Fietsen tijdens de lockdown
 

We hadden een prachtige fietstocht door het noorden van Spanje voorbereid. Heen en terug zonder te vliegen. Op 24 april 2020 zouden we naar Hoek van Holland zijn gefietst om de nachtboot naar Harwich te nemen. De volgende ochtend per trein verder naar Londen Liverpool Station, gevolgd door een fietstocht met koffiepauze naar Paddington Station, waar we een trein naar Plymouth zouden nemen. Zoiets hadden we al vaker gedaan, maar de rest van de reis was nieuw voor ons. Na een nacht op een camping bij Plymouth zouden we met de veerboot naar Santander varen.
Drie weken later zouden we terugreizen met de trein: van Hendaye via Parijs naar Amiens en een dag later van Amiens terug naar huis.
Alle benodigde tickets hadden we al ontvangen, toen de coronacrisis uitbrak. Spanje ging op slot en al gauw waren ook Engeland en Frankrijk geen landen meer waar je op vakantie zou willen gaan.

In Nederland kregen we een 'intelligente' lockdown, waarvan de maatregelen per veiligheidsregio verschilden. Brabant en Limburg kleurden rood op de dagelijks bijgewerkte coronakaarten. In Zeeland en enkele andere regio's gingen alle hotels, pensions en appartementen dicht voor vakantiegangers. Elders waren sommige campings nog open voor campers en caravans met een eigen toilet, maar niet voor fietsers met een tent.
Van de drie vakantieweken die Corrie had opgenomen, mocht ze er maar één voor een later tijdstip bewaren. Twee weken thuiszitten in de mooiste tijd van het jaar was voor ons echter geen optie. Bovendien was de kans om in de stadsdrukte rondom ons huis het coronavirus tegen te komen, groter dan op de fiets in een landelijke omgeving. Dus maakten we kort van tevoren een plan B: een fietstocht door Nederland via vakantiehuisjes en appartementen die we nog wel konden boeken. Zo konden we toch een mooie tocht maken in het noorden en midden van het land.

 
Zaterdag 2 mei 2020; fietsen van Amsterdam naar Bergen aan Zee; 65 km
 
 
Eerst rijden we even de stad in om een opvouwbare koffiefilterhouder en een nieuw gastankje te kopen, zodat we onderweg altijd koffie kunnen zetten. Alle café's en restaurants zijn immers dicht en ook 'coffee to go' bleek de laatste weken een schaars goed te zijn. Daarna fietsen we over beschutte fietspaden door de Brettenzone, een groene rafelrand bovenop het 'zand van Joop', dat hier een halve eeuw geleden tijdens het wethouderschap van Joop den Uyl op de bodem van de Spieringhorner Binnenpolder werd gespoten.
Dan volgt het Houtrakbos tussen Halfweg en Ruigoord, waar de geest van wat ooit een vrijgevochten kunstenaarskolonie was, nog niet helemaal terug in de fles lijkt te zijn.
 
Kunstwerk in de Houtrak bij Halfweg
Er staat een stevige noordwestenwind, waar we in de polders tussen Assendelft en Heemskerk best wel last van hebben. Teer bladgroen, bermen vol fluitekruid en koolzaad, het gekwetter van vogels en het ontbreken van het hier gebruikelijke vliegtuiglawaai zorgen verder voor het ultieme lentegevoel. Als tiener heb ik hier veel gefietst (zie hier), maar zelden was de genietfactor zo hoog als vandaag.
 
Volop lente in de polders bij Assendelft
In Heemskerk treffen we een gloednieuwe vinexburcht aan, waar in mijn tienertijd nog koeien graasden.
 
Vinexburcht in Heemskerk
In het verstedelijkte Heemskerk leggen we de saaiste kilometers van deze dag af, maar in de duinen keert de genietfactor weer terug. Hoe noordelijker we komen, des te ruiger het wordt.
 
In de duinen bij Bakkum

Tussen Wimmenum en Bergen aan Zee moeten we een colletje over: een hoogteverschil van 17 meter en een stijgingspercentage tot 6%. Als 13-jarige beklom ik deze bult voor het eerst tijdens een zelf uitgestippelde meerdaagse fietstocht: van IJmuiden naar mijn grootouders, die 85 km verderop woonden, in Hippolytushoef. Twee dagen later reed ik over een andere, iets kortere route weer terug. In mijn eentje, op een donkergroene kinderfiets met 24 inch wielen, zonder versnellingen, van het merk Stokvis, die ik op mijn 9e verjaardag had gekregen. Bijna een halve eeuw later is de Col du Wimmenum met een Rohloffnaaf goed te doen. Iets langer duurt de klim naar het Russenduin waarop Huize Glory is gebouwd: maar liefst 30 m boven zeeniveau met een helling van dik 5%.
In normale tijden zouden we in het Zeehuis (een van de natuurvriendenhuizen van het NIVON; er is ook een duinpan met plek voor enkele trekkerstentjes) onderaan dit duin hebben gebivakkeerd, maar dat is nu gesloten vanwege het gedeelde sanitair en de gemeenschappelijke keuken.
In Huize Glory hebben we een appartement op de zolder. Na de beklimming van het Russenduin zeulen we met onze fietstassen nog drie brandtrappen op. Dan installeren we ons op een zonovergoten balkon met uitzicht op zee. We zijn blij dat we hier drie nachten hebben geboekt.

 
Balkon en uitzicht in Huize Glory
Zondag 3 mei; wandelen vanuit Bergen aan Zee; 14 km
 
 

In 1916 werd begonnen met de bouw van Huize Glory op het Russenduin, in opdracht van August Janssen; een miljonair uit Baarn, die het als vakantiehuis wilde gaan gebruiken. De villa is gebouwd volgens de principes van de Amsterdamse School. Janssen heeft er weinig plezier aan kunnen beleven, want enkele weken na de voltooiing van het huis is hij overleden. Daarna was het huis onverkoopbaar omdat de voormalige grondeigenaren van het Russenduin hadden bedongen dat er geen bank, bordeel of sanatorium in gevestigd mocht worden. Bergen aan Zee moest van hen een chique badplaats blijven.
Pas tijdens
de crisisjaren mocht er aan de regels worden getornd. In 1930 werd het huis verkocht aan de stichting Bio-Vakantieoord. Na een grondige verbouwing werd het in gebruik genomen als vakantiekolonie waar arme stadskinderen aan konden sterken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de toren van het huis verhoogd door de Duitsers, om als radiostation en uitkijktoren in de Atlantikwall te kunnen gebruiken. Daarna werd het weer een vakantiekolonie tot omstreeks 1967, toen het aantal bleekneusjes te klein was geworden en de exploitatiekosten de pan uit gingen rijzen.
In 1970 nam de Unified Family - ook bekend als Verenigingskerk, die bestaat uit volgelingen van de Koreaan Sun Myong Moon - het huis over en doopte het om in Huize Glory. Ook deze organisatie kon de exploitatiekosten niet opbrengen. Daarom worden er nu kamers en appartementen verhuurd aan toeristen. (Zie hier en hier voor de hele geschiedenis vanuit verschillende invalshoeken.)

 
Huize Glory

Het Russenduin waar Huize Glory op gebouwd is, heeft zijn naam te danken aan een mislukte invasie in 1799. Nederland was toen als Bataafse Republiek een vazalstaat van Frankrijk, dat in oorlog was met Groot-Brittannië en Rusland. De Britse marine en het Russische leger hadden in de zomer van 1799 samen een landing uitgevoerd op het strand bij Groote Keeten (iets ten noorden van Callantsoog). De eerste grote veldslag werd op 19 september in Bergen door de Bataven en Fransen gewonnen (zie hier). Een tweede aanval, die op 2 oktober in de duinen ten westen van Bergen werd uitgevochten, werd door de Russen gewonnen. Vier dagen later werden ze echter verslagen bij Castricum.
Waarschijnlijk zijn er bij de slag op 2 oktober duizenden soldaten gesneuveld, ongeveer op de plek van het huidige Russenduin. Aan het eind van de 18e eeuw werden de duinen bij Bergen nog geprezen als de best onderhouden duinen in het noorden van Holland, maar in een rapport uit 1824 worden deze beschreven als een troosteloze woestenij waar berkenbossen onder het zand verdwijnen. Aangenomen wordt dat de gevechten in 1799 een verwoestende invloed hebben gehad op de duinvegetatie. Jaren na de veldslag werden er in de duinen nog lijken van gesneuvelde soldaten aangetroffen, maar er zullen er ook heel wat onder het zand van het Russenduin zijn verdwenen (zie hier).

Wij besluiten om hier een dag te gaan wandelen. Eerst enkele kilometers noordwaarts over het strand. In een poging de voortdurende kustafslag tegen te gaan (sinds de 17e eeuw is de kustlijn hier en verderop in Egmond aan Zee al zo'n 300 m landinwaarts geschoven; zie hier en hier), zijn hier paalschermen geplaatst.

 
Paalschermen
 
Na bijna 3 km bereiken we de Kerf, waar in 1997 een opening in de buitenste duinenrij werd gegraven zodat er bij stormvloed zeewater in een duinvallei kon stromen (zie deze video). Inmiddels is het gat weer grotendeels dicht gestoven. Nu zal de zee er alleen bij extreem hoog water, zoals in 1953, nog doorheen kunnen komen. Voorlopig tenminste, want door het afsmelten van de ijskappen op Groenland en in het Zuidpoolgebied zal het zeewater het hier uiteindelijk toch wel gaan winnen van het stuifzand (zie hier).
 
De Kerf
We lopen nog een stukje verder over het strand tot paal 30. Vanaf 1840 werden om de kilometer genummerde strandpalen langs de Hollandse kust geplaatst: nummer 1 in Huisduinen tot en met nummer 123½ bij de toenmalige 'Hoek van Holland' aan de monding van de Brielse Maas (de Nieuwe Waterweg moest toen nog gegraven worden). Tegenwoordig staan deze palen er om de 250 meter. Rijkswaterstaat gebruikte ze om metingen te verrichten toen er nog niet met gps-coördinaten werd gewerkt.
Omdat het strandpalenstelsel inmiddels achterhaald is, onderhoudt Rijkswaterstaat de palen niet meer. Bijna was besloten om alle palen langs de Nederlandse kust op te ruimen, maar vanwege de cultuurhistorische waarde en omdat het handig is om bij calamiteiten op het strand een herkenbaar paalnummer op te kunnen geven, heeft men de palen toch maar laten staan.
 
Strandpaal 30 is een kunststukje geworden
Strandlopertjes
Bij de strandopgang van Schoorl gaan we de duinen in. Even later lopen we door de uitgestrekte dennenbossen die hier in de 20e eeuw zijn aangelegd. Vooral in de crisjaren vanaf 1930 zijn er veel dennen aangeplant als werkverschaffing. Een van mijn opa's was zo'n arbeider die hier aan het werk werd gezet. Later zijn er ook loofbomen bijgekomen.
 
Bossen van Schoorl

Deze bosaanplant heeft het landschap hier grondig veranderd. De dennenaanplant maakte een einde aan ongewenste verstuivingen; precies wat de bedoeling was. Ook buiten het beboste gedeelte veranderde een open, dynamische wildernis van stuivende duinen in een door begroeiing gefixeerd duinlandschap. Natuurbeschermers gingen beseffen dat er zo helemaal geen jonge duinvalleien meer konden ontstaan.
Staatsbosbeheer wil nu weer wat herstellen van het vroegere duinlandschap met natte valleien en stuivende duinen. Om dat te bereiken, is er een plan gemaakt om de bossen die het dichtst bij zee liggen - slechts een klein deel van het totale bosareaal - te kappen. Het grondwater zal daar dan wat gaan stijgen en een deel van de duinen zal minder beschut worden tegen de gure, zilte zeewind.
Veel bewoners en bezoekers van dit gebied zijn echter gehecht geraakt aan de uitgestrekte bossen en zijn fel tegen de plannen van Staatsbosbeheer, wat blijkt uit de reacties die zijn achtergelaten op een boswachtersblog (zie hier en hier). Zoals: 'Ook voor mij als mens is dat naakte kale zand geen fijne plek om te vertoeven. Het ruwe landschap waar je bent overgeleverd aan de elementen kan ertoe leiden dat je als mens verhardt. Zou het door dat kale schrale landschap komen dat er zoveel oorlog is in de woestijn?' Boswachters zullen onder elkaar wel schik hebben om dit soort reacties, maar de omgang met recreanten wordt voor hen wel spitsroeden lopen.
Ook illustratief is een nieuwsitem van EenVandaag (zie hier). Daarin suggereert een voorzitter van de Duinstichting dat Staatsbosbeheer veel verder zou willen gaan dan de huidige plannen en zo'n beetje alle dennenbossen die hier in de 20e eeuw zijn geplant, weer weg zou willen halen. Daarna krijgt een provinciale bestuurder de kans om het natuurbeleid te verdedigen, maar dat doet ze niet erg overtuigend. Op de vraag welke planten en dieren terug zouden kunnen komen in een hersteld duinlandschap, moet ze het antwoord schuldig blijven. Geloofwaardiger komt het betoog van een oud-directeur van Staatsbosbeheer over, die er op wijst dat het verkopen van hout (o.a. voor omstreden biomassacentrales) elk jaar miljoenen euro's opbrengt en dat het kappen van bos dus ook een manier is om snel geld binnen te halen. Dat moest Staatsbosbeheer immers gaan doen tijdens het regime van Henk Bleker (zie hier; Bleker is ook bekend van zijn briefje aan Mauro (zie hier); tegenwoordig kan Henk het goed vinden met Thierry (zie hier).

De dennenbossen vormen overigens ook een risico voor de omwonenden. Sinds 2009 zijn hier enkele grote branden geweest, die zich zo ver uit konden breiden, dat delen van Schoorl en Bergen aan Zee geëvacueerd moesten worden (zie deze video). Californische toestanden, waarschijnlijk veroorzaakt door een pyromaan, al zijn natuurbranden hier geen zeldzaamheid. Het brandgevaar wordt groter met het heter en droger worden van onze zomers. En dennenbossen kunnen - meer dan loofbossen of open duingebied - branden als luciferhoutjes. Zouden deze dennenbossen onder de bewoners van Bergen en Schoorl dan nog net zo geliefd zijn als nu?

Een blik in het archief van de Topografische Dienst (zie Topotijdreis) is wel zo verhelderend. In 1900 was het duingebied hier nog arm aan bos. Opvallend zijn de hoge kale duinen ('blinkerts'), met daartussen vochtige valleien als Zwanenvlak en Ganzenveld. Het moet een schitterende woestenij zijn geweest, met wandelende duinen zoals in het Poolse Słowiński (zie hier). Voor de omwonenden was het vooral een bron van zandoverlast.

 
Situatie in 1900
Rond 1920 waren ten zuiden van Schoorl de eerste dennenbossen aangeplant. Ook is Bergen aan Zee nu op de kaart gezet, compleet met tramlijn.
 
Situatie in 1920
Zo'n 35 jaar later is de helft van de Schoorlse Duinen bebost. Ook is er een netwerk van wandel- en fietspaden gekomen.
 
