|
Dag 13, 6 mei 2017. Van
Komen naar Violaines, 47 km |
|
|
|
In de
lente van 2017 ga ik weer op pad voor veldwerk aan de Frontlijnroute.
Ditmaal ga ik met de trein naar Komen en fiets ik naar het
begin van traject 2, vlakbij Armentières. Dit traject
had ik in 2016 al gedaan, zodat ik hier nu snel doorheen kan
fietsen. Vandaag maak ik ook geen nieuwe foto's, maar ik controleer
wel de navigatietekst. Het autovrije alternatief langs de
Leie ligt er nog net zo bij als in 2016, maar er zijn wat
bordjes verhangen en wegwijzers vernieuwd. Waar nodig, pas
ik de navigatietekst aan.
Ik fiets tot de camping
van Violaines, een kleine camping met een visvijver en een
bar, waar ik een bak friet en een blonde Leffe bestel. Een
plekje voor mijn tent kost hier niet meer dan het glas bier. |
|
Dag 14, 7 mei 2017. Van Violaines
naar Boiry-Notre-Dame, 81 km |
|
|
|
Ik fiets snel
verder naar Liévin. Daar gaat de route de stad uit
over een slecht onderhouden weg en later nog een kilometer
over modderige grindpaden. Vandaag wil ik een alternatief
uitproberen dat grotendeels door buitenwijken van deze voormalige
mijnwerkersstad gaat. Dan is er ook nog een te onderzoeken
asfaltalternatief tussen de slagvelden van Notre Dame de Lorette
en Vimy Ridge.
Het alternatief door Liévin is goed te doen. De verkeersdrukte
valt mee, dus neem ik dit op in de gids. Al blijf ik de bestaande
route door het open veld bij mooi droog weer wel wat aantrekkelijker
vinden.
Ook het tweede alternatief doorstaat de test goed, maar is
wel een flinke omweg ten opzichte van de hoofdroute.
Ik verwerk de beide alternatieven in de kaart en voeg er in
de rechterbovenhoek nog een inzetje van Liévin aan
toe. |
|
|
|
Vandaag
is het koud en druilerig. Bij Vimy Ridge is een nieuw bezoekerscentrum
waar ik me opwarm met een bekertje koffie uit de automaat.
Ik loop langs de infopanelen en bekijk een bord met Canadese
oorlogsposters. Soms hebben ze een voorspelbaar hoog testosteron,
bloed en bodemgehalte. De affiches van Canada's Beef Opportunity
en Canada's Pork Oppertunity laten zien dat er niet alleen
een onverzadigbare vraag naar kanonnenvlees was: je ziet een
Canadese boer een biggetje verkopen aan een buikige, bijna
Donald Trump-achtige Brit met een stapel geld in zijn hand,
die daar veel meer vlees voor wil hebben. |
|
|
|
|
Canadese
wervingsposters |
Buiten is weer
het bekende golfpatroon van explosies in de bodem te zien.
Er is een hek omheen gezet met waarschuwingsborden voor blindgangers. |
|
|
Canadese
wervingsposters |
Dan komt Arras
in zicht. Ook met grauw weer is de Place des Héros
prachtig, zelfs als veel van die gevels niet echt zijn. |
|
|
Place
des Héros in Arras |
Jammer dat Arras
al jaren geen stadscamping meer heeft. Er is alleen een parkeerterrein
voor campers, dat volgens veel reviewers sfeerloos en vaak
overvol is. Ik moet sowieso doorfietsen naar een fatsoenlijke
camping, die 17 km verderop ligt. Daar zet ik mijn tent op
naast een koe die hier in 2011 ook al stond en in de tussentijd
kleur heeft bekend. |
|
|
Mijn
favoriete stek op de camping van Boiry-Notre-Dame |
Dag 15, 8 mei 2017. Van Boiry-Notre-Dame
naar Peronne, 86 km |
|
|
|
In 2016
heb ik na Arras het Hindenburg alternatief gefietst: traject
13 op het kaartje hieronder. Dus blijf ik ditmaal de hoofdroute
volgen: de trajecten 3 en 4. |
|
|
|
Dat is
nu geen probleem, want de wind komt uit het noordwesten, zodat
ik geen tegenwind zal hebben. Het zou ook fris, droog en helder
weer moeten worden. Fris is het zeker: mijn wanten trek ik
vandaag niet uit. Maar helder en droog? Dat is het wellicht
100 m boven het maaiveld, maar dichter bij de grond bevindt
zich een vochtige luchtlaag, tussen mist en motregen in, die
van geen wijken weet. Ik hoop dat de zon hier later op de
dag nog doorheen zal priemen.
Van eerdere tochten
in het grensgebied van Artois en Picardie herinner ik mij
de rust op de wegen en de vaak fotogenieke weidsheid van het
glooiende landschap. |
|
|
Artois
en Picardie zoals het kan zijn |
De wegen zijn
hier nog altijd stil, maar het landschap is vandaag beperkt
tot vijftig tinten grijs binnen een vierkante kilometer, want
veel verder reikt het zicht niet. De grauwheid van het weer
versterkt de sfeer van verval die ik in de dorpen aantref.
Ook dat kan fotogeniek zijn. |
|
|
Sfeertje
in Achiet-le-Grand |
's Middags blijft
het onafgebroken miezeren. In de buurt van Hamel hoop ik een
eetgelegenheid te vinden, maar dat valt tegen. In de wijde
omtrek lijkt elke bedrijvigheid te zijn weggekwijnd. Zoals
in Gare de Beaucourt aan de oude spoorweg van Lille naar Parijs,
waar allang geen treinen meer stoppen en de luiken van de
club-bar-disco al minstens tien jaar niet meer open zijn gegaan.
Al suggereren de opschriften op die luiken dat hierbinnen
nog een feest aan de gang is. |
|
|
De disco
in Gare de Beacourt is al een tijdje dicht... |
|
...al spreekt de tekst op de luiken
dat wel tegen. |
|
Ook de plaatselijke
pomphouder heeft het bijltje er bij neergelegd. |
|
|
Tanken
lukt hier ook niet meer |
En de kinderen
die nog op deze schommel hebben gezeten, zullen de vijftig
inmiddels wel gepasseerd zijn. |
|
|
Schommel
uit de vorige eeuw |
Ook deze stacaravan
vertoont wat achterstallig onderhoud, net als het asfalt van
de D50. Maar de berm is kort geleden nog gemaaid! |
|
|
Schommel uit de vorige eeuw |
|
Alleen de wegwijzer
naar Ancre British Cemetery vertoont nog geen spoortje roest. |
|
|
Het bord
naar de Britse oorlogsgraven staat ongeschonden overeind bij
het autokerkhof |
Gisteren waren
hier presidentsverkiezingen. Wie de voorkeur van de kiezer
uit Gare de Beaucourt had, laat zich raden. Zij komt zelf
uit de Noord-Franse roestgordel. De winnaar komt overigens
uit Amiens, ook niet ver hiervandaan. |
|
|
Verkiezingsposters
|
Vlak
voor Thiepval klimt de route uit het dal van de Ancre omhoog.
Voor de meeste fietsers een aardig klimmetje, maar in de zomer
van 1916 was dit de hel op aarde voor de onervaren Britse
vrijwilligers die zich hadden laten ronselen om zich hier
heuvelopwaarts naar de Duitse loopgraven te begeven. Sommigen
haalden de plek waar nu de Ulster Tower staat: een opvallend
on-Frans bouwsel waar ik zes jaar geleden op een prachtige
nazomerdag even bij kon komen met thee en scones - of oploskoffie,
als ik om cappuccino vroeg. Zoals de foto hieronder laat zien,
had men er alles aan gedaan om van deze plek een keurig aangeharkte
theetuin te maken, waar zichtbare herinneringen aan het ellendige
offensief aan de Somme vakkundig zijn weggeschoffeld. |
|
|
Ulster
Tower bij Thiepval |
Ik verheug me er op om in deze witte folly even op te warmen
met een hartige hap, ook al is het maar cup-a-soup. Helaas
tref ik er ditmaal een dichte deur aan met een bordje 'closed
on mondays'. Het enige dat hier wel open is, is het bezoekerscentrum
bij het Thiepval Memorial: een glazen huis waar je voor
6 euro achter toeristen aan mag lopen in een steriele ruimte
vol vitrines en panelen met hapklare brokjes informatie
over het drama dat zich hier een eeuw geleden heeft voltrokken.
