terecht komt, kunnen kalkdeeltjes
neerslaan die zich op kunnen hopen tot kalktuf (niet
te verwarren met tufsteen, dat een vulkanische oorsprong
heeft). Hier is kalktuf uitgegroeid tot natuurlijke
dammen, die het rivierwater opstuwen. |
|
|
Watervallen
en stroomversnellingen bij Martin Brod |
|
|
We drinken
appelsap van een lokale fruitkweker op een terras bij
een watermolen, waar ook een oervorm van de wasmachine
is te zien. Zo dicht bij het koele water hebben we geen
last van de hitte. |
|
|
Waterkrachtwasmachine
bij Martin Brod |
Om drie
uur zijn we in Kulen Vakuf. Daar vinden we een overdekt
terras, net op tijd voor de stortbui die we aan zien
komen. |
|
|
Naderende
stortbui in Kulen Vakuf |
Vier minuten later
heeft het noodweer onze plek bereikt. |
|
|
Vier
minuten later |
Voor het
eerst op onze tocht zien we hier ook een Bed & Bike
bordje. Wij fietsen echter door naar de camping, want
de regen duurde maar kort en het klaart al op. |
|
|
Bed
& Bike in Kulen Vakuf |
Het gras
is nog drijfnat van de regen. We zetten snel de tent
op en gaan naar het eetcafé. |
|
|
Camping
in Kulen Vakuf |
Vanuit het eetcafé zien
we witte wieven boven de Una hangen. |
|
|
Una
bij Kulen Vakuf |
Hoog boven
de camping valt nog een laatste glimpje zon op het kasteel
van Ostrovica. |
|
|
Kasteel
van Ostrovica |
Donderdag 31 mei
2018. Van Kulen Vakuf naar Orašac, 20 km |
|
|
|
Het is
fris en nevelig wanneer we vertrekken. Na een paar kilometer
zien we het dorpje Klisa oplichten in de zon. |
|
|
Gezicht
op Klisa |
Hoog
boven Orašac
torent de ruïne van een middeleeuwse burcht uit.
Deze werd later door de Turken versterkt en uitgebreid
met een omwalling, waarbinnen ook een moskee gebouwd
werd. Eeuwenlang lag hier de grens tussen het Habsburgse
en Ottomaanse rijk. Aan de westzijde van deze grens,
in de
Kroatische Krajina,
stimuleerden de Habsburgers immigratie van christelijke,
anti-Turkse Serviërs uit het Ottomaanse Rijk. Aan
de oostzijde, in de Bosnische
Krajina, moedigde de Turkse sultan de vestiging
van moslims en de bekering van christenen aan. |
|
|
Ruïne
van Orašac |
We volgen
een verlaten grindweg langs de Una. Deze weg eindigt
bij een grote waterval. Daar willen we koffie drinken,
maar 4 km eerder ziet Corrie al een terras bij een pension
annex camping. We gaan er zitten en even later drinken
we koffie met de eigenaar van het pension.
"Gisteren had ik hier nog gasten",
vertelt hij. "Zij bleven hier ook eten. Ik
heb toen een visschotel voor ze gemaakt."
Corrie vraagt of de camping al open is.
"Jazeker. Hiernaast kunnen wat tenten en campers
tussen de fruitbomen staan."
"Soms zoeken we overnachtingsplekken op het
internet", vervolgt Corrie. "Maar
niet alles is online te vinden."
"Ons pension ook niet, want we zien het liefst
gasten die via via van ons hebben gehoord, of hier bij
toeval langskomen, zoals jullie. Met booking.com krijg
je veel meer Arabieren en ander raar volk in huis. Wij
hebben liever gasten uit Noord-Europa, want dat zijn
tenminste betrouwbare mensen. We hebben ook wel eens
Arabieren over de vloer gehad, maar ik zit er niet op
te wachten. Ze zijn onbeleefd, maken een hoop rotzooi
en doen hier alles wat in hun eigen land verboden is.
Dat wil zeggen, de mannen. Hun vrouwen mogen
niks. Waar fietsen jullie nu naartoe?"
"Vandaag naar Bihac en morgen naar Plitvice."