Situatie in 1955
In 2005 is De Kerf op de kaart verschenen. Het bosareaal heeft nu zijn maximale omvang bereikt.
 
Situatie in 2005
Veertien jaar later is De Kerf dichtgestoven en is een klein gedeelte van het bos afgebrand - toevallig net een stuk bos dat anders gekapt zou zijn. Helaas is er ook een flink stuk heide verdwenen. In het noorden is het strand veel breder geworden als gevolg van zandsuppletie en de aanleg van een rij duinen voor de Hondsbossche Zeewering.
 
Situatie in 2019

Verder zuidwaarts gaan de Schoorse duinen over in het Noordhollands Duinreservaat. Hier zien we minder naaldbomen en meer loofhout, afgewisseld door open duin met plukjes hei. Heidevelden groeien alleen op kalkarm zand, dat in de duinen ten noorden van Bergen volop te vinden is. Ten zuiden van Bergen zijn de duinen juist rijk aan kalk, waardoor je daar geen heide aantreft, maar struiken die van kalkrijk zand houden, zoals duindoorn en meidoorn. Aan droog, zuiver duinzand kun je vaak goed zien of het veel kalk bevat: hoe minder kalk erin zit, des te witter is het zand.
Deze best wel abrupte overgang in de Noord-Hollandse duinen wordt de kalksprong of kalkgrens genoemd. Een verklaring hiervoor is de uiteenlopende herkomst van het duinzand. Ten noorden van Bergen is het zand afkomstig uit kwartsrijke en kalkarme afzettingen uit het pleistoceen, het tijdperk van de ijstijden. Dit zand is hier zowel door Noord-Duitse rivieren (zoals de Weser en de Elbe, die in de voorlaatste ijstijd westwaarts door het noorden van Nederland stroomden), door oprukkend landijs als door de wind vanuit het noordoosten van Europa naar de drooggevallen Noordzeebodem gebracht. Eeuwen later is een deel van dit pleistocene zand door zeestromingen naar de kust getransporteerd en door de wind verder opgestoven tot de noordelijke kustduinen.
Ten zuiden van Bergen is kalkrijker zand van jongere afzettingen uit rivieren als de Rijn, de Maas en de Schelde op de Noordzeebodem beland en vervolgens als bouwmateriaal voor de zuidelijke kustduinen gebruikt (zie hier). Ook schelpresten en de leeftijd van duinzand bepalen het kalkgehalte. Door eeuwenlange uitspoeling met regenwater lost kalk uiteindelijk op.

 
Plukjes heide in de duinen bij Bergen
Maandag 4 mei, eerste helft; fietsen vanuit Bergen aan Zee; 29 km
 
 

Corrie is er achter gekomen dat de jas die ze nu draagt, ongeschikt is om mee te fietsen. Ze had het jack ergens gekocht omdat ze het er leuk uit vond zien. Nu blijkt het een waterdicht zweetjack te zijn met nul komma nul ademend vermogen. Leuk om mee te flaneren in de stad, maar niet om het Russenduin mee te bedwingen. Gewoonlijk neemt ze op fietsvakanties kleren mee waarvan de bruikbaarheid buiten kijf staat. Dit jaar is alles anders. Blijkbaar heeft dat ook effect gehad op de ongeschreven regels voor het inpakken van vakantiekleren.
Corrie wil nu een nieuwe softshell aanschaffen, maar dan wel eentje die mooi genoeg is om ook na deze vakantie te blijven gebruiken. Een andere optie, even met de trein heen en weer naar huis om daar de oude vertrouwde softshell uit de kast te halen, is zo kansloos dat ik die niet eens hardop uit hoef te spreken. Oude argumenten, zoals 'zonde van de tijd', hebben nu gezelschap gekregen van nieuwe, zoals 'neem alleen de trein voor noodzakelijke reizen' en 'steun winkels die het door de lockdown extra moeilijk hebben'.
Dus fietsen we vandaag naar Alkmaar; eerst via het fietspad door de duinen naar Bergen, waar de brem uitbundig staat te bloeien.

 
Bloeiende brem

In Alkmaar is een heuse buitensportmodeboulevard met pal naast elkaar winkels van Decathlon, Bever en de ANWB. Ik wacht in de virusarme buitenlucht en geniet van de lentezon terwijl Corrie de winkels afstruint. De Decathlon heeft betaalbare jassen, maar niet eentje die zij mooi en goed genoeg vindt om na deze vakantie nog eens uit de kast te halen. De Bever heeft een beter maar ook veel duurder assortiment. Helaas niet in kleuren waar Corrie blij van wordt. Vervolgens zie ik haar de ANWB-winkel instappen. Ik verwacht nog een lange mars langs alle mogelijke softshelldealers in de wijde omgeving van Alkmaar. Gelukkig komt mijn worst case scenario niet uit. Even later keert ze terug met een leuke paarsblauwe softshell.
"Precies wat ik zocht", zegt ze. "Deze is minder dik dan de zalmkleurige softshell die thuis in de kast hangt, dus ook geschikt voor mooi lenteweer ."

We zijn weer vrij en fietsen via een andere route terug naar Bergen aan Zee. Bij Wimmenum bereiken we de duinrand en hebben we een weids uitzicht over de bollenvelden.

 
Bollenvelden bij Wimmenum
Bij 't Woud nemen we, net als twee dagen terug, het fietspad door de duinen naar Bergen aan Zee. Daar zien we een duinmeertje vol paarden, die de jonge rietscheuten in het water erg lekker lijken te vinden.
 
Paarden eten jonge rietscheuten in duinmeer
 

Direct na het paardenmeer volgt wederom de Col du Wimmenum. Boven wacht ons een schitterend uitzicht over kale duinen, een begroeide duinvallei en in de verte de zee. Hier geen dennenbossen zoals bij Schoorl. In het dorp Bergen was destijds veel verzet van kunstenaars tegen de aanplant van nog meer bomen in hun geliefde duinen. Na die protesten is men hier met de bebossing gestopt. Voor mij zijn deze ruige duinen tussen Egmond en Bergen de mooiste langs de Hollandse kust.

 
Kale duinen en weids uitzicht
 
Maandag 4 mei, tweede helft; wandelen vanuit Bergen aan Zee; 11 km
 
 
De dag is nog maar half voorbij en er valt hier nog veel te zien. We stallen de fietsen bij Huize Glory, eten snel een paar boterhammen en doen dan onze wandelschoenen aan. Even later lopen we weer door het Noordhollands Duinreservaat naar het Bergerbos.
 
Pad door de duinen bij Bergen

Vlakbij boerderij 'De Franschman' - waarvan de naam herinnert aan de Slag bij Bergen in 1799 - steken we de geasfalteerde Zeeweg over en lopen we door de duinen ten zuiden van deze weg terug naar de kust. Na enkele kilometers staan we even stil bij een beeldje dat herinnert aan Victor Westhoff, een van de bekendste Nederlandse veldbiologen uit de 20e eeuw. Hij was auteur van het driedelige werk 'Wilde Planten', dat ook bij mijn ouders op de boekenplank stond. Ook was hij jarenlang iemand met gezag, zeg maar gerust een mastodont, in de Nederlandse natuurbescherming.
Onder het beeldje hangt een bordje met de tekst:

Hij observeert
Hij beschrijft de natuur
In al haar verscheidenheid
Telkens weer
Hij volgt de natuur

In 1945 schreef Westhoff een rede voor een congres van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) over natuurbeheer in Nederland. De NJN pleitte voor 'oernatuur' en was altijd tegen menselijk ingrijpen in natuurgebieden geweest. Andere organisaties, zoals Natuurmonumenten, waren juist voorstanders van het exploiteren van natuurgebieden, niet in het minst omdat ze de opbrengsten van o.a. riet, hout en eieren nodig hadden. Beide visies leken onverenigbaar en hadden steeds weer tot conflicten tussen natuurbeschermers geleid. Die natuurbeschermers waren vaak grote ego's. In het NJN-kamp zaten bijvoorbeeld de latere schrijvers Willem Frederik Hermans en Jan Wolkers, voorzitter van de club was Wim Klinkenberg, de latere communist en voorzitter van de journalistenbond.
Westhoff haalde met zijn rede de angel uit het conflict. Hij maakte duidelijk dat de natuur in Nederland alleen kan overleven met behulp van de mens: beheren in plaats van behouden. Ongerepte natuur kwam in Nederland bijna niet meer voor. Heidevelden, rietlanden, blauwgraslanden en zandverstuivingen waren immers ontstaan als gevolg van menselijke activiteiten, maar op een natuurlijke manier, zonder dat mensen dat bewust zo gewild hadden. Westhoff noemde dit 'half natuurlijk'. Zonder beheer zouden al die half-natuurlijke gebieden uiteindelijk in bossen veranderen.
Voor aangeplante dennenbossen had hij een simpele oplossing: "Lucifer erbij en de vlam erin" (zie dit interview).
Westhoff kon ook eenzijdig en star zijn. Hij was een echte botanicus, maar had helemaal niks met dieren. In dit artikel vertelt zijn biograaf Frank Saris: "Dan stond hij met zijn studenten over een vegetatieplotje heen gebogen. Als de vogelaar in het gezelschap ook even om zich heen keek omdat er interessante beesten langskwamen, werd hij uitgefoeterd."
Als kleinzoon van een dominee had Westhoff ook veel belangstelling voor religie. In zijn jeugd werd hij boeddhist. Vandaar ook misschien wel zijn stelling dat 'het protestantisme een betere basis voor natuurbescherming is dan het katholicisme, dat meer belangstelling heeft voor de culinaire waarde van natuur'.

 
Beeldje ter herinnering aan Victor Westhoff
We lopen verder door prachtige half-natuurlijke kaalgegraasde en platgelopen duinen, terug naar onze zolderkamer met balkon op het Russenduin.
 
Kale duinen bij Bergen aan Zee
 
Dinsdag 5 mei, overdag; fietsen van Bergen aan Zee naar Stroe; 54 km
 
 
Vandaag zit ons verblijf in Huize Glory er op en fietsen we verder naar het Hoge Hollandse Noorden. Eerst weer een stuk door het Noordhollands Duinreservaat en de Schoorlse Duinen, die er ook vandaag schitterend bijliggen. Na enkele kilometers zien we dennenbossen bijna symbolisch plaats maken voor een oogverbindend wit loopduin.
Dan zien we een tegenligger - zo te zien een zeventiger - afstappen op een helling.
"Die is aan een e-bike toe", zeg ik.
"Hij hééft al een e-bike", constateert Corrie even later verbouwereerd. We vragen ons af hoe lang deze e-biker al onderweg is, als om 11 uur 's ochtends zijn accu al leeg blijkt te zijn.
 

Op weg in de Schoorlse Duinen

Van dichtbij wordt het loopduin steeds indrukwekkender. In 2010 is hier een deel van de begroeiing verwijderd en zijn wat stukjes dennenbos gekapt, waardoor een duin dat tot dan toe begroeid was, weer bloot kwam te liggen. Harde westenwind deed de rest. Sindsdien wandelt het duin elk jaar enkele meters landinwaarts. Inmiddels verdwijnt ook het fietspad regelmatig onder het stuifzand.
Op youtube zijn mooie luchtopnamen van dit gebied te zien.

 
Loopduin op pad
 
In Groet is het koffietijd. Bij een bakker halen we taartjes en coffee-to-go, achter de kerk vinden een perfect bankje: in de zon en beschut tegen de wind.
 
Koffietijd in Groet
Na de luwte van de Schoorlse bossen volgt kaal polderland. De stand van de wieken van de Groetermolen - zo'n rubuuste binnenkruier, die je bijna alleen in Noord-Holland ziet - bevestigt wat we al voelden: de wind komt vandaag uit het noordoosten, precies de kant die wij opgaan. Windkracht 5 à 6, dat wordt buffelen.
 

Groetermolen
Bij Burgervlotbrug steken we het Noord-Hollands Kanaal over via de vlotbrug waar dit gehucht zijn naam aan te danken heeft. De vlotbrug is een uitvinding van Jan Blanken, een waterbouwkundig ingenieur die de leiding had bij de aanleg van het Noord-Hollands Kanaal. Zo'n brug wordt geopend door het drijvende vlot, dat in het midden van de brug ligt, onder de op- of afrit te laten varen. In Nederland bestaan nog vijf van deze vlotbruggen, die allemaal aan dit kanaal liggen.
 
Burgervlotbrug
In Burgervlotbrug staat ook de Windcentrale waar wij al jaren een aandeel in hebben. Corrie pakt haar smartphone en opent de app hiervan, die laat zien dat onze turbine vandaag op volle toeren draait. De Kop van Noord-Holland is er een geschikte plek voor. Het waait hier meestal harder dan elders, het rechtlijnige polderlandschap wordt niet heel erg aangetast door hoge ranke bouwsels en huizen staan op flinke afstand van de turbines.
Later op de dag zien we dat er in de Wieringermeer nog een groot aantal windturbines gebouwd wordt om genoeg stroom te kunnen leveren aan datacentra van Microsoft en Google. Daarin moet de cloud voor Afrika en het Midden-Oosten gaan draaien (zie dit artikel en deze video). Dat komt neer op levering van windenergie met Nederlands belastinggeld aan Amerikaanse techreuzen, die daarmee data aan Verweggistan kunnen leveren. Terwijl we die windenergie hier zelf hard nodig hebben en het al moeilijk genoeg is om in Nederland geschikte plekken voor windparken te vinden.
 
De Windcentrale aan het werk
 
De Kop van Noord-Holland is zo rechtlijnig, omdat de polders ten noorden en westen van de Westfriese Omringdijk tussen de 16e en 20e eeuw na talloze bedijkingen aan de zee zijn ontfutseld en vervolgens planmatig zijn verkaveld. Het volgende kaartfragment (uit het archief van Zaanstad) hieronder laat goed zien waar de kustlijn in de Middeleeuwen heeft gelegen. De Noordzeekust lag toen een stuk westelijker dan nu. De Schoorlse duinen liepen noordwaarts tot aan Petten. Ten noorden van Petten werden duinen afgewisseld door stranden en slufters. Daarachter lagen kwelders en slikken, die naadloos overgingen in de Zuiderzee, waarvan de Zijpe een ondiepe uithoek was.
 
Situatie in 1300
In het najaar van 1421 vaagde de Sint Elisabethsvloed de kustduinen bij Petten grotendeels weg. Tien jaar later werd achter deze gehavende duinen een zanddijk opgeworpen, een verre voorloper van de Hondsbossche Zeewering. Ten noorden van Petten waren enkele grote gaten in de kust geslagen. Een deel van het weggespoelde duinzand kwam via deze gaten in het westelijk deel van de Zijpe terecht, die daardoor veranderde in een strandvlakte die alleen bij zeer hoog water nog overstroomde. Met een zware noordwesterstorm kon het water hier echter meters hoog opgestuwd worden. Daardoor is de Westfriese Omringdijk hier meer dan eens doorgebroken.
Om Westfriesland beter te beschermen tegen overstromingen, werd halverwege de 16e eeuw begonnen met het bedijken van de Zijpe. Voor die tijd was dit een megaproject. Pas bij de vierde poging in 1597 slaagde men er definitief in om met een zanddijk tussen Petten en Callantsoog en een zeedijk tussen Callantsoog en Schagen het 6600 hectare grote waddengebied helemaal af te sluiten van de zee. Het ingedijkte gebied bestond uiteindelijk uit 20 apart bemaalde polders, naast de kleine Hazepolder bij Petten. (Veel meer over het ontstaan van deze polders is hier te lezen.)
Hieronder is een kaart van de Zijpe- en Hazepolder te zien, getekend door Reinier van Persijn in 1665. Een grote versie van deze kaart, die in het Rijksmuseum hangt, is hier te vinden. (Ten opzichte van de kaart hierboven is deze
kaart een flink stuk met de klok mee gedraaid.)
 