Daar heb ik nu geen zin in.
Ik fiets verder naar het volgende dorp, Authuille. Ook daar
is geen café, maar wel een bankje in een overdekte
bushalte. Ik haal stokbrood en camembert uit de fietstas
en tel mijn zegeningen. Lunchen in een bushalte omdat het
koud en nat is; net als vroeger,
toen café's niet in mijn budget pasten. Opeens schieten
me twee uitspraken van bekende fietsenmakers binnen.
'Wie in Noord-Frankrijk gaat fietsen, moet een sterke
geest hebben', zei een Groningse fietsenbouwer eens
tegen mij. En een Amsterdamse fietsenverkoper heb ik de
Frontlijnroute een keer horen omschrijven als 'die route
voor depressieve fietsers'. Ik vermoed dat de Groninger
uit eigen ervaring spreekt. Op een dag als vandaag begrijp
ik meteen wat hij bedoelt. En die Amsterdammer flapt graag
zijn onderbuikgevoel eruit. De introverte vakman uit Groningen
versus de extraverte winkelier uit Amsterdam. Ze hebben
allebei iets met fietsen, maar hun planeten liggen in verschillende
zonnestelselsels.
Wie energie krijgt van drukte en aandacht, wordt misschien
gelukkiger van een route met meer vertier. Zelf ervaar ik
het fietsen hier elke keer weer anders. Van depressies heb
ik op de Frontlijnroute nooit last gehad. Ik hou van rust,
ruimte en landschappen die een verhaal vertellen. Daar horen
ook gruwelverhalen bij. Een Romeins theater, een middeleeuws
kasteel of een VOC-schip is ook om te gruwelen als je de
geschiedenis ervan kent. Depressief word ik op drukke wegen,
van tropische temperaturen en van plekken waar elke vorm
van privacy is uitgebannen, of dat nu in Verweggistan is
of tussen iets te gezellige Nederlanders. Zo'n Corendonvakantie
bijvoorbeeld, ik moet er niet aan denken. Dan ben ik liever
een eenzaam priemgetal.
Ik fiets verder naar La Boiselle, waar ik tot mijn verbazing
een tearoom vind, die waarempel open is. Twee vriendelijke
Britse dames runnen de tent. Ik leg mijn klamme handschoenen
op de verwarming en bestel een dampende mok cappuccino en
een stuk tarte tatin. Dan pak ik de gids en zet in de routebeschrijving
gelijk een koffiekopje achter La Boiselle. Deze dag kan
niet meer stuk!
|
|
|
Tearoom
in La Boisette |
De
grootste bezienswaardigheid van La Boiselle is 'la Grande
Mine' of de 'Lochnagar Crater'. Hier werd op 1 juli 1916 door
Britse troepen de aarde onder de Duitse linies opgeblazen
met explosieven. Brokstukken vlogen meer dan een kilometer
de lucht in. Wat resteerde, was een gat van 30 meter diep
en 100 meter breed. Dit was het begin van de Slag aan de Somme,
die drie maanden duurde. Franse troepen konden maar een geringe
bijdrage aan dit offensief leveren, omdat zij die zomer verwikkeld
waren in de al net zo gruwelijke Slag bij Verdun. De Britten
hielden de Duitsers bezig bij de Somme om de Fransen in Verdun
te ontlasten. Aan de Somme vielen meer dan een miljoen slachtoffers.
Daarna trokken de Duitsers zich terug achter de nieuwe Hindenburglinie
bij Saint Quentin, waardoor hun westfront korter en sterker
werd. |
|
|
Lochnagar
Krater |
Voor
de krater liggen tientallen kransen van nepklaprozen. Voorlopig
voor het laatst op deze route, want voorbij de Somme kwamen
geen troepen uit de landen van het Britse Gemenebest. Daar
moesten de Fransen het zelf zien te rooien met de Duitsers.
En de Fransen herdenken niet met plastic klaprozen omdat John
McCrae een Engelstalige Canadees was. Als hij in
Quebec was geboren en zijn klaprozengedicht in het Frans had
geschreven, was dat misschien anders geweest. |
|
|
Kransen
van namaakklaprozen |
|
Dag 16, 9 mei 2017. Van Peronne
naar Chiry-Ourscamp, 82 km |
|
|
|
De lentezon is
terug! Na twee dagen miezer is het hogedrukgebied dat de noordwestenwind
veroorzaakte die vochtige zeelucht aanvoerde, iets naar het
oosten opgeschoven. Net genoeg om koele en droge lucht uit
het noordoosten hierheen te laten komen. Fluitend fiets ik
Péronne uit.
Tussen de Somme en
de Oise was het relatief rustig aan de frontlinie. Grote monumenten
of littekens in het landschap zie je hier niet. Wel de gebruikelijke
wederopbouwarchitectuur uit de jaren twintig. In Cizancourt
is een fragment van de vooroorlogse kerk op een parkeerterrein
neergezet. |
|
|
Kerk
van Cizancourt met fragment van de vooroorlogse kerk
|
Na een uurtje fietsen besluit ik
om even een stukje om te rijden om te checken of de hengelaarscamping
die ik destijds 20 km ten zuiden van Péronne aantrof,
nog steeds bestaat. Deze camping ligt 4 km van de Frontlijnroute
en wordt wel vermeld op www.camping-frankrijk.nl, maar staat
niet in de bestanden van http://archiescampings.eu. Archies
kent wel de camping van Voyennes, maar die ligt maar liefst
9 km buiten de route. Ter plekke blijkt de hengelaarscamping
er nog te zijn: de slagboom is open en bij de receptie hangt
een recente prijslijst. Naast hutjes en stacaravans is er
ook plek voor tenten en campers. Zolang deze camping niet
op de app van Archies voorkomt, zullen er weinig campers
komen en blijft het een leuk terreintje voor frontlijnfietsers.
In de loop van de middag wordt
de Noord-Franse graan-, koolzaad en suikerbietengordel afgelost
door weilanden met dotterbloemen, bermen vol fluitekruid
en plukjes bos. In de verte doemen de heuvels bij Compiègne
op.
|
|
|
Weg
bij Fresnières |
Deze
dag eindigt op de camping van Chiry-Ourscamp. Een bonte verzameling
tuinhuisjes en stacaravans rond een zwembad en een bar, waar
mijn tent op een stukje niemandsland met een picknickbank
mag staan. De grootste bezienswaardigheid van dit dorp is
het karkas van Château Mennechet. Dit negentiende-eeuwse
bouwwerk had een museum moeten worden voor de kunstcollectie
van Alphonse Mennechet de Barival, maar is nooit afgebouwd.
In de beide wereldoorlogen werd het zwaar beschadigd. De ruïne
die hier nu staat heeft misschien wel meer karakter dan het
nepkasteel dat hier had moeten staan. |
|
|
Château
Mennechet in Chiry-Ourscamp |
Dag
17, 10 mei 2017. Van Chiry-Ourscamp naar Soissons, 74 km |
|
|
|
Na
het kruisen van de Oise gaat de route dwars door het Forêt
de Laigue naar het punt waar de frontlijn niet langer van
noord naar zuid, maar van west naar oost loopt. Voor fietsers
die dagenlang tegen een straffe zuidwestenwind hebben gezwoegd,
is dit een welkome koerswijziging.
Vlakbij dit draaipunt, diep in de bossen van Compiègne,
ligt de Clairière de l’Armistice, waar op 11
november 1918 in een treinwagon de wapenstilstand werd getekend.
Op 22 juni 1940 waren de rollen omgekeerd en moest Frankrijk
zich in dezelfde wagon overgeven aan Duitsland. Twee dagen
later liet Hitler de wagon overbrengen naar Berlijn, waar
deze voor de Brandenburger Poort tentoongesteld werd. Hitler
gunde de geallieerden geen nieuwe wagonsessie meer. Kort voordat
hij een eind aan zijn leven maakte, beval hij de SS het rijtuig
in brand te steken. Nu staat er een replica in het museum
van de Clairière de l’Armistice. Meer dan dat
valt er niet te zien. En het is niet toegestaan om foto's
van de wagon te maken.
