Zes
weken veldwerk
|
|
Soms
fiets ik puur voor mijn plezier, maar als auteur van enkele
fietsgidsen stap ik ook vaak op de fiets om dingen uit te
zoeken of te controleren. Zo reed ik in 2016 en 2017 viermaal
een stuk van de Frontlijnroute,
waar ik al 5 jaar niet was geweest. In april 2016 het eerste
stuk tussen Nieuwpoort en Arras. In augustus had ik het volgende
stuk willen doen, maar toen vond ik het veel te warm. Half
september brak er in Noord Frankrijk weer een periode met
aangenaam fietsweer aan en stapte ik weer op mijn fiets voor
een weekje veldwerk. Zo ook in mei en september 2017. In totaal
was ik zes weken onderweg om de hele Frontlijnroute te verbeteren
en weer up to date te krijgen. Voor de eerste editie, die
in 2012 verscheen, had ik er in de drie voorafgaande jaren
al 10 weken rondgefietst. Ook hebben enkele proeffietsers
toen de meeste trajecten nog nagefietst.
Het verwerken van de gemaakte aantekeningen, gps-data en foto's
kost veel meer tijd dan het veldwerk zelf. Daarbij kwam ook
nog het bijwerken van de routekaarten, het tekenen van nieuwe
stadsplattegrondjes (tot in 2015 deed uitgever-cartograaf-vormgever
Michaël Wannet dit nog) en het bewerken van nieuwe foto's.
Het eindresultaat is een grondig vernieuwde fietsgids, die
begin maart 2018 is verschenen.
Daaraan zie je echter niet hoe zo'n route met veel zwoegen,
genieten, wikken en wegen geleidelijk tot stand is gekomen;
en dat er nog veel meer te zien is dan uiteindelijk in de
gids komt te staan. Daarom wil ik hier iets laten zien van
het veldwerk dat ik voor deze route-update heb verricht.
|
|
Dag 1, 18
april 2016. Van Vlissingen naar Diksmuide, 55 km (excl.
afstand in de kusttram) |
|
|
|
Het
is een frisse maar zonnige lentedag. Ik heb nu geen zin in
een lange treinreis met twee of drie maal overstappen naar
Veurne of Oostende, maar wil snel op mijn fiets kunnen stappen.
Daarom neem ik de rechtstreekse trein naar Vlissingen en de
fietspont naar Breskens. Dan volgt een pittig stuk fietsen
over de zeedijk met een harde tegenwind. Die dijk is de laatste
jaren versterkt met nieuwe duinen, waarvan het zand me nu
om de oren waait.
In de verte zijn de havenkranen en windturbines van Zeebrugge
al te zien.
|
|
|
Zeedijk
bij Breskens |
Verderop
ligt de Verdronken
Zwarte Polder. Hier ligt een slufter, die kon ontstaan
na een dijkdoorbraak in 1802. Voorbij Cadzand ligt nog een
veel grotere slufter: het Zwin. Dit is het restant van een
zeearm die eeuwen geleden de vaargeul naar Brugge vormde.
Een fietspad langs de Internationale Dijk, die de zuidgrens
van het Zwin vormt, verbindt Cadzand met Knokke.
Deze dijk gaat verdwijnen en de achterliggende Willem-Leopoldpolder
wordt dan ontpolderd, zodat het Zwin, dat nu langzaam verzandt,
meer water zal kunnen bergen (zie hier).
Deze ontpoldering verloopt een stuk geruislozer dan die van
de Hedwigepolder aan de andere kant van Zeeuws Vlaanderen,
waar de landbouwlobby en een legertje politici jarenlang geprobeerd
hebben om de ontpoldering te dwarsbomen. Het grote verschil
is dat de Willem-Leopoldpolder net over de grens ligt, waar
men niet lijdt aan het Zeeuwse Luctor-et-Emergo-syndroom. |
|
|
Het
Zwin bij Knokke |
Vanaf
Knokke verandert de open kust met duinen, dijken en slufters
in een eindeloze kuststad, met een kilometerslange muur van
torenhoge appartementen langs het strand en af en toe een
vergeten stukje duin ertussen. Bij gebrek aan landschap gaat
fietsen langs deze Costa del Vlaanderen mij snel vervelen,
zeker met tegenwind.
Daarom zet ik mijn fiets achterin de kusttram,
die in bijna twee uur naar Nieuwpoort Bad boemelt, met een
overstap in Oostende. In de oude frontlijngids was al te lezen
dat fietsen voor een paar euro in deze tram meemogen, dus
die tip blijft staan. Al denk ik wel dat je op drukke dagen
alleen op de beginstations Knokke en Oostende de fietsplek
nog leeg zult aantreffen.
In Nieuwpoort
Bad start de Frontlijnroute aan het begin van het Westerstaketsel,
een pier die het strand scheidt van de vaargeul naar de IJzermonding.
De laatste keer dat ik hier was, stond op deze plek een standbeeld
van de 'Godin van de wind', uitgebeeld als een stijlvolle
dame die vanonder een grote strandhoed zeewaarts tuurt. Voor
het oog was ze een fraaie verschijning, waar je best mee op
pad zou willen gaan. Maar pas op: zeker voor fietsers kan
ze meedogenloos uitpakken. |
|
|
Zo
stond de Godin van de Wind in 2010 aan de monding van de IJzer
|
Nu
staat hier een abstracte sculptuur van Willem Vermandere met
de titel 'Verzoening'. Eronder is te lezen: 'Ingehuldigd
op 8 oktober 2014 op de plaats waar het westelijk front begon,
ter gelegenheid van de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog'.
De foto van deze plek in de gids, waarop de Godin van de Wind
nog te zien is, zal ik moeten vervangen. Vandaag is er helaas
geen geschikt licht om een nieuwe foto te maken die net zo
fraai is als de oude. Dus zal ik hier nog eens terug moeten
komen met beter weer.
Van de frontlinie is hier niets meer terug
te vinden. Wel stuit ik na enig speurwerk op een demarcatiesteen,
enigszins verborgen tussen de appartementen achter de kustpromenade.
Dit is de meest noordelijke van de circa honderd gedenkstenen
die in de jaren twintig langs de frontlijn in België
en Frankrijk zijn geplaatst. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
hebben de Duitsers hun best gedaan om de opschriften onleesbaar
te maken, maar dat is niet helemaal gelukt. 'Hier werd
de overweldiger tot staan gebracht - Ici fut arrêté
l'envahisseur - Here the invader was brought to a standstill',
valt nog net op drie zijden van de steen te lezen.
|
|
|
Demarcatiesteen
in Nieuwpoort Bad |
Ik
fiets enkele kilometers landinwaarts naar de Ganzepoot:
het sluizencomplex dat in 1914 benut werd om van de smalle
IJzer een brede waterlinie tegen de oprukkende Duitse troepen
te maken. Bij helder weer is de Ganzepoot goed te overzien
vanaf de top van het nabijgelegen Koning
Albert I monument. |
|
|
Sluizencomplex
de Ganzepoot in Nieuwpoort |
Dan
volgt de Frontzate, het fietspad
op de oude spoorbedding naar Diksmuide. Bij het voormalige
station van Ramskapelle zitten drie versteende soldaten met
elkaar te drinken. ‘Verbroedering 25-12-1914’
heet dit kunstwerk van William Livermore. Op kerstavond 1914
besloten frontsoldaten op allerlei plekken spontaan de strijd
te onderbreken om kerst met elkaar te vieren. Hun commandanten
waren verbolgen. Zodra de weersomstandigheden het toelieten,
moesten de militairen elkaar weer gaan beschieten. |
|
|
Verbroedering
25-12-1914 in Ramskapelle |
In
Oud Stuiveken staat een monument voor de gesneuvelden van
het eerste en tweede bataljon karabiniers wielrijders. Ik
heb geen idee waar deze fietsers voor ingezet werden, maar
niets was in die tijd onmogelijk. De fiets was in 1914 een
relatief nieuw vervoermiddel. Net als de zeppelin, waarmee
soms bombardementen werden uitgevoerd. Allerlei nieuwe vindingen
en technieken werden uitgeprobeerd, en dat liep vaak niet
goed af. |
|
|
Monument
voor gesneuvelde 'karabiniers wielrijders' in Oud Stuiveken
|
Vlak
voor Diksmuide ligt de Dodengang,
waar een deel van de loopgraven is geconserveerd en met houten
vlonders en betonnen 'zandzakken' geschikt gemaakt is voor
toeristische consumptie. Even verderop staat de robuuste IJzertoren,
die gebouwd is op de plek waar in 1914 Duitse en Belgische
soldaten spontaan kerst met elkaar gingen vieren. Het is ook
een plek waar Vlaamse soldaten zich steeds meer gingen storen
aan de arrogantie van hun Franstalige officieren.
Het bijzondere van de IJzertoren is dat deze destijds tegen
de verdrukking in tot stand is gekomen. Vanaf het begin was
deze toren niet alleen een monument voor gesneuvelde Vlamingen,
maar ook een symbool van de Vlaamse Beweging, die door de
Belgische overheid zowel na de Eerste als de Tweede Wereldoorlog
werd beschuldigd van collaboratie met de Duitsers. In 1946
werd de IJzertoren vakkundig opgeblazen. De daders zijn nooit
opgespoord, zodat er over de verwoesters van deze toren wel
net zoveel complottheoriën zullen bestaan als over de
Bende van Nijvel. Bijna twintig jaar later verrees op de ruïnes
van zijn voorganger de huidige IJzertoren. Ditmaal van gewapend
beton, dus beter bestand tegen dynamiet, maar niet tegen de
toenemende verscheurdheid binnen de Vlaamse Beweging.
In de fietsgids probeer ik als niet-Belg de bizarre geschiedenis
en betekenis van de IJzertoren, de jaarlijkse IJzerbedevaart
en de rechtse afsplitsing daarvan, de IJzerwake, in een halve
pagina uit te leggen aan andere niet-Belgen. Dat is best wel
spitsroeden lopen, want minstens een op de drie lezers komt
uit Vlaanderen. |
|
|
IJzertoren
bij Diksmuide
|
Na
jaren van verwaarlozing en een gedwongen sluiting is camping
De IJzerhoeve in Diksmuide weer open. Wanneer ik langs kom
fietsen, zijn de kleinzoons van de vroegere eigenaar hard
bezig om het terrein op te knappen. Enkele maanden na mijn
bezoek is de camping gereed voor het zomerseizoen (zie hier). |
|
Dag 2, 19 april 2016.