Zijpe in 1665
De bodem van de Zijpe bestaat nog altijd voor een groot deel uit zand. Voor de bollenteelt is dat geen probleem. Fietsend over de Ruigeweg worden we steeds weer verrast door felgekleurde tulpenvelden. De grootste bollenstreek van Nederland ligt ook al lang niet meer tussen Haarlem en Leiden, maar in de polders van de Kop van Noord-Holland.
 
Tulpenvelden
Het is niet toevallig dat we voor de Ruigeweg hebben gekozen. Deze kaarsrechte weg is samen met de Korte Ruigeweg 12 km lang en - anders dan andere polderwegen in deze omgeving - rijk voorzien van hagen en houtwallen. Op de kaart uit 1665 zijn ze al te zien. Deze kaart laat ook zien dat er destijds nog flinke stukken duin ten noordwesten van de Ruigeweg lagen. Waarschijnlijk zijn de houtwallen hier destijds aangeplant om te voorkomen dat duinzand naar de andere kant van de weg zou waaien, waar de grond vruchtbaarder was omdat er meer zeeklei lag.
 
Kaartfragment uit 1665
Dankzij de houtwallen rijden we hier nu bijna een uur door een groene tunnel met doorkijkjes op de tulpenvelden. Van de harde tegenwind hebben we zo geen last meer. Ook als 13-jarige volgde ik de Ruigeweg al op mijn eerste fietstocht naar Wieringen. Toen was het een warme zomerdag en was ik blij met de schaduw van deze groene tunnel.
 
We fietsen door een groene tunnel met doorkijkje op tulpenvelden
Na Oudesluis is het even uit met de pret. Daar moeten we verder door de kale, winderige Anna Paulownapolder. Een paar eeuwen eerder waren al plannen gemaakt voor verdere bedijkingen in de Kop van Noord-Holland. Het meest ambitieus was dat van Jan Harmenzoon Pot, die al in 1629 het Koegras en het Balgzand in wilde dijken en Wieringen met bruggen vast wilde hechten aan het vasteland. Op de schets hieronder is ook een marinehaven ingetekend. (Het origineel was met het zuidzuidwesten naar boven getekend; voor de herkenbaarheid is het hier 180 graden gedraaid, met het noordnoordoosten naar boven, waardoor de tekst nu op z'n kop staat.)
Meer bedijkingsplannen zijn hier te vinden.
 
Bedijkingsplan uit 1629

Jan Harmenzoon Pot was zijn tijd wel erg ver vooruit. De marinehaven kwam er twee eeuwen later en pas in 1846 werd een veel kleiner deel van het Balgzand ingedijkt, de Anna Paulownapolder. Het is een kale polder gebleven. De eerste jaren bood de zilte en schrale grond weinig andere opties dan schapenteelt. Pas na de introductie van kunstmest kwam de polder tot bloei, totdat in de winter van 1916 de Amsteldiepdijk brak en de hele polder weer met zeewater volliep (zie hier).
Hier en daar staan nog wat arbeidershuisjes te wachten op ervaren klussers die op zoek zijn naar een vakantiewoning.

 
Arbeidershuisje
Tot onze verrassing vinden we in het meest verlaten deel van deze polder een picknickbank in de luwte van een trafohuisje. In de verte zien we de bomenrijen van de Wieringermeer al boven de voormalige Zuiderzeedijk uitsteken. Daar kunnen we weer luw fietsen. Het tegenwindleed is nu bijna geleden.
 
Picknickbank in de luwte van een trafohuisje
Een half uurtje later verruilen we de vlakke rechtlijnigheid van de polders voor de golvende wirwar van het voormalige eiland Wieringen. Op een oude wierdijk stuiten we op een kudde schapen.
 

Een kudde schapen verspert het pad
Corrie kan bellen, roepen en zwaaien wat ze wil, de schapen gaan geen duimbreed opzij. Stoïcijns grazen ze door, zonder ook maar te blaten of een scheet te laten. Echte eilanders, die niet wijken voor indringers van buiten. Voorzichtig lopen we met de fietsen tussen de schapen door. Een paar honderd meter verderop eindigt het dijkje bij een keileembult met wat huizen erop: De Hoelm.
 
Schapen gaan niet opzij
Op die keileembult zijn twee van mijn grootouders geboren. Toen zij op de wereld kwamen, stond je hier pal aan zee. Met helder weer kon je in de verte Medemblik zien liggen, bijna 17 km verderop. Alleen het dijkje met de schapen, een kanaal en een roeibootwrak roepen nog een vaag beeld op van een prachtig stukje Zuiderzeekust.
 
Voormalige Zuiderzeekust tussen De Hoelm en De Haukes

Googlend naar informatie over De Hoelm vond ik hier een stukje familiegeschiedenis. Ik kom er de namen van mijn grootouders tegen: mijn opa Cornelis Metselaar werd hier in 1888 geboren als oudste kind uit de tweede leg van weduwe Aaltje en weduwnaar Jan. Jan had acht levende kinderen overgehouden uit zijn eerste huwelijk en Aaltje had er al vier. Met z'n allen vormden ze een fusiegezin in Aaltjes huis op De Hoelm, dat zo'n beetje uit z'n voegen moet zijn gebarsten toen de tweede leg nog eens vier kinderen opleverde. Mijn oma Trijntje Doves, die ook in 1888 was geboren, was een buurmeisje, dat in de winter van 1912 zwanger werd van mijn opa. In de lente zijn ze getrouwd en in oktober van hetzelfde jaar werd hun eerste kind geboren: de oudste zus van mijn moeder, die ik bijna een halve eeuw later als 'tante Trien' zou gaan kennen.
De Wieringermeer die zich nu voor de oude zuidkust van Wieringen uitstrekt, hebben mijn grootouders droog zien vallen toen ze al in de veertig waren. Mijn opa had er als visser vaak genoeg overheen gevaren. In de lente van 1945 voer hij opnieuw de Wieringermeer in om te helpen met de evacuatie, nadat Duitse troepen de polder onder water hadden gezet door een stuk van de IJsselmeerdijk op te blazen (zie deze aflevering van Andere Tijden). Kort na de bevrijding hebben ze in De Hoelm de Wieringermeer voor de tweede keer droog zien vallen.

 
Zuidwesten van Wieringen rond 1900
Zuidwesten van Wieringen rond 1940

Vandaag is het bevrijdingsdag. Bij sommige huizen wappert een vlag. Niets lijkt meer te herinneren aan het drama dat zich in de meidagen van 1940 op De Hoelm afspeelde, waarbij het hele gezin van de jongste zus van mijn opa omkwam (zie hier).
In het boek 'Mij krijgen ze niet levend; de zelfmoorden van mei 1940' (zie dit fragment) beschrijft Lucas Ligtenberg hoe Siemen Metselaar (een broer van mijn opa die ik nog als 'oom Siemen' heb gekend) in de nacht van 14 op 15 mei enkele schoten hoorde. Hij ging direct naar het huis van zijn zus en zwager. Wat hem daar aantrof, greep hem zo aan, dat hij het kanaal inliep. Met hulp van een voorbijganger wist Siemen weer op het droge te komen. Zwager Simon had zus Maartje en hun twee kinderen met een revolver doodgeschoten en vervolgens zichzelf met een andere revolver. Volgens mensen die hem gekend hadden, was Simon een zwaarmoedige man, die veel had gelezen over Duitsland en over concentratiekampen. Hij leek goed op de hoogte van wat de nazi's van plan waren. Een krantenbericht meldde later dat hij in een afscheidsbrief had geschreven dat zij 'kalm en rustig de dood ingingen, van familie en vrienden afscheid namen en dat men om hun dood niet moest treuren.'

We fietsen verder naar Hippolytushoef, het grootste dorp van Wieringen, met als meest markante bouwsel een robuuste kerk op een terpje. Rondom de kerk staan, schots en scheef, prachtig verweerde en bemoste grafstenen, uit de tijd dat glimmend graniet nog niet de norm was. Voor zover nog leesbaar, vaak met Wieringse achternamen zoals Lont, Rotgans en Koorn.

Oude grafstenen bij de kerk van Hippolytushoef
Enkele kilometers verder bereiken we de Waddenkust bij de buurtschap Stroe, waar we een 'hotelchalet' hebben geboekt in een recreatiepark. Bij aankomst moeten we even bellen om iemand naar de receptie te laten komen. We blijken vandaag de enige gasten te zijn. De lockdown heeft veel annuleringen opgeleverd.
Het voorste deel van het park bestaat uit vakantiehuizen met fopgevels in een oud-Wieringse bouwstijl. Ons stulpje staat in het achterste deel en lijkt op een luxe trekkershut, maar wanneer we een blik op het interieur hebben geworpen, moeten we hard lachen om het hoge stacaravan-met-zigeunermeisje-gehalte. Het contrast met ons appartement in Huize Glory had niet groter kunnen zijn, maar voor een nachtje is het prima.
 
Ons 'hotel chalet' in Stroe
 
Dinsdag 5 mei, 's avonds; wandelen tussen Stroe en Oosterland; 8 km
 
 
's Avonds maken we een wandeling langs de Waddenzee. Daar ligt al tientallen jaren een moderne zeedijk. Een halve eeuw geleden lag hier een lagere dijk, die aan de zeezijde beschermd werd door betonnen golfbrekers. Tusssen Stroe en Vatrop liggen er nog enkele.
 
Oude golfbrekers
Langs de waddendijk treffen we weer stoere vierpotige Wieringers aan.
 
Wierings schaap
Bij Vatrop wordt de waddendijk onderbroken door een hoge keileembult. Een magische plek voor Woodhenge: een rij houten kunstwerken met gaten erin. De kunstwerken zijn zo geplaatst, dat op de langste zomerdag (21 juni) de zon direct na het opkomen door alle gaten tegelijk zou moeten schijnen (zie hier).
 
Woodhenge in Vatrop
 
Een stukje verder op dezelfde keileemrug staat de kerk van Oosterland. Deze heeft net als die van Hippolytushoef een torenspits die geheel uit bakstenen gemaakt is. Deze spits stamt uit de 17e eeuw en de rest van de toren uit de 13e. Nog ouder is het tufstenen kerkgebouw uit de 11e eeuw in de romaanse bouwstijl.
 
Kerk van Oosterland

Als kleuter kwam ik regelmatig in Oosterland omdat mijn grootouders er toen nog woonden. De komst van een nieuwe vissershaven in Den Oever had hen naar deze kant van Wieringen doen verhuizen, nadat de oude haven bij De Haukes de toegang tot zee was kwijtgeraakt door de afsluiting van het Amsteldiep en de drooglegging van de Wieringermeer.
We wandelen naar een oude kleiput langs de Waddenzee, met een mooi gezicht op het hogergelegen Oosterland. Hier werd vroeger keileem gewonnen, dat tijdens de voorlaatste ijstijd o.a op Wieringen is afgezet. Keileem is een mengsel van zand, grind, leem en klei, dat door aangroeiend landijs is aangevoerd, opgestuwd en later ook nog eens platgewalst. Dankzij het keileem is Wieringen nooit weggevaagd door de zee, wat wel gebeurd is met het uitgestrekte veenpakket dat tot in de Middeleeuwen rond Wieringen heeft gelegen. Keileem is veel beter bestand tegen erosie dan los zand of klei. Het taaie spul bleek onmisbaar te zijn bij het voltooien van de Afsluitdijk (zie hier).

 
Uitzicht op Oosterland vanaf oude kleiput
Op de terugweg lopen we door Stroe, waar nog enkele karakteristieke boerderijen staan, waaronder het Wieringer Eilandmuseum Jan Lont. Vanwege de lockdown is dit nu alleen van buiten te zien.
 
Wieringer Eilandmuseum
 
Woensdag 6 mei; fietsen van Stroe naar Easterein; 55 km plus 27 km met de bus
 
 
Op weg naar de Afsluitdijk fietsen we 's ochtends weer door Oosterland. Ditmaal staan we hier even stil bij de oude domineeswoning, waar de Duitse kroonprins na de Eerste Wereldoorlog vijf jaar als asielzoeker heeft gewoond totdat hij weer welkom was in Duitsland (zie hier en hier).
Dezelfde kroonprins kwam enkele jaren terug al op mijn pad langs de frontlijnroute in de Argonne, waar ik een bunker aantrof met de naam 'Abri du Kronprinz'. In dit forumtopic schreef ik: 'Kroonprins Wilhelm van Pruisen had een beetje pech in het leven [...]. Volgens Wikipedia had hij met zijn vader, de Duitse keizer Wilhelm II, een problematische relatie. Tijdens zijn verblijf in de Argonne liet hij de krijgsverrichtingen over aan zijn chefstaf en verschalkte ondertussen de ene Française na de andere.
Na de wapenstilstand vluchtte hij net als zijn vader, en tot diens ergernis, naar Nederland. Daar werd hij verbannen naar het eiland Wieringen. Uit verveling ging hij in de leer bij een hoefsmid in Hippolytushoef. Hij woonde in de voormalige pastorie van Oosterland [...].
In 1923 mocht de kroonprins terugkeren naar Duitsland, dat wel een republiek bleef. Hij was opportunistisch genoeg om zich achter de nazi's te scharen toen Hitler hem beloofde dat hij de monarchie zou herstellen zodra hij aan de macht zou komen. Pas toen de kroonprins besefte dat die belofte een wassen neus was, keerde hij zich teleurgesteld van de nazi's af. In 1945 was hij een van de vele bewoners van Berlijn die moesten vluchten voor het Rode Leger
'.
 
Het huis waar de Duitse kroonprins in ballingschap heeft gewoond
De Afsluitdijk wordt grondig vernieuwd, waardoor fietsers er jarenlang niet op eigen kracht overheen mogen rijden. Wel rijdt er een fietsbus, die nog niet door de lockdown is stilgelegd. 'Fietsbus' blijkt vandaag een eufemisme te zijn voor een extra lange lijnbus, die helemaal niet aangepast is voor het vervoer van fietsen. Die van ons proppen we op een plek die voor rolstoelen en kinderwagens bedoeld is. De enige andere passagier is een man met een racefiets, die zijn fiets achterin het gangpad zet.
 