Het mag een
wat suf museum zijn, toch hoort de Frontlijnroute hier langs
te komen vanwege de historische betekenis van deze plek.
De route ging hier tot nu toe enkele
kilometers over een bospad (groen op de kaart hieronder),
dat de ene keer rul is, de andere keer modderig en soms bijna
overwoekerd wordt door onkruid. Een kilometer ten westen hiervan
ligt een goed fietspad, dat ik destijds al had aangeduid als
asfaltalternatief (rood). Na dit fietspad moet je dan wel
ruim een kilometer langs een doorgaande weg waar hard gereden
wordt. (Een bewegwijzerde route naar Compiègne loopt
daar overigens ook langs: in Frankrijk leiden fietsroutebordjes
niet altijd naar fietsvriendelijke wegen.) Een ander bospad
waarmee je die doorgaande weg kunt vermijden (geel), was destijds
ook met 5 cm dikke banden al nauwelijks befietsbaar vanwege
rul zand en dikke boomwortels.
|
|
|
|
Nu ik
toch weer in het Forêt de Laigue ben, ga ik nog eens
goed zoeken naar een beter alternatief. De OpenFietsMap die
ik op mijn gps gebruik, laat nu veel meer wegen en paden zien
dan in 2010 het geval was. Zoals het blauwe pad op de kaart
hierboven. Dit blijkt een stuk beter te berijden dan de andere
bospaden. De eerste helft is een goed grindpad. Na een klim
volgt een droog maar hard zandpad met een kort stukje dat
wat natter is, maar niet onacceptabel modderig. Hier gaat
de hoofdroute voortaan langs. Het asfaltalternatief blijft
ik ook maar vermelden. Voor fietsen met dunne banden is elk
grind- of bospad een beproeving. |
|
|
Wegwijzer
in Foret de Laigue |
Op de noordelijke
oever van de Aisne fiets ik verder naar Soissons. Sinds enkele
jaren is er ook een voie verte op de zuidelijke oever, maar
die houdt bij Courtieux op, vlak voor het stadje Vic-sur-Aisne,
waar je de rivier kunt oversteken. Na die voie verte moet
je dan verder over de levensgevaarlijke N31 of een enorme
omweg maken door de heuvels ten zuiden van de Aisne. Nu volgt
de route grotendeels de D81/D91, die drukker wordt naarmate
je dichter bij Soissons komt. Bij Attichy tel ik al 16 auto's
in 7 minuten en een paar kilometer verder nog eens 16 in 5
minuten. Vaak komen er drie of vier vlak na elkaar, zodat
het soms ook een minuut lang rustig op de weg is. Daarna kan
ik 2 km lang over een stille asfaltweg fietsen. Die weg loopt
wel langs een ontgrinding, dus af en toe zal hier een grote
vrachtwagen met een vieze stofwolk voorbijkomen. Na Vic-sur-Aisne
blijft de weg mij iets te druk. Vlak voor Soissons barst de
avondspits echt los en tel ik maar liefst 34 auto's in 8 minuten.
Morgen moet ik hier toch maar eens uit gaan zoeken of er geen
stillere route te vinden is.
In Soissons zelf ligt een eersteklas fietsbrug over de Aisne,
vlakbij de camping municipal, die op loopafstand van de binnenstad
ligt. |
|
|
Fietsbrug
in Soissons |
Soissons werd
tweemaal kortstondig door de Duitsers bezet. Eerst in de nazomer
van 1914, tot de Slag aan de Marne een eind maakte aan hun
offensief en de frontlijn ten noorden van de stad kwam te
liggen. In mei 1918 kwamen de Duitsers terug. Plunderend en
zuipend maakten uitgehongerde soldaten zich meester van de
drank- en voedselvoorraden in Soissons. Tegen de tijd dat
de Duitsers weer nuchter waren, hadden verse, goed gevoede
Amerikaanse troepen de Marne bereikt en werd deze rivier opnieuw
een keerpunt in de oorlog.
Soissons was zwaar gehavend, maar gelukkig zijn veel bijzondere
gebouwen, zoals de gotische kathedraal, het stadhuis en de
overdekte markt, niet verloren gegaan. De indrukwekkende ruïne
van de abdij Saint Jean les Vignes is overigens geen gevolg
van de Eerste Wereldoorlog. De eerste verwoestingen werden
hier al in 1567 aangericht door de hugenoten. In de 19e eeuw
werd het sloopwerk met toestemming van geestelijken voortgezet
omdat de stenen van de abdijkerk goed gebruikt konden worden
bij het restaureren van de kathedraal. Na protest van de bevolking
werd besloten de voorgevel en de twee torens te sparen. |
|
|
Ruïne
van abdij Saint Jean les Vignes in Soissons |
Dag 18, 11 mei 2017. Van Soissons
naar Soissons, 57 km |
|
|
|
Vandaag ga ik op zoek naar een stillere route tussen Vic-sur-Aisne
en Soissons. Met potlood heb ik zowel ten noorden als ten
zuiden van de Aisne een mogelijke route ingetekend op de
kaartjes in de gids (potlood, gum en puntenslijper gaan
nog altijd mee in de stuurtas). Deze routes vergelijk ik
met de OpenFietsMap op mijn gps. In een supermarkt koop
ik ook nog een grote topografische IGN-kaart met hoogtelijnen.
Dat geeft een veel mooier overzicht dan zo'n pietepeuterig
gps-schermpje. Voor een handige werktafel met koffie, taart
en wifi beland ik zowaar bij een McDonalds.
De noordoeveroptie is korter dan de zuidoeveroptie, maar
vereist wat meer klimwerk.
|
|
|
Noordoevervariant
|
De zuidoeveroptie
is bijna 5 km langer, maar gaat ook door Soissons. Wil je
de noordoeveroptie combineren met een extra rondje door Soissons,
dan is die optie niet korter meer. Voor liefhebbers van kathedralen
en abdijen is Soissons een must. Het is ook handig om hier
proviand in te slaan, want tussen Soissons en Reims zijn heel
weinig winkels. |
|
|
Zuidoevervariant
|
Er is nog een
derde optie: de voormalige spoorlijn van Compiègne
naar Soissons. Autovrij, helemaal vlak en korter dan de andere
opties, maar wel onverhard. Ik ga dit het eerst verkennen.
Als het een dichtgegroeid geitenpad blijkt te zijn, ga ik
de andere routes uitproberen. |
|
|
Spoorwegvariant
|
Het eerste stuk
is een voie verte met fonkelnieuwe hekjes van een type dat
ik hier nog niet eerder heb gezien. In Frankrijk liggen meestal
een paar grote keien bij het begin van een fietspad om auto's
tegen te houden. Simpel, goedkoop en geen belemmering voor
fietsen met bepakking. |
|
|
Fietssluis
|
De rechterhelft
van deze barrière, het draaihekje, heb ik ook wel eens
in Nederland gezien. De linkerhelft lijkt speciaal voor fietsen
te zijn ontworpen. Voorzichtig probeer ik mijn fiets erdoorheen
te halen. |
|
|
De fiets
past er net in... |
De kale fiets
zou er nog wel doorheen gaan, maar met tassen lukt het echt
niet. De ontwerper van deze fietssluis heeft vermoedelijk
nog nooit op een fiets gezeten, anders zou hij/zij moeten
weten dat op een fietspad geen obstakels horen te zijn waar
je niet fietsend langs kunt. Het zou zelfs nog kunnen dat
voor dit gedrocht een designprijs is uitgereikt. |
|
|
...maar
de tassen hangen veel te laag |
Ik heb geen zin
om de tassen eraf te halen en wurm de fiets maar door het
draaihekje. Dat lukt nog wel met de compacte 26 inch wielen. |
|
|
Fiets
in draaihekje |
Een paar honderd
meter verder staat de volgende fietssluis al. Wat me ook opvalt
is het hoge hek tussen de voie verte en de wijk die ernaast
ligt. Blijkbaar moeten hier twee werelden van elkaar gescheiden
worden: het Frankrijk van de voie vertes en het Frankrijk
van de banlieues.