De man grijnst en schud zijn hoofd. "Plitvice?
Waarom wil iedereen daar toch heen? Het is er duur en
druk geworden door al die Chinezen. Echt een gekkenhuis
daar. Gaan jullie eerst nog naar de watervallen aan
het eind van deze weg"
"Jazeker, en na die watervallen willen we door
het bos omhoog fietsen, zodat we de grote weg kunnen
omzeilen."
De man schudt opnieuw zijn hoofd. "Daar kun
je niet fietsen. De weg door dat bos is nog slechter
dan die langs ons huis en gaat steil omhoog."
"We zullen het wel zien. Als het niks is, rijden
we wel een stukje om."
We fietsen
het laatste stukje naar de watervallen en zetten de
fietsen daar aan een picknickbank vast. Te voet lopen
we verder over trappen en vlonders langs de oever van
de Una. De grote waterval is indrukwekkend.
|
|
|
Strbacki
waterval |
Corrie
had in onze reisgids al gelezen dat je op de Una fantastisch
kunt raften. Ze leek ook wel zin te hebben om het eens
met mij te proberen, op een stuk van de rivier dat geschikt
is voor beginners. Zelf ben ik bepaald geen waterrat.
Met zwemmen heb ik vroeger alleen het meest simpele
diploma gehaald, omdat ik het verschrikkelijk vond om
onder water te zwemmen. Ook heb ik geen talent voor
zo'n beetje alles waarbij je snel moet kunnen reageren
in chaotische en gevaarlijke situaties. Daarom heb ik
ook nooit leren skieën, terwijl ik wel graag ga
langlaufen (zoals hier
en hier).
Hier is het al spannend om te zien hoe geoefende rafters
te werk gaan. Eerst gaan ze met een rubberboot de rivier
op tussen de grote en de kleine waterval. |
|
|
Rafters
starten tussen de grote en de kleine waterval
|
Dan glijden ze met de boot van
de kleine waterval. De gele boot die wij vanaf verschillende
standpunten met onze camera's volgen, doet dat best goed. |
|
|
Rafters
glijden van de kleine waterval
|
De volgende
ploeg moet vechten tegen het kolkende water, maar houdt
de boot nog onder controle. Verder stroomafwaarts raken
ze wel een peddel kwijt. |
|
|
Gevecht
met het kolkende water |
Daarna zien we er eentje kapseizen.
|
|
|
Kapseizende
boot |
In de chaos die dan volgt, moet
iedereen uit het water zien te komen. |
|
|
Chaos
na de crash |
Corrie heeft
het nu maar niet meer over een rafting-lite-tripje voor
senioren met watervrees, als er al zoiets bestaat. We
lopen terug naar de fietsen om te gaan lunchen. Zodra
we wat verder van het koele water verwijderd zijn, is
het gelijk bloedheet. Veel animo om nu nog over een
slecht bospad bergopwaarts te fietsen, hebben we niet
meer.
"We
kunnen ook hier blijven en straks de tent opzetten bij
die aardige mensen waar we vanochtend koffie hebben
gedronken", stelt Corrie voor. Dat lijkt me
geen slecht idee. Gewoon een dagje lanterfanten bij
een wilde rivier. De enige keer dat we een rustdag hadden,
is alweer 16 dagen terug in het Kosovaarse Jakovë.
We lopen naar het café bij de parkeerplaats en
nemen nog een paar koppen Bosnische koffie. Met de reisgids
en een verse krant op de iPad komen we de hete uren
weer goed door. |
|
|
Bosnische
koffie |
Aan het eind van de middag fietsen we terug naar
onze eerste koffiestop, waar we hartelijk worden ontvangen.
Stiekem hopen we dat onze gastheer nog wat eten in
voorraad heeft en - net als gisteren - ook voor zijn
gasten wil koken. We worden echter niet uitgenodigd
en gaan het liever ook niet vragen. Later komen zijn
broer en schoonzus langs en die blijven ook eten.
We snappen dat zij niet op ons zitten te wachten.