Fietsbus over de Afsluitdijk
 

We genieten van de rit met de bus, die dankzij de werkzaamheden zo dicht mogelijk langs de IJsselmeerkant rijdt, waar anders een vluchtstrook ligt. Normaal fiets je hier tussen een hoge dijk en een lawaaiige snelweg, maar nu zitten we in een rijdende vogelobservatiehut. Eenden, ganzen, lepelaars en zilverreigers zien we op slechts enkele meters voorbijkomen.

In Korwerderzand kunnen we weer verder fietsen. Eerst een stukje langs de zeezijde, waar aan de horizon het Vlielandse Vuurboetsduin als een luchtspiegeling boven de Waddenzee lijkt te zweven.

 
Uitzicht op Vlieland vanaf Kornwerderzand
Het is hoog tijd voor koffie, maar ook in Friesland merken we de gevolgen van de lockdown. In Zurich is alles dicht en in Witmarsum vinden we alleen een Poiesz (deze tongbreker schijnt hier als 'puis' uitgesproken te worden) zonder coffee-to-go. Ook onze zoektocht naar een luw en zonnig bankje, waar we het zelf zouden kunnen zetten, levert niks op. In Burgwerd zoeken we verder en treffen we tot onze verrassing een 'teetúnsje selfhelp' aan, compleet met een weerstation. Deze dag kan niet meer stuk!
 
Teetúnsje selfhelp in Burgwerd...
...met een prachtige waarstien...
...en coffee-to-go
We fietsen verder over stille paadjes door het weidse landschap van de Greidhoek, langs terpdorpen met markante kerkjes, monumentale boerderijen met ulenborden - waarvan sommige helaas op instorten staan - en af en toe een windturbine.
 
We fietsen over stille paadjes door de Greidhoek
 
Halverwege de middag zijn we al bij het vakantiehuisje dat we voor drie nachten hebben geboekt. We laten er onze bagage achter en fietsen nog een extra rondje over met schapenstront bezaaide paden langs enkele vogelobservatiehutten, waar we vooral veel ganzen spotten, maar soms ook kivieten en grutto's. De schapen lijken hier wat minder assertief dan die van gisteren. Wanneer ze ons aan zien komen, gaan ze op het laatste moment van het pad af. Ze hebben hier dan ook wat meer uitwijkmogelijkheden dan hun Wieringer soortgenoten op het dijkje naar De Hoelm.
 
Wederom schapen op ons pad
Een paar kilometer onder Wommels zien we achter grazende koeien een metershoge roestbruine grutto staan. Het is een creatie van beeldend kunstenaar Bert Denneman in een weiland van melkveehouder Murk Nijdam, die ook graag weidevogels op zijn land ziet, met name grutto's, waar het helemaal niet goed mee gaat. Rond 1960 broedden er in Nederland jaarlijks nog 120.000 gruttoparen (zie hier), in 2015 werd dit aantal op minder dan 40.000 geschat en ook 2020 is een ongekend slecht jaar voor deze vogel (zie hier). Van de wereldwijde gruttopopulatie broedt meer dan de helft in Nederland (zie hier), dus als er ergens wat moet gebeuren om deze vogel te behouden, dan is het hier.
Ook Murk Nijdam beseft dat en spant zich al jaren in om zijn land gruttovriendelijk te houden. Hij is nu 60 en heeft geen opvolger. Daarom is hij begonnen om zijn land te verkopen aan organisaties en particulieren die zijn werk veilig willen stellen. Zijn buren, ook veehouders, hadden zijn land waarschijnlijk ook wel willen kopen. “Maar dat is de bedoeling niet, want dan is het gebeurd met de vogels. Als je ziet hoeveel vogels er bij mij op het land zitten en bij hen ... Dat zegt genoeg”, zegt hij in dit interview.
Ook schrijver Tommy Wieringa schreef een column over deze grote vriendelijke reus.
Niet ver hier vandaan woont nog een stel gruttoboeren, Bote en Astrid de Boer. Zij zijn op zoek naar een beter verdienmodel en dat heeft nogal wat haken en ogen (zie dit artikel).
 
Bij Wommels staat een metershoge grutto
 
Donderdag 7 mei; rondje fietsen vanuit Easterein; 53 km
 
 

Ons onderkomen voor drie nachten is een rood kapelletje in het Kleine Paradijs, een weelderige tuin achter een boerderij. Verder zijn hier nog twee boomhutten, een paar blokhutten en een ark.
Binnen hebben we een eigen keuken. Douches en toiletten zijn in een apart gebouw, dat we delen met andere gasten. Voor het smalle paadje dat daarheen gaat, vermeldt een bordje dat degenen die terugkomen van het sanitair, hier voorrang hebben. Ook is er op de deuren een kartonnen bordje aangebracht met de tekst 'bezet' aan de ene, en 'vrij' aan de andere kant. Zo'n bordje moeten we elke keer omdraaien bij het binnenlopen of verlaten, zodat er nooit meer dan één persoon tegelijk in een sanitaire ruimte is. Het systeem is echter niet genderneutraal gemaakt. Daardoor mogen Corrie en ik nu niet een zelfde douche en toilet gebruiken, maar moeten we een dames- of herenruimte delen met andere gasten van hetzelfde geslacht. Er zal wel lang over nagedacht zijn, maar echt coronaproof is het niet. Campings met dit soort voorzieningen mogen nu alleen gasten met eigen sanitair ontvangen. Daarom kunnen wij nu niet op een camping terecht. Wat niet wegneemt, dat we dit een prachtig plekje vinden.

 
Het rode kapelletje

De ochtend brengen we door in de tuin met krant lezen en koffie drinken. Dan fietsen we naar Sneek, waar we boodschappen doen en op zoek gaan naar een mooie picknickbank. Dat laatste valt vandaag niet mee. We zijn hier niet de enige fietsers en alle terrassen zijn dicht, zodat rond lunchtijd velen op zoek zijn naar mooi gelegen bankjes die in de zon staan. Voorbij IJlst vinden we er een die aan onze criteria voldoet.

 
Onze lunch
We fietsen verder langs de Oudegaaster Brekken...
 
Oudegaaster Brekken
...en door Allingawier...
 
Voetbrug in Allingawier
...naar de oude hanzestad Bolsward met zijn grachtjes en uit de kluiten gewassen Martinikerk met zadeldaktoren.
 
Bolsward
Na Bolsward fietsen we een stukje langs een weg met de naam 'Middelzeedijk'. Die naam verwijst naar een grote inham van de Waddenzee, die in de 12e eeuw nog tot aan Bolsward liep en in de eeuwen daarna stukje bij beetje dichtslibte en ingedijkt werd.
 
Ligging van de Middelzee
Tegenwoordig is de voormalige Middelzee tussen Leeuwarden en Bolsward te herkennen als een kale strook weilanden waarin terpdorpen ontbreken. Met een beetje mazzel kun je hier de Friese variant van het zebrapaard, oftewel sebrahynder, aantreffen (zie deze video). Niet te verwarren met een zorse.
 
Sebrahynder
's Avonds nemen we ons eten mee naar een aanmeerplek achter in de tuin, waar we blijven zitten tot de zon achter de horizon gezakt is.
 
Borrelen bij de aanlegsteiger
Dan wordt het weer tijd om de bedstee in het rode kapelletje op te zoeken...
 
Bedstee in het rode kapelletje
...naast een wand met stichtelijke tegelspreuken, zoals het hoort in een kapel.
 
Tegeltjeswijsheid
 
Vrijdag 8 mei; rondje fietsen vanuit Easterein; 65 km
 
 
Ook vandaag brengen we de hele ochtend koffie drinkend en kranten lezend in de tuin van het Kleine Paradijs door. Ik stippel een nieuwe middagtocht uit die opnieuw langs de Oudegaaster Brekken komt, maar via een heel andere route. Die brengt ons eerst naar Nijland, een dorp met een markante kerk, die voor de verandering niet op een terp is gebouwd. De naam Nijland zegt het al: dit dorp is in het nieuwe land gebouwd, op een kruising van wegen in het zuidwestelijke deel van de drooggevallen Middelzee.
 
Kerk van Nijland

Bij Wolsum trekt een moderne boerderij alle aandacht. Alles lijkt hier in het teken lijkt te staan van 'groot', 'hoog' en 'zichtbaar'. Drie enorme silo's staan als opgestoken middelvingers naast een grote grauwe stal. Aan deze kant van die stal is geen enkele poging gedaan om het visuele effect ervan met bomen en struiken nog enigszins te verdoezelen, integendeel. Het enige groen dat het maaiveld hier mag bedekken, is kort gehouden raaigras. Blijkbaar wil de trotse eigenaar dat iedereen die vanuit Wolsum hier langskomt, goed kan zien wat hij allemaal uit de grond heeft gestampt.

 
Het nieuwe boeren: groot, hoog en zichtbaar

Wat we hier zien is geen uitzondering. Vergelijk de topografische kaart uit 1990 met die van 2019 (zie topotijdreis) en je ziet gelijk dat er in de laatste 30 jaar tijd niet alleen flink is uitgebreid bij bestaande boerderijen, maar dat er ook nieuwe bedrijven zijn gebouwd op plekken waar nog niet zo lang geleden onbebouwde weilanden waren, zoals hier bij Wolsum.
Op de kaart van 2019 heb ik zowel nieuwe boerderijen als uitbreidingen van bestaande bedrijven omcirkeld.

 
Toename van omvangrijke agrarische bouwwerken tussen 1990 en 2019

 

Journalist en Frieslandkenner Geert Mak schreef in 2013 al over de 'Brabantisering' van het Friese weidelandschap (zie hier): 'Waar drie decennia geleden horen en zien je verging als je door het land liep, waar je nog maar een jaar of zeven geleden om half vijf wakker werd van de vogelherrie, daar hoor je nu nog slechts een enkele grutto of kiviet en, heel zelden, een leeuwerik. De schokkende statistieken en voorspellingen van de vogeltellers zijn anno 2013 realiteit geworden.
Een soortgelijk proces speelt zich af als het gaat om het uiterlijk van het Friese landschap. Ook dat proces voltrekt zich grotendeels in stilte, ook dat proces wordt, zo valt te vrezen, pas door het grote publiek opgemerkt als het te laat is. Ik doel hiermee op de Brabantisering van Friesland, en met name het vlakke karakteristieke Friese weidelandschap, de zogenaamde Greidhoek
.'
In dit interview zegt Mak: 'De afgelopen twee, drie decennia is dit van oorsprong heel mooie klassieke cultuurlandschap met prachtige terpdorpen behoorlijk aan gort geholpen. Een kennis van me in Jorwerd wilde een fietsenhokje neerzetten, nou, de gemeente lag meteen dwars. Maar elke boer die een joekel van een stal in het landschap wil flikkeren krijgt binnen drie weken toestemming. Dan moet hij er wel bomen omheen planten, maar die regel wordt nergens gehandhaafd. De Greidhoek wordt één groot agrarisch industrieterrein waar babymelkpoeder voor de Chinese markt wordt geproduceerd. Goddank begint er nu wel een tegenbeweging op gang te komen.'

Ook op de hoogtekaart van Nederland zijn de silo's goed te zien als dikke gele stippen, beter zelfs dan de nabijgelegen kerktoren van Wolsum.

 
Silo's op de Hoogtekaart van Nederland

Ik vraag me af waar deze silo's mee gevuld zijn en ga op zoek naar informatie. Het blijkt een melkveebedrijf te zijn. Er is één google-review in ietwat slordig Nederlands: 'Mooie bedrijf het beste voer kom uit de torensilos'.
De zoekwoordencombi 'silo's' en 'Wolsum' levert zowaar een lanceerlocatie op. Nu wordt het spannend. Zouden dit raketsilo's zijn, zoals in de Koude Oorlog? Uiteindelijk beland ik op de site van de Dutch Rocket Research Association. Heel even krijg ik associaties met engerds van de NRA en blokkeerboeren van de FDF, maar de DRRA lijkt een hopelijk wat gezelliger clubje van modelraketbouwers te zijn: 'Omdat DRRA leden verspreid door het land wonen, heeft onze modelraket vereniging geen clubgebouw en lanceren de leden hun modelraketten op een daarvoor geschikt terrein in hun omgeving (tussen de koeien en ‘t groene gras), of op onze lanceerterreinen in Almere, Laren en Wolsum'.

In het volgende dorp, Blauwhuis, vinden we een mooie bakkerij, die me doet denken aan de bakker die we tijdens de Hemelvaarttocht van 2017 (zie hier) in Menaam aantroffen (en die sinds kort helaas voorgoed gesloten is). We waren het bijna vergeten, maar een bordje herinnert ons weer even aan de coronacrisis.

 

Popma's bakkerij in Blauwhuis
In Greonterp willen we het verse brood op gaan eten bij het fraaie klokhuis, dat in 1822 gebouwd werd op de plek van de afgebroken dorpskerk. Deze plek was perfect geweest als niet een van de omwonenden aan het klussen was. Windgeruis en vogelgetjilp worden nu ruw verstoord door een gierende schuurmachine. Nog net geen brullende bladblazer of krijsende koter, maar dit gaat het niet worden. Op naar het volgende bankje...
 
Klokhuis in Greonterp
Een betere picknickplek vinden we bij een ijzeren grutto die vanaf een paaltje een vogelbroedterrein observeert.
 
IJzeren grutto observeert een vogelbroedterrein
 
Hier hoeven we niet lang te zoeken naar een paar grutto's. Naast ons staat een vogelwachter uit Oudega, die hier regelmatig komt observeren. 'Vroeger zag je ze overal', zegt hij. 'Nu alleen nog op plekken zoals hier.'
Gruttopaar
We fietsen verder langs de Monnikeburenmolen bij Nyhuizum. Deze spinnekopmolen dreigde in 1994 gesloopt te worden, maar werd gered door Friese molenliefhebbers. Ook de polder er omheen wordt beheerd zoals vroeger gebruikelijk was. Vogelvriendelijk, met een hoog waterpeil en een onregelmatig grastapijt boordevol paardebloemen en boterbloemen. Krenten in de pap zijn een transparante globe, een fietsenrek en tegeltjeswijsheid op witgekalkte planken met een Delfts blauw accent.
 
Monnikeburenpolder
 
 
Iets voorbij Schraard trekt een rustpunt mijn aandacht.
 
Rustpunt bij Schraard
Bij zo'n rustpunt verwacht je een oase van onthaasting met scharrelkippen en tweedehands tuinmeubilair, maar dit lijkt meer op de plek waar Freddy Heineken en zijn chauffeur na hun ontvoering werden opgesloten. Het rustpunt is in een versleten SRV- bus, die hier in de vorige eeuw met motorpech moet zijn gestrand. Een vrouw komt naar me toe en vraagt een tikje argwanend waarom ik hier foto's maak. Ik zeg maar dat ik het mooi vind, wat ze hier doet. En dat is niet alleen maar een sociaal gewenst antwoord. Ik heb wel een zwak voor mensen die bijzondere dingen creëren op bizarre plekken.
 
Erf met Nanda's atelier
Bij de buurman zijn frietpiepers en eieren te koop.
 
Frietpiepers...
Ook voor alternatieve feiten kun je bij hem terecht (zie hier of hier).
 