Of is het gewoon een collectieve voorziening voor het drogen
van tapijten? |
|
|
Hek met
tapijten |
Een klein stukje
verder zie ik een uitgebrande oplegger met auto's staan. En
ik maar denken dat Soissons een rustige provinciestad is. |
|
|
Uitgebrande oplegger
|
|
Net buiten de
stad zijn graafmachines bezig met het verwijderen van struiken.
Op een bord lees ik 'Travaux d'aménagement d'une voie
verte entre Soissons et Mercin et Vaux'. |
|
|
Graafmachine
op voie verte |
Ik hoop niet
dat ze ook hier van die nare hekjes neer gaan zetten. Nu wordt
het pad nog afgeschermd met grote keien. |
|
|
Keien
op voie verte |
Na Mercin-et-Vaux
wordt de voie verte een smal grindpad, waar ik met een snelheid
15 à 20 km/uur nog prima vooruitkom. Omdat dit een
spoorlijn is geweest, is de ondergrond stenig en zal dit pad
waarschijnlijk ook na regenval wel begaanbaar blijven. |
|
|
Pad over
voormalige spoorlijn |
Dichterbij Vic-sur-Aisne krijgt het pad een gesloten grasdek
en is er van lekker doorfietsen geen sprake meer. Ik vermoed
dat dat gedeelte van de oude spoorlijn niet vaak gebruikt
wordt, omdat je daar ook via een mooie geasfalteerde binnenweg
via Ressons-le-Long kunt fietsen (zie de zuidoeveroptie
hierboven). Daar is ook nog een camping. Over die binnenweg
en het goed berijdbare deel van de oude spoorlijn fiets
ik van Vic-sur-Aisne terug naar Soissons. Dit wordt de nieuwe
hoofdroute: niet meer langs de redelijk drukke D91, maar
eerst over stille binnenwegen van de zuidoeveroptie en vervolgens
een autovrije voormalige spoorlijn van 9 km lengte. De route
die nu nog in de gids staat, blijf ik wel vermelden als
asfaltalternatief zolang de oude spoorlijn nog geen upgrade
naar een echte voie verte heeft gekregen.
Het laatste stuk van de voie verte in Soisson ga ik omzeilen
vanwege die nare hekjes.
Deze routewijziging geeft wel een hoop extra werk. Allereerst
het intekenen van de nieuwe route op de bestaande routekaartjes
en het aanpassen van de navigatietekst. Maar ook het grondig
aanpassen van de stadsplattegrond van Soissons. Vroeger
zou Michaël Wannet dat hebben gedaan. Hij kon snel
werken, stond veel vroeger op dan ik en zat de hele dag
achter zijn pc sinds hij niet meer kon fietsen. In een dag
tekende hij minstens twee routekaartjes. Nu moet ik dat
zelf doen.
Dat kost veel tijd, maar is ook wel weer leuk. Als tiener
had ik al ontdekt dat het tekenen van fantasiekaarten een
manier is om te ontsnappen uit de dagelijkse sleur. Grote
lappen papier heb ik toen volgetekend (zie hier).
Nu is papier vervangen door een beeldscherm en mijn fantasiewereld
door een fietsgids.
Hieronder is de oude kaart met navigatietekst van Soissons
te zien.
|
|
|
Oud kaartje
van Soissons |
Op de nieuwe
stadskaart wil ik laten zien hoe de hoofdroute vanuit het
westen de stad binnenkomt. Daarom schuif ik de kaderrand een
flink stuk naar links, zodat de oostelijke stadsdelen er buiten
komen te liggen en er ruimte vrijkomt om het westen van Soissons
erin te tekenen. Na een halve dag is de nieuwe plattegrond
gereed. |
|
|
Oud kaartje
van Soissons |
Dag 19, 12 mei 2017. Van Soissons
naar Guignicourt, 74 km (daarna per trein naar Chalons-en-Champagne) |
|
|
|
Tijdens het ontbijt voor de tent komt een jonge Française,
die een voettocht door Frankrijk maakt, nog even een praatje
maken. Het valt me regelmatig op dat het Engels van jonge
Fransen veel beter is dan mijn Frans, waardoor ik hier makkelijker
contact met jongeren maak dan met Fransen van mijn eigen
leeftijd, die vaak nog slechter Engels spreken dan ik Frans
spreek. Wat ook een band schept, is dat wij hier de enige
ongemotoriseerde campinggasten zijn. Op een Franse stadscamping
ziet het meestal wit van de campers, zeker in het voor-
en naseizoen.
Dit lijkt de vierde zonnige dag op een rij te worden. In
de bermen schieten klaprozen de grond uit.
|
|
|
In de
wegbermen verschijnen klaprozen |
Bucy-le-Long
is voorlopig het laatste dorp met winkels en een bar-tabac.
Ik heb nog maar 7 km gefietst, maar op het Franse platteland
is het koffietijd wanneer er koffie te krijgen is. Vandaag
met een verse tartelette aux amande: daar kan geen appeltaart
aan tippen. |
|
|
Tartelette
aux amande met een grand café creme |
Met
hier en daar een sierlijke haarspeldbocht stijgt de route
geleidelijk naar het begin van de Chemin des Dames. Deze 19
km lange weg ligt op de kam van een heuvelrug, die 100 m boven
de dalen van de Aisne en de Ailette uitsteekt, en dankt zijn
naam aan twee dochters van koning Lodewijk XV, Adélaïde
en Victoire, die hier langsreden als ze hun gouvernante gingen
bezoeken.
Aan het begin van
de weg ligt het voormalige Fort de Malmaison en een uitgestrekt
Duits oorlogskerkhof. Wie hier even stopt om een blik op de
grafstenen te werpen, komt erachter dat deze soldaten niet
in de Eerste-, maar in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld.
|
|
|
Duits
oorogskerkhof bij Malmaison |
Dit is zo'n plek in Noord-Frankrijk waar geen oorlog wordt
overgeslagen. Julius Caesar beschreef in zijn memoires hoe
zijn legioenen op deze heuvelrug de volkeren van Noord-Gallië
versloegen. Een half millenium later wordt de laatste Romeinse
heerser in de omgeving van Soissons verslagen door Clovis,
een jonge Frankische leider. In 1814 behaalde Napoleon hier
voor de laatste keer een overwinning op geallieerde Russische
en Pruisische legers, voordat hij bij Waterloo definitief
werd verslagen.
In 1914 trokken Duitse legers zich na de Slag aan de Marne
terug op de noordoever van de Aisne. Net als andere Duitse
stellingen aan de frontlinie was de hooggelegen Chemin des
Dames goed te verdedigen. Vanuit het dal van de Aisne keken
de Fransen drie jaar lang knarsetandend omhoog naar de gunstige
posities die hun tegenstander had ingenomen.
In april 1917 wilde de nieuwe Franse opperbevelhebber Robert
Nivelle zich bewijzen door zijn troepen als een vuurspuwende
stoomwals over de Duitse linies heen te laten rollen. Kritiek
op zijn plannen blufte hij weg: ‘Laon binnen 24 uur
en dan de achtervolging.’
Een paar kilometer na het Fort de Malmaison is het Panorama
de la Royère. Hier zie je met helder weer de kathedraal
van Laon boven de bossen uitrijzen.
|
|
|
Panorama
de la Royère |
In de oude gids
blijft de hoofdroute op de Chemin des Dames, die als volgt
wordt beschreven: 'Zolang de wind uit het westen komt,
is het lekker doorfietsen op deze kale hoogte. Bij tegenwind,
regen of mist is de genietfactor een stuk lager, maar past
de sfeer wel weer goed bij de grimmige reputatie van deze
historische route. Wie toch liever in de luwte fietst, kan
bij het Panorama de la Royère links afslaan en de alternatieve
route volgen door het mooie dal van de Ailette.'