Geen probleem, want we hebben nog noodrantsoen bij
ons, dat we zeker niet mee terug naar huis willen
nemen: de laatste gedroogde maaltijd uit het Leidse
filiaal van een bekende outdoorwinkel. Even water
koken, in het pak gooien en na tien minuten ligt er
een warme maaltijd op onze borden te dampen.
Dan zetten we de tent op het versgemaaide gras tussen
de fruitbomen. Deze kampeerplek doet niet onder voor
een NTKC-terrein of een Deense overnatning-i-det-fri-tuin.
|
|
|
Kamperen
tussen de fruitbomen |
Vrijdag 1 juni 2018.
Van Orašac naar Bihać, 45 km |
|
|
|
Helaas moeten we het dal van de Una nu verlaten omdat
er in de kloof bij de watervallen geen ruimte voor
een weg is. Het plan om daar door de bossen te fietsen,
hebben we definitief geschrapt. Voordat het heet wordt,
willen we de eerste klim van 400 m achter de rug hebben.
Dus nemen we de asfaltweg, al betekent dat wel dat
we later wat langer een grote weg moeten volgen.
Halverwege de klim zetten we koffie bij een tappunt
met bankjes. Het moet goed water zijn, want een automobilist
vult er een tiental grote jerrycans mee. Hij is eigenaar
van een pension en laat er geen twijfel over bestaan
dat hij de kwaliteit van dit bronwater veel beter
vindt dan wat er bij hem uit de kraan komt. We hebben
het vaker gezien, auto's die stoppen bij een bron
of een kraantje langs de weg.
|
|
|
Pauzeren
bij een bron |
Naast deze
bron ligt een islamitische oorlogsbegraafplaats. Hier
liggen mannen die zijn omgekomen in 1992, toen het beleg
van Bihać begon. Drie jaar lang bleef
Bihac een enclave, die werd omsingeld door Servische
troepen. Tot 1995, toen het Kroatische leger de Serviërs
uit Kroatië en het westen van Bosnië verdreef. |
|
|
Islamitische
oorlogsgraven |
Na
het klimmen bereiken we de grote weg naar Bihać,
die aan het eind van de ochtend niet heel erg druk blijkt
te zijn. Bovendien fietsen we nu 11 km lang steeds sneller
naar beneden. Met snelheden tussen de 40 en 60 km/uur
vliegen we over het hete asfalt. Dan zijn we weer terug
bij de Una, die nu door een breed dal stroomt. Daar
fietsen we verder over een rustige weg op de andere
oever. Zodra we in de volle zon slechts 20 m moeten
klimmen, voel ik mijn ingebouwde hitte-alarm al afgaan.
Het is nog maar 12 uur wanneer we voor de poort van
een schaduwrijke camping staan, maar we beseffen dat
het hier de komende uren een stuk aangenamer zal zijn
dan in Bihać.
We zetten de tent op, gooien de wasmachine vol en wringen
de gewassen kleren goed uit. Dan span ik een lijn tussen
een paar bomen, hang de was op en blijf minstens een
half uur op het koele gras liggen. |
|
|
Voor
pampus op de camping |
Later
gaan we naar de oever van de Una om de bui te zien vallen
die we al de hele middag verwachten. Hier blijft het
echter bij een paar spetters, terwijl 5 km verder de
hel losbreekt. We gaan wat eten, zodat we later nog
tijd hebben om een rondje te fietsen. De camping hebben
we nu wel gezien. |
|
|
Dreigende
lucht boven de Una |
's Avonds
fietsen we heen en weer naar Bihać, waar we aanschuiven
op een van de terrassen waar stadsbewoners deze zwoele
avond doorbrengen met ijskoffie en lokale brouwsels
van de Bihaćka
pivovara. Hoewel de meeste mensen hier Bosniakken
zullen zijn, krijg ik niet de indruk dat men zich nu
veel aantrekt van de ramadan. Dan zien we enkele vrouwen
met zwarte hoofddoeken, hijabs en nikabs voorbijlopen
in gezelschap van hun niet bijzonder opvallende mannen
en jonge kinderen. Iedereen kijkt nu even op, sommigen
met een verbaasde of afkeurende blik. Ik vermoed dat
dit zo'n groep Arabische toeristen is, waar onze gastheer
van gisteren het bij de koffie al over had (zie dit
artikel). |
|
Zaterdag 2 juni 2018. Van Bihać naar
Plitvice, 51 km |
|
|
|
Vandaag
willen we Plitvice bereiken. Dat is niet ver, maar wel
een stuk omhoog. Rond half acht verlaten we de camping
onder een strakblauwe hemel. Hoog boven ons zien we
het pas gerestaureerde fort van Sokolac, dat samen met
een minaret de oude grens van het Ottomaanse Rijk markeert.