...en alternatieve feiten
Na Wommels maken we nog een ommetje langs de Bolswarder Trekvaart, waar een gaaf exemplaar van een Amerikaanse windmotor staat. Een eeuw geleden waren landschapsbeschermers niet blij met deze molens. Men vond ze toen foeilelijk. Dit exemplaar is inmiddels een rijksmonument. In Nederland staan er nu nog circa 80, waarvan 70 in Friesland.
 

Amerikaanse windmotor bij Wommels
Ook de kerk van Itens is een rijksmonument.
 
Itens
Terug in het Kleine Paradijs lijkt de zomer te zijn aangebroken. Tot laat in de avond zitten we weer op onze favoriete stek aan het water.
 

Zaterdag 9 mei; fietsen van Easterein naar Nietap; 73 km

 
 
Ditmaal fietsen we om 10 uur weg. Het is weekend en het wordt warmer dan de afgelopen dagen. Op het Sneekermeer wordt al gezeild en langs het Margrietkanaal staan rijen campers opgesteld. Van de lockdown is hier weinig te merken.
 
Sneekermeer
In Akkrum is het nu echt druk, maar de café's zijn nog altijd dicht en de bakker heeft geen coffee-to-go. Maar we hebben ook nog oplosespresso, een thermoskan met heet water, een pakje houdbare melk en een melkkloppertje bij ons. Even later genieten we van onze zelfgemaakte cappuccino.
 
Cappuccino in Akkrum
 
In Aldeboarn stoppen we even bij de mooie dorpskerk, die wordt omringd door verweerde grafstenen.
 
Kerk en kerkhof in Aldeboarn
 
We fietsen door naar Beetsterzwaag, waar we in een stil park gaan picknicken met Hans en Saskia, die uit Baflo hierheen zijn gekomen.
 
Rendez-vous in Beetsterzwaag
Na de picknick fietsen we met z'n vieren naar Bakkeveen, waar we afscheid nemen. Corrie en ik fietsen verder langs het drieprovinciënpunt bij Allardsoog.
Vlak voor Leek wordt de groene ruimte ruw verstuurd door een veld vol zonnepanelen. Overal zie ik nog ongebruikte daken, geluidswallen langs snelwegen en rafelranden van steden die je nog helemaal vol kunt plempen met zulke panelen. Waarom zou je ze dan, zoals hier, neerzetten waar ze schaarse natuur, weide- of landbouwgrond in beslag nemen?
 

Zonneweide bij Leek
Net op Drents grondgebied staat ons huisje voor de komende twee nachten. Ditmaal geen veredelde stacaravan of rood kapelletje, maar een modern huisje waar houten steunbalken doen vermoeden dat dit iets heel anders is geweest.
 
Ons onderkomen in Nietap
Zondag 10 mei; rondje fietsen vanuit Nietap; 60 km
 
 
's Ochtends is het nog zonnig en drinken we uitgebreid koffie op ons eigen terras. Dan fietsen we noordwaarts het Groninger Westerkwartier in, waar een beschut landschap met houtwallen vrij snel overgaat in een lege vlakte, waar mijn aandacht wordt getrokken door een grote moderne stal achter een woning die in een vinexwijk niet zou misstaan. Strak ontworpen en vast ook doelmatig ingericht. Een plek zonder zichtbaar verleden, zoals in de Flevopolders. Ook de toekomst lijkt nog niet totdeze plek door te dringen. Op de daken is geen zonnepaneel te vinden en, hoever je ook kijkt, nergens staat een windturbine. Alles is hier superclean. Wel kan het rijtje bomen voor het huis problematisch worden. Bomen blijven groeien en verliezen elk jaar weer bladeren. Het zou me niet verbazen als de bladblazer al op scherp staat en aanslaat zodra een sensor het eerste blaadje hier ziet vallen.
 
Flevopolderisering in Groningen
Bij de buren hebben ze het anders aangepakt, wat meer houtje-touwtje. Daar staat achter de oude, deels nog met riet gedekte boerderij een net zo grote stal met een dak vol zonnepanelen, die men probeert te camoufleren achter heggen, struiken en bomen.
Verderop brengt een kudde vrije-uitloopkoeien weer wat leven in de brouwerij.
 
Scharrelkoeien kijken ons nieuwsgierig aan
Op een keileemrug ligt Zuidhorn, waar Groningse forensen na de komst van de spoorlijn kapitale villa's lieten bouwen.
 
Villa in Zuidhorn
In een van de villatuinen is een vitrine gewijd aan de laatste coronamode.
 
Voortuinkunst in Zuidhorn

Bij Den Ham komen we langs een fraaie Groningse borg uit 1633, de Piloersema- of Hamsterborg. Tot 1991 was deze nog in bezit van de boerenfamilie Wierenga. Na hun overlijden moest de borg grondig worden gerenoveerd. Om dat mogelijk te maken, moest een deel van de landerijen worden verkocht. Dat was de redding van het huis, maar ook het einde van de kasteelboeren in Groningen. De borg is nu een hotel. Van de 200 borgen die Groningen ooit telde, zijn er nog 17 over.
Tussen het prille bladgroen is deze borg nog net zichtbaar vanaf het fietspad. Verder blijft het gebouw goed verborgen voor de toevallige voorbijganger.

 
Piloersema- of Hamsterborg
Wel goed zichtbaar is de huiswierde Altenaauw, een kilometer verderop. Op een kaart uit 1864 staat deze boerderij al vermeld als een zwart vlekje, vergelijkbaar met de Piloersemaborg. In 2019 heeft dat vlekje zich vermenigvuldigd tot zes vlekken. Altenaauw is geen chique hotel of een opgeleukte boerderette geworden, maar is een stoer bolwerk van hardwerkende boeren gebleven.
Altenaauw vanuit de verte
Als we een beetje inzoomen, dan zien we van links naar rechts achtereenvolgens een grote doorwaaistal met een speels randje van sloopafval...
 
Altenaauw links
...een wat kleinere schuur, die bewust minder hoog is gemaakt dan de nok van de oude boerderij om een vloeiende overgang van oud naar nieuw te behouden...
 
Altenaauw midden
...en een indrukwekkende verzameling tractorbanden op een bedje van kuilgras om de zachte glooiingen van deze huiswierde te beklemtonen. Verspreid opgestelde landbouwvoertuigen zorgen voor prettige kleuraccenten tegen een voorgrond van groen raaigras en een fraaie achterwand van dansende bomen. Hier is alles gereed om Yvon Jaspers feestelijk te ontvangen.
 
Altenaauw rechts
Op een steenworp afstand ligt de wierde van Fransum. Daarop staat een middeleeuws kerkje waarin de oudste bakstenen preekstoel van Nederland te zien is (uit de 14e of 15e eeuw). Voor kerkdiensten wordt het al meer dan een eeuw niet meer gebruikt. In de jaren 1930 waren er plannen om deze kerk te verplaatsen naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Daar heeft men uiteindelijk vanaf gezien vanwege de hoge kosten.
Kerk van Fransum

 
We merken goed dat we in het hoge noorden terecht zijn gekomen. De zon is verdwenen achter een dik wolkendek, de noordenwind waait steeds harder en de temperatuur is sinds vanochtend al 10 graden gezakt. Dit was voorspeld, dus hebben we lange broeken, windstoppers en handschoenen bij ons. En de wind hebben we na Fransum lekker in de rug.
 
Maandag 11 mei; fietsen van Nietap naar Giethoorn; 75 km
 
 
Vandaag fietsen we zuidwaarts door vier provincies. De wind loeit nog steeds uit het noorden en voor het eerst valt er een klein beetje regen. Te weinig om een regenjack aan te trekken, maar soms net even teveel om gewoon door te blijven fietsen. In normale tijden gaan we dan ergens koffie drinken tot het weer opklaart, maar nu behelpen we ons met schuilen in een bushokje. Net als vroeger, toen ik met een minimaal budget maandenlang kon fietsen.
Alle musea zijn nu dicht, dus ook het gevangenismuseum in Veenhuizen. Dat we bewaren we voor een volgende keer. Langs de westrand van het Fochteloërveen fietsen we naar Oosterwolde.
 
Fochteloërveen
Er ligt een strook nieuwe natuur aan de rand van het Fochteloërveen. Hier is het waterpeil zo verhoogd, dat er een moeras is ontstaan waar zich in de toekomst weer veen zou kunnen vormen uit half vergane plantenresten. De foto hierboven is gemaakt bij de roze pijl rechtsboven in de kaarten hieronder. De bovenste kaart laat de huidige situatie zien.
 
Westrand Fochteloërveen in 2019
In 1970 liggen op deze plek nog weilanden. Een klein stukje verder ligt het door turfwinning aangevreten Fochteloërveen. Ook is het tracé van een toekomstige snelweg al op de kaart gezet. Volgens het Rijkswegenplan 1968 (zie hier) zou Groningen maar liefst drie snelwegen naar de Randstad krijgen: eentje westwaarts via Heerenveen naar de Afsluitdijk, eentje zuidwaarts via Assen en Zwolle en eentje daar tussenin naar het zuidwesten, via Emmeloord en Lelystad. Van die laatste snelweg is het stuk tussen Groningen en Emmeloord nooit aangelegd.
 
Westrand Fochteloërveen in 1970
In 1930 strekte het Fochteloërveen zich nog uit tot aan de grote weg van Oosterwolde naar Veenhuizen...
 
Westrand Fochteloërveen in 1930

...en in 1900 was die weg niet veel meer dan een karrenspoor dwars door het veen.

 
Westrand Fochteloërveen in 1900
Oosterwolde is een typisch vaartdorp aan de Opsterlandse Compagnonsvaart. Vanaf 1630 werd dit kanaal gegraven voor de ontginning van veen en het vervoer van turf. Pas na twee eeuwen werd het eindpunt bereikt bij een ander turfkanaal, de Drentse Hoofdvaart. In 1974 waren er plannen om het kanaal te dempen, zoals met veel andere veenkanalen al gebeurd was. Leo van Ulden, een Limburgse pater die in het Friese Gorredijk terecht was gekomen (zie hier), nam het initiatief om tegen de demping te protesteren. Hij had succes. Tegenwoordig is de Opsterlandse Compagnonsvaart bevaarbaar voor plezierjachten en onderdeel van de Turfroute. In Gorredijk is een draaibrug naar de pater genoemd.
 
Opsterlandse Compagnonsvaart
In Oosterwolde heeft de bakker wel taartjes, maar geen coffee-to-go. Dat heeft als voordeel dat die dus ook niet koud kan worden terwijl we op zoek gaan naar een mooie picknickbank. Die vinden we na 5 km en daar maken we op de gebruikelijke manier cappuccino.
 
Cappuccino met vers taartje uit Oosterwolde
Om ons heen zien we een ontginningslandschap dat niet saai is dankzij prilgroene houtwallen, voortgrazende koeien en bonkige luchten.
 
Koeien op het land

We fietsen verder door de bossen van Appelscha en het Aekingerzand- of de Kale Duinen, een gebied met zandverstuivingen. Vanaf een uitkijktoren is het hele gebied te overzien.

 
Uitkijktoren bij het Aekingerzand

Vandaag word je daarboven echter weggeblazen, dus fietsen we nu lekker door. Met handschoenen aan trotseren we de IJsheiligen (zie deze video).
Bij de Grenspoel rijden we vanuit Friesland Drenthe weer binnen.

 
Grenspoel

Twintig jaar terug werd dit gebied van 6000 hectare bos, heide, stuifzand en beekdalgraslanden aangewezen als Nationaal Park Drents-Fiese Wold.
De zandverstuivingen in dit gebied dreigden vanaf de randen dicht te groeien. Ook kwamen ze steeds meer in de luwte van de bossen te liggen, waardoor het zand minder ging stuiven. Verder speelt stikstof een rol. Hoe meer stikstof terechtkomt op schaars begroeide plekken, des te sneller groeien die plekken dicht met dikke mostapijten en grassen (zie hier). Werp even een blik over de grens en je beseft dat zandverstuivingen in ons deel van de wereld zeldzamer zijn dan je zou denken. Naar schatting ligt zo'n 90 procent van de totale oppervlakte aan zandverstuivingen in Noordwest-Europa binnen Nederland (zie hier en hier).

Op een kaart uit 1990 is te zien hoe zand en heide hier aan alle kanten werden omringd door bossen.

 

Aekingerzand in 1990

Om het stuifzand nieuw leven in te blazen, heeft Staatsbosbeheer hier 200 hectare bos gekapt. Ook zijn enkele weilanden tot 'nieuwe natuur' omgevormd. Op de kaart hieronder is het verschil met 1990 goed te zien.

 
Aekingerzand in 2019

Rond 1930 lag hier nog een uitgestrekt gebied van zandduinen, heidevelden en veenmoerassen, met alleen aan de noordrand wat bos. Ook dit was geen oernatuur, maar in de loop der eeuwen ontstaan door het kappen van bossen voor landbouwgrond rond dorpen (esgronden), het laten grazen van schapen en het gebruik van mest en plaggen om de esgronden vruchtbaar te houden: de potstalcultuur (zie hier). Waar de schapen graasden, kon weinig anders groeien dan heide. Door overbegrazing kon ook de heide verdwijnen en het onderliggende zand gaan stuiven.

 
Aekingerzand in 1930

Ook hier bestaat - net als in de Schoorlse duinen (zie het verslag van 3 mei) - verzet tegen het kappen van bos om heidevelden en zandverstuivingen te herstellen. Sommige bosliefhebbers hebben zich verenigd in de stichting Woudreus (zie hier). Zij vinden dat er sprake is van een 'zanduitbreidingssyndroom' en stellen dat zandverstuivingen het gevolg zijn van een ecologische ramp van enkele eeuwen geleden.

Fietsend kunnen we de weidsheid van de kale kapvlakte hier wel waarderen. Er staan nog veel boomstompen, ook wel stobben genoemd, waarvan ik me afvraag of die niet opnieuw uit kunnen gaan lopen. Hopelijk gaan de overgebleven plukjes heide zich uitbreiden en gaat een deel van de fossiele duintjes weer stuiven. En hopelijk lukt het om met grote grazers de vergrassing onder controle te houden.

 
Aekingerzand

Dit landschap is een goed voorbeeld van wat Victor Westhoff (die we op 4 mei al tegenkwamen) 'half natuurlijk' noemde (zie ook deze boswachtersblog over de dilemma's bij het beheren van natuurgebieden). Zonder menselijk ingrijpen zal hier uiteindelijk alleen nog bos groeien. Zoals een historisch-geograaf op de site van de stichting Woudreus zegt: 'Je hoeft niet overal zo panisch op zoek naar paarse hei. Je kunt kiezen voor een groenere variant die in de middeleeuwen bestond. De prehistorie biedt ook een geweldig referentiebeeld voor natuurbeheerders. Hunebedden stonden in een open plek temidden van oerbossen van eiken- en lindebomen.'
Tja, het boreale landschap (zie hier) was de laatste tijd weer hip. Maar die oerbossen heb je hier niet zomaar terug, daar heb je wel een paar eeuwen voor nodig en ook een wat kouder klimaat. Die bossen zijn trouwens maar een deel van het oerlandschap dat na de ijstijden is ontstaan. Minstens zo omvangrijk zijn hier de veenmoerassen geweest.