Van Diksmuide naar Ieper, 65 km |
|
|
|
Langs
de oevers van de IJzer en de Ieperlee slingert de route vrijwel
autovrij naar Ieper. Onderweg controleer ik de nummers van
de fietsknooppunten, die ik volledigheidshalve noem in de
navigatietekst. Dat leek handig, totdat het netwerk van fietsknooppunten
in West-Vlaanderen radicaal op de schop werd genomen. De meeste
bordjes vermelden inmiddels de nieuwe nummers, maar af en
toe verraadt een afwijkend oud nummer bovenop een wegwijzer
dat de persoon die de bordjes heeft verwisseld, niet altijd
een ladder bij zich had. |
|
|
Fietsknooppunt
28 met oud nummer 22 op de paal
|
Vlak
voor Ieper verlaat ik de hoofdroute voor een alternatief traject
langs de slagvelden rond Ieper. Dit traject is bedoeld voor
fietsers die wat meer willen zien van het vele oorlogserfgoed
rond Ieper. Wie in een wat hoger tempo door wil fietsen, kan
dit traject links laten liggen.
Bij Langemark bezoek
ik het Studentenfriedhof, waar meer dan 40.000 Duitse soldaten
liggen, waarvan een tweetal later Brits bleek te zijn. Op
een muur staan namen van 3000 studenten, die in collegezalen
waren gezwicht voor nationalistische praatjes en zich vervolgens
als vrijwilliger hadden aangemeld. Naïef en onervaren
sneuvelden ze massaal bij de eerste gevechten om Ieper. Met
vlakke grijze grafstenen onder hoge eiken is deze begraafplaats
van een serene schoonheid, die niet wordt vertroebeld door
uitingen van trots of grandeur. Anders dan de Britten en de
Fransen, hebben de Duitsers het afgeleerd om hun verleden
te romantiseren. |
|
|
Studentenfriedhof
bij Langemark
|
Onderweg
stop ik even bij een Mariabeeldje. Het is een van de weinige
die hier nog staan. De meeste zullen in het strijdgewoel ten
onder zijn gegaan. Dit beeldje heb ik vijf en zes jaar terug
gefotografeerd. De eerste keer, op 19 mei 2010, waren de velden
erachter nog kaal. |
|
|
Mariabeeldje
op 19 mei 2010
|
Een
jaar later, op 13 juni 2011, stond het hier vol met graan. |
|
|
Mariabeeldje
op 13 juni 2011
|
Nu,
op 19 april 2016, is het hier al veel groener dan het in 2010
een maand later was. Ditmaal fotografeer ik het beeldje met
de brievenbus ernaast, die een hoog boer-zoekt-vrouw-gehalte
heeft. |
|
|
Mariabeeldje
op 19 april 2016
|
Wanneer
ik nog wat uitzoom, zie je het begin van een illegale stortplaats.
Nu lijkt het nog bouwafval, maar een volgende keer liggen
er misschien vaten met drugsafval bij. Klein bier vergeleken
met wat zich hier een eeuw geleden afspeelde, dat wel. |
|
|
Dezelfde
plek en tijd, ietsje uitgezoomd
|
Dan
komt Tynecot Cemetery in zicht. Met 12.000 graven en de namen
van 36.000 vermisten is dit het grootste Britse oorlogskerkhof
ter wereld. Maar liefst 70% van de graven is naamloos, met
de standaardtekst 'A soldier of the Great War, known onto
God'. Van vier graven is vastgesteld dat het om een Duitser
gaat. Bussen met Britse bezoekers rijden af en aan. |
|
|
Tyne
Cot Cemetery
|
Veel
minder massaal en sfeervoller vind ik Buttes New British Cemetery
in het Polygoonbos ten zuiden van Zonnebeke. Hier lijkt geen
kip te komen. Ik hoor vogels tsjilpen en ruik het voorjaar.
Ook hier staat op driekwart van de graven geen naam vermeld.
Mensen die niet weten waar hun overgrootvader is begraven
of gewoon een geschikte plek zoeken om bij het verleden stil
te staan, zouden net zo goed hierheen kunnen komen. Alleen
wordt deze mooie plek niet op de site van Lonely Planet vermeld
onder 'Ten places to commemorate the Great War'.
Gelukkig maar. |
|
|
Buttes
New British Cemetery |
Aan
de Meenseweg, net voorbij pretpark Bellewaerde, ligt Kasteelhof
't Hooghe. In de tuin van dit hotel liggen ondergelopen mijnkraters
met daaromheen enkele goed geconserveerde loopgraven. Hier
ging de oorlog letterlijk ondergonds. Beide partijen groeven
tunnels onder elkaars stellingen (soms tot 65 m diep) en stopten
deze vol met explosieven. Voor de Britten was de Meenseweg,
die lijnrecht van Ieper naar het front liep, de 'gateway
to hell'. In 1917 was het front haast niet meer te bereiken.
Wie hier gewond raakte en nog gered kon worden, moest veel
geduld hebben. Voor één brancard waren zes dragers
nodig, die er zes uur over deden om sjouwend door de zuigende
modder een halve kilometer af te leggen. |
|
|
Buttes
New British Cemetery |
De
route gaat verder naar Hill 62 (destijds genoemd naar het
hoogtecijfer van 62 m dat op de kaart stond), een heuveltop
waar je nu een mooi uitzicht op Ieper hebt, zeker als je beseft
hoe het er hier 100 jaar geleden uitzag. In de wijde omtrek
van Ieper stond toen geen muur of boom meer overeind. Een
dikke laag stinkende modder bedekte de slagvelden en overal
lagen mijnkraters, volgelopen met water en drijfzand. |
|
|
Uitzicht
op Ieper vanaf Hill 62 |
Bij
Zillebeke ligt weer een heuvel: Hill 60. Bovengronds keken
Duitse troepen hier twee jaar lang uit op Ieper, terwijl ondergronds
Britse, Canadese en Australische mijnwerkers tunnels aan het
graven waren. De mijn die in een van de tunnels was gelegd,
werd bijna door de Duitsers ontdekt, toen ze deze tot op een
paar centimeter waren genaderd. De spanning in de Duitse loopgraven
was te snijden: 's Nachts hoort men vaak geklop onder
de grond. De één zegt dat het de onzen zijn,
de ander dat de Engelse genie bezig is mijnen te leggen; deze
onzekerheid maakt een mens zeldzaam nerveus.'
Op 7 juni 1917 ontploften 19 van de 23 parate mijnen onder
de Duitse stellingen. Van de overgebleven mijnen onplofte
er één alsnog in 1955 tijdens een onweer bij
Gheer (verderop langs de hoofdroute); drie andere liggen nog
altijd te roesten in de grond. De bodem van deze heuvel heeft
een ribbelpatroon gekregen als gevolg van de explosies. |
|
|
Hill 60 bij Zillebeke |
Als
ik weer op mijn fiets stap, komt er net een toeristenbusje
aanrijden. 'War & Beer Tours' staat erop. Het
is vast een beproefde formule van de Ieperse toeristenindustrie:
eerst een rondje Great War en daarna bijkomen in de Sint-Sixtusabij
van Westvleteren, waar goddelijk bier wordt gebrouwen.
's Avonds loop ik
van de camping in Ieper nog even naar de Menenpoort. In 1927
voegden de Britten deze poort als nieuw bouwwerk toe aan de
Ieperse binnenstad. Op de muren zijn de namen van meer dan
50.000 vermiste soldaten te lezen. |
|
|
Namen van vermiste soldaten in de Menenpoort |
Nog
elke avond wordt hier de Last Post geblazen voor busladingen
Britse toeristen. Velen herken je gelijk aan de plastic klaproosjes,
bierbuiken, Schotse kilts, felgekleurde haren of een overmaat
aan tatoeages. Hun gesneuvelde overgrootvaders zouden vreemd
opkijken als ze konden zien hoe de 'gewone' Brit er 100 jaar
later uit is gaan zien. Als ik ze op de camping zie, vrees
ik dat alle snurkrecords gebroken gaan worden en leg ik alvast
oordoppen klaar. |
|
|
Britse
toeristen in de Menenpoort |
Ieper werd aan drie kanten
omsingeld door Duitse troepen. Zij wilden deze stad innemen
om daarna door te kunnen stomen naar de Kanaalkust, om daar
de aanvoer van troepen en materieel uit Engeland via de
havens van Duinkerke, Calais en Boulogne te blokkeren. Het
is de Duitsers niet gelukt om Ieper in te nemen, maar na
vier bloedige veldslagen was de stad wel compleet verwoest.
Als het aan Winston
Churchill (die destijds voorzitter was van de Imperial War
Graves Commission) had gelegen, was Ieper niet meer opgebouwd,
maar een ruïne à la de Berlijnse Gedächtniskirche
gebleven.
De Ieperse bevolking had echter andere belangen en keerde
terug naar de stad. Uiteindelijk werd besloten om Ieper
zoveel mogelijk in de vooroorlogse staat terug te brengen.
Kort voor de oorlog was de binnenstad nog gerestaureerd,
waardoor voldoende kennis en ervaring aanwezig was om de
stad te herstellen. De wederopbouw heeft, met een onderbreking
tijdens de Tweede Wereldoorlog, een halve eeuw geduurd.
Bij de kroeg 't Klein
Rijsel zie ik dat de coverfoto van mijn fietsgids nog altijd
illegaal als terrasversiering wordt gebruikt, nadat er ook
nog een paar vliegtuigen in geplakt zijn (zie dit
topic). Deze kroegbaas is zeker niet de enige die
de klaproosfoto van mijn website heeft geplukt. Ook iemand
die zich 'politicoloog-auteur-opiniemaker-performer-journalist'
noemt, heeft mijn klaproos zonder mijn toestemming op zijn/haar
(vroeger heette ze Monique, tegenwoordig Mounir) website gezet
(zie hier).
Overigens staat er onder elke pagina van zijn/haar site een
©-symbool, dus van auteursrecht heeft deze persoon vast
wel benul.
Michael Wannet maakte me destijds attent op deze webpagina.
Ik had een factuur kunnen sturen en kunnen dreigen met een
proces. Deze mensen boffen dat ik van dat soort dingen geen
energie krijg en dat ik mijn tijd liever vul met fietsen,
schrijven en fotograferen. Ik ben allang blij dat ik niet
in een Ieperse kroeg hoef te werken en niet hoef op te draven
bij Jeroen Pauw en niet hoef te kreperen op een slagveld...
Aan dit alternatieve
traject ga ik weinig veranderen. Wel vind ik dat de routebeschrijving
wat uitgebreider kan. Omdat het hele traject op één
kaartje past, heb ik in eerdere edities de navigatietekst
op één pagina gepropt. Nu vind ik dat verkeerde
zuinigheid, want voor fietsers die geen gps-tracks gebruiken,
is die tekst nogal karig geworden. In de nieuwe editie krijgen
de slagvelden rond Ieper twee kaartjes en anderhalve pagina
voor een uitgebreidere routebeschrijving. Er blijft dan ook
nog wat ruimte over voor een foto. |
|
Dag 3, 20 april 2016.