|
|
|
Fort
van Sokolac |
Bihać
hebben we gisteravond al even gezien, dus daar fietsen
we nu snel doorheen. Voor de koffie willen we eerst
een stuk geklommen hebben.
We rijden nu recht op de bergen af en zien in de verte
iets dat op oude graven lijkt, of een Keltische stenen
cirkel. Ik maak er een foto van en kom, zoals wel vaker,
pas veel later achter de betekenis. Het zijn ' spomenika',
monumenten uit de tijd van Tito, waar voormalig Joegoslavië
mee bezaaid is. Op deze interactieve
kaart zijn ook deze stenen te vinden. Ze
zijn hier in 1981 neergezet ter nagedachtenis van duizenden
Serviërs, Joden en Roma uit Bihać, die in
1941 op deze heuvel van Garavice
werden vermoord. In opdracht van het fascistische Kroatië,
een door Hitler en Mussolini gecreëerde marionettenstaat
(zie hier).
Ik lees verder dat deze spomenik tijdens het beleg van
Bihać (1992-1995) door beschietingen, en later
door vandalisme, zwaar beschadigd is: 'today, the
spomenik complex lays in ruin, largely vandalized, marginalized
and forgotten. While some modest remembrance ceremonies
are still held here occasionally, the site sits mostly
un-utilized, playing host mostly to the grazing sheep
who flock across the hillsides.' Er zijn plannen
om dit complex te restaureren, maar je zou ook kunnen
stellen dat in dit land een monument de waan van de
dag pas is ontstegen, wanneer het een ruïne is
geworden. Elke generatie herschrijft hier de geschiedenis
en zet nieuwe monumenten neer, waar de volgende generatie
weer schapen tegenaan kan laten plassen. Om verder te
kunnen met elkaar, zonder te bezwijken aan een overdosis
historische trauma's. |
|
|
Heuvel
van Garavice |
Een
half uur later treffen we naast een moskee nog meer
vergane glorie aan. Mooie verweerde grafstenen, zoals
we die al eerder hebben gezien, maar nu met met nog
goed zichtbare kleuren en teksten. |
|
|
Oude
graven |
In het
laatste dorp voor de Kroatische grens kopen we koffie
van onze laatste bammen (BAM staat voor Bosnische
inwisselbare mark, die buiten Bosnië alleen
waarde heeft voor verzamelaars van monopoliegeld). Op
het terras krijgen we bezoek van een prachtige vlinder,
die geduldig een fotosessie uitzit. |
|
|
Vlinder
|
Vroeg in
de middag bereiken we Jezerce. Elk huis is hier een
pension, maar wij willen naar dat ene airbnb-adres waar
we in de tuin kunnen kamperen. Op de online kaart staat
echter niet de juiste plek aangegeven. Driemaal fietsen
we 1,5 km heen en weer in de dorpsstraat, zonder het
juiste huisnummer te vinden. Wanneer Corrie het aan
een dorpeling vraagt, weet die het ook niet. Uiteindelijk
komen we erachter dat we tussen twee huizen een zijweg
in moeten fietsen. Snel zetten we de tent op in een
mooie grote boomgaard, waar we twee nachten zullen bivakkeren.
Hier hebben we veel meer rust en ruimte dan op de officiële
camping van Plitvice, die 6 km van de ingang van het
nationale park ligt en ook nog eens 300 m lager. Nu
is de afstand slechts 4 km en hoeven we maar 30 m te
dalen en te klimmen. |
|
|
Onze
nieuwe kampeertuin |
Om drie uur fietsen we naar
het nationale park. We merken dat we hier op bijna
700 m hoogte zitten, want het is niet meer zo heet
en benauwd als het de afgelopen dagen rond deze tijd
was. We hebben nu tenminste weer zin om actief te
zijn.