Bij Zorgvlied volgen we de Lange Drift, een smalle weg tussen knoestige eiken. Nestkastjes moeten koolmeesjes hierheen lokken om de eikenprocessierupsen hier met huid en haar te verslinden. Hopelijk met succes, anders is het hier over een maand voor fietsers geen pretje meer.

Lange Drift bij Zorgvlied
We fietsen nu door het landgoed Boschoord. Dit is in de 19e eeuw op stuifzand en heidevelden aangelegd door de Maatschappij van Weldadigheid (zie hier), die arme stedelingen naar Drenthe haalde om daar in landbouwkolonieën een nieuw bestaan op te bouwen. Aan het fietspad staat een replica van een kolonistenhuisje. Het origineel (zie hier) is in 1981 afgebrand en een jaar later herbouwd.
 
Kolonistenhuisje bij Boschoord
Bij Vledderveen staan we even stil bij de Mannespoel, genoemd naar keuterboer Mannes Brouwer, die daar gewoond heeft. Jarenlang is dit meertje gebruikt als ijsbaan (zie hier).
Dit is niet zomaar een ven, maar een heuse pingoruïne: een krater in het maaiveld, opgevuld met sediment, daarop een laag veen en vaak ook nog een plas water. In zo'n krater lag ooit een zogenaamde ijslens, gevormd door grondwater dat door bevriezing uitzette en omhoog kwam. De grond boven die ijslens werd steeds meer opwaarts geduwd tot een heuvel van soms tientallen meters hoog. In Canada, waar zulke heuvels nu nog veel voorkomen, worden ze door de Inuit pingo's genoemd. Uiteindelijk barst de grond op de ijslens open en glijdt langzaam langs het ijs omlaag. Het ijs gaat smelten en de krater die dan overblijft, loopt vol met water en sediment. Er kunnen planten in gaan groeien, waarvan de slecht verteerde resten na lange tijd een veenlaag kunnen vormen.
 
Mannespoel

Op youtube is een mooie animatie te zien van het ontstaan van een pingoruïne.

Blogster Mathilde Maijer heeft ook een leuk stuk over pingomeren in Nederland geschreven (zie hier). Inmiddels is het verschijnsel pingoruïne, waar ik 40 jaar terug voor het eerst iets over las, zo hip geworden dat er een complete website aan gewijd is: www.pingoruines.nl. Alleen al in Drenthe zijn 2500 ronde meertjes, die ervan verdacht worden pingoruïnes te zijn. Het kunnen echter ook uitblazingskommen zijn, die minder diep zijn dan pingoruïnes (zie hier).

 
Kaartfragment met mogelijke pingoruïnes. Nummer 558 is de Mannespoel
We trappen verder door de bosrijke Drents-Friese grensstreek naar de heuvels rond Steenwijk en duiken dan de veenpolders van Noordwest-Overijssel in.
In een verlaten Giethoorn staat ons huisje voor de komende vier dagen.
 
Vakantiehuisje in Giethoorn
 

Dinsdag 12 mei; rondje wandelen vanaf Giethoorn; 16 km

 
Giethoorn ligt er nu prachtig bij. De punters liggen aan de ketting en enige toeristen zijn wijzelf. Domweg gelukkig loop ik over de smalle paadjes en bruggetjes van het dorp.
 
Wij zijn nu de enige toeristen in Giethoorn
 
Het enige dat herinnert aan andere tijden, zijn reclameborden langs het water...
 
Reclamebord
...en stickers op brievenbussen voor bezoekers die het verschil met een afvalbak niet zien.
 
Brievenbus met sticker
Ook het voormalige gemeentehuis aan de 'toeristenboulevard' van Giethoorn (zie hier) is nu uitgestorven. Het gebouw is eigendom van een advocate die gespecialiseerd is in echtscheidingen, maar hier ook graag als trouwambtenaar optreedt (zie hier en hier). Een win-winsituatie, zal ze gedacht hebben.
Op een gevelsteen is nog steeds 'Gemeentehuis' te lezen. Die geveltekst is al te zien op een oude foto van het gebouw (zie hier), maar op die foto is ook duidelijk zichtbaar, maar niet leesbaar, dat onder 'Gemeentehuis' nog een iets korter woord gestaan moet hebben; ik vermoed 'Giethoorn'. Dat onderste woord is nu vervangen door het webadres van het bedrijf waar dit gebouw als trouwlocatie geboekt kan worden.
 
Voormalig gemeentehuis van Giethoorn
Voor de verandering maken we vandaag een wandeling. Via de Oude kerkweg komen we langs een klassiek turfstekerslandschap met ribben (die elders legakkers of zetwallen worden genoemd) en weren (petgaten, trekgaten). De weren zijn brede sloten die ontstonden door het uitgraven van natte veenbagger. Tussen de weren in liggen smalle stroken land, de ribben, waarop de veenbagger lag te drogen. Wat overbleef, was turf. Een fossiele brandstof die, bij gebrek aan hout en steenkool, eeuwenlang een flink deel van de Nederlandse energiebehoefte dekte. Niet alleen voor de verwarming van huizen, maar ook voor de productie van stenen, glas, brood, zout en bier (zie hier en hier).
Van de 140.000 hectare hoog- en laagveen in het noorden van Nederland zijn alleen nog wat restanten over. Daarvan is de 10.000 hectare in Noordwest-Overijssel nu het grootste aaneengesloten laagveenmoerasgebied van Noordwest-Europa (zie hier).
 
Ribben en weren bij Dwarsgracht
Ook in Dwarsgracht zijn we nu de enige toeristen.
 
Dwarsgracht
Op de terugweg komen we langs een mooi stukje nieuwe natuur, de Beulakerpolder bij Giethoorn. Twintig jaar terug waren hier nog kale weilanden met smalle, kaarsrechte slootjes. Sindsien zijn er brede sleuven gegraven met eilanden ertussen en is het waterpeil met 1.9 m verhoogd. Nu zijn hier rietlanden met watervogels te vinden. Ook is de Beulakerpolder een waterbergingsgebied, waar bij dreigende wateroverlast nog meer water uit omringende polders ingelaten kan worden (zie hier).
 
Beulakerpolder
Ook hier laat een topotijdreisje goed zien wat er is veranderd. Een eeuw geleden lagen er nog ongeschonden veenweiden en rietlanden met een hoog waterpeil. 's Zomers kon er gehooid worden, maar 's winters was dit land vergelijkbaar met een grote spons vol water. Wanneer het een tijdje flink had gevroren, werd het weer begaanbaar en kon er riet gemaaid worden.
De grote meren rond Giethoorn (de Wieden) zijn ontstaan door uit de hand gelopen turfwinning en enkele grote dijkdoorbraken langs de nabijgelegen Zuiderzeekust.
 
Situatie rond 1920
In de jaren 1930 wordt begonnen met grootschalig ontginnen van dit gebied. Economen en vooruitgangsdenkers beschouwen de veenmoerasssen als woeste gronden, die niks opleveren. Werklozen worden met scheppen en kruiwagens het moeras in gestuurd, dat na uitvening en drooglegging goede landbouwgrond op zou moeten leveren. Er verschijnen kaarsrecht verkavelde polders op de kaart, waarvan het maaiveld enkele meters lager ligt dan het oude land. Er komen enkele nieuwe boerderijen. De bewoners van de omliggende dorpen krijgen echter weinig terug voor het gebied dat zij nu kwijt zijn geraakt, terwijl hun inkomsten uit het vangen van vis, het snijden van riet, het weiden van vee en het steken van turf kelderen (zie dit artikel). Van de pachtboeren in de nieuwe polders komt slechts een enkeling uit Giethoorn. De 'vaarboeren' uit dit dorp zijn niet gewend om een akkerbouwbedrijf te runnen. Ook is het nieuwe land moeilijk met een vaartuig te bereiken.
 
Situatie rond 1950

Vanaf de jaren 1970 krijgt men langzamerhand spijt van de ontginningsdrift. De veenmoerassen en rietlanden die nog over zijn, hebben te kampen met ontwatering als gevolg van de ontginningen en de drooglegging van de nabijgelegen Noordoostpolder. Daardoor breekt er een crisis uit in de rietteelt. Dit wordt uiteindelijk opgelost door het plaatsen van honderden watermolentjes, waarmee water uit lagergelegen polders teruggepompt kan worden in moerassen met een hoger waterpeil (zie wikipedia).
Ook worden in de randgebieden van de ontginningen uit de 20e eeuw enkele landerijen onteigend om er 'nieuwe natuur' van te maken door verhoging van de waterstand en het terug laten keren van rietlanden. Zoals de al genoemde Beulakerpolder, die overigens niet alleen is ingericht als natuurgebied en buffer bij wateroverlast, maar ook voor een flink deel is gebruikt om een park met luxe vakantievilla's voor watersporters te bouwen. De boeren die hier profiteerden van de werkverschaffing in de crisisjaren, moeten nu wijken voor een monsterverbond van natuurbeschermers en vastgoedbazen.
Dit monsterverbond zat er al een tijdje aan te komen. In dit artikel uit 1995 zegt een inspecteur van Natuurmonumenten: “We hebben als georganiseerde natuurbescherming coalitiepartners gevonden. De eerste is de recreatie-sector. De huidige structuur van de recreatie voldoet niet meer aan de eisen van de tijd, die moet worden opgefrist. De recreatie zou meer moeten mikken op klanten die van rust en natuur - de sterke kanten van het gebied - houden in plaats van het bier- en patattoerisme."

 
Situatie in 2019
Het verguisde bier- en patattoerisme is overigens niet verdwenen, maar heeft er een Aziatische variant bijgekregen. Enkele lokale ondernemers zijn al in China geweest om Giethoorn te promoten, tot ergernis van dorpsgenoten die hun dorp in een pretpark zien veranderen en er alleen maar pampers van Chinese toeristen in hun brievenbus voor terugkrijgen (zie hier en hier). Maar nu even niet. Dankzij een virus uit datzelfde China blijven de partyboten dit seizoen aan de ketting liggen.
 
Partyboot aan de ketting
 
Woensdag 13 mei; rondje fietsen vanaf Giethoorn; 63 km
 
 
In de weilanden rond Giethoorn wemelt het van de ooievaars.
 
Ooievaars in veld bij Giethoorn
Ook in lucht zijn ze prominent aanwezig...
 
Ooievaars in Kalenberg
...langs het fietspad in Kalenberg...
 
 
...en langs de Lindedijk bij Nijetrijne.
 
Ooievaarsnest bij Nijetrijne
Kilometerslang volgen we fietspaden door de Lindevallei met het mooiste lenteweer dat je hier kunt hebben. Fris en zonnig, met bonkige wolkenluchten en felle opklaringen.
 
Fietsen door de Lindevallei
 
Tussen Wolvega en Steggerda treffen we een prachtige opklapbank aan.
 
Opklapbank
In Steggerda staat een fraai stukje industrieel erfgoed.
 
Industrieel monument in Steggerda
Na Steggerda klimmen we uit het Lindedal naar de Woldberg. We gaan eten bij vrienden, die op een keileembult vlakbij Steenwijk wonen. In het donker zakken we het laagveen bij Giethoorn weer in; een abrupte overgang van het wat hogergelegen en licht golvende Drents Plateau naar de vlakte ten zuiden van Steenwijk, die zich uitstrekt tot aan Zwolle en Ommen. Onder die vlakte ligt het oerstroomdal van de Overijsselse Vecht. Tegenwoordig is de Vecht een bescheiden rivier, maar dat is wel eens anders geweest.
 
 

Zo'n oerstroomdal - of pradolina - ontstaat voor een front van landijs, dat duizenden jaren op dezelfde plek blijft liggen. In Nederland liggen drie oerstroomdalen die verschillende fases in het oprukkende landijs markeren. Mathilde Maijer, die we al kennen van de pingomeren (zie 11 mei), laat in haar blog landschaplopen zien hoe dat is gegaan. Rivieren die voorheen naar het noorden stroomden, zoals de Eems en de Weser in het noorden van Duitsland, werden door het landijs geblokkeerd en gedwongen om voor het ijsfront langs naar het westen te stromen. In de zomermaanden voedde het smeltwater een kilometers breed stelsel van rivieren aan de voet van het landijs. In de koudste fase van de voorlaatste ijstijd groeide dat ijs nog wat verder zuidwaarts, waardoor de Veluwe, de Lemelerberg en andere stuwwallen konden ontstaan.
Na het smelten van het landijs bleef een diep dal achter, dat wel 50 m lager lag dan tegenwoordig. Tegelijkertijd lagen de aangrenzende Lemelerberg en het Drents Plateau een flink stuk hoger dan nu (zie hier en hier).
Niet langer belemmerd door landijs konden de grote Noord-Duitse rivieren weer noordwaarts gaan stromen. De Vecht bleef echter naar het westen afbuigen en werd een smal stroompje langs de zuidrand van het drooggevallen oerstroomdal om uit te monden in de Rijn, die via het huidige IJsseldal naar het noorden was gaan stromen (zie hier).
In de laatste ijstijd, zo'n 20.000 jaar geleden, kwam het landijs niet verder dan het gebied tussen Hamburg en Berlijn. Nederland was toen een poolwoestijn waarin door harde winden een dikke laag zand werd afgezet, dekzand genoemd (zie hier). Ook het oerstroomdal van de Vecht kwam grotendeels onder een deken van dekzand te liggen. Toen het warmer en vochtiger werd, gingen er bomen en struiken groeien. Waar de afwatering slecht was, vormde zich uit half vergane plantenresten een metersdikke laag veen, waarvan de moerassen rond Giethoorn een overblijfsel zijn. De rest is verzwolgen door de Zuiderzee of gebruikt voor turfwinning.

 
Donderdag 14 mei; rondje fietsen vanaf Giethoorn; 64 km
 
 

Gisteren reden we door de Weerribben, vandaag zijn de Wieden aan de beurt. Allebei ontstaan door turfwinning, die in de Wieden eerder op gang kwam en minder aan regels was gebonden dan in de Weerribben. Bovendien werden de Wieden enkele malen geteisterd door overstromingen na dijkdoorbraken langs de Zuiderzee. Hierdoor konden grote meren (wieden) ontstaan.

In Belt-Schutsloot krijgen we tijdens de lunch een paar ongenode gasten op bezoek. Corrie, die gewoonlijk haar verrekijker pakt als ze watervogels in het vizier heeft, grijpt nu een lege petfles. "Opzouten jullie!"

 
Ongenode gasten in Belt-Schutsloot

 

Ik schreef al dat het gebied rondom de Wieden bestaat uit een metersdikke laag veen en daaronder dekzand, waarmee het oerstroomdal van de Vecht is opgevuld. Bij Sint Jansklooster ligt echter een keileembult die dapper weerstand bood tegen de woest stromende Oervecht en nu nog altijd 10 meter boven het veenmoeras uitsteekt. We klimmen de bult op en fietsen opeens door een golvend coulissenlandschap met uitbundig bloeiende hooilanden.