Van Ieper naar Fleurbaix, 75 km |
|
|
|
Vandaag
pak ik de hoofdroute weer op. Eerst door de binnenstad van
Ieper, langs de Lakenhal. Net als veel andere gebouwen in
Ieper, is de huidige Lakenhal een replica van het middeleeuwse
origineel. Onderaan dit enorme gebouw zijn nog de grote originele
bouwstenen zichtbaar, de bovenkant is opgebouwd met nieuwe
stenen die kleiner zijn. In de Lakenhal bevindt zich het museum
'In Flanders Fields', waarin de oorlog vanuit verschillende
invalshoeken wordt benaderd. |
|
|
Lakenhal
in Ieper |
Grotendeels
autovrij loopt de route naar de Kemmelberg ten zuiden van
Ieper. Het golvende landschap is doorspekt met oorlogsgraven,
maar oogt vriendelijk. De polders zijn nu achter de rug, maar
nog steeds is alles hier door mensen aangelegd. Zo is de Dikkebusvijver
ontstaan door het afdammen van de Kemmelbeek en zijn de vele
poeltjes die je hier ziet, ondergelopen mijnkraters. |
|
|
Dikke
Busvijver |
Bij
de Letteberg, een uitloper van de Kemmelberg, zijn nog vier
Britse bunkers te vinden, waarvan er eentje onderdak aan vleermuizen
biedt. |
|
|
Britse
bunker onder de Letteberg |
Vlak
voor Mesen, met amper 1000 inwoners de kleinste stad van België,
doemt een ronde middeleeuwse Keltische toren op. Schijn bedriegt,
want deze Ierse vredestoren is nog geen twintig jaar oud.
De toren is zo ontworpen, dat de zon het interieur alleen
verlicht op het elfde uur van de elfde dag van de elfde maand,
de verjaardag van de wapenstilstand in 1918.
In 1917 sneuvelden veel Ieren bij de Slag om Mesen. Velen
van hen vroegen zich af waarom ze wel mochten vechten voor
de vrijheid van België, terwijl die vrijheid hen zelf
al eeuwenlang door de Britten werd ontzegd. |
|
|
Ierse
vredestoren bij Mesen |
Mesen
ligt op een 'zachte' taalgrens. Alle straatnaamborden zijn
er tweetalig, al vormen de Franstaligen in het stadje een
kleine minderheid. Ten zuiden van Mesen zijn de taalverhoudingen
omgekeerd, en ook daar worden de straatnamen in het Nederlands
en Frans vermeld. Tot Armentières, want dat ligt net
over de grens in Frankrijk. Ook het netwerk van fietsknooppunten
houdt daar op. Fietspaden zijn sowieso dun gezaaid in Armentières.
Alleen in noordoostelijke richting is er een mooi jaagpad
langs de Leie.
Helaas vormen ook de stille weggetjes die grote delen van
Frankrijk aantrekkelijk maken voor fietsers, hier geen goed
netwerk. Meestal eindigen ze bij een drukke weg of ze lopen
simpelweg dood. De metropool Lille is niet ver weg en dat
merk je aan de drukte. Er zijn hier veel doorgaande wegen
aangelegd, en daarbij heeft men geen rekening met fietsers
gehouden.
De route die ik hier destijds na lang wikken en wegen heb
gekozen, is buiten de spitsuren wel te doen en gaat zonder
omwegen door de rafelranden van Armentières. Gewoon
een kilometer of zeven vooruittrappen met het verstand op
nul en de blik op oneindig. Dat vooruittrappen lukt me nog
wel, maar het verstand blijft malen en uiteindelijk besluit
ik om hier toch maar wat extra veldwerk te gaan verrichten.
Eerst fiets ik naar de Leie ten zuidwesten van Armentières
om te zien of daar inmiddels ook een goed befietsbaar jaagpad
ligt. Dat valt niet tegen: op de rivierdijk ligt een pad waar
ik redelijk goed op kan fietsen. Dit pad volg ik terug naar
Armentières. Daar tref ik een gloednieuwe brug over
de Leie aan, die van een keurig fietspad is voorzien. Om van
het jaagpad op de brug te kunnen komen, is er een trap met
een fietsgoot aangebracht. Dat is niet fijn met een bepakte
fiets, dus zoek ik een mogelijkheid om fietsend op de brug
te komen. Dat blijkt te kunnen, maar betekent wel een omweg
van 1.7 km, waarvan 300 m over een grindpad. Die omweg is
wel nagenoeg autovrij. |
|
|
Nieuwe
brug over de Leie en jaagpad bij Armentières |
Een
klein stukje verder ligt de oude brug over de Leie. Die heeft
geen fietspad en wordt druk bereden door snelverkeer, dus
die optie valt af ten gunste van de nieuwe brug.
Ik fiets weer terug over het jaagpad en hoop dat dit doorloopt
tot de brug van Sailly-sur-la-Lys, waar ik een mooie doorsteek
naar een rustig stuk van de Frontlijnroute kan maken. Dat
lukt, al moet ik daarvoor wel 325 m grindpad en 650 m gras
met een ondergrond van klei op de koop toe nemen. Nu is het
droog en rij ik er op mijn 5 cm dikke banden redelijk vlot
overheen. Maar uit ervaring weet ik dat zo'n pad na een flinke
regenbui of op dunne bandjes een ander verhaal wordt. Zolang
dit jaagpad niet weatherproof is, ga ik de hoofdroute hier
niet langsleggen. Die zou dan ook nog 6 km langer worden.
Wel voeg ik aan de gids een extra kaartje toe van de jaagpadoptie,
die ik presenteer als autoluw alternatief; met een waarschuwing
erbij voor fietsers met een modderallergie. |
|
|
Extra
pagina met alternatief langs de Leie |
Vlak
voor het einde van dit alternatief stop ik bij de camping
van Fleurbaix, waar ik mijn aantekeningen nog even uitwerk
in een leeg TV-zaaltje. |
|
Dag 4, 21 april 2016.
Van Fleurbaix naar Arras, 64 km |
|
|
|
Vlak voor Fromelles staat het Australian Memorial Park,
ter herinnering aan de Slag bij Fromelles in 1916. Dit was
de eerste operatie waarbij in Frankrijk Australische troepen
werden ingezet. Zij moesten de Duitsers hier afleiden, terwijl
het Britse leger al enkele weken bezig was met het rampzalige
offensief aan de Somme. Bij Fromelles verging het de Australiërs
al net zo catastrofaal. Binnen een dag waren meer dan 5500
van hun soldaten gesneuveld of vermist.
Ik rij hier nu voorbij, omdat ik het al eens bezocht heb.
Vaak herinner ik me van zo'n herdenkingsplek alleen een
bijzonder kunstwerk, dat me destijds trof. In dit geval
is dat een standbeeld op de resten van een Duitse bunker.
Hier zie je hoe Simon Fraser, een Australische boer die
zich als vrijwilliger had aangemeld, een gewond geraakte
kameraad - een 'cobber'- op zijn schouder draagt. Hoewel
het nadrukkelijk was verboden, verliet hij hier de loopgraven
omdat maten vanuit het niemandsland tussen de stellingen
om hulp smeekten: 'Don't forget me, cobbers'. In
zijn dagboek schrijft hij dat hij vóór de
aanval een van zijn vrienden had beloofd hem te komen redden
als hij gewond was. Sinds de slag bij Bullecourt in mei
1917 wordt Simon Fraser vermist.
|
|
|
Cobbers
monument bij Fromelles |
In
2006 werden in Fromelles een paar honderd slachtoffers uit
een massagraf gehaald en met een DNA-analyse geïdentificeerd.
In 2010 zijn ze herbegraven op de gloednieuwe Pheasant Wood
Cemetery aan de rand van het dorp.
Voor de derde keer
sinds 2009 fiets ik dit gedeelte van de Frontlijnroute, maar
nu pas zie ik net voorbij Aubers de knoestige linde langs
de weg staan. Misschien omdat het nu april is en de takken
nog niet schuil gaan achter een bladerdek, misschien omdat
er nu een bankje met afvalbak naast staat, misschien omdat
ik de vorige keren een andere kant opkeek. Op een groen uitgeslagen
stenen bordje is te lezen dat deze boom al in de 15e eeuw
geplant moet zijn. Het is een mirakel dat tijdens de Grote
Oorlog zo'n forse boom, die toen al vijf eeuwen oud was, zo
dicht bij de frontlinie overeind is blijven staan. Misschien
was dit een wat rustiger stukje van het front. |
|
|
|
|
Eeuwenoude
linde bij Aubers |
Een
bordje vermeldt in welke eeuw de boom moet zijn geplant |
Halverwege
Armentières en Arras steken spitse, schaars begroeide
mijnsteenbergen of terrils als dode vulkanen uit boven het
open veld. Ze herinneren aan het zwarte goud dat hier in de
twintigste eeuw gedolven werd. In 1914 kwam het grootste deel
van de Franse en Belgische steenkolenbekkens in Duitse handen.
De frontlijn liep hier vlak langs wat nu nog de hoogste terrils
van Europa zijn. Ze zijn geliefd bij mountain bikers. |
|
|
Mijnsteenbergen
|
Sinds de mijnen zijn gesloten, is dit een verarmd gebied.
Om toeristen deze kant op te krijgen, is er in de stad Lens
een dependence van het Louvre in een oude mijnschacht geopend.
Langs de terrils en over de voormalige mijnspoorlijnen zou
je hier een netwerk van fietspaden aan kunnen leggen. Die
mijnsteenbergen lijken me ook goede plekken voor windmolenparken.
Daar staan geen huizen en aan wind is er zelden gebrek.
Verder zuidwaarts, in Artois, zie je steeds meer windturbines
in de graanvelden verschijnen. Waarom hier dan niet? Misschien
een verhoogd risico op aardbevingen of sink holes met die
oude mijnschachten in de ondergrond?
Er mogen hier dan geen kolen meer worden gedolven, bij het
passeren van het Canal d'Aire zag ik nog wel een schip met
kolen voorbijvaren. Zouden dat dan Chinese kolen zijn? Voor
adembenemende natuur moet je niet in de Noordfranse mijnstreek
zijn, maar dit is wel een landschap vol mysteries en verhalen
waar je fietsend over na kunt denken.
|
|
|
Kolentransport
in het Canal d'Aire |
Zolang
de gedroomde voies vertes er niet zijn, blijft het puzzelen
om autoluwe routes in de mijnstreek te vinden. In de eerste
editie van de gids had ik ergens een paar honderd meter grindpad
gevonden als kortste en rustigste verbinding tussen twee voormalige
mijnwerkersdorpen. Er lag wat zwerfvuil in de bermen, maar
het pad was berijdbaar. Een jaar later troffen fietsers hier
een metershoge afvalberg midden op het pad aan. Nadat ze die
waren gepasseerd, werden ze belaagd door loslopende honden
van het nabijgelegen woonwagenkamp. Daarna heb ik de route
toch maar een stukje omgelegd over een doorgaande weg die
niet onacceptabel druk is.