We kopen toegangskaarten
voor twee dagen bij de hoofdingang, waar we eerder
het gevoel hebben dat we naar een pretpark gaan dan
naar een natuurgebied. Na een korte boottocht over
een langgerekt meer maken we een mooie wandeling over
paden en vlonders. Voor het eerst sinds Mostar lopen
we weer tussen de toeristen. Dat is even wennen, maar
gelukkig wordt het tegen de avond rustiger. En de
wandeling is zeker de moeite waard. Morgen willen
we een groter stuk gaan lopen.
|
|
|
In
het noorden van het Nationaal Park Plitvice
|
|
|
Zondag 3 juni 2018.
Wandelen in Nationaal Park Meren van Plitvice. |
|
We
fietsen weer naar de ingang van het park en lopen naar
het pontje dat naar het begin van de langste wandelroute
vaart. We hebben waarschijnlijk pech dat we hier precies
in het weekend zijn, want er staat een lange rij toeristen
op de steiger. Al zijn de vele Chinezen hier vast geen
weekendgasten. |
|
|
In
het noorden van het Nationaal Park Plitvice
|
Net als
enkele dagen terug in Martin Brod, gutst ook hier water
over natuurlijke dammen van kalktuf (zie hier
voor een beschrijving van dit proces). |
|
|
Water
gutst over rotsen van kalktuf
|
|
|
Het waterballet
is hier nog wat grootser en spectaculairder dan in Martin
Brod, en goed te bekijken vanaf vlonders en knuppelpaden,
die ook zonder goede wandelschoenen te belopen zijn.
Helaas is het hier ook veel drukker. Net als de Baai
van Kotor, de binnenstad van Dubrovnik en de wijk rond
de Stari Most in Mostar, staan de Meren van Plitvice
op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Een zekere mate
van drukte hoort natuurlijk bij een stad, maar in een
natuurgebied zou je niet het gevoel moeten krijgen dat
je in de Efteling bent beland. |
|
|
Het
is hier wel een beetje druk
|
Gelukkig
zijn de toeristen hier niet gelijkmatig verspreid, maar
zijn ze, net als wij, eerst met een pontje overgezet.
Wanneer we even wachten tot de mensen die met ons pontje
zijn gearriveerd, ons allemaal gepasseerd zijn, duurt
het wel tien minuten voordat de eerste passagiers van
het volgende pontje hier zijn. Die pontjes hebben hetzelfde
effect als stoplichten: een vloedgolf aan passanten
bij groen licht en een tijdje rust bij rood licht. Zolang
het ons lukt om tussen twee menselijke vloedgolven te
blijven, kunnen we redelijk ontspannen genieten van
de natte groene jungle om ons heen. |
|
|
Natte groen
jungle |
|
|
Onder water
is goed te zien hoe dood materiaal dat al een tijdje
in het kalkrijke water ligt, wordt omhuld met een laagje
kalktuf. Na zeer lange tijd kan die laag zo dik worden,
dat deze het wateroppervlak bereikt. Wanneer er genoeg
dingen in het water terecht komen, zoals bomen, takken
en selfie sticks, kunnen deze in de verre toekomst uitgroeien
tot barrières van kalktuf die het water op kunnen
stuwen. |
|
|
Natte
groen jungle |
Wanneer
we weer terug zijn bij de tent, overleggen we hoe we
naar Zagreb zullen fietsen. Via een rechtstreekse route
door Kroatië kunnen we er al in twee à drie
dagen zijn. Corrie heeft in de reisgids iets gelezen
over een moerassig gebied met veel houten huizen, waar
het wemelt van de ooievaars en waar nog een ouderwetse
Midden-Europese sfeer hangt.
"Dat is ten oosten van Zagreb", zeg
ik. "Langs de oevers van de Sava. Helaas ligt
dat niet op de route, tenzij we een omweg via Bosnië
maken."