 
Bloeiende weiden bij Vollenhove

Mathilde, onze wandelende ijstijdenencyclopedie, denkt dat deze keileembult - net als de Woldberg en de Havelterberg bij Steenwijk, een groepje drumlins is (zie hier). Een drumlin is een mooie Ierse term voor een langgerekte heuvel die onder een gletsjer is ontstaan en daarbij is gestroomlijnd tot een opvallende eivorm met de hoogste en steilste kant aan de kant waar het ijs vandaan kwam. Hier bij Sint Jansklooster is dat de noordoostrand, waar het heuvelland abrupt overgaat in de zompige Wieden.
Op een oude kaart van voor de drooglegging van de Noordoostpolder is goed te zien hoe deze keileembulten bij Vollenhove als een kaap uitstaken in de Zuiderzee en een natuurlijke barrière vormden tussen de zee en het laaggelegen achterland. Op de westpunt, aan de Voorst, waren kliffen (zie hier en hier).

 
Het hoge land van Vollenhove
Vollenhove was ooit een regionaal bestuurscentrum met een kasteel. Ook was het de thuishaven voor een vissersvloot, die verdween na de afsluiting van de Zuiderzee en drooglegging van de Noordoostpolder. Enkele monumentale gebouwen zouden niet misstaan in een veel grotere stad, zoals dit 17e-eeuwse woonhuis voor een stadssecretaris, met een paar joekels van stoeppalen ervoor.
 
17e-eeuws woonhuis met stoeppalen in Vollenhove
 
Op de oevers van het Vollenhovermeer zijn we getuige van een invasie van ganzen.
 
Ganzeninvasie langs het Vollenhovermeer

We fietsen met een omweg naar Blokzijl. In normale tijden zouden we ook via Jonen en Dwarsgracht terug kunnen fietsen, maar alle pontjes zijn nu uit de vaart en zelfs op de weg naar de pont zijn we niet welkom.
De Huttentocht van 2015 ging via deze pont (zie hier).

 
De pont naar Jonen is nu een no-go
Hier en daar zien we rollen riet liggen. Wiedenriet wordt veel gebruikt als dakbedekking.
 
Rietrollen
Blokzijl is een oude havenstad boordevol monumentale panden. Anders dan Vollenhove, lag Blokzijl aan de monding van een vaarroute: de Steenwijker Aa. Vanaf de 16e eeuw werd er tol geheven op de uitvoer van turf, een brandstof waar toen veel vraag naar was. Rond 1600 was Blokzijl een uitvalsbasis van de Staatse vloot aan de oostkant van de Zuiderzee, als een enclave in een gebied dat nog lang in Spaanse handen zou blijven. De aanwezigheid van een garnizoen bracht veel bedrijvigheid in Blokzijl, die veel migranten uit Noord-Holland aantrok.
In een atlas die Joan Blaeu rond 1650 uitgaf, staat een plattegrond van Blokzijl. Een deel van de omwalling, die ook dienst deed als zeewering, bestaat nog. Daarvan is in 2008 is de oude, scherpe vorm met een paar bolwerken hersteld.
 
Plattegrond van Blokzijl in de 17e-eeuwse atlas van Joan Blaeu
Veel huizen die hier in die tijd zijn gebouwd, hebben dezelfde stijl als in de steden aan de overkant van de Zuiderzee.
 
Oude huizen in Blokzijl
 
Sommige gevels, zoals op deze foto die ik tijdens de Huttentocht van 2015 maakte, lijken wel kopieën van Amsterdamse grachtenpanden.
 
'Amsterdamse' gevels in Blokzijl
Bij de oude sluis waar Blokzijl zijn naam aan dankt, staat een beeld van de herbergierster Kaatje, die dankzij haar kookkunst en gastvrijheid langs de hele Zuiderzeekust beroemd was. Haar levensverhaal is hier te lezen.
 
Kaatje bij de Sluis
Na Blokzijl fietsen we in de richting van de Weerribben en komen we langs het mischien wel meest gestolen plaatsnaambord van Nederland, al claimt het Zeeuwse plaatsje Boerenhol hierin landskampioen te zijn. Op 31 januari 2009 - niet helemaal toevallig de verjaardig van de toenmalige majesteit - kwamen er extra stevig vastgezette oranje borden in plaats van de blauwe borden, die toen al jaren verdwenen waren. De verzamelwaarde werd er alleen maar groter door, want al na twee dagen was ook dat bord weer weg (zie hier).
 
Nederland

Tot ver in de vorige eeuw was hier nog helemaal geen rijweg. De dorpen Kalenberg, Nederland, Wetering, Muggenbeet en Dwarsgracht waren alleen per boot te bereiken of via voetpaden op smalle kades. In 1935 liep het turfstekerslandschap met weren en ribben hier nog naadloos door naar de Wieden.

 
Overgang Weerribben-Wieden in 1935
Net als we eerder bij Giethoorn zagen, was rond 1960 de ontwatering en herverkaveling hier al ver gevorderd. Wieden en Weerribben waren niet meer met elkaar verbonden en dreigden te verdrogen. Door voortschrijdend inzicht werden vanaf 1964 'woeste gronden' gepromoveerd tot 'natuur'. Een deel van de witte plekken op de kaart hieronder is daardoor nooit helemaal op de schop gegaan.
 
Overgang Weerribben-Wieden in 1965
 
Vanaf 1992 zijn de Weerribben een nationaal park. Vijftien jaar later wordt het gebied rond de Wieden, dat dan al grotendeels in handen is van Natuurmonumenten, aan dit nationale park toegevoegd. Daarna wordt de ontginning tussen Nederland, Wetering en Muggenbeet zoveel mogelijk teruggedraaid. Boeren worden onteigend en het waterpeil wordt verhoogd, zodat er rietland en moerasbos kan ontstaan (zie dit artikel). Wel is er ten westen van Wetering een 150 meter brede strook land opgehoogd als droge buffer tegen muggen. De meeste bewoners hadden geen bezwaar tegen nieuwe natuur, maar nog meer muggen? 'Not in our backyard!'
 
Overgang Weerribben-Wieden in 2019
Aan grauwe ganzen is in deze nieuwe natuur geen gebrek, integendeel. Het zijn er nu zoveel, dat het riet langs de waterkanten sneller aanvreten wordt dan dat het aan kan groeien. Rietvelden worden dan kleiner en de oppervlakte open water wordt steeds groter (zie hier). Dat was echter niet de bedoeling. Om te voorkomen dat dit gebied over enkele jaren volledig kaalgevreten is en verandert in een grote waterplas waar moerasvogels niet meer kunnen broeden, wordt hier en daar het waterpeil weer wat verlaagd. Voor ganzen wordt het dan minder aantrekkelijk, terwijl riet en andere moerasplanten de kans krijgen om te herstellen en uit te breiden.
 
Ganzen in nieuwe natuur
Over de nieuwe muggenwering loopt een fietspad met uitzicht op de rietlanden. Tussen het riet zien we enkele zilverreigers. Ook horen we een dof getoeter.
"Een roerdomp", zegt Corrie. We krijgen hem niet te zien, maar het geluid verraad verraadt dat er eentje in het riet moet zitten (luister hier) .

Ook vlak voor Giethoorn treffen we een mooi stuk nieuwe natuur aan, of beter: nieuw cultuurland. Hier geen moerassen en rietlanden, maar vochtig en gevarieerd open grasland, waar weidevogels, die van open ruimte houden, zich thuis kunnen voelen. 'Plas-dras' noemen ze dat. Het gras moet wel kort blijven, zodat kuikens van weidevogels er zonder moeite doorheen kunnen lopen (zie hier).

 
Nieuwe natuur in Polder Giethoorn
Na drie dagen zit de Giethoornse episode van onze tocht er weer op. Zo rustig als het hier nu was, zullen we niet gauw meer meemaken. Toch hebben we ook wel wat gemist. Fietsend of wandelend is hier veel te zien, maar dit gebied ervaar je pas echt goed vanaf het water. Dat ging nu niet omdat er geen bootjes werden verhuurd. Een goede reden om hier weer eens terug te komen, al zal het lastig worden een een periode te vinden met lekker weer maar zonder muggen en toeristen...
 
Vrijdag 15 mei; fietsen van Giethoorn naar Hulshorst; 74 km
 
 
Vandaag hebben we weer een huiswisseldag. We moeten naar het zuidwesten, terwijl er een stevige noordwestenwind staat. Daar willen we geen last van hebben zolang we door open terrein fietsen. Dus maak ik de route zo, dat we eerst zoveel mogelijk naar het zuiden fietsen en later, in de beschutting van de Veluwse bossen, meer naar het westen.
Bij Genemuiden steken we met een pont het Zwarte Water over. Door de lockdown zijn veel ponten zijn stilgelegd, maar deze pont is te belangrijk om uit de vaart te nemen. Wel is er een bescheiden aanpassing. De kaartverkoper komt nu niet meer naar de mensen toe, maar staat in een provisorisch in elkaar geknutseld hokje dat veel weg heeft van een poppenkast.
 
Pont naar Genemuiden
Op de Achterweg passeren we de laatste hooiberg van Genemuiden. Vroeger stonden er hier wel honderd. In de tijd dat hooi een kostbare brandstof was omdat transport over land nog grotendeels per paard geschiedde, was de IJsseldelta de hooischuur van Nederland (zie hier). Die hooibergen waren zeer brandbaar, net als de grote voorraad biezen voor de mattenvlechterijen, die er in het najaar nog bijkwam.
Genemuiden heeft het geweten. De grootste brand vond plaats in 1868, toen het hele stadje in vlammen opging. Daarom zijn er bijna geen echt oude gebouwen meer te vinden. En de mattenvlechters fabriceren nu synthetische tapijten en kunstgras.
 
Achterweg in Genemuiden
Uniek in het voorjaar: een groot spandoek dat laat weten dat de scholen weer zijn begonnen. En daaronder het advies om op de fiets of lopend te komen en daarbij anderhalve meter afstand te houden. In andere jaren zou dit een onbegrijpelijke boodschap zijn geweest. Nu lijkt dit het begin van het naderende einde van de lockdown. Voor scholieren tenminste. Voor fietsers die niet altijd en overal willen fietsen en geen auto hebben, is de lockdown juist strenger geworden. Sinds enkele dagen is het namelijk niet meer toegestaan om een fiets mee te nemen in de trein. Met name bij de NS lijkt men vastberaden om fietsen niet voor het eind van de zomer weer in de trein toe te laten. Gelukkig hadden wij onze coronavakantie al zo gepland, dat we in principe geen trein nodig zullen hebben. Anders hadden we nu een probleem gehad.
Vanwege het besmettingsrisico gebruikten we de trein de laatste tijd veel minder dan voorheen, en al helemaal niet met de fiets. Toch heb ik geen begrip voor deze maatregel. Over een paar weken is iedereen weer welkom in de trein met een mondkapje; behalve reizigers met een fiets, waar de beleidsmakers van de NS toch al weinig mee op hadden.
 

Spandoeken kondigen een verlichting van de lockdown aan
We fietsen verder door de polder Mastenbroek, een van de oudste polders in Nederland. Vanaf de 14e eeuw werd het zompige gebied tussen het Zwarte Water en de IJssel bedijkt, ontwaterd en in rechte percelen verkaveld.
 
Polder Mastenbroek in de 18e eeuw
Oorspronkelijk lag de polder boven zeeniveau, maar de ontwatering en inklinking van het veen dat hier onder een dun laagje klei ligt, leidde tot bodemdaling. De dijken waren geen garantie tegen overstromingen. Tientallen keren heeft de polder Mastenbroek onder water gestaan, voor het laatst een half jaar lang aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Daarom werden boerderijen hier eeuwenlang op terpen gebouwd. We komen nog enkele goed geconserveerde exemplaren tegen, zoals hieronder aan de Bisschopswetering, nummer 84. Helaas is dit huis gaan verzakken door verlaging van het waterpeil na een ruilverkaveling (zie hier voor een verhaal over dit huis).
 
Bisschopswetering 84
Een klein stukje verder, bij huisnummer 73, staat nog zo'n monumentale boerderij op een terpje. Op het erf wordt druk gebouwd. In de zomer van 2020 wordt voor dit adres een vergunning verleend voor een 'inpandige mestkelder' (zie hier). Het huis is zichtbaar verzakt, verf bladdert van de kozijnen en de voordeur lijkt van binnen te zijn dichtgetimmerd. Iets zegt me dat hier ook gewacht wordt op een sloopvergunning...
 
Bisschopswetering 73

Bisschopswetering 73
Het is weer tijd voor een kaartje. Hieronder de huidige situatie rond de huisnummers 84 en 73.
 
Bisschopswetering in 2019
Hieronder hetzelfde gebied rond 1990. Nummer 84 zag er toen net zo uit als nu en nummer 73 was nog een woonhuis zonder stallen, schuren, silo's en mestkelder. Ook op andere plekken was minder bebouwing dan nu. En helemaal rechtsonder waren nog weilanden op de plek waar nu de Zwolse vinexwijk Stadshagen ligt.
 
Bisschopswetering rond 1990

En hoe zal deze polder er over nog eens 30 jaar uitzien, als de 'modernisering' van de landbouw en de verstedelijking onveranderd door blijven gaan?

Ik zou hier ook nog een kaartje kunnen laten zien van voor de grote ruilverkaveling in 1975, maar een verwijzing naar een mooie website met oude foto's en een duidelijk verhaal lijkt me beter (zie hier). Samengevat: de van noordwest naar zuidoost lopende hoofdweteringen waren toen nog doorgaande vaarten met aan elke kant een zeer smalle weg, waar auto's elkaar amper konden passeren. Tijdens de ruilverkaveling werden de wegen aan beide zijden van deze vaarten vervangen door één weg, die een stuk breder was, met een fietspad ernaast. De weteringen bleven bestaan als sloten die wisselend aan de linker- of rechterkant van de nieuwe weg lagen, om het zicht op de terpboerderijen te sparen. Toen vond men dat aanzicht blijkbaar nog iets waardevols dat behouden moest worden.

Vlakbij Zwolle bereiken we de IJssel. In de verte zijn de bossen van de Veluwe al te zien.

 
IJssel ten westen van Zwolle
Over de IJsseldijk fietsen we naar de drie bruggen bij Zwolle: de Nieuwe IJsselbrug uit 1970 voor het snelverkeer van de A28, de IJssel- of Katerveerbrug uit 1930 voor de oude Zuiderzeestraatweg en de Hanzeboog uit 2011 voor treinen en fietsers. Vlak naast de Hanzeboog heeft de oude spoorbrug uit 1946 gelegen, een wat lagere hefbrug die de eerste brug uit 1864, die in de oorlog tweemaal was opgeblazen, moest vervangen. Er is 2 km verderop ook nog een fietspont, het Kleine Veer naar Hattem. Daar hebben we anderhalf jaar terug tijdens de Huttentocht op de laatste vaardag van het seizoen gebruik van gemaakt (zie hier). Dit pontje vaart nu niet vanwege de lockdown.
 
Uitzicht op de IJsselbruggen van Zwolle
De Hanzeboog heeft naast de spoorlijn een fietspad, waar nu druk gebruik van wordt gemaakt.
 