Waar de eerste heuvels
van het Bekken van Parijs oprijzen, moet kort maar stevig
worden geklommen. Die heuvelranden waren beruchte slagvelden.
Op de hellingen bij Notre Dame de Lorette sneuvelden meer
dan 100.000 Fransen voor een halve kilometer terreinwinst.
De heuveltop is nu een erebegraafplaats met een enorm knekelhuis
en een vuurtoren. Hier zie ik ook een veld waar moslims zijn
begraven. Op deze graven staat geen kruis, maar een platte
steen met een uivormige bovenkant. |
|
|
Graven
van moslims bij Notre Dame de la Lorette |
Ik denk aan een leuke ontmoeting, die we hier vijf jaar
terug hadden. We stonden naast onze fietsen toen we werden
aangesproken door een van de vrijwilligers die hier bezoekers
rondleiden. Het was een man van rond de zeventig, die ons
in redelijk goed Engels met een mooi Frans accent van alles
kon vertellen over mannen, vrouwen en paarden (uitgesproken
als 'orses') die hier als kanonnenvlees, koeriers, verplegers
of transportmiddel hadden gediend.
Als Fransman moet hij lachen om die malle plastic poppies
die de Britten hier overal meezeulen. 'Dat komt door
John McCrae', zegt hij hoofdschuddend. John McCrae
was een Canadese arts die bij een eerstehulppost in de buurt
van Ieper werkte. Daar schreef hij het gedicht dat begint
met 'In Flanders Field the poppies blow, between the
crosses, row on row...'. Sindsdien laten Britten met
opgespelde klaprozen zien dat ze betrokken zijn en dat ze
doneren. 'In Frankrijk kunnen we dat wel zonder klaprozen',
glimlacht de gids.
Een paar kilometer verder veroverden Canadezen in april
1917 een heuvel op de Duitsers, nadat een Marokkaans onderdeel
van het Vreemdelingenlegioen dat een jaar eerder al had
geprobeerd. Bij helder weer biedt een torenhoog beeld van
wit marmer op de Vimy Ridge een weids uitzicht over de mijnstreek.
|
|
|
Canadees
monument bij Vimy Ridge |
De route loopt hier eerst steil
omhoog via een slecht onderhouden asfaltweg en daarna over
een vlak bospad. Enkele jaren terug meldde een fietser dat
hij hier was vastgelopen in de modder. Sommige kaarten laten
hier in de buurt een verharde weg zien die als asfaltalternatief
voor dat bospad zou kunnen dienen. Volgens de OpenFietsMap
op mijn gps is een deel van dit alternatief toch onverhard.
Ik ga dit ter plekke onderzoeken. De OpenFietsMap blijkt
gelijk te hebben: de asfaltweg wordt na enkele kilometers
een veldpad. Ook na vier droge lentedagen is het er nog
modderig.
Ik zie nog een andere optie, maar dat is enkele kilometers
omfietsen. Daar heb ik nu geen tijd meer voor, anders bereik
ik Arras vandaag niet. Misschien kan ik het thuis wel zien
op de streetview van Google Earth.
Arras is een van mijn favoriete
Noord-Franse steden. Geschiedenisfreaks kennen het ook als
Atrecht. Tot in de zeventiende eeuw hoorde het met het omringende
Artois bij de Nederlanden. In 1579 vormde het samen met
Henegouwen en het Franstalige deel van Vlaanderen de Unie
van Atrecht, die loyaal bleef aan de koning van Spanje.
Een eeuw later werd Artois voorgoed een deel van Frankrijk,
maar er hangt nog altijd een 'Belgische' sfeer. Oude steden
hebben hier een grote markt en een statig belfort, in veel
dorpen staat een frituur en er wordt meer bier dan wijn
gedronken.
Ook Arras lag tegen de frontlijn aan. Britten en Nieuw-Zeelanders
probeerden hier via onderaardse mergelgroeves door de Duitse
linies te breken. Het ondergrondse offensief mislukte en
de stad kwam onder vuur te liggen. Veel is hier later hersteld.
Alleen al het Place des Héros met stadhuis, belfort
en gildehuizen, het Grand Place en de abdij Saint Vaast
zijn een extra rondje waard.
|
|
|
Gildehuizen
in Arras |
Na vier mooie lentedagen wordt slechter weer verwacht.
Dus geen goede condities voor veldwerk, waarbij ik ongestoord
aantekeningen en foto's wil kunnen maken. Het is nog maar
april, dus er komen vast nog genoeg mooie dagen om de rest
van de route te fietsen.
Vanaf Arras reis ik per trein terug naar Armentières,
waar ik een camping opzoek. Daarvandaan fiets ik de volgende
ochtend langs de Leie naar Komen in België, waar ik
net op tijd voor de regen op de trein naar Antwerpen stap.
Tot Den Haag volgt een probleemloze treinreis. Alleen het
laatste stukje naar Leiden zijn er de gebruikelijke taferen
in het treingedeelte waar fietsen mogen staan. Het is nog
voor de middagspits en verder in de trein zijn er nog lege
stoelen, maar goed bezette klapstoeltjes verhinderen dat
ik mijn fiets op een fatsoenlijke manier neer kan zetten.
|
|
|
Hardnekkige
klapstoelklevers op de plek waar fietsen kunnen staan
|
|
Na de zomer verder |
|
Pas
in september pak ik de draad van de Frontlijnroute weer op.
In de resterende voorjaarsweken had ik het te druk met andere
dingen, in de zomer maakten we een tocht door de Alpen
en daarna vond ik het in Noord-Frankrijk lange tijd te heet
(middagtemperaturen rond de 30 graden) om te gaan fietsen. |
|
Dag 5, 15 september
2016. Van Oostende naar Adinkerke, 48 km |
|
|
|
In april had ik al gezien dat het standbeeld 'Godin
van de Wind', dat in Nieuwpoort het begin van de Frontlijnroute
markeerde, was vervangen door een andere sculptuur met de
naam 'Verzoening'. Door het grauwe weer op dat
moment kon ik toen geen foto maken die een waardige vervanger
zou zijn van de foto in de gids van het beginpunt van de
Frontlijnroute. September biedt een nieuwe kans. De weersverwachting
is goed, dus ik ga hoopvol weer naar Nieuwpoort.
Deze keer neem ik de trein naar Oostende. Daar zou ik weer
de kusttram kunnen nemen, maar nu is er geen tegenwind op
de kustweg tussen Oostende en Nieuwpoort. Dus ga ik lekker
fietsen, want dit is best een aardig stuk van de Vlaamse
kust. Links van mij ligt een duinenrij met bunkers, afgewisseld
door de bijzondere architectuur van de Costa del Vlaanderen,
zoals dit fraaie staaltje van neovakwerk in een brutalistische
omlijsting.
|
|
|
Een stukje
neovakwerk met een brutalistische omlijsting in Middelkerke
|
Rechts
van mij lonkt het Noordzeestrand, dat hier bij laagwater een
halve kilometer breed kan zijn, terwijl er bij hoogwater niet
veel van overblijft. Op de boulevard van Middelkerke ontmoet
ik Agent 212, Natasja en Jerom. |
|
|
Agent
212 |
|
Natasja
|
|
Jerom
|
Verderop staat een mooi
staaltje van meccanokunst. |
|
|
Meccano
graafmachine bij Middelkerke |
Na
Westende loopt de kustroute niet langer langs het strand.
Over binnenweggetjes rij ik dicht langs de vuurtoren van Nieuwpoort
naar de plek waar een fietspontje over de IJzermonding moet
varen. Helaas blijkt dit fietsveer alleen in de weekends,
op feestdagen en in schoolvakanties te varen. Er zit nu niks
anders op dan 7 km om te fietsen via de brug bij Nieuwpoort,
waar ik gelijk weer een blik op het Koning
Albert I monument kan werpen. |
|
|
Koning
Albert I monument bij Nieuwpoort |
Koning Albert I heeft een heldhaftig imago omdat hij in
1914 niet met de Belgische regering naar het Franse Le Havre
vertrok, maar in de buurt van het Belgische leger achter
de loopgraven langs de IJzer bleef. In 1934 verongelukte
hij bij een klimtocht in de Ardennen. Dat is jammer, want
daardoor weten we niet wat hij in 1940 gedaan zou hebben,
toen heel België door de Duitsers werd bezet.
Zijn zoon en opvolger Leopold III wilde hetzelfde doen als
zijn vader. Hij voerde het Belgische leger aan tijdens de
Duitse invasie, maar - anders dan in 1914 - moest dit leger
na achttien dagen capituleren. Hij koos er toen voor om
in het bezette België te blijven. Een jaar later trouwde
hij daar met een van zijn minnaressen, die zwanger van hem
was geworden. Bij een andere minnares had hij in 1940 al
een dochter gekregen. Zijn vrouw Astrid
was in 1935 in Zwitserland verongelukt tijdens een autorit,
nadat hij de macht over het stuur was kwijtgeraakt.
Was hij in 1940 samen met een deel van de Belgische
regering naar Londen uitgeweken, dan had hij
na de oorlog als een held terug kunnen keren. Net als Bernhard
zur Lippe-Biesterfeld, die het tijdens de oorlogsjaren in
Londen als playboy
best naar zijn zin had. Ook Leopold had daar vast wat discreter
uit zijn rol van eeuwig rouwende weduwnaar kunnen stappen.
Een paar kilometer zeewaarts doemt langs de IJzerboulevard
weer een sculptuur op. Ditmaal niet van een stripfiguur,
maar van Maurits van Nassau, die hier in 1600 een Spaans
leger versloeg (de Slag
bij Nieuwpoort). Daar bleef het toen bij: het
doel van de veldtocht - de inname van Duinkerke - werd niet
bereikt.
|
|
|
Maurits van Nassau
bij Nieuwpoort |
|
Een
kilometer verder staat een eikenhouten impressie van de Blauwvoet.