Inmiddels is de keuze hier niet makkelijker geworden. Hierboven
op de Chemin des Dames komt af en toe een auto voorbijscheuren,
terwijl beneden in het dal sinds enkele jaren de Voie Verte
de l'Ailette gereed is. Ik besluit om de hoofdroute hier voortaan
eerst af te laten dalen om de voie verte te volgen en daarna
weer omhoog te laten klimmen voor het laatste deel van de
Chemin des Dames, waar het meeste oorlogserfgoed is te zien.
Wie die extra klim wil vermijden, heeft twee opties: de hele
Chemin des Dames volgen en de voie verte links laten liggen,
of na het volgen van de voie verte in het dal blijven en om
de Chemin des Dames heenfietsen.
De Voie Verte d'Aillette
heb ik al eerder beschreven bij dag 9. Van de Chemin des Dames
is vooral het oostelijke deel bezienswaardig, vanaf de Caverne
du Dragon, waar in april 1917 het offensief van Robert Nivelle
plaatsvond. Dat offensief liep uit op een ramp. Met hulp van
Senegalezen en Marokkanen werd nog wel de Chemin des Dames
bereikt. De Duitsers hadden zich echter verschanst in ondergrondse
mergelgroeves, zoals de Caverne du Dragon, en namen de Fransen
genadeloos onder vuur. Er volgde een kat-en-muisspel boven
en onder de grond. In enkele weken vielen meer dan 400.000
doden en steeds meer Franse soldaten gingen frontdienst weigeren.
Sommige eenheden rukten nog wel uit, maar blaatten daarbij
als schapen die naar het slachthuis gaan. Er werden officieren
gemolesteerd, treinen gekaapt en rode vlaggen gehesen. Het
Franse leger stond op instorten en generaal Nivelle werd overgeplaatst
naar Noord-Afrika. |
|
|
Uitzicht
vanaf Chemin des Dames bij Caverne du Dragon |
Bij het Plateau
de Californie herinneren ingestorte loopgraven en restanten
van het oude dorp Craonne aan het mislukte offensief. Een
standbeeld van een nors kijkende Napoleon lijkt hier op het
verkeerde slagveld te zijn beland. Toch heeft ook deze vechtersbaas
een rol gespeeld op de steile heuvelrand bij Craonne, maar
dan een eeuw eerder. In maart 1814 behaalde hij hier een laatste
overwinning op de Russische en Pruisische troepen, die drie
weken later Parijs binnen zouden trekken. Honderd jaar later
was Bonaparte nog steeds heilig voor Franse militairen, maar
niet voor tonnenmaker Louis Barthas, die als dienstplichtige
even aan het front wist te ontsnappen door in Parijs een cursus
voor instructeur te volgen.
In zijn dagboek schreef hij: ‘Het idee dat ik andere
mensen moest leren oorlog te voeren, verafschuwde ik. Maar
levend ontsnappen aan de oorlog was wel een offer waard. Daar
kwam nog bij dat iedereen die de lessen volgde, zeven dagen
verlof kreeg. Dit keer bezocht ik in Parijs het Palais des
Invalides, maar ik kon het graf in rood marmer van de grote
veldheer Napoleon niet zien omdat het met zandzakjes tegen
de bommen was bedekt. Het zou toch absurd zijn geweest als
deze slachter, die in meer dan honderd veldslagen geen enkel
schrammetje had opgelopen, na meer dan één eeuw
een stuk schroot in zijn kist zou hebben gekregen.’ |
|
|
Beeld van Napoleon bij Chemin
des Dames |
|
Het
dagboek van Louis
Barthas is misschien wel het beste ooggetuigenverslag
uit de loopgraven dat in de Franse taal is geschreven. Barthas
was geen nationalist. Duitsers waren volgens hem ook maar
mensen. Pas in 1978 durfde een Franse uitgever het aan om
dit werk uit te geven. Daarna is het in het Nederlands, Engels
en Spaans vertaald.
Ook een aanrader is The Backlash of War van Ellen
N. La Motte, een Amerikaanse verpleegster aan het
Belgische front. Ook dit boek is niet heroïsch geschreven.
Het kon pas in 1934 verschijnen omdat het eerder verboden
werd.
Eenzelfde lot, maar dan in omgekeerde volgorde, trof de roman
Im Westen nichts Neues van Erich
Maria Remarque, dat vijf jaar na de eerste druk
op de brandstapel van de nazi's belandde.
Deze maand heb ik
nog maximaal vier dagen over voor veldwerk. In ieder geval
wil ik Nancy nog bereiken. De trajecten in de Champagnestreek
en de Argonne heb ik in september 2016 al gefietst. Die wil
ik nu overslaan door met de trein van Guignicourt (ten noorden
van Reims) naar Verdun te reizen.
In 2011 kon ik nog in een avond van Reims naar Verdun boemelen.
Nu is de oude spoorlijn tussen Reims en Verdun voor onbepaalde
tijd stilgelegd in afwachting van een beslissing over renovatiewerkzaamheden.
Dit is in Frankrijk de manier om een in verval geraakte spoorlijn
op te heffen zonder dat met zoveel woorden uit te hoeven spreken.
Inmiddels groeit deze spoorlijn langzaam dicht met struikgewas.
Er rijden nog wel bussen, maar daar mogen geen fietsen in.
Ditmaal zal ik dus met een omweg moeten reizen. Vandaag naar
Chalons-en-Champagne, waar ik een nacht op de camping door
ga brengen. Morgen met drie keer een overstap naar Verdun.
Als ik vandaag om 17:30 uit Guignicourt vertrek, arriveer
ik morgen om 14:20 in Verdun. Maar op de fiets zou ik er een
dag langer over doen. |
|
Dag 20, 13 mei 2017. Van Verdun
naar Verdun, 29 km (en per trein vanaf Chalons-en-Champagne) |
|
|
|
In
Chalons-en-Champagne neem ik een intercity naar Bar-le-Duc.
In het oude Corailmaterieel, waar de verf al vanaf bladdert,
is een 6-persoonscoupé tot fietsenstalling omgetoverd
door de zitplaatsen te verwijderen. Simpel en effectief, al
zijn de hoge instap en het krappe gangpad in deze trein niet
zo handig. |
|
|
Oud Corailmaterieel
van de SNCF |
Ik heb overwogen
om van Bar-le-Duc naar Verdun te fietsen. Dat is 60 km met
400 à 500 m klimmen, dus goed te doen. Vandaag heb
ik echter zin om te relaxen, dus kies ik voor een vier uur
lange treinreis via Nancy met een paar keer overstappen. Vanaf
Bar-le-Duc wel met modern TER-materieel, met brede traploze
ingangen en fietshaken.
Wanneer ik in Verdun arriveer, valt er net een plensbui. Ik
vlucht naar een megasupermarkt bij het station om proviand
in te slaan. Zodra het droog is, fiets ik naar het jaagpad
langs het Canal de l'Est, waar dit jaar een voie verte zou
moeten komen.
Het jaagpad
ligt er nog net zo bij als afgelopen september. Heerlijk rustig
en redelijk te fietsen. Vandaag kom ik hier niemand tegen,
maar het grind is goed zichtbaar. Dus moet het pad regelmatig
gebruikt worden, anders zou het grind overwoekerd worden door
gras, fluitekruid en brandnetels.