"Ik zou best nog meer van Bosnië willen
zien. De sfeer die je daar had, mis ik een beetje in
Kroatië. Het was daar ook minder druk",
vindt Corrie.
Het roer is om. Ik begrijp wat Corrie bedoelt. Ook ik
ben een beetje bang dat het binnenland van Kroatië
veel op Oostenrijk of Tsjechië gaat lijken, zonder
die bijzondere Balkansfeer die we de afgelopen weken
hebben geproefd. Na het eten maak ik een nieuwe gps-track
naar Bosanska Krupa in Bosnië. Daarvandaan kunnen
we een heel stuk stroomafwaarts langs de Una fietsen,
die in de Sava uitkomt.
|
|
Maandag 4 juni 2018.
Van Jezerce naar Bosanska Krupa, 68 km |
|
|
|
Iets na
half acht fietsen we weg, heuvelafwaarts naar de grens.
Dan volgen we de nieuwe route over Bosnische binnenwegen
langs een lappendeken van veldjes, bosjes, fruitbomen
en hooibergen. |
|
|
Bosnische
binnenweg |
's Middags
is de Bosnische hitte ook weer terug. We vinden een
perfecte picknickplek in de beeldentuin van het kasteel
van Ostrozac. |
|
|
Kasteeltuin
met beelden in Ostrozac |
Het
kost Corrie weinig moeite om te integreren met de kunstwerken
om haar heen. |
|
|
Siëstatijd
|
|
|
|
|
Ondertussen
maak ik een wandeling door de koele verlaten gangen van
het kasteel. |
|
|
Gang
in het kasteel van Ostrozac
|
We passeren
een gloednieuwe moskee, die een beetje eenzaam tussen
de velden staat. Ik vraag me af of er er geen ouder,
authentieker exemplaar in de buurt was, dat gerestaureerd
had kunnen worden. Of zien islamitische geldschieters
liever dat er grote glimmende moskeeën worden gebouwd
op plekken waar ze opvallen? Ik moet hier even denken
aan de
refodomes, die de laatste
tijd in de Nederlndse bijbelgordel worden gebouwd. |
|
|
Nieuwe
moskee tussen de velden
|
Dan dalen
we steil af naar het dal van de Una. In de diepte zien
we Bosanska Krupa liggen. De bergen aan de overkant
verdwijnen in een snel groeiende donderwolk. |
|
|
Uitzicht
op Bosanska Krupa |
Net op
tijd vinden we een tot café verbouwde vissershut
op palen aan de Una. Vanaf het overdekte terras horen
en zien we de bui losbarsten. De barman raadt ons aan
om onze fietsen hier ook veilig en droog neer te zetten. |
|
|
Overdekt
terras aan de Una |
We bestellen nog maar een paar
koppen thee. Ondertussen leg ik het natuurgeweld vast. |
|
|
Plensbui
aan de Una |
|
|
Na de bui
gaan we op zoek naar een winkel in Bosanska Krupa, een
echte Bosnische stad met een gammele houten loopbrug,
een rivierpromenade en een oud fort op een rots. |
|
|
Oude
brug in Bosanska Krupa |
Drie torens
op een rij vertegenwoordigen de meest voorkomende religies
in dit land, al wonen er niet veel orthodoxen en katholieken
meer in deze stad. Duizenden Serviërs, honderden
Kroaten en bijna de helft van de Bosniakken die hier
vroeger woonden, zijn uit Bosanska
Krupa vertrokken. |
|
|
Drie
geloven op een rij |
Ook karakteristiek
voor deze streek zijn de vissershutten op palen. |
|
|
Vissershut
aan de Una |
's Avonds
eten we op het balkon van onze hotelkamer, met een uitzicht
waar geen terras aan kan tippen. |
|
|
Avond
in Bosanska Krupa |
Dinsdag 5 juni 2018.
Van Bosanska Krupa naar Hrvatska Kostajnica, 64 km |
|
|
|
We ontbijten
weer prinsheerlijk op ons balkon. Wanneer we de fietsen
uit de berging komen halen, vraagt de beheerder van
het hotel ons nog of we echt geen ontbijt willen. Dat
wimpelen we beleefd af, want we hadden allang gezien
dat de ontbijtruimte in dit hotel weer zo'n zaaltje
met migrainemuziek is, waar het stinkt naar spek, gebakken
eieren en sigaretten. |
|
|
Eten
op ons balkon in Bosanska Krupa
|
We fietsen
door de vallei van de Una naar het noordoosten. We volgen
steeds een weg op de stille oever van de rivier, tot
vlak voor de Kroatische grens. We willen onderzoeken
of fietsers daar de grens over kunnen, maar een man
die ons vanuit zijn tuin de weg op ziet fietsen die
waarschijnlijk bij de grens is versperd, schreeuwt dermate
luid naar ons, dat we hem niet kunnen negeren. Wanneer
we omkijken, gebaart hij dat we hier een brug over moeten
om op de andere oever verder te fietsen.
Dat betekent dat we voorlopig nog op de Bosnische oever
blijven, want de grens blijft vanaf hier de Una en de
Sava volgen. Gelukkig is er ook hier vaak wel een stille
weg te vinden, die parallel loopt aan de niet idioot
drukke, maar toch niet zo fijne hoofdweg.
De Una verandert
nu van een bergrivier met stroomversnellingen in een
breed en traag stromend water met steeds meer stranden
en ooibossen. |
|
|
De
Una wordt breder en trager
|
De beloofde
ooievaars zien we hier nog niet, wel een buizerd die
bovenop een hooimijt de omgeving afspeurt. |
|
|
Buizerd
op hooimijt |
In Bosanska
Kostajnica nemen we dan toch afscheid van Bosnië.
De grens ligt hier niet midden in de Una, maar loopt
door de uiterwaarden aan de Bosnische kant. Tussen de
grens en de rivier ligt een oud fort, waarin eeuwenlang
de grens van het Habsburgse Rijk werd bewaakt, al hebben
deTurken het ook nog ruim een eeuw in handen gehad. |
|
|
Oud
fort in Hrvatska Kostajnica
|
Woensdag 6 juni
2018. Van Bosanska Krupa naar Sisak, 71 km |
|
|
|
Het deel
van Kroatië waar we nu fietsen, is een oase van
rust. Heel anders dan rond Dubrovnik en Plitvice. Zelfs
een slak heeft hier een een redelijke kans om ongeschonden
de overkant van de weg te bereiken. |
|
|
Overstekende
slak |
Na een
uur fietsen wordt het terrein helemaal vlak. We zijn
nu in de brede vlakte waar de Sava doorheen stroomt.
Af en toe passeren we een prachtig oud houten huis.
Vaak zijn deze huizen tot schuur gedagradeerd en staat
er een nieuw huis van saaie prefabstenen naast. |
|
|
Houten
huis |
In Bobovac
staan ook oudere huizen van steen, waarvan het pleisterwerk
vol kogelgaten zit. |
|
|
Huis
met kogelgaten in Bobovac |
Volgens
de OpenFietsMap zou er in Bobovac een pont over de Sava
moeten zijn. Op de plek waar die ooit vandaan moet hebben
gevaren, zien we echter niets dat in de verste verte
op een veerboot lijkt.
We hopen dat
er in het volgende dorp nog wel een pont vaart. We fietsen
verder over de stille rivierdijk met mooie doorkijkjes
door de ooibossen. Hier zijn voor goede speurders vast
wel beverburchten te vinden. |
|
|
Ooibos
langs de Sava |
In Selišce
Sunjsko bestaat de veerdienst nog wel. Een oude kabelpont
vaart hier heen en weer tussen de beide oevers. |
|
|
Kabelpont
over de Sava |
Aan
de overkant is het toeristischer en zijn veel houten
huizen gerestaureerd. Het dorp Čigoć is de
ooievaarshoofdstad van Kroatië. Hier is ook een
camping. Als we nog een serieuze klim voor de boeg zouden
hebben, hadden we hier vanwege de hitte vast en zeker
onze tent opgezet. Op de vlakke rivierdijk hoeven we
ons echter niet zo in te spannen. Ook creëren we
door te fietsen nog wat verkoelende rijwind. Dus fietsen
we nu verder, al slaan we de koffie en taart op het
schaduwrijke terras van de camping niet af.
We zien nu
ook overal ooievaarsnesten. Zou het toeval zijn dat
dit dorp Čigoć heet en het Franse woord voor
ooievaar cigogne is? |
|
|
Ooievaarsnesten
in Čigoć |
|
|
Op de dijk hebben we mooie vergezichten over de uiterwaarden
van de Sava. Koeien hebben het grazen gestaakt en zoeken
nu verkoeling in het water, als op een schilderij
van Albert Cuyp. |
|
|
Pootje
badende koeien |
In Sisak
zoeken we een hotel, bij gebrek aan een camping. Tot
mijn schrik komen we er bij het inchecken achter dat
ik mijn ID-kaart niet meer bij me heb. Deze kaart blijkt
nog onder de klep van de scanner in het vorige hotel
te liggen. Gelukkig heb ik voor deze reis ook nog een
paspoort bij me. Mijn ID-kaart wordt opgestuurd en enkele
weken later per snailmail bij ons thuis bezorgd. |
|
Donderdag 7 juni
2018. Van Sisak naar Zagreb, 71 km |
|
|
|
We zetten
de tocht langs de Sava voort en fietsen door een niet
heel spectaculair, maar wel heerlijk relaxed huisje-kerkje-ooievaartje-landschap. |
|
|
Huisje,
kerkje, ooievaartje |
Om tien
uur hebben we al 30 km afgelegd. In het mandenmakersdorpje
Veleevec vinden we een bakker naast een café,
de klassieke succesformule voor een geslaagde koffiestop.
Langs de weg staat hier ook een grote mand met echte
bloemen. Dat is bijzonder, want de afgelopen weken zagen
we alleen maar boeketten en kransen van nepbloemen. |
|
|
Grote
mand met bloemen in Veleevec |
Om twaalf
uur hebben we er 55 km opzitten en is het nog maar een
uur fietsen naar Zagreb. Dat stellen we nog even uit,
want het is al veel te heet om door een grote drukke
stad te fietsen. Liever liggen we nog een tijdje voor
pampus in de schaduw van een grote boom in de tuin van
een kerk, op loopafstand van een winkel met gekoelde
dranken.
Om vier uur
bereiken we een appartement met binnenplaatsje voor
de fietsen, vlakbij het hoofdstation van Zagreb.
Tegen de avond wandelen we door de stad en vinden we
zowaar een veganistisch restaurant met een terras op
een binnenplaats. De menukaart is een welkome afwisseling
op de gebruikelijke Balkan gerechten, waar we meestal
de keuze hadden tussen heel veel vlees, kebab, karper
of - als het meezat - forel en Griekse salade. Wel zien
we hier weer een tafeltje waar stevig wordt gepaft.
Tabak is een plant, dus is roken niet in strijd met
veganisme. En zeker niet op de Balkan. |
|
Vrijdag 8 juni 2018.
Dagje Zagreb |
|
De laatste
dag blijven de fietsen binnen en maken we een voettocht
langs terrassen, schaduwrijke parken, aangenaam koele
kerken en musea. |
|
|
Sint
Marcuskerk in de bovenstad van Zagreb |
De terugreis: per trein
van Zagreb naar Leiden |
|
Zaterdag 9 juni
2018. Dagtrein van Zagreb naar Wenen en nachttrein van
Wenen naar Düsseldorf. |
|
's Ochtends
vroeg stappen we in de eurocity van Zagreb naar Wenen,
waarin we gereserveerde fietsplekken hebben. |
|
|
Hoofdstation
van Zagreb |
Vroeg in
de middag bereiken we Wenen. Dichtbij het station vinden
een park met waterpartijen en een siëstaweide met
wat bomen, waar we de hete uren doorbrengen. Daar is
ook een terras, waar we voor het eerst in zes weken
asperges op het menu zien staan. Zo wordt de laatste
avond van deze reis het spiegelbeeld van de eerste,
toen we in Keulen op een vergelijkbare plek met dampende
asperges en koele riesling op de nachttrein zaten te
wachten. |
|
|
|