Volgens de tekst op de sokkel 'Symbool van Vlaamse vrijheid,
behoedt de zeevarende voor onheil'. |
|
|
Blauwvoet
in de monding van de IJzer |
En
dan doemt eindelijk het kunstwerk 'Verzoening' van
Willem Vermandere op, dat nu het begin van de Frontlijnroute
markeert. Het oude beeld van de 'Godin van de Wind'
had ik van achteren gefotografeerd, als een silhouet naast
de havenpier. Aangezien 'Verzoening' een dubbelbeeld is, kies
ik ditmaal voor een meer symmetrische compositie, met de kop
van de havenpier tussen de twee beelden. |
|
|
Verzoening
aan de monding van de IJzer |
Ik
begrijp wel dat 'Verzoening' een passend thema is voor een
plek die zo dicht bij het begin van het westfront van de Eerste
Wereldoorlog ligt (het echte begin van dat front lag iets
oostelijker, net voorbij de vuurtoren, waar nu een afgesloten
militair terrein is).
Toch mis ik de Godin van de Wind hier een beetje. Wanneer
je als windgevoelige fietser iemand te vriend moet houden,
is zij het wel. In de toekomst zal haar beeld wat meer landinwaarts
komen te staan. Dat is jammer, want de oude plek aan het winderige
strand paste goed bij deze stoere godin.
De gids van de Frontlijnroute krijgt in ieder geval weer een
up-to-date foto. En in de tekst verander ik 'Maurits van
Oranje' in 'Maurits van Nassau', want de titel
'Prins van Oranje' erfde hij pas 18 jaar na de Slag
bij Nieuwpoort.
|
|
|
Oude pagina
15 van de gids |
|
Nieuwe
pagina 15 van de gids |
Hierna
ga ik de Frontlijnroute even verlaten. Het stuk tussen Nieuwpoort
en Arras heb ik in april al gefietst. Voor een andere gids,
'Fietsen rond Het Kanaal', wil ik nog wat dingetjes uitzoeken
rond Duinkerke. Daarom rij ik nu langs de kust verder naar
De Panne. Daar zoek ik de fietsvriendelijke
camping Green Park op. Deze blijkt, net als de nabijgelegen
camping Zeepark, op 15 september al dicht te zijn. Terwijl
september qua weer het nieuwe augustus aan het worden is!
Een paar kilometer verder is camping Ter Hoeve nog wel open.
Deze is echter niet erkend als fietsvriendelijk en ligt pal
naast pretpark Plopsaland. In de zomervakantie moet dit haast
wel een helse familiecamping zijn, waar krijsende kinderen
tegen je fiets aanknallen en de walm van vette frieten en
aangebrande worsten tot diep in de slaapzak doordringt; maar
op een doordeweekse dag in september is hier volop rust en
ruimte. Ik haal de tentzak van mijn fiets en constateer dat
ik in plaats van mijn eenpersoons Akto de dubbel zo zware
Nallo 3 GT heb meegenomen. Dat is een beetje dom, want zo
wordt de gewichtsbesparing die ik dacht te bereiken door voortassen
en low riders thuis te laten, volledig tenietgedaan... |
|
Dag 6, 16 september
2016. Van Adinkerke naar Arleux, 76 km (excl. trein
Duinkerke - Arras) |
|
|
|
In het eerste deel van 'Fietsen rond Het Kanaal' heb ik
een fietsroute beschreven van De Panne/Adinkerke naar de
veerhaven van Duinkerke, waar om de twee uur een veerboot
naar Dover afvaart. Deze route gaat waar mogelijk over fietspaden,
strandpromenades en binnenwegen. Al jaren zijn er plannen
om van de voormalige spoorlijn tussen De Panne/Adinkerke
en Duinkerke een voie verte te maken. Volgens de huidige
planning zou het Franse deel van dit fietspad in 2020 gereed
moeten zijn. Nu loopt mijn beschreven route nog langs een
oude duinrug van Adinkerke naar Gijvelde (officieel Ghyvelde)
en verder over polderwegen naar Leffrinkhoeke (officieel
Leffrinckoucke).
Vandaag zou ik het liefst door de duinen van de Westhoek
fietsen, het grootste onbebouwde duingebied langs de Vlaamse
kust. Volgens de Open Cycle Map en de OpenFietsMap loopt
er een befietsbaar pad - het Slufterpad - langs het strand
tussen De Panne en de
schreve, zoals de Franse
grens hier genoemd wordt. De realiteit is anders. Na een
halve kilometer verdwijnt het geasfalteerde Slufterpad onder
een metersdikke laag duinzand. Gelukkig is het nu laag water.
Door de vorm van de zuidelijke Noordzee en het bestaan van
amfidromische punten (zie hier
en hier
voor een simpele uitleg; hier
een prettige uitleg in Jip- en Janneketaal van het Coriolis-effect,
dat het bestaan van amfidromische punten verklaart) is het
tijverschil voor de Vlaamse kust veel groter dan langs de
Hollandse kust. Bij laagtij is het strand hier dan erg breed,
terwijl er met hoogwater weinig van over blijft.
Ik sleep mijn fiets over de smalle strook mul zand tussen
de duinen en de vloedlijn, waarna ik over het hardere zand
van een drooggevallen stuk strand weer verder kan fietsen.
|
|
|
Strand
op de grens van België en Frankrijk |
In
Brayduinen (officieel Bray-Dunes) verlaat ik het strand weer.
Vlak voor Leffrinkhoeke vind ik aan de binnenduinrand het
overwoekerde tracé van de voormalige spoorlijn naar
Duinkerke. De rails zijn weliswaar verdwenen, maar er zal
nog flink wat werk verricht moeten worden voordat hier een
fatsoenlijk fietspad ligt. |
|
|
Tracé
van de voormalige spoorweg naar Duinkerke |
Een
paar kilometer verder ligt inmiddels een prima in beton gegoten
fietspad. Daar hebben de duinen echter plaatsgemaakt voor
grauwe huizenblokken. De strandpomenade die van Leffrinkhoeke
naar Duinkerke loopt, is dan een leukere route. |
|
|
Strandhokjes
onder de strandpromenade van Duinkerke |
Tot
enkele jaren terug was de Digue du Break een fascinerende
autoluwe route tussen Duinkerke en de ver buiten de stad gelegen
veerhaven. Na het passeren van een drietal sluizen kon je
bovenop de dijk fietsen, met aan de ene kant uitzicht op het
strand en de zee en aan de andere kant havens en schepen met
rook-, roet en vuurspuwende hoogovens op de achtergrond. Voor
mij een vertrouwde combinatie, omdat ik in IJmuiden ben opgegroeid.
Toch was het niet altijd een feest om via deze route een veerboot
naar Dover te halen. Keiharde tegenwind en langdurig geopende
bruggen konden roet in het eten gooien. |
|
|
Digue
du Break bij Duinkerke |
In
2014 bleek de brug over de grootste sluis, de Écluse
Charles de Gaulle, tekenen van metaalmoeheid te vertonen.
Daarom werd de brug voor onbepaalde tijd opengezet (zie dit
topic). In 2015 is het een fietser nog gelukt om
hier aan de overkant te komen via 'een betonpaadje over
een van de sluisdeuren, dat veilig en goed begaanbaar is,
maar officieel verboden'. Verder schreef hij: 'Het
echte probleem zit bij de brug zelf, waar ik met veel moeite
onder het contragewicht door kon kruipen. De ruimte was net
hoger dan het stuur breed is.'
Vooralsnog is anno 2016 op geen enkele kaart - zelfs niet
op de Open Cycle Map en OpenFietsMap - te zien dat de brug
niet meer gebruikt kan worden. Ook online is weinig te vinden,
al is er nu wel een Facebookpagina
waarop iemand dit probleem heeft aangekaart (en wat ik helaas
niet kan volgen, omdat ik het tot nu toe vertikt heb om een
Facebookaccount aan te maken; gelukkig vond ik hier
nog een verslag van augustus 2017).
Duinkerke zelf is een winderige stad met veel nieuwbouw. Van
de oude stad was in 1940 weinig meer over. In de binnenstad
zijn alleen de oude kerk met losse toren en het stadhuis met
belfort gerestaureerd. En de 15e-eeuwse Tour du Leughenaer
staat er ook nog.
|
|
|
Tour du
Leughenaer in Duinkerke
|
Ik fiets verder naar de Ecluse Charles de Gaulle. In 2015
kon je de brug daar al van verre naar de hemel zien wijzen.
Dat is nu niet het geval. Zou de brug inmiddels hersteld
zijn? Schijn bedriegt: vlak voor de sluis staat nu een hermetisch
gesloten hek. De stalen brug is van zijn contragewicht afgehaald
en op poten naast de sluis neergezet. Achter het hek voor
de sluis lopen wat mannen met helmen rond, maar ik heb geen
idee of zij de brug op gaan knappen of alleen met de sluis
bezig zijn. In ieder geval wijst niets erop dat de brug
binnen afzienbare tijd zal zijn hersteld. Fietsers zullen
door de stad moeten blijven rijden om bij de veerhaven te
kunnen komen.
|
|
|
De brug
naar de Digue du Break ligt op de kant
|
Ik weet nu genoeg en fiets naar het station om met de de
trein naar Arras te reizen, waar ik de Frontlijnroute weer
op wil pakken.
|
|
Dag 7, 17 september
2016. Van Arleux naar Saint-Quentin, 95 km |
|
|
|
Iets
voorbij Arras splitst een alternatief traject zich af van
de hoofdroute, die verder zuidwaarts loopt en bij Compiègne
naar het oosten buigt. Het alternatieve traject gaat wat oostelijker
via Saint-Quentin en komt tussen Soissons en Reims weer op
de hoofdroute. |
|
|
|
Dit Hindenburg alternatief is 50 km korter dan de hoofdroute
en volgt het tracé van de Hindenburglinie, waarachter
de Duitsers zich in 1917 terugtrokken om hun westfront beter
te kunnen verdedigen. Het waren overigens de Britten, die
deze frontverkorting 'Hindenburg Line' gingen noemen, naar
de Duitse bevelhebber Paul von Hindenburg (die later als
seniele rijkspresident Adolf Hitler tot rijkskanselier zou
benoemen).
De reden dat ik nu voor dit traject kies, is simpel: hier
zal ik de komende dagen minder lang tegen de zuidwestelijke
wind hoeven op te boksen dan op de hoofdroute.
De dorpen in dit deel van Artois zijn nog net zo ingedut
als zes jaar geleden. Toch is er een opvallende verandering
in het landschap: windturbines. Ook in het aan kernenergie
verslaafde Frankrijk is het roer blijkbaar om. De windmolens
maken me blij als hun wieken bevestigen dat ik de wind in
de rug heb. Met tegenwind zie ik ze liever niet, dan zijn
ze de brengers van ongewenst nieuws en gaat het kill-the-messenger-gevoel
mij tarten. Overigens snap ik niet zo goed waarom sommige
mensen fel tegen windturbines zijn. Mochten er ooit betere
alternatieven voor komen, dan zijn ze makkelijk af te breken.
Op de golvende akkers van Artois vind ik ze ook niet zo
lelijk. Megastallen en snelwegen zijn veel lelijker en produceren
ook nog een hoop stank, lawaai en kooldioxide, maar daar
lijken de meeste windmolenhaters zich niet druk over te
maken.
|
|
|
Windturbines
bij Inchy-en-Artois
|
Hermies
is een van de schaarse dorpen met een bar-tabac en een boulangerie.
Dus loop ik met een taartje van de bakker naar de bar, waar
ik een grand café crème bestel. In Frankrijk
kan dat. En dankzij het rookverbod mag de rookwaar die de
bar-tabac ook verkoopt, niet meer binnen geconsumeerd worden.
In zo'n barretje voel ik mij meer welkom dan in een restaurant,
waar het niet altijd op prijs wordt gesteld als je alleen
maar koffie komt drinken, zelfs als het nog lang geen lunchtijd
is en je geen tafel uitkiest waar al wijnglazen op staan.
We zijn 's ochtends wel eens weggestuurd door een arrogante
uitbater met de mededeling 'C'est un restaurant!'
Ook dat kan in Frankrijk.
Tussen Hermies
en Havrincourt kruis ik het Canal du Nord, waarvan de aanleg
in 1914 was gestaakt. De diepe, nog niet met water gevulde
kanaalbedding ging deel uitmaken van de Hindenburglinie,
die na voltooiing een driedelige verdedigingslinie met bunkers,
prikkeldraadgordels, tunnels en brede loopgraven was geworden.
|
|
|
Canal
du Nord bij Hermies
|
De Duitsers dachten dat het een onneembare stelling was.
Toch lukte het de geallieerden er doorheen te breken met
een nieuw wapen: de tank. Eind 1917 braken vlakbij Havrincourt
bijna 500 Britse tanks voor het eerst door de linie. De
Duitsers werden totaal overrompeld. De Britten hadden zich
echter slecht voorbereid en slaagden er niet in om het veroverde
gebied te behouden. Bovendien bleken de tanks rijdende doodskisten
te zijn, die meestal kapot gingen voordat ze 10 km hadden
afgelegd. Wie er te lang in bleef zitten, werd bedwelmd
door de hitte en langzaam vergiftigd door verbrandingsgassen;
wie er uitstapte, kon een pittige ontvangst verwachten van
de terugkerende Duitsers. Na tien dagen waren de Britten
weer terug bij af.
In Havrincourt gaat de route langs een Brits monument dat
herinnert aan de tankslag in 1917. Dan volgt een paar kilometer
grindpad, dat ik destijds wel befietsbaar vond. De afgelopen
nacht heeft het hard geregend, dus ik ben benieuwd hoe het
pad er nu bijligt. Verse stroomribbels in het zand verraden
dat hier water overheen is gekomen. Met een toenemende snelheid
volg ik het dalende pad. Langs de kanten ligt modder, maar
in het midden valt nog redelijk te fietsen. Dan komt er
een bocht, daarna stijgt het pad weer. Op het laagste punt
is het hele pad bedekt met een dikke laag blubber. Ik knijp
in de remmen en kom netjes tot stilstand, maar sta met mijn
rechtervoet wel 20 cm diep in de smurrie. Ik voel mijn voet
nat worden.
Hoog tijd voor een routewijziging. Ik ga terug naar Havrincourt
en neem dan de D15 naar Trescault. Daar kan ik langs binnenwegen
via Gouzeaucourt weer op de route komen. Minpunten: iets
meer voorbijkomende auto's (misschien een stuk of vijf),
iets meer klimmen, geen Brits monument en geen uitzicht
op een landhuis. Pluspunten: allemaal asfaltwegen, een extra
dorp met winkels en ook nog minder kilometers. Deal!
Van de camping in Honnecourt is wel eens gemeld dat deze
was gesloten. Op www.camping-frankrijk.nl
staat deze review uit 2014: 'Op onze fietstocht langs
de Jacobsroute bleek deze camping gesloten te zijn. Met
toestemming van de burgemeester mochten we er toch een nachtje
staan. Alle sanitair e.d. was echter afgesloten.'
Via Clemens Sweerman, auteur van de Sint Jacobsroute, vernam
ik dat deze camping weer open is, al kan het op rustige
dagen gebeuren dat er geen beheerder op komt dagen.
Op www.ukcampsite.co.uk
staat deze review uit 2016: 'Visited this site for the
first time since 1980's. It is still open contrary and has
all the basic requirements. When we arrived were directed
to the tourer section. Some super large pitches and also
some smaller ones. Toilets and showers are basic but adequate.
The site has an attached bar/friterie which seemed quite
popular.'
Ik rij er even langs. Het hek staat open en er wappert een
vlag. In Frankrijk is zo'n camping vaak een van de laatste
zichtbare economische activiteiten in een dorp. Net als
de boulangerie en de bar-tabac.
Niet ver van de bron van de Schelde komt het Canal de Saint-Quentin
tevoorschijn uit het Grand Souterain de Riqueval. Deze 6
km lange tunnel werd 200 jaar geleden aangelegd in opdracht
van Napoleon en was tot de opening van het Canal du Nord
in 1965 een flessenhals in de enige waterweg tussen Parijs
en de mijnstreek rond Lille. De tunnel werd ingebed in de
Hindenburglinie en vormde een schuilplaats voor troepen
die in schepen waren ondergebracht. Er waren zelfs winkels,
kantoren, paardenstallen en een ziekenboeg.
|
|
|
Grand
Souterain de Riqueval |
Een kilometer verderop kruist de route het kanaal bij de
brug van Riqueval. Daar begon op 29 september 1918 de definitieve
doorbraak van de Hindenburglinie. Drie dagen later werd
hier een van de beroemdste foto's van de oorlog genomen,
waarop te zien is hoe de Britse generaal Campbell vanaf
de brug zijn soldaten toespreekt, die als een hoop mieren
op de steile oever van het kanaal zitten.
|
|
|
Soldaten
bij de brug van Riqueval (bron: Wikipedia
Commons) |
De laatste kilometers
van deze dag gaan over een jaagpad naar Saint Quentin, waar
ik mijn tent op een mooi veld bij de jeugdherberg zet. |
|
Dag 8, 18 september
2016. Van Saint-Quentin naar Monampteuil, 83 km |
|
|
|
Het
is zondagochtend. In een buitenwijk van Saint-Quentin vind
ik een supermarkt die open is. Ik sta op het punt de winkel
in te gaan, maar dan stopt een bestelwagen pal naast de plek
waar ik mijn fiets met twee sloten heb vastgezet. Er stappen
enkele sjofele mannen uit. Vermoedelijk mensen uit de buurt
die hier boodschappen komen doen, maar mijn onderbuikgevoel
zegt dat het criminelen uit Oost-Europa zijn, die dat busje
met gestolen fietsen gaan vullen. Dat hoeft helemaal niet
zo te zijn, maar het voelt niet goed om hier mijn bepakte
fiets te laten staan. Met een slijptol zouden ze deze razendsnel
loskrijgen en in het busje kunnen laden zonder dat het opvalt.
Dus fiets ik naar de binnenstad, waar ik een buurtsuper vind
zonder groot parkeerterrein, in een straat waar veel mensen
lopen. Ik zet mijn fiets er pal naast de ingang, zodat hij
vanuit de winkel te zien is.
Om de hoek is het Place de l'Hôtel de Ville met het
stadhuis uit 1509. Een paar straten verder staan de enorme
basiliek en het Palais de Fervaques, maar de meeste gebouwen
zijn hier nog geen honderd jaar oud. Saint Quentin lag op
de Hindenburglinie en werd met de grond gelijk gemaakt. Nu
is hier goed te zien waarom een stad beter in de Eerste- dan
in de Tweede Wereldoorlog verwoest kan zijn: de wederopbouwjaren
na 1920 vielen samen met de bloeitijd van de art-decostijl.
Een groot aantal gebouwen in deze stijl siert nu de straten
van Saint Quentin. |
|
|
Fanfare
voor het stadhuis van Saint Quentin |
Na
Grugies liep de route tot nu toe een paar kilometer over een
grindpad dat vijf jaar terug al in een slechte conditie verkeerde.
Enkele fietsers hebben mij laten weten dat dit pad inmiddels
zo slecht is, dat ze zijn afgestapt en een stuk hebben gelopen.
Daarom ga ik hier nu een asfaltalternatief verkennen. Dat
loopt 1.5 km parallel aan een drukke weg, maar op het weggetje
zelf is geen verkeer. Alle plussen en minnen afwegend, kies
ik nu voor het betere wegdek.
De route volgt een
tijdje een jaagpad langs het Sambre-Oisekanaal, dat ook een
onderdeel van de Hindenburglinie was. Dan volgt een heuvelrug.
Bij het afdalen zie ik in de verte al de ruïne op de
heuvel van Coucy-le-Château-Auffrique. Voordat ik dit
stadje binnenrij, loopt de route nog over een bospad naar
een verlaten plek waar een grote betonnen kuip te zien is.
Dit was de opstelplek van een Duits langeafstandskanon. De
laatste keer dat ik hier was had ik begrepen dat hier een
'Dikke Bertha' had gestaan, vermoedelijk vernoemd naar Bertha
Krupp, de oudste dochter en erfgenaam van wapenfabrikant Friedrich
Alfred Krupp; en dat met dit kanon Parijs, dat hier hemelsbreed
100 km vandaan ligt, in 1918 was beschoten.
Inmiddels gaat men ervan uit dat hier geen Dikke Bertha heeft
gestaan, maar een Lange Max, waarmee niet Parijs, maar wel
Compiègne bereikt kon worden. Ook in het Vlaamse Koekelare
heeft een Lange Max gestaan, die op Duinkerke gericht was.
Rest nog de vraag naar welke Max dit kanon vernoemd was. |
|
|
Opstelplek
voor kanon bij Coucy-le-Château-Auffrique
|
De
ruïne op de rots van Coucy is nog altijd een flinke steenklomp,
maar tot 1917 lag hier het Carcassonne van het noorden. In
de middeleeuwen was het kasteel van Coucy groter dan de toenmalige
koninklijke burcht in Parijs, het Louvre. Het pronkstuk was
de donjon, die met een hoogte van 65 m en een doorsnee van
31 m de grootste militaire constructie uit de middeleeuwen
was. In 1652 werd de burcht verlaten op bevel van Lodewijk
XIV. Het ego van de Zonnekoning was te groot om te dulden
dat iemand anders in zijn rijk over zo’n vesting beschikte,
al was het bouwwerk toen al niet meer bestand tegen kanonnen.
Bij het aanbreken van de 20e eeuw waren houten constructies,
zoals daken en vloeren, vergaan, maar de rest van de burcht
was nog intact. In 1917 kwam Coucy in het gebied tussen de
oude frontlijn en de Hindenburglinie te liggen. Duitse troepen
legden 68 ton explosieven in de torens en bliezen het middeleeuwse
monument rücksichtslos op. |
|
|
Ruïne
van Coucy-le-Château-Auffrique |
|
Dag 9, 19 september
2016. Van Monampteuil naar Val-de-Vesle, 92 km |
|
|
|
Door het mooie dal van de Ailette loopt een voie verte die
inmiddels 17 km lang is, compleet met vlonders en bruggen.
|
|
|
Voie verte
de l'Ailette |
In
2009 was deze fietsroute nog in aanleg. Ik wilde hier toen
een camping opzoeken, maar die bleek te zijn veranderd in
een groot commercieel vakantiepark van Center Parcs. De meeste
fietsers die je hier nu tegenkomt op de voie verte, zijn gasten
van dat vakantiepark die de ene dag een fiets huren, de andere
dag een stukje gaan varen op het nabijgelegen stuwmeer en
soms ook dagenlang binnen de muren van het complex doorbrengen
op de waterglijbaan, in de sauna, op de bowlingbaan of aan
de bar. Er is ook een supermarkt, maar om die te bereiken
moet je wel eerst het bewaakte terrein op zien te komen. In
de wijde omgeving buiten het vakantiepark is zelfs geen bakker
te vinden.
Een trekkersveldje voor passerende vakantiefietsers past niet
in het business model van Center Parcs (en anders had dat
waarschijnlijk tientallen euro's per nacht gekost), zodat
ik toen enkele kilometers verderop ben gaan wildkamperen op
een sfeervolle plek bij de ruïnes van de Abbaye de Vauclair.
Deze abdij werd in de 16e eeuw al verwoest, tijdens de Franse
Revolutie nog een keer en wat er nog van restte, werd in 1917
kapot geschoten tijdens het offensief van de Franse generaal
Robert Nivelle bij de Chemins des Dames. |
|
|
Ruïnes
van Abbaye de Vauquois |
De Chemins des Dames loopt parallel
aan de voie verte de l'Ailette, op een 100 m hoger gelegen
heuvelrug. De weg dankt zijn naam aan twee dochters van
koning Lodewijk XV, die hier langsreden als ze hun gouvernante
kwamen bezoeken. Ze zullen niet hebben vermoed wat voor
drama’s zich ooit langs hun route zouden gaan afspelen.
Daarover meer in een andere aflevering.
Als routemaker moest ik hier kiezen: de wat drukkere en
windgevoelige weg over de heuvels, waar het wemelt van het
oorlogserfgoed, of de autovrije en beschutte voie verte
door het dal. De hoofdroute duikt eerst het dal in en klimt
later weer naar het meest interessante deel van de Chemin
des Dames. Wie geen zin heeft in die klim, kan een alternatieve
route nemen: boven op de heuvels blijven of het dal niet
verlaten.
|
|
|
Chemin
des Dames |
Na
het oversteken van de Aisne begint de Champagnestreek. Al
gauw verschijnen de eerste wijngaarden. Dan komt Reims in
zicht. Dwars door de stad loopt een autovrije voie verte,
maar wie wat van de binnenstad wil zien zal dit fietspad moeten
verlaten. Het is ook verstandig om hier proviand in te slaan,
want pas na 90 km is er weer een serieuze winkel langs de
route.
Reims had tot 1914
een middeleeuwse binnenstad met veel vakwerkhuizen. De stad
lag echter dichtbij de frontlinie en onderging hetzelfde lot
als Ieper; 80 procent van de gebouwen werd verwoest. Anders
dan in Ieper, werden de oude huizen niet herbouwd, al is hier
en daar nog een mooi exemplaar intact. Wel werd de beroemde
kathedraal, waarin eeuwenlang Franse koningen werden gekroond,
stukje bij beetje hersteld, net als het bisschoppelijk paleis
en de basiliek Saint Remi. Ook zijn er in Reims nog overblijfselen
uit de Romeinse tijd, zoals de Porte de Mars. |
|
|
Detail
van kathedraal van Reims |
Wie
de binnenstad van Reims toch liever links laat liggen, fietst
volledig autovrij door de stad over het geasfalteerde jaagpad
langs het Canal de l'Aisne à la Marne. Destijds werd
het asfalt buiten de stad nog enkele kilometers onderbroken
door een geitenpad, maar ook dat is inmiddels een mooi fietspad
geworden. Dit volg ik tot 15 km buiten de stad, waar de dichtsbijzijnde
camping is. Dit is op zich een mooie camping municipal, die
wel altijd vol staat met campers die vooral uit Nederland
komen. Ook nu hangt er weer een bordje 'complet' bij de ingang,
maar voor een trekkerstentje is er altijd wel een stukje gras
beschikbaar. Waarom een grote toeristische stad als Reims
al jaren geen eigen camping meer heeft, begrijp ik niet. Het
zal wel net zo'n verhaal zijn als in Maastricht, waar een
goed bezochte stadscamping moest wijken voor golfbanen. |
|
Dag 10, 20 september
2016. Van Val-de-Vesle naar Autry, 75 km |
|
|
|
Op
de weg zie ik een beest liggen. Zo te zien een das. Vermoedelijk
aangereden, al zie ik geen verwondingen. Zonde van zo'n mooi
dier. |
|
|
Dode das
langs de weg |
Ik
rij een stukje terug over het jaagpad om op de hoofdroute
bij het Fort de la Pompelle te komen. Vanaf de camping was
het korter en sneller geweest om het asfaltalternatief te
vervolgen dat later weer op de hoofdroute uitkomt, maar dat
is een stuk saaier. Bovendien wil ik de huidige staat van
de kruip-door-sluip-door-route naar het fort even aanschouwen.
In de navigatietekst staat deze als volgt beschreven:
|
|
|
Ik
zie nu dat na km 62.4 de weg direct na de spoorweg al omhoog
gaat en dat op de kruising bij km 62.9 de brede grindweg naar
rechts buigt en dat hier een smaller pad rechtuit gaat. Boven
deze kruising hangen telefoondraden, een handig herkenningspunt.
|
|
|
Kruising
op de route naar Fort de la Pompelle |
Zes
jaar terug kon je bij de bosrand een stukje door het veld. |
|
|
Situatie
bij bosrand in 2010 |
Nu
loopt er wat eerder al een pad door het veld naar de bosrand
toe. Als je de bovenste foto (11 september 2010) vergelijkt
met de onderste (20 september 2016), valt ook op hoeveel gras
er op de paden en in de bermen is gaan groeien. De zomer van
2016 was hier blijkbaar natter dan die van 2010. |
|
|
Situatie
bij bosrand in 2016 |
Over
een aarden wal kun je vervolgens het bos in. Ik denk dat dit
parcours bij nat weer best wel een uitdaging kan zijn. Er
valt sowieso meer te zien en te beleven dan op het asfaltalternatief.
Rondkijkfietsers zullen hier een andere keuze maken dan kilometervreters. |
|
|
Bospad
naar Fort de la Pompelle |
Honderd meter verder loopt
een grindpad naar de ingang van het fort, dat nu een museum
is. Het Fort de la Pompelle was na de Frans-Duitse oorlog van
1870 gebouwd. In 1913 werd het fort verlaten omdat het niet
meer in de nieuwe militaire strategie paste. In 1918 was dit
echter het enige fort rond Reims dat nog in Franse handen was.
Zwaar gebutst kwam het uit de strijd. |
|
|
Ingang
van Fort de la Pompelle |
Vanaf
hier is er asfalt. Wel moet je nog door een voetgangerstunnel
om aan de andere kant van de zeer drukke D931 te komen. Die
tunnel bestaat uit twee smalle buizen met eenrichtingsverkeer.
Een bepakte fiets past er net in. |
|
|
Voetgangerstunnel
naar Fort de la Pompelle |
Naast foto's van de situatie
ter plekke maak ik aantekeningen in de gids. |
|
|
Aantekeningen
in de fietsgids |
|
Dezelfde
pagina in de nieuwe editie |
De route gaat enkele kilomers door
golvende wijnvelden naar Nogent-l'Abesse, waar ik koffie
ga drinken. In het café valt me direct op dat de
stamgasten hier de gebruikelijke pint hebben verruild voor
een glas champagne. Morgen zal het wel weer bier zijn, want
hierna zijn er tot de Elzas bijna geen wijnvelden langs
de route.
|
|
|
Wijnvelden
bij Nogent-l'Abesse |
Waar
in 1914 de dorpen Nauroy en Moronvilliers lagen, ligt nu aan
beide kanten van de weg een uitgestrekt militair oefenterrein.
Bij Saint-Martin-Heureux begint de bewoonde wereld weer. Dat
wil zeggen, er staan huizen die een bewoonde indruk maken.
Mensen kom ik er amper tegen. Dat geldt ook voor de volgende
dorpen. Pas in Sommepy-Tahure is er een bakker en een vergeetwinkeltje,
dat alleen 's ochtends en van 17:00 tot 19:00 uur open is,
behalve op maandag. Dit vermoedde ik al, zodat ik vanochtend
bij de bakker in Valle-de-Vesle genoeg proviand heb ingeslagen.
In de gids staat een 'winkelwaarschuwing': dat er op dit traject
90 km lang geen supermarkt is. In het noordoosten van Frankrijk
is dat niet uitzonderlijk.
Van druk verkeer heb je hier buiten de grote doorgaande wegen
geen last. Afhankelijk van het seizoen rij je hier tussen
knalgele koolzaadvelden of langs metershoge suikerbietenbergen.
|
|
|
Bloeiend
koolzaad in mei |
|
Suikerbieten
in september |
In
de loop van de middag maken de kale golvende velden van de
Champagne plaats voor het grasland en de beboste hellingen
van de Argonne.
In de buurtschap La Gare rust ik even uit op een bankje voor
een vakantiewoning in een oud stationsgebouw. 'Un train peut
en cacher un autre', vermeldt een opgepoetst bordje aan de
muur nog altijd, terwijl de spoorrails allang verdwenen zijn.
|
|
|
Voormalig
station in La Gare |
Het
is half zes en ik kan voelen dat ik de laatste dagen tot de
schemering heb doorgefietst. Als ik vanavond iets warms wil
eten en morgenochtend een ontbijt met kwark of yoghurt en
muesli wil, zal ik nog even door moeten fietsen naar Varennes-en-Argonne,
waar een supermarkt is. Dat is nog 20 km verder en meer dan
100 m klimmen.