|
|
|
Jaagpad
langs Canal de l'Est |
Voor het eerst
zie ik nu bordjes van de nieuwe Maasfietsroute. Die loopt
echter niet langs dit jaagpad, maar gaat een stuk langs de
D964, een gevaarlijke drukke doorgaande weg met veel vrachtverkeer
ten oosten van de Maas. Terwijl de D38 ten westen van de Maas,
die ik hier als asfaltalternatief heb gekozen, een stuk fietsvriendelijker
is. Geen idee waarom de makers van de Maasfietsroute voor
zo'n drukke weg naar Verdun hebben gekozen. Het zal wel de
bedoeling zijn dat die ook langs dit jaagpad gaat lopen, wanneer
hier een goed fietspad ligt. |
|
|
Bordje
van de Maasfietsroute |
Tussen Bras-sur-Meuse
en Vacherauville is het jaagpad al geasfalteerd en wordt er
druk gebruik van gemaakt. Inmiddels zijn hier fietssluizen
aangebracht. Inklapbare nieten, waar je makkelijk omheenfietst;
of tegenopknalt als het donker is... |
|
|
Fietssluis
bij Vacherauville |
Voorbij Vacherauville
is het jaagpad grotendeels dichtgegroeid en niet toegankelijk
voor fietsers. |
|
|
Canal
de l'Est bij Vacherauville |
Zolang er ten
noorden van Vacherauville geen fietspad is, moet de hoofdroute
maar over een redelijk begaanbare grindweg tussen Champneuville
en Vacherauville blijven gaan, met een asfaltalternatief over
de D38 aan de overkant van de Maas. |
|
|
Grindweg
van Champneuville naar Vacherauville |
Dat betekent
wel een aardige klim en een ruige afdaling met een hoogteverschil
van 80 m, maar ook een mooi uitzicht over de Maasvallei. |
|
|
Maasvallei
bij Vacherauville |
In ieder geval
hoeft de hoofdroute van Vacherauville naar Verdun geen omweg
meer te maken over slechte grindpaden door het dal van de
Maas, zoals te zien is op het kaartje hieronder. Het asfaltpad
naar Bras-sur-Meuse is een aanwinst en ook de rest van het
jaagpad biedt een mooie autovrije route naar het hart van
Verdun. Ik zet alvast een kruis door de huidige routebeschrijving,
want die ga ik voor de nieuwe editie grondig aanpassen. |
|
|
|
Na de zomer zal
ik hier toch nog een keer gaan kijken of er dan al een begin
is gemaakt met de uitvoering van het plan om van al die jaagpaden
een nieuwe fietsroute te maken. |
|
Dag 21, 14 mei 2017. Van Verdun
naar Saint-Mihiel, 75 km |
|
|
|
Op de
camping van Verdun ontmoet ik een jonge vakantiefietser met
een outfit die deels gebruikt en deels zelf ontworpen is.
Op zijn tweedehands mountainbike heeft hij een zelfgemaakt
framepack bevestigd. Ook hangt er veel bagage onder het stuur
en op de achterdrager. Nieuwsgierig kijk ik naar zijn uitrusting
en bedenk ik hoe ik zelf als twintiger ook van alles uitprobeerde
met een minimaal budget. Hij kijkt niet minder belangstellend
naar mijn smurfblauwe fiets met rode tassen.
Toen ik twintig was, was er weinig keus in fietsen en fietsspullen.
Mountainbikes bestonden nog niet en de term vakantiefiets
moest nog bedacht worden. Alle fietsen zwabberden als er bagage
aan hing. Dat wende snel; het hoorde nu eenmaal bij een bepakte
fiets. Op mijn 18e had ik al in Engeland gefietst met drie
versnellingen, dus wilde ik op mijn 20e een fiets met tien
versnellingen. Al kwam je ook daarmee nog niet zonder af te
stappen door de Ardennen. Om me te oriënteren, had ik
het
Prisma Fietsboek van Rob
van der Plas gelezen. Een van de fietsen op de coverfoto was
een bruine Gazelle Tour de France. Dus kocht ik na zes weken
vakantiewerk in een papierfabriek een bruine Gazelle Tour
de France, al had het ook een Batavus Champion kunnen worden.
Meer smaken had je toen niet bij de fietsenmakers in IJmuiden.
(Hoe die Gazelle mij later is bevallen, heb ik in dit
draadje beschreven.) Nu moet het een eindeloze
zoektocht zijn voor een twintiger met weinig geld. In plaats
van het Prisma Fietsboek is er het wereldwijde web en liggen
er overal commerciele mijnenvelden. Daarom is het misschien
juist nu ook wel handig als je een klein budget hebt: veel
opties vallen dan bij voorbaat af.
Mijn Gazelle Tour de France kostte in 1978 500 gulden. Dat
is volgens deze
koopkrachtvergelijker nu ruim 540 euro. Kun je
daarvoor nu een nieuwe fiets kopen die niet slechter is dan
een Gazelle Tour de France in 1978 was?
De Frontlijnroute
verlaat in Verdun het Maasdal en klimt dan over de Côtes
de Meuse, de heuvelrug waar in 1916 de Slag om Verdun woedde.
Wat Ieper is in België, is Verdun in Frankrijk: de hoofdstad
van de Eerste Wereldoorlog. Overal in de stad tref je oorlogsmonumenten
aan. En net als in Ieper lijkt de eeuwenlange geschiedenis
die aan die oorlog voorafging, er een beetje te zijn vergeten. |
|
|
Overwinningsmonument
in Verdun |
De stad
zelf maakte reeds in 843 geschiedenis met het Verdrag van
Verdun: dit bezegelde de verdeling van het rijk van Karel
de Grote in drie stukken, waarvan Frankrijk er een was. Eeuwenlang
bleef Verdun een strategisch gelegen bisschopsstad. In de
17e eeuw bouwde Vauban er een citadel, die later door Napoleon
werd versterkt. Na de Frans-Duitse oorlog in 1870-71 werd
de vestingstad een belangrijke schakel in de keten van forten
die werden gebouwd langs de lijn Verdun- Toul-Epinal-Belfort.
Het fort Douaumont werd beschouwd als het sterkste ter wereld.
Verdun was het paradepaard van de Franse vestingbouwers en
bewaakte de route die via de Champagne naar Parijs liep.
In de herfst van 1914 bleef Verdun in Franse handen. De forten
rond de stad weerstonden beschietingen door Dikke Bertha’s
(reuzenkanonnen, genoemd naar Bertha Krupp, de eigenares van
het Duitse staalconcern Krupp). Wel wisten de Duitsers 30
km zuidelijker bij St-Mihiel een bruggenhoofd over de Maas
te creëren. Zo werd Verdun aan drie kanten omringd door
Duitse troepen, maar een doorbraak bleef uit.
Begin 1916 koos de Duitse generaal Erich von Falkenhayn voor
een nieuwe strategie: het langzaam laten doodbloeden van de
tegenstander. Falkenhayn ging ervan uit dat het Franse leger
er toch al slecht voorstond en wilde de aanval openen op een
plaats die psychologisch zo belangrijk was, dat de Fransen
deze tot elke prijs zouden verdedigen. Verdun was zo’n
plaats. Het officiële doel was een Duitse inname van
deze stad, maar de geheime agenda was een trage doodsstrijd
voor de Franse troepen.
Met veel geluk, een flinke portie naïeve heldenmoed en
enig strategisch inzicht, lukte het een jonge Duitse sergeant
om het slecht bemande fort Douaumont binnen te wandelen. Hij
gijzelde er een Franse soldaat die hem naar de officiersmess
leidde, waar de hongerige Duitser zich tegoed deed aan voedsel
en drank, terwijl zijn collega’s het fort zonder slag
of stoot innamen. Tot grote frustratie van de Fransen, die
Douaumont dag en nacht gingen beschieten.
Drie maanden later ontstond in het fort een brandje bij het
koffiezetten. Het vuur bereikte al snel een voorraad vlammenwerperolie.
Soldaten renden in paniek weg uit de rook- en roetwolken om
buiten te worden neergemaaid door hun eigen collega’s,
die de zwartgeblakerde mannen aanzagen voor de gevreesde zwarte
soldaten uit Frans Afrika. Eind oktober kwam Douaumont weer
in Franse handen, toen het dreigde in te storten onder het
geweld van de Franse versie van de Dikke Bertha. Het prestigieuze
fort had in de oorlogvoering geen rol gespeeld.
Na tien maanden strijd waren complete dorpen voorgoed van
de kaart geveegd, maar Verdun bleef in Franse handen. Het
zou tientallen jaren duren voordat er weer iets wilde groeien
op de verschroeide aarde ten noorden van Verdun. Voor deze
Franse pyrrusoverwinning was niet alleen het Franse leger
bijna bezweken, maar ook het Duitse. Net als bij de Slag aan
de Somme, die in hetzelfde jaar plaatsvond. Een enorm oorlogskerkhof
en een ossuarium onder een vuurtoren zijn de meest opvallende
herdenkingsplekken in de bossen van Douaumont. Het is een
variant op Notre Dame de Lorette ten noorden van Arras, maar
veel bekender. In vakantieperiodes rijden bussen met toeristen
hier af en aan. |
|
|
Ossuarium
bij Douaumont |
Wie
het massatoerisme wil mijden, kan beter de wandelroutes volgen
langs bijzondere plekken in de bossen; of dit stukje van de
frontlijn links laten liggen en doorfietsen op de hoofdroute.
Deze daalt af naar de Woëvre, een langgerekte en brede
vlakte tussen de Côtes de Meuse en de heuvelrug ten
westen van de Moezel, de Côtes de Moselle. Kilometers
lang volg ik de golvende weg langs de oostrand van de Côtes
de Meuse. Dezelfde weg volgde ik voor het eerst in 1986, toen
de gids 'Fietsen van Maastricht naar de Mediterranée'
net was verschenen. De auteur van die gids, Herman Coster,
beschreef de Woëvre als volgt: 'Het landschap heeft
hier een eigenaardig dwarsprofiel. Maas en Moezel stromen
er parallel, op enkele tientallen kilometers afstand. Elk
van beide wordt ter weerszijden begeleid door een flinke heuvelrug,
circa 100 m hoog: vier in getal dus. Tussen de rechter Maasbegeleidende
heuvelrug en de linker Moezelbegeleidende heuvelrug ligt een
brede laagte, die wat ruimte betreft best nog een derde rivier
zo groot als de Wolga zou kunnen bevatten. Alleen, die is
er niet.' |
|
|
Weg langs
de Côtes de Meuse bij Châtillon-sous-les-Côtes
|
Bij Les Eparges boog de frontlinie zuidwaarts naar St-Mihiel
om daar een paar keer de Maas te kruisen en dan weer naar
het oosten te draaien. Zo’n uitstulping in een front
heet een ‘saillant‘ (of boog, zoals bij Ieper).
Deze was in 1914 ontstaan, toen de Duitsers in een poging
Verdun te omsingelen over de Côtes de Meuse waren
getrokken en bij St-Mihiel een stukje van de linker Maasoever
hadden ingenomen. In Les Eparges probeerden Franse troepen
meer dan eens een bres in de saillant te slaan, maar Point
X, het hoogste punt met uitzicht over de Woëvre kregen
ze niet in handen. Het is een historische plek gebleven
met resten van mijnkraters, loopgraven, bunkers en een oriëntatietafel.
Wel herinner ik me dat in 2011 het uitzicht tegenviel door
het oprukkende struikgewas. Ditmaal spaar ik mijn krachten
en ga ik geen heuvel beklimmen om te zien of die struiken
inmiddels gesnoeid zijn. Misschien doe ik dat nog wel eens
na het bereiken van de e-bikegerechtigde leeftijd.
Ik vervolg de rit naar Les Éparges, waar een paard
mij begroet naast een demarcatiesteen.
'Ici fut repoussé l'envahisseur, 1918',
is er nog net op te lezen.
|
|
|
Demarcatiesteen
in Les Éparges |
In
Saint-Rémy-la-Calonne ontdek ik een literaire tuin
achter een voormalige wasruimte. Er staan borden met portretten
en citaten in het Frans, Duits en Engels van schrijvers en
dichters, die aan de frontlinie moesten vechten. Zoals Alain
Fournier, die hier vlakbij gesneuveld is, maar ook John McCrae,
Ernst Jünger en nog een dozijn anderen. |
|
|
Literaire
tuin in Saint-Rémy-la-Calonne |
Hierna klimt de
hoofdroute steil omhoog de Côtes de Meuse weer op, gevolgd
door een lange afdaling naar het dal van de Maas. Daar steek
ik het Canal de l'Est over. Ik zie weelderig begroeide jaagpaden,
die ik dus niet verder hoef te onderzoeken. Gelukkig is de
D34 op de westoever van de Maas, die de route tot Saint-Mihiel
volgt, niet te druk. |
|
|
Canal
de l'Est bij Lacroix-sur-Meuse |
Dag 22, 15 mei 2017. Van Saint-Mihiel
naar Liverdun, 77 km |
|
|
|
Saint-Mihiel
is een sjofel stadje aan de Maas. Nadat ik gisteravond mijn
tent bij de camping annex jeugdherberg had opgezet, ging ik
op zoek naar een eenvoudige eetgelegendheid. Ik vond er alleen
een ongezellige pizzeria, waar ik de enige klant was. Als
het buiten niet kil en druilerig was geweest, had ik de pizza
wel meegenomen naar mijn tent.
De volgende ochtend word ik tijdens de dagelijkse zoektocht
naar brood, banket en koffie in hetzelfde sjofele stadje aangenaam
verrast door een prima artisan-patissier met goede koffie
en heerlijke taartjes. Wat ik hier gisteravond aan sfeer miste,
wordt vanochtend weer ruimschoots goedgemaakt |
|
|
Gevel
in Saint-Mihiel |
Een mooie verlaten weg slingert geleidelijk naar het hoogste
punt van de Côtes de Meuse, maar vlak voor Woinville
gaat het steil omlaag de vlakkere Woëvre in. In de
verte is de Butte de Montsec te zien, waar een capitool
herinnert aan het eerste succesvolle Amerikaanse offensief
in september 1918, waarna de Duitsers zich terugtrokken
uit de saillant van St-Mihiel.
|
|
|
Butte
de Montsec |
De
route loopt langs het Lac de Madine: of over een onverhard
fietspad door een zompig oeverbos aan de oostzijde, of over
asfaltwegen langs de westkant, waar ook een hotel en een camping
zijn te vinden. Dit stuwmeer is in de jaren zestig en zeventig
aangelegd als drinkwaterreservoir voor de stad Metz. Vroeger
lag hier een moerasbos. Er kwamen ook campings, jachthavens
en vakantiebungalowparken, waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum
al jaren is verlopen. Op de camping van Nonsard-Lamarche heb
ik in mei 2009 een nacht doorgebracht. Toen was dit een oase
van rust met ongemaaid gras en lauwe douches. Enkele jaren
later vernam ik dat het een jongerencamping was geworden.
Inmiddels is die camping al jaren gesloten (al wordt deze
nog wel vermeld in de bestanden van Archies). Het voormalige
parkeerterrein is nu een officiële camperplek. Voor de
jongeren kon Lac de Madine vermoedelijk niet tippen aan Chersonissos.
De andere camping aan het meer bestaat nog steeds. |
|
|
Butte
de Montsec |
De hoofdroute
blijft de frontlijn volgen en steekt bij Pont-à-Mousson
de Moezel over: traject 8 op het kaartje hieronder. Een alternatief
is traject 15. Dit is iets langer en vooral bedoeld voor degenen
die Nancy willen bekijken. Ik kies nu voor dit traject omdat
ik morgenmiddag op de trein naar Luxemburg wil stappen. Dat
kan prima in Nancy, dat een groot station met liften en een
goede treinverbinding met Luxemburg heeft. |
|
|
|
Traject 15 begint
op een grindpad. Na 11 km is er ook nog een erg steil bospad.
Er zijn asfaltalternatieven, maar op de kaart hieronder is
te zien dat dat flinke omwegen zijn, voor een deel langs drukke
wegen. |
|
|
|
Op het eerste
grindpad stuitert de ligfietstandemclub mij tegemoet. Ze zitten
al lekker onder de smurrie, en daar doen ze het natuurlijk
ook voor. |
|
|
De ligtandemclub onderweg
|
|
Na het verdwenen
dorp Remenauville verlaat dit traject het frontgebied, dat
bijna 70 km verder weer opdoemt. Na het grindpad volgen enkele
kilometers asfalt, maar dan komt de Muur van Saint-Jean: een
bloedmooi maar ook verraderlijk steil bospad. In de navigatietekst
staat '300 m lopen (steil dalend bospad, glad bij regen!)'
en ik hoop maar dat fietsers die gps-tracks gebruiken en de
navigatietekst hier niet lezen, zelf tot het inzicht komen
dat 5 cm brede Big Applebanden hier tekort schieten. Op mijn
fietscomputer met barometrische hoogtemeting verschijnt al
snel een hellingpercentage van 15%, en zo voelt het ook.
|
|
|
De Muur
van Saint-Jean |
Ook
hierna gaat het voortdurend op en neer over de heuvels van
de Petite Suisse Lorraine. De vallei van de Esch is prachtig,
maar vreet energie. |
|
|
Petit
Suisse Lorraine |
In
het pittoreske stadje Liverdun keldert de route steil omlaag
het dal van de Moezel in. |
|
|
Poort
van Liverdun |
In
mijn herinnering heeft Liverdun een wat slonzige camping met
aftands sanitair, maar dat is veranderd. In de avondzon ligt
de camping er nu prachtig bij. Ook het was- en plashok is
opgeknapt. Deze mooie camping in het Moezeldal is nu een prima
alternatief voor die van Nancy, die 5 km fietsen en 130 m
klimmen buiten de stad ligt.
Wel vraag ik me af
of de route vanaf het Lac de Madine tot Liverdun niet wat
heftig is door de optelsom van grindwegen, bospaden en steile
hellingen. Nu voelt het alsof ik vandaag de Sint Gotthard
bedwongen heb, maar de pakweg 850 hoogtemeters van vandaag
zijn echt geen Alpenpas. Zodra ik thuis ben, ga ik op ridewithgps
en geoportail
nog eens goed uitzoeken of er echt geen andere mooie route
van het Lac du Madine naar Nancy te bedenken is. |
|
Dag 23, 16 mei 2017. Van Liverdun
naar Nancy, 40 km |
|
|
|
Van
Liverdun naar Nancy is de route vlak en vanaf Frouard ook
autovrij. Vanaf Liverdun heb ik tot nu toe steeds de niet
zo drukke weg op de noordoever van de Moezel gevolgd. De OpenFietsMap
suggereert echter dat er een fietsroute op de zuidoever loopt.
Daar ben ik wel benieuwd naar, dus steek ik bij Liverdun de
rivier over.
Daar loopt een mooi fietspad langs de doorgaande weg, dat
na 2.3 km helaas ophoudt. Na 700 m kan ik die weg verlaten
en slinger ik dwars door een buitenwijk naar een befietsbaar
grindpad langs de spoorlijn. Dit grindpad komt na 1.1 km weer
op de route uit. Vergeleken met de asfaltweg op de noordoever
is deze route omslachtig en van een wispelturige kwaliteit.
Voorbij Frouard loopt een fietspad langs de westoever van
de Meurthe. Halverwege Frouard en Nancy ging de route via
een fietsbrug naar een mooier fietspad op de oostoever om
vlak voor Nancy weer over een andere brug terug te keren op
de westoever. Nu is de toegang tot eerste brug opgebroken;
alleen via een steil trappetje kom je er nog op. Volgens een
fietswegwijzer kun je nu ook in Nancy komen door het pad op
de westoever te blijven volgen. Dat blijkt te kloppen. Na
een paar kilometer vormt een nieuw fietspad de tot voor kort
ontbrekende schakel aan deze kant van de Meurthe.
Even later
fiets ik door de Porte de la Graffe de oude hoofdstad van
Lotharingen binnen. Na het Palais du Gouverneur volgen drie
pleinen die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staan: Place
de la Carrière, Place Stanislas en Place d’Alliance.
|
|
|
Place
Stanislas in Nancy |
In
de 18e eeuw geeft koning Lodewijk XV het hertogdom Lotharingen
aan zijn schoonvader Stanislaw Leszczynski, die dan net is
afgezet als koning van Polen. Afgesproken wordt dat Lotharingen
na zijn dood een Franse provincie zal worden. Als een verlicht
despoot regeert Stanislaw als laatste vorst van Lotharingen.
Onder zijn leiding krijgt Nancy de drie grote pleinen, omringd
door regeringsgebouwen.
Op het grootste en meest centrale plein, het Place Royale,
verrijst een bronzen beeld van Lodewijk
XV om de bevolking alvast te laten wennen aan het toekomstige
regime. Het gezag van de Lodewijken zal echter niet lang duren:
23 jaar na het heengaan van Stanislaw breekt de Franse Revolutie
uit en wordt het standbeeld omvergehaald. Het plein wordt
omgedoopt in Place du Peuple en enkele jaren later in Place
Napoleon.
In 1831 komt er weer een bronzen standbeeld, ditmaal van voormalig
heerser Stanislaw, die een betere indruk heeft nagelaten dan
zijn opvolgers. Sindsdien heet dit plein Place Stanislas.
In 1871 blijft Nancy deel uitmaken van Frankrijk, wanneer
een groot deel van Lotharingen en vrijwel de hele Elzas worden
ingelijfd bij Duitsland. Veel Fransen trekken weg uit deze
gebieden en vestigen zich in Nancy, waardoor de stad een nieuwe
bloeitijd beleeft.
Rond 1900 is Nancy in Frankrijk de trendsetter voor de art
nouveaustijl. Kunstenaars en architecten die zich laten inspireren
door een mix van sociaal-economische, artistieke en industriële
idealen, vormen de School van Nancy. |
|
|
Gevel
in art nouveastijl in Nancy |
In 1914
komt de stad dichtbij de frontlinie te liggen. Met kanonnen
en vanuit een zeppelin wordt Nancy gebombardeerd, maar niet
onherstelbaar vernield. Later in de twintigste eeuw lijdt
het mooie Nancy steeds meer onder de opmars van de auto. In
de jaren 60 en 70 wordt de Place Stanislas zelfs misbruikt
als parkeerterrein, maar aan het begin van de 21e eeuw krijgt
het een grondige opknapbeurt: de gebouwen hebben nu weer een
frisse kleur, het klatergoud op de poorten en palen glittert
en de omgeving is autoluw geworden.
Ik fiets naar
het station en heb geluk: tien minuten later rijdt er een
trein rechtstreeks naar Luxemburg en dat is geen TGV. Ik hang
mijn fiets aan een haak en kijk wat er naast mijn fiets hangt:
een oldtimer met tien versnellingen.
|
|
|
Oude
derailleur |
Ook zie ik stalen velgen, tandwielen
en cranks met spieën. |
|
|
Stalen
cranks met spieën |
Een snoertje
houdt een ouderwetse dynamo in de juiste positie. |
|
|
Dynamo
met houtje-touwtjebevestiging |
Zo te zien heeft
deze fiets niet veel buiten gestaan, want met de roest valt
het mee, ondanks de butsen en krassen op het frame. |
|
|
Veel
gebruikssporen, maar de roest valt mee |
Verder zie ik in
Frankrijk veel B'twin fietsen van Decathlon, de Ikea onder
de outdoorzaken. En dan heb je nog de opkomst van collectieve
huurfietssystemen, zoals Vélib' in Parijs. Ik krijg
niet de indruk dat Fransen veel geld over hebben voor een
goede fiets. Zo laat deze
lijst zien dat de firma Rohloff in veel landen een vertegenwoordiger/importeur
heeft; onder Frankrijk staat echter alleen het adres van het
Duitse hoofdkantoor vermeld.
Talking about Rohloff:
mijn naaf moet overgeven in deze trein! |
|
|
|
Helaas zijn er
in Luxemburg problemen op het spoor, waardoor mijn trein niet
verder rijdt dan Thionville. Binnen een kwartier kan iedereen
overstappen op een volgende trein naar Luxemburg, die dan
wel gelijk bomvol zit. Wanneer deze trein flink vertraagd
het station van Luxemburg binnenrijdt, staat er een menigte
reizigers op het perron die een veelvoud is van het aantal
zitplaatsen in de trein. Terwijl nog lang niet iedereen is
uitgestapt, begint deze menigte zich al in de trein te wurmen.
Met mijn fiets moet ik me een weg door de menselijke draaikolk
banen. Indiase toestanden in Luxemburg!
Gelukkig beperkt de chaos zich tot het perron. Bij gebrek
aan een Luxemburgse OV-chipkaart krijg ik aan het loket voor
2 euro een ticket naar Troisvierges, 80 km verderop. Daar
is een camping vlakbij het station. De volgende dag boemel
ik via Luik en Maastricht terug naar huis. Goed getimed, want
inmiddels is het te warm geworden om lekker te kunnen fietsen
en hierna worden wolkbreuken verwacht. |
|
Het vervolg op dit veldwerk, in
het najaar van 2017, is hier
te lezen. |
|