Fietspad langs de Hanzeboog
Zoekend naar een fatsoenlijke picknickbank stelt Wezep ons teleur. We vinden ook geen pittoreske dorpskern, maar forensenwijken met grote huizen en dikke auto's. En niet langer de vriendelijke en onthaaste sfeer die we ten noorden van Zwolle vaak proefden. Pas 10 km na het oversteken van de IJssel treffen we een mooi bankje aan op het terrein van Landal Landgoed 't Loo, niet te verwarren met het gelijknamige paleis bij Apeldoorn. Eigenlijk bevinden we ons hier op verboden terrein, maar de tuinman die langs komt lopen, vindt het prima en vertelt ons van alles over zijn werk.
 
Lunchen bij Landal
Zaterdag 16 mei; rondje fietsen vanuit Hulshorst; 54 km
 
 
Het huisje dat we bij Hulshorst hebben geboekt, is een wat sjofel onderkomen vergeleken met de juweeltjes van de afgelopen week, terwijl het niet minder kost. Het voldoet nog wel aan onze belangrijkste criteria: we kunnen hier ons eigen potje koken, het is niet op een groot vakantiepark, de omgeving is mooi en het is min of meer halverwege Giethoorn en Amsterdam.
 
Vakantiehuisje in Hulshorst
We fietsen eerst naar Vierhouten, waar we koffie drinken bij een nicht van Corrie, die hier vaak te vinden is. Voor de middag hebben we een mooie route terug naar Hulshorst bedacht. Zoveel mogelijk autovrij door een mix van bijzondere Veluwse landschappen. Op het Speulderveld stoppen we voor een picknick in de luwte van een boom.
 
Pauze op het Speulderveld
Het Houtdorper- en Speulderveld is een uitgestrekt gebied met natte en droge heidevelden, waar grote grazers het gras kort moeten houden. Helaas is dat hier niet goed gelukt. We zien nu meer gras dan heide om ons heen, dankzij een overmaat aan stikstof uit de wijde omgeving (zie hier).
 
Vergrassing van het Speulderveld

Heideplagger Maarten de Bolder klaagde 30 jaar geleden al in Keek op de Week over de vergrassing (zie youtube).
Hier hoef je niet ver te zoeken naar een megaverspreider van stikstof. Investico, een platform voor onderzoeksjournalistiek, concludeerde laatst dat één kalkoenboer uit Ermelo jaarlijks meer stikstof uitstoot dan alle automobilisten besparen met verlaging van de maximumsnelheid (zie hier). Met het uitkopen van de 25 grootste 'piekbelasters' die zich binnen 250 meter van een natuurgebied bevinden, zou het probleem al beheersbaarder worden, al is er meer nodig om uit de stikstofcrisis te komen (zie dit artikel).

Vlakbij is ook een bedrijf met 700 witvleeskalveren. De eigenaren zeggen: "'We hadden ons huiswerk gedaan en mogen hier boeren. Het lijkt wel alsof we hier ongewenst zijn. Dit is voor ons allebei een droom en die gaan we hoe dan ook voortzetten [...] Voor mensen die niet agrarisch onderlegd zijn, is het natuurlijk prachtig om hier te wandelen. Maar daar hebben wij geen tijd voor. We werken beiden ook nog buiten de deur" Spijt van hun keuze hebben ze niet. 'Kansen moet je pakken. Zonder strijd geen overwinning, dus je moet ergens voor vechten'.(zie hier).
Hier zien we het cliché van hardwerkende boeren die geen tijd hebben om een wandeling door de natuur te maken - die nota bene voor hun deur ligt - en verrast lijken te zijn door een probleem met die natuur waar ze zelf een medeveroorzaker van zijn. Op zoek naar wat witvleeskalveren nu precies zijn, wordt me duidelijk dat het vlees van deze kalveren licht van kleur blijft door een laag gehalte hemoglobine in het bloed. Om dat te bereiken, krijgen deze kalveren voedsel met een beperkt ijzergehalte; dat zou net genoeg moeten zijn om geen bloedarmoede te krijgen (zie wikipedia).
Ik vraag me af waarom het fokken van deze kalveren voor deze mensen een droom is om voor te vechten. Ploeteren tussen de stalmuren en gemangeld worden door Rabobank, mestoverschotten en stikstofwetgeving: is dat niet even uitzichtloos als de sisyphusarbeid van heideplagger Maarten de Bolder? Zij lijken op een andere planeet te leven dan de gruttovriendelijke boeren van vorige week (zie het verslag van 6 mei).
Zoekend naar meer informatie vind ik een artikel in Trouw over een andere Veluwse kalverboer, Bart Boon, de enige biologische boer van de ruim 1500 Nederlandse vleeskalverboeren (zie hier). Hij vindt de omstandigheden in de Nederlandse kalvermesterij doorgaans slecht: er is weinig ruimte per dier, de kalveren krijgen geen of weinig daglicht en gaan nooit naar buiten.

Even later rijden we door het Speulderbos, een van de mooiste bossen op de Veluwe. Aarzelend zonlicht valt door het prilgroene bladerdak van dansende beuken. Prachtig om hier nu te fietsen, maar we weten dat het hier in de herfst nog mooier kan zijn (zie dit fotoverslag).

 
Speulderbos
Hier wanen we ons bijna in een oerbos. Het laatste Nederlandse oerbos is echter aan het eind van de 19e eeuw gekapt om er landbouwgrond van te maken: het Beekbergerwoud bij Apeldoorn. Die landbouwgrond viel later nogal tegen en bracht niet veel op. Ondertussen was wel het laatste Nederlandse oerbos verdwenen. In 1870 stond het nog nog op de kaart als 'Ontoegankelijk moeras met hooge steenboomen'.
 
Kaart van het Beekbergerwoud in 1870
Het Speulderbos zag er toen op de kaart heel anders uit: als een gecultiveerd bos, doorsneden met rechte wegen en paden.
 
Kaart van het Speulderbos rond 1870

Toch is het Speulderbos een van de oudste bossen in Nederland. Het was er al in de Steentijd, zo'n 10.000 jaar geleden. Meer dan 70 grafheuvels in het bos laten zien dat hier toen ook al mensen kwamen. Eeuwenlang werd timmerhout uit het Speulderbos gehaald, waarvoor meestal rechte stammen geselecteerd werden. Kromme bomen liet men staan (zie dit artikel). Niet zo heel lang geleden hingen er nog baardmossen aan de takken van de oudste bomen. Door de toegenomen luchtvervuiling hebben die mossen inmiddels het loodje gelegd.
Het Speulderbos ligt bovenop een stuwwal, die in de voorlaatste ijstijd is gevormd. In dit bos ligt een met water gevulde kuil, het Solse Gat. Ook deze kuil is in die ijstijd ontstaan. Volgens deskundigen is het een pingoruïne, die later is gebruikt als leemgroeve.
Volgens de legende heeft hier ooit een klooster gestaan, met monniken die wel van een feestje hielden. Ze verkochten hun ziel aan de duivel, die zorgde voor een constante aanvoer van wijn en heksen. Totdat tijdens een kerstnacht een hevig noodweer losbarstte, waarna het klooster wegzonk in een diep gat. Nog altijd schijn je hier om twaalf uur ’s nachts een steeds harder wordend klokgelui te kunnen horen. Het hele verhaal is te lezen op de website van Judith Schuyf (zie hier).
Nog altijd trekt het Solse Gat spiritueel gevoelige zielen aan. Sommigen zijn hier met wichelroedes op zoek naar leylijnen, anderen willen hier een heksenkring opzetten (zie dit artikel). Orthodoxe christenen in het nabijgelegen Putten en Ermelo vinden het maar niks. In 1999 vernam een Puttens raadslid van een dorpsgenoot dat er 's nachts bij het Solse Gat een groep vrouwen in een occulte feeststemming was gezien (zie hier). Een poging om in een plaatselijke verordening vast te leggen dat heksen uit het bos geweerd moeten worden, kreeg onvoldoende steun.

Wij laten het Solse gat nu links liggen, maar ik laat hier wel even zien hoe we het eens hebben aangetroffen op een mooie dag in november.

 
Solse Gat in de herfst
Via Ermelo fietsen we naar het Beekhuizerzand. In 2004 is deze miniwoestijn weer nieuw leven ingeblazen door veel bomen en struiken, waarmee het stuifzand van alle kanten aan het dichtgroeien was, weg te halen.
 
Beekhuizerzand
Daarna kruisen we de Hierdense Beek, de langste beek van de Veluwe, die van het Uddelermeer door een dal tussen twee stuwwallen naar het Veluwemeer stroomt.
 
Hierdense Beek
's Avonds bedenk ik alvast een route naar Amsterdam. Morgen wordt westenwind verwacht, met windkracht 5. Stevig tegen dus. De allerkortste route is 75 km, maar die gaat vooral langs kaarsrechte wegen door de Flevopolder, zonder beschutting en vaak ook nog met voorbijrazend autoverkeer. De kortste route over het oude land is 78 km. Dat is wel via een pontje bij Eemdijk, dat op zondag niet vaart. Via de brug bij Eembrugge is nog 2 km extra. Ook dan volg je veel saaie rechte wegen en heb je - met name tussen Nijkerk en Eemnes - geen beschutting tegen de wind. Ik puzzel verder en vind tussen Hulshorst en Amsterdam West toch nog een autoluwe route met veel beschutting door bomen en struiken, die onder de 90 km blijft.
 
Zondag 17 mei; fietsen van Hulshorst naar Amsterdam; 88 km
 
 
De meest aantrekkelijke route die onder de 90 km blijft, blijkt dwars door de Flevopolder te lopen. Grotendeels over fietspaden door bossen en groenstroken. Het begin is een herhaling van de mooie route door het Beekhuizerzand, die we gistermiddag in de tegenovergestelde richting fietsten.
 

Beekhuizerzand
In Ermelo moeten we wachten voor een spoorwegovergang, terwijl we amper genoeg tijd hebben om de pont van 11 uur naar Zeewolde te halen. Als we die missen, moeten we 40 minuten wachten. Dat is geen ramp, maar toch wel een sprintje naar de veerhaven bij Strand Horst waard. Het lukt, we kunnen nog mee!
 
Pont van Strand Horst naar Zeewolde
Vanaf Zeewolde fietsen we 9 km over fietspaden door de uitgestrekte loofbossen van het Horsterwold en daarna nog 5 km fietspad op de noordoever van de Hoge Vaart. Ook daar rijden we in de luwte van bomen en struiken.
 
Beekhuizerzand
Het fietspad wordt anderhalve kilometer onderbroken door een rustige weg met bomen erlangs. Dan volgt 19 km fietspad langs de Hoge Vaart en door de bossen en parken van Almere. Van tegenwind en autoverkeer hebben we hier geen last. Alleen een omgewaaide boom dwingt ons even tot afstappen.
 
Omgewaaide boom op het fietspad
Het enige minpuntje van deze route is het planmatige, aangeharkte karakter ervan. Geen enkele boom is ouder dan een halve eeuw. Woudreuzen, stuwwallen, pingoruïnes, magische plekken waar de gekste dingen zijn gebeurd, kerken en kastelen: je zult ze hier niet vinden. Hoewel? In Almere heeft men geprobeerd de ondraaglijke saaiheid van de moderniteit te doorbreken door een kasteel te bouwen. De buitenkant had een replica van het Belgische Château Jemeppe moeten worden (zie hier), met een karkas van gewapend beton. Zoals gebruikelijk bij grote projecten, waren de bouwkosten veel hoger dan geraamd. Pogingen om er een trouwlocatie of een pretpark (Witch World) van te maken, zijn gestrand. De gemeente zag er geen heil meer in en steekt nu liever veel geld in een ander megalomaan project: de Floriade van 2022 (zie hier).
Wat rest is een eigentijdse ruïne, of een folly (zie hier). In ieder geval een leuke aanwinst op de lijst van Grote Nutteloze Werken (zie hier).
 
Château Almere
In Muiderberg zijn we terug op het oude land. Het dorp is gebouwd op het topje van een stuwwal, die enkele meters boven het omringende veen uitsteekt. De oude Zuiderzeedijk die van Naarden naar Amsterdam liep, werd hier even onderbroken door een klif met een zandstrand. Dat klif is nu een mooie plek om even languit in het gras te liggen en naar de bootjes op het IJmeer te staren.
 
Strand van Muiderberg
We volgen de oude zeedijk naar het westen en zien in de verte een echt kasteel: het Muiderslot. In folders ook wel 'Amsterdam Castle' genoemd. Toch zijn we hier nog niet op Amsterdams territorium, maar in de Gooi en Vechtstreek. 'Muiden' is voor toeristen niet uit te spreken, maar een Engelse of Chinese vertaling van 'Gooi en Vechtstreek' zou best passen bij zo'n middeleeuws kasteel.
 
Muiderslot
Vanaf Muiden loopt een erg mooi fietspad langs de oude zeedijk naar Amsterdam. In 2004, toen het fietspad nog niet klaar was, heb ik hier al eens foto's gemaakt voor een tijdschrift. Sindsdien ben ik er niet meer geweest, dus ik ben benieuwd hoe het fietspad er nu bijligt. Dat valt tegen. Zodra we Muiden uitfietsen, wordt het pad met een hek versperd. Aan dit hek laat een onvriendelijk bord ons weten dat het fietspad nu verboden terrein is 'in verband met verspreiding coronavirus'.
 
Muiderslot
"Het moet niet gekker worden", denk ik. Ik had me erop verheugd om hierlangs te fietsen. Het alternatief, een saai fietspad langs de Muidertrekvaart in de herrie van de A1, heb ik als twintiger al vaker gefietst dan me lief was. Ik geloof er niks van dat het coronavirus de werkelijke reden van deze afsluiting is. Net als veel andere fietsers kiezen we voor burgelijke ongehoorzaamheid en negeren we het verbod.
Ik vermoed dat de werkelijke reden de overlast van racefietsers - en misschien ook wel speed pedelecs - is, die hier keihard langs kunnen scheuren en zich niks aantrekken van langzamere fietsers, wandelaars en schapen. Om asofietsers te weren, zou je hier wat aan het wegdek moeten doen. Iets met drempels; of op strategische plekken van het betonpad een grind- of schelpenpad maken; of een kudde Wieringse schapen op het pad laten scharrelen (zie het verslag van 5 mei).
 
Fietspad op de oude Zuiderzeedijk
Het fietspad komt uit op de Diemerzeedijk. Ooit woonde ik hier vlakbij in een studentenflat, met uitzicht op het IJmeer. De Diemerzeedijk was toen nog een verlaten vuilstort, waar ook afval uit de olieindustire, zware metalen en dioxine werden gedumpt (zie hier). Nu is het een van de drukste autoloze uitvalswegen van Amsterdam naar het oosten.
 
Fietspad op de oude Diemerzeedijk
 
Een rondje van twee weken hebben we nu voltooid. Het overtrof onze verwachtingen. En we zijn nog lang niet uitgefietst. Na een onderbreking van drie dagen begint het hemelvaartweekend en gaan we weer op pad.