Slechts 2 km hiervandaan is de camping municipal van Autry,
waar niets te koop is. Ik heb echter nog een half stokbrood,
een flink stuk camembert, boter, een halve reep chocola, een
zak cashew noten, vier stroopwafels en een versgeplukte appel
in mijn tassen, genoeg om de hongerklop mee te bestrijden.
De camping municipal is een paradijsje. Ik zet mijn tent op
bij een kastanjeboom met een bankje in de avondzon. |
|
|
Camping
municipal in Autry |
Bij de receptie hangt
een bijgewerkte prijslijst uit 2015. |
|
|
Tarieven
van de camping in Autry |
De douchemuntjesautomaat
is kapot, maar de douche is heerlijk warm! |
|
|
Geen jetons
meer nodig voor de douche |
Ik verzamel het proviand
uit de tassen en geniet van mijn avondmaal. Twee stroopwafels
bewaar ik voor het ontbijt. |
|
|
Avondmaal
in Autry |
Even
later komt de vrouw langs die de camping beheert om €
3,40 af te rekenen, inclusief toeristenbelasting. |
|
Dag 11, 21 september
2016. Van Autry naar Verdun, 86 km |
|
|
|
De
Argonne is de meest zuidelijke uitloper van de Franse Ardennen
en een natuurlijke grens tussen Champagne en Lotharingen.
De steile oostrand vormt al eeuwenlang een strategische barrière.
In 1914 kwam de frontlijn dwars over de heuvels te liggen,
enkele kilometers ten zuiden van de route. De Duitsers hadden
zich hier stevig verschanst en bestookten hun tegenstanders
met artillerie en vlammenwerpers. De Franse soldaten wisten
hier met moeite te overleven tot de zomer van 1918, toen verse
Amerikaanse troepen arriveerden. Ook deze waren slecht voorbereid
en hun aanvoerder, ‘Black Jack’ Pershing, was
zo arrogant en eigenwijs als een generaal maar zijn kan. Wel
waren de yankees met maar liefst één miljoen
zielen en, minstens zo belangrijk, niet uitgeput en getraumatiseerd
na vier jaar ellende. Anders dan de Europeanen geloofden ze
heilig in hun onoverwinnelijkheid. Eind september 1918 startten
ze samen met de Fransen het Maas-Argonne-offensief. Even dreigde
ook deze aanval vast te lopen, maar de Duitsers gingen inzien
dat zij de oorlog niet meer konden winnen en begonnen zich
terug te trekken in de Ardennen.
Even voorbij
Binarville herinnert een klein monument aan het Lost Battalion.
Dit bestond uit meer dan 500 Amerikaanse soldaten die enthousiast
maar slecht georganiseerd door de linies heengebroken waren
en vervolgens onder vuur kwamen te liggen. Ze zaten als ratten
in de val, maar een postduif zou hun hoofdkwartier hebben
weten te bereiken met de boodschap waar het bataljon zich
bevond. Velen crepeerden in het bos, maar na zes dagen werden
een paar honderd mannen toch nog gered. Het verhaal van het
Lost Battalion is een van de weinige uit deze oorlog dat later
is verfilmd: in 1919 en opnieuw in 2001.
|
|
|
Gedenkpaal
langs de weg dichtbij de plek waar het 'Lost Battalion' zich
heeft bevonden |
Varennes-en-Argonne is het enige dorp op de route tussen
Reims en Verdun dat nog kan voorzien in alle basisbehoeften
van voorbijtrekkende vakantiefietsers: er is een supermarkt,
bakker, café, geldautomaat, camping en een ouderwets
hotel. Ook de route 'Langs Oude Wegen' komt hier langs.
Een historische nacht in het dorp is verfilmd door Ettore
Scola onder de titel 'La Nuit de Varennes'. Het gaat om
de nacht van 21 juni 1791. Koning Lodewijk XVI werd hier
toen ontmaskerd, terwijl hij met zijn familie incognito
naar de Oostenrijkse Nederlanden probeerde te vluchten.
Anderhalf jaar later eindigde hij als ambteloos burger onder
de guillotine.
Na Varennes maakt de hoofdroute een slinger naar het noorden
via Romagne-sous-Montfaucon. Voor degenen die de indrukwekkende
resten van het Argonnefront willen zien, is in de gids een
extra rondje van 35 km opgenomen. Dat rondje bewaar ik voor
2017, want nu heb ik niet zoveel tijd meer over. Morgen
wil ik nog wat dingen uitzoeken in Verdun, voordat ik daar
op de trein stap.
Romagne-sous-Montfaucon lijkt het zoveelste onopvallende
ingedutte dorp. Maar schijn bedriegt. Enkele Nederlandse
families zijn hier neergestreken en runnen een minicamping
en een pension. Achter de robuuste wederopbouwkerk verdwijnen
regelmatig busladingen scholieren in een oude loods met
het opschrift Romagne ‘14-’18. Ook wie op zoek
is naar koffie en broodjes (zoals ik zelf in 2008, toen
ik de Groene Valleienroute aan het fietsen was) komt bijna
vanzelf terecht in het museum van Jean Paul de Vries.
Duizenden voorwerpen, variërend van gasmaskers tot
keukengerei, hangen hier als stille getuigen van vier oorlogsjaren
in een smaakvol ingerichte schuur.
‘Alles komt hier uit de buurt’, zegt
Jean Paul. ‘Soms van opgeruimde zolders, maar
ook vaak opgewoeld tijdens het ploegen. Vroeger kwam ik
hier al in de vakanties en zocht ik bossen en velden af
naar spullen uit de Grande Guerre. Nu ben ik gestopt met
wroeten in de grond. Ik wil het lot niet tarten: elk jaar
vallen weer slachtoffers door exploderende blindgangers.’
|
|
|
Romagne
1914-18 |
Aan
de rand van het dorp zijn twee militaire begraafplaatsen.
Op de kleinste, naast het oude dorpskerkhof, liggen 1400 Duitse
en vier Franse soldaten onder sobere zerken van grijze leisteen.
De gedenkplaats was net gereed, toen de volgende wereldoorlog
uitbrak. Op en om de begraafplaats staan hoge bomen. De plek
valt niet op voor iemand die er niet naar zoekt.
Dat laatste kan niet gezegd worden van de grootste Amerikaanse
erebegraafplaats in Europa, die een kilometer verderop ligt.
Hier staan meer dan 14.000 witte marmeren kruizen –
of sterren in het geval van joodse militairen – te blinken.
Op de achtergrond speelt een carillon 'Glory, glory, halleluja'.
Deze plek is niet alleen om te herdenken, maar ook om te imponeren.
Er staat nog net niet 'Mission accomplished' boven de poort
geschreven, maar het is vast niet de bedoeling dat bezoekers
hier beseffen dat van alle slachtoffers van de Great War niet
veel meer dan één procent uit de USA kwam. |
|
|
Amerikaanse
erebegraafplaats in Romagne |
Na
Romagne buigt de route naar het zuidoosten en stijgt geleidelijk
naar het hoogstgelegen dorp in de omtrek, Montfaucon-d’Argonne.
Op de heuveltop staat een Amerikaanse gedenktoren tussen de
ruïnes van het vooroorlogse dorp. Bij helder weer is
het terrein van het Maas-Argonne-offensief hier goed te overzien. |
|
|
Amerikaans
monument in Montfaucon-d’Argonne |
Verder
naar het zuidoosten ligt een heuvelrug waar zich in 1916 een
deel van de strijd om Verdun afspeelde. Twee heuveltoppen,
Côte 304 en Mort-Homme, werden letterlijk kapotgeschoten.
Na de oorlog bleek de eerste heuvel nog maar 300 meter hoog
te zijn, vier meter lager dan vroeger. In de grond zat zoveel
metaal en onontplofte munitie, dat landbouw hier niet meer
mogelijk was. Tegenwoordig zijn deze heuvels bebost, maar
een merkwaardig ribbelpatroon in de bodem verraadt wat hier
gebeurd is.
Ook Malancourt, Béthincourt en Forges-sur-Meuse zijn
dorpen die nu op een andere plek liggen dan in 1914. Borden
met foto’s en plattegrondjes van de vooroorlogse situatie
markeren de oude plekken.
In Charny-sur-Meuse
ga ik even kijken hoe het jaagpad langs het Canal de l'Est
er nu bijligt. In 2009 trof ik hier een geitenpad met veel
brandnetels aan en koos ik uiteindelijk voor een grindpad
aan de overkant van de Maas, dat met droog weer en niet al
te dunne banden goed te fietsen was. En als asfaltalternatief
was er de soms wat drukke D38.
Nu tref ik hier een mooi geasfalteerd fietspad aan. Hoopvol
volg ik dit zuidwaarts, maar na 500 m houdt het asfalt op.
Toch blijf ik het jaagpad volgen. Het is een smal grindpad
waarop wel te fietsen valt. En anders dan zeven jaar terug
zijn de bermen nu gemaaid. |
|
|
Jaagpad
langs het Canal de l'Est |
Op
de camping van Verdun zet ik mijn tent op. Morgenochtend ga
ik nog uitzoeken hoever het geasfalteerde jaagpad de andere
kant op gaat. |
|
Dag 12, 22 september
2016. Van Verdun naar Verdun, 54 km |
|
|
|
Het
geasfalteerde jaagpad dat ik had aangetroffen bij Charny-sur-Meuse
blijkt maar 2 km lang te zijn. Het eindigt al in Vacherauville.
Het is wel de bedoeling dat het in 2017 wordt doorgetrokken,
lees ik op verschillende websites (zoals hier).
Als een grondeigenaar of overheidsinstantie echter tegenwerkt,
kan het jaren duren voordat zo'n veloroute er komt; kijk maar
naar de voie verte van Duinkerke naar de Belgische grens.
Dus zal ik hier in 2017 terugkeren om te zien of er dan al
iets gebeurd is.
De resterende uren van deze dag gebruik ik om de bestaande
jaagpaden te onderzoeken, de grindpaden die daar parallel
aan lopen en andere mogelijke fietsopties in het dal van de
Maas. Soms zien die paden er redelijk begaanbaar uit. |
|
|
Grindweg
bij Champneuville |
Helaas
eindigen die grindpaden altijd ergens in een weiland of bij
een op zich niet onaardig moestuintje. |
|
|
Moestuin
bij Champneuville |
Het
Franse platteland is weerbarstig, maar heeft ook zijn charmes.
|
|
|
Maasvallei
bij Bras-sur-Meuse |
|
Erf van
verzamelaar bij Champneuville |
's Avonds
begin ik aan de lange treinreis van Verdun naar Leiden, die
ik hier
beschreven heb. |
|
Het vervolg van dit
veldwerk, in het voorjaar van 2017, is
hier te lezen. |
|