Dag 13, 6 mei 2017. Van Komen naar Violaines, 47 km
 
 

In de lente van 2017 ga ik weer op pad voor veldwerk aan de Frontlijnroute. Ditmaal ga ik met de trein naar Komen en fiets ik naar het begin van traject 2, vlakbij Armentières. Dit traject had ik in 2016 al gedaan, zodat ik hier nu snel doorheen kan fietsen. Vandaag maak ik ook geen nieuwe foto's, maar ik controleer wel de navigatietekst. Het autovrije alternatief langs de Leie ligt er nog net zo bij als in 2016, maar er zijn wat bordjes verhangen en wegwijzers vernieuwd. Waar nodig, pas ik de navigatietekst aan.

Ik fiets tot de camping van Violaines, een kleine camping met een visvijver en een bar, waar ik een bak friet en een blonde Leffe bestel. Een plekje voor mijn tent kost hier niet meer dan het glas bier.

 
Dag 14, 7 mei 2017. Van Violaines naar Boiry-Notre-Dame, 81 km
 
 
Ik fiets snel verder naar Liévin. Daar gaat de route de stad uit over een slecht onderhouden weg en later nog een kilometer over modderige grindpaden. Vandaag wil ik een alternatief uitproberen dat grotendeels door buitenwijken van deze voormalige mijnwerkersstad gaat. Dan is er ook nog een te onderzoeken asfaltalternatief tussen de slagvelden van Notre Dame de Lorette en Vimy Ridge.
Het alternatief door Liévin is goed te doen. De verkeersdrukte valt mee, dus neem ik dit op in de gids. Al blijf ik de bestaande route door het open veld bij mooi droog weer wel wat aantrekkelijker vinden.
Ook het tweede alternatief doorstaat de test goed, maar is wel een flinke omweg ten opzichte van de hoofdroute.
Ik verwerk de beide alternatieven in de kaart en voeg er in de rechterbovenhoek nog een inzetje van Liévin aan toe.
 
 
Vandaag is het koud en druilerig. Bij Vimy Ridge is een nieuw bezoekerscentrum waar ik me opwarm met een bekertje koffie uit de automaat. Ik loop langs de infopanelen en bekijk een bord met Canadese oorlogsposters. Soms hebben ze een voorspelbaar hoog testosteron, bloed en bodemgehalte. De affiches van Canada's Beef Opportunity en Canada's Pork Oppertunity laten zien dat er niet alleen een onverzadigbare vraag naar kanonnenvlees was: je ziet een Canadese boer een biggetje verkopen aan een buikige, bijna Donald Trump-achtige Brit met een stapel geld in zijn hand, die daar veel meer vlees voor wil hebben.
 
 
Canadese wervingsposters
Buiten is weer het bekende golfpatroon van explosies in de bodem te zien. Er is een hek omheen gezet met waarschuwingsborden voor blindgangers.
 
Canadese wervingsposters
Dan komt Arras in zicht. Ook met grauw weer is de Place des Héros prachtig, zelfs als veel van die gevels niet echt zijn.
 
Place des Héros in Arras
Jammer dat Arras al jaren geen stadscamping meer heeft. Er is alleen een parkeerterrein voor campers, dat volgens veel reviewers sfeerloos en vaak overvol is. Ik moet sowieso doorfietsen naar een fatsoenlijke camping, die 17 km verderop ligt. Daar zet ik mijn tent op naast een koe die hier in 2011 ook al stond en in de tussentijd kleur heeft bekend.
 
Mijn favoriete stek op de camping van Boiry-Notre-Dame
Dag 15, 8 mei 2017. Van Boiry-Notre-Dame naar Peronne, 86 km
 
 
In 2016 heb ik na Arras het Hindenburg alternatief gefietst: traject 13 op het kaartje hieronder. Dus blijf ik ditmaal de hoofdroute volgen: de trajecten 3 en 4.
 
 
Dat is nu geen probleem, want de wind komt uit het noordwesten, zodat ik geen tegenwind zal hebben. Het zou ook fris, droog en helder weer moeten worden. Fris is het zeker: mijn wanten trek ik vandaag niet uit. Maar helder en droog? Dat is het wellicht 100 m boven het maaiveld, maar dichter bij de grond bevindt zich een vochtige luchtlaag, tussen mist en motregen in, die van geen wijken weet. Ik hoop dat de zon hier later op de dag nog doorheen zal priemen.

Van eerdere tochten in het grensgebied van Artois en Picardie herinner ik mij de rust op de wegen en de vaak fotogenieke weidsheid van het glooiende landschap.

 
Artois en Picardie zoals het kan zijn
De wegen zijn hier nog altijd stil, maar het landschap is vandaag beperkt tot vijftig tinten grijs binnen een vierkante kilometer, want veel verder reikt het zicht niet. De grauwheid van het weer versterkt de sfeer van verval die ik in de dorpen aantref. Ook dat kan fotogeniek zijn.
 
Sfeertje in Achiet-le-Grand
's Middags blijft het onafgebroken miezeren. In de buurt van Hamel hoop ik een eetgelegenheid te vinden, maar dat valt tegen. In de wijde omtrek lijkt elke bedrijvigheid te zijn weggekwijnd. Zoals in Gare de Beaucourt aan de oude spoorweg van Lille naar Parijs, waar allang geen treinen meer stoppen en de luiken van de club-bar-disco al minstens tien jaar niet meer open zijn gegaan. Al suggereren de opschriften op die luiken dat hierbinnen nog een feest aan de gang is.
 
De disco in Gare de Beacourt is al een tijdje dicht...
...al spreekt de tekst op de luiken dat wel tegen.
 
Ook de plaatselijke pomphouder heeft het bijltje er bij neergelegd.
 
Tanken lukt hier ook niet meer
En de kinderen die nog op deze schommel hebben gezeten, zullen de vijftig inmiddels wel gepasseerd zijn.
 
Schommel uit de vorige eeuw
Ook deze stacaravan vertoont wat achterstallig onderhoud, net als het asfalt van de D50. Maar de berm is kort geleden nog gemaaid!
 
Schommel uit de vorige eeuw
 
Alleen de wegwijzer naar Ancre British Cemetery vertoont nog geen spoortje roest.
 
Het bord naar de Britse oorlogsgraven staat ongeschonden overeind bij het autokerkhof
Gisteren waren hier presidentsverkiezingen. Wie de voorkeur van de kiezer uit Gare de Beaucourt had, laat zich raden. Zij komt zelf uit de Noord-Franse roestgordel. De winnaar komt overigens uit Amiens, ook niet ver hiervandaan.
 
Verkiezingsposters
Vlak voor Thiepval klimt de route uit het dal van de Ancre omhoog. Voor de meeste fietsers een aardig klimmetje, maar in de zomer van 1916 was dit de hel op aarde voor de onervaren Britse vrijwilligers die zich hadden laten ronselen om zich hier heuvelopwaarts naar de Duitse loopgraven te begeven. Sommigen haalden de plek waar nu de Ulster Tower staat: een opvallend on-Frans bouwsel waar ik zes jaar geleden op een prachtige nazomerdag even bij kon komen met thee en scones - of oploskoffie, als ik om cappuccino vroeg. Zoals de foto hieronder laat zien, had men er alles aan gedaan om van deze plek een keurig aangeharkte theetuin te maken, waar zichtbare herinneringen aan het ellendige offensief aan de Somme vakkundig zijn weggeschoffeld.
 
Ulster Tower bij Thiepval

Ik verheug me er op om in deze witte folly even op te warmen met een hartige hap, ook al is het maar cup-a-soup. Helaas tref ik er ditmaal een dichte deur aan met een bordje 'closed on mondays'. Het enige dat hier wel open is, is het bezoekerscentrum bij het Thiepval Memorial: een glazen huis waar je voor 6 euro achter toeristen aan mag lopen in een steriele ruimte vol vitrines en panelen met hapklare brokjes informatie over het drama dat zich hier een eeuw geleden heeft voltrokken. Daar heb ik nu geen zin in.
Ik fiets verder naar het volgende dorp, Authuille. Ook daar is geen café, maar wel een bankje in een overdekte bushalte. Ik haal stokbrood en camembert uit de fietstas en tel mijn zegeningen. Lunchen in een bushalte omdat het koud en nat is; net als vroeger, toen café's niet in mijn budget pasten. Opeens schieten me twee uitspraken van bekende fietsenmakers binnen.
'Wie in Noord-Frankrijk gaat fietsen, moet een sterke geest hebben', zei een Groningse fietsenbouwer eens tegen mij. En een Amsterdamse fietsenverkoper heb ik de Frontlijnroute een keer horen omschrijven als 'die route voor depressieve fietsers'. Ik vermoed dat de Groninger uit eigen ervaring spreekt. Op een dag als vandaag begrijp ik meteen wat hij bedoelt. En die Amsterdammer flapt graag zijn onderbuikgevoel eruit. De introverte vakman uit Groningen versus de extraverte winkelier uit Amsterdam. Ze hebben allebei iets met fietsen, maar hun planeten liggen in verschillende zonnestelselsels.
Wie energie krijgt van drukte en aandacht, wordt misschien gelukkiger van een route met meer vertier. Zelf ervaar ik het fietsen hier elke keer weer anders. Van depressies heb ik op de Frontlijnroute nooit last gehad. Ik hou van rust, ruimte en landschappen die een verhaal vertellen. Daar horen ook gruwelverhalen bij. Een Romeins theater, een middeleeuws kasteel of een VOC-schip is ook om te gruwelen als je de geschiedenis ervan kent. Depressief word ik op drukke wegen, van tropische temperaturen en van plekken waar elke vorm van privacy is uitgebannen, of dat nu in Verweggistan is of tussen iets te gezellige Nederlanders. Zo'n Corendonvakantie bijvoorbeeld, ik moet er niet aan denken. Dan ben ik liever een eenzaam priemgetal.

Ik fiets verder naar La Boiselle, waar ik tot mijn verbazing een tearoom vind, die waarempel open is. Twee vriendelijke Britse dames runnen de tent. Ik leg mijn klamme handschoenen op de verwarming en bestel een dampende mok cappuccino en een stuk tarte tatin. Dan pak ik de gids en zet in de routebeschrijving gelijk een koffiekopje achter La Boiselle. Deze dag kan niet meer stuk!

 
Tearoom in La Boisette
De grootste bezienswaardigheid van La Boiselle is 'la Grande Mine' of de 'Lochnagar Crater'. Hier werd op 1 juli 1916 door Britse troepen de aarde onder de Duitse linies opgeblazen met explosieven. Brokstukken vlogen meer dan een kilometer de lucht in. Wat resteerde, was een gat van 30 meter diep en 100 meter breed. Dit was het begin van de Slag aan de Somme, die drie maanden duurde. Franse troepen konden maar een geringe bijdrage aan dit offensief leveren, omdat zij die zomer verwikkeld waren in de al net zo gruwelijke Slag bij Verdun. De Britten hielden de Duitsers bezig bij de Somme om de Fransen in Verdun te ontlasten. Aan de Somme vielen meer dan een miljoen slachtoffers. Daarna trokken de Duitsers zich terug achter de nieuwe Hindenburglinie bij Saint Quentin, waardoor hun westfront korter en sterker werd.
 
Lochnagar Krater
Voor de krater liggen tientallen kransen van nepklaprozen. Voorlopig voor het laatst op deze route, want voorbij de Somme kwamen geen troepen uit de landen van het Britse Gemenebest. Daar moesten de Fransen het zelf zien te rooien met de Duitsers. En de Fransen herdenken niet met plastic klaprozen omdat John McCrae een Engelstalige Canadees was. Als hij in Quebec was geboren en zijn klaprozengedicht in het Frans had geschreven, was dat misschien anders geweest.
 
Kransen van namaakklaprozen
 
Dag 16, 9 mei 2017. Van Peronne naar Chiry-Ourscamp, 82 km
 
 

De lentezon is terug! Na twee dagen miezer is het hogedrukgebied dat de noordwestenwind veroorzaakte die vochtige zeelucht aanvoerde, iets naar het oosten opgeschoven. Net genoeg om koele en droge lucht uit het noordoosten hierheen te laten komen. Fluitend fiets ik Péronne uit.

Tussen de Somme en de Oise was het relatief rustig aan de frontlinie. Grote monumenten of littekens in het landschap zie je hier niet. Wel de gebruikelijke wederopbouwarchitectuur uit de jaren twintig. In Cizancourt is een fragment van de vooroorlogse kerk op een parkeerterrein neergezet.

 
Kerk van Cizancourt met fragment van de vooroorlogse kerk

Na een uurtje fietsen besluit ik om even een stukje om te rijden om te checken of de hengelaarscamping die ik destijds 20 km ten zuiden van Péronne aantrof, nog steeds bestaat. Deze camping ligt 4 km van de Frontlijnroute en wordt wel vermeld op www.camping-frankrijk.nl, maar staat niet in de bestanden van http://archiescampings.eu. Archies kent wel de camping van Voyennes, maar die ligt maar liefst 9 km buiten de route. Ter plekke blijkt de hengelaarscamping er nog te zijn: de slagboom is open en bij de receptie hangt een recente prijslijst. Naast hutjes en stacaravans is er ook plek voor tenten en campers. Zolang deze camping niet op de app van Archies voorkomt, zullen er weinig campers komen en blijft het een leuk terreintje voor frontlijnfietsers.

In de loop van de middag wordt de Noord-Franse graan-, koolzaad en suikerbietengordel afgelost door weilanden met dotterbloemen, bermen vol fluitekruid en plukjes bos. In de verte doemen de heuvels bij Compiègne op.

 
Weg bij Fresnières
Deze dag eindigt op de camping van Chiry-Ourscamp. Een bonte verzameling tuinhuisjes en stacaravans rond een zwembad en een bar, waar mijn tent op een stukje niemandsland met een picknickbank mag staan. De grootste bezienswaardigheid van dit dorp is het karkas van Château Mennechet. Dit negentiende-eeuwse bouwwerk had een museum moeten worden voor de kunstcollectie van Alphonse Mennechet de Barival, maar is nooit afgebouwd. In de beide wereldoorlogen werd het zwaar beschadigd. De ruïne die hier nu staat heeft misschien wel meer karakter dan het nepkasteel dat hier had moeten staan.
 

Château Mennechet in Chiry-Ourscamp

Dag 17, 10 mei 2017. Van Chiry-Ourscamp naar Soissons, 74 km

 
 

Na het kruisen van de Oise gaat de route dwars door het Forêt de Laigue naar het punt waar de frontlijn niet langer van noord naar zuid, maar van west naar oost loopt. Voor fietsers die dagenlang tegen een straffe zuidwestenwind hebben gezwoegd, is dit een welkome koerswijziging.
Vlakbij dit draaipunt, diep in de bossen van Compiègne, ligt de Clairière de l’Armistice, waar op 11 november 1918 in een treinwagon de wapenstilstand werd getekend. Op 22 juni 1940 waren de rollen omgekeerd en moest Frankrijk zich in dezelfde wagon overgeven aan Duitsland. Twee dagen later liet Hitler de wagon overbrengen naar Berlijn, waar deze voor de Brandenburger Poort tentoongesteld werd. Hitler gunde de geallieerden geen nieuwe wagonsessie meer. Kort voordat hij een eind aan zijn leven maakte, beval hij de SS het rijtuig in brand te steken. Nu staat er een replica in het museum van de Clairière de l’Armistice. Meer dan dat valt er niet te zien. En het is niet toegestaan om foto's van de wagon te maken.

Het mag een wat suf museum zijn, toch hoort de Frontlijnroute hier langs te komen vanwege de historische betekenis van deze plek.
De route ging hier tot nu toe
enkele kilometers over een bospad (groen op de kaart hieronder), dat de ene keer rul is, de andere keer modderig en soms bijna overwoekerd wordt door onkruid. Een kilometer ten westen hiervan ligt een goed fietspad, dat ik destijds al had aangeduid als asfaltalternatief (rood). Na dit fietspad moet je dan wel ruim een kilometer langs een doorgaande weg waar hard gereden wordt. (Een bewegwijzerde route naar Compiègne loopt daar overigens ook langs: in Frankrijk leiden fietsroutebordjes niet altijd naar fietsvriendelijke wegen.) Een ander bospad waarmee je die doorgaande weg kunt vermijden (geel), was destijds ook met 5 cm dikke banden al nauwelijks befietsbaar vanwege rul zand en dikke boomwortels.

 
 

Nu ik toch weer in het Forêt de Laigue ben, ga ik nog eens goed zoeken naar een beter alternatief. De OpenFietsMap die ik op mijn gps gebruik, laat nu veel meer wegen en paden zien dan in 2010 het geval was. Zoals het blauwe pad op de kaart hierboven. Dit blijkt een stuk beter te berijden dan de andere bospaden. De eerste helft is een goed grindpad. Na een klim volgt een droog maar hard zandpad met een kort stukje dat wat natter is, maar niet onacceptabel modderig. Hier gaat de hoofdroute voortaan langs. Het asfaltalternatief blijft ik ook maar vermelden. Voor fietsen met dunne banden is elk grind- of bospad een beproeving.

 
Wegwijzer in Foret de Laigue
Op de noordelijke oever van de Aisne fiets ik verder naar Soissons. Sinds enkele jaren is er ook een voie verte op de zuidelijke oever, maar die houdt bij Courtieux op, vlak voor het stadje Vic-sur-Aisne, waar je de rivier kunt oversteken. Na die voie verte moet je dan verder over de levensgevaarlijke N31 of een enorme omweg maken door de heuvels ten zuiden van de Aisne. Nu volgt de route grotendeels de D81/D91, die drukker wordt naarmate je dichter bij Soissons komt. Bij Attichy tel ik al 16 auto's in 7 minuten en een paar kilometer verder nog eens 16 in 5 minuten. Vaak komen er drie of vier vlak na elkaar, zodat het soms ook een minuut lang rustig op de weg is. Daarna kan ik 2 km lang over een stille asfaltweg fietsen. Die weg loopt wel langs een ontgrinding, dus af en toe zal hier een grote vrachtwagen met een vieze stofwolk voorbijkomen. Na Vic-sur-Aisne blijft de weg mij iets te druk. Vlak voor Soissons barst de avondspits echt los en tel ik maar liefst 34 auto's in 8 minuten. Morgen moet ik hier toch maar eens uit gaan zoeken of er geen stillere route te vinden is.
In Soissons zelf ligt een eersteklas fietsbrug over de Aisne, vlakbij de camping municipal, die op loopafstand van de binnenstad ligt.
 
Fietsbrug in Soissons
Soissons werd tweemaal kortstondig door de Duitsers bezet. Eerst in de nazomer van 1914, tot de Slag aan de Marne een eind maakte aan hun offensief en de frontlijn ten noorden van de stad kwam te liggen. In mei 1918 kwamen de Duitsers terug. Plunderend en zuipend maakten uitgehongerde soldaten zich meester van de drank- en voedselvoorraden in Soissons. Tegen de tijd dat de Duitsers weer nuchter waren, hadden verse, goed gevoede Amerikaanse troepen de Marne bereikt en werd deze rivier opnieuw een keerpunt in de oorlog.
Soissons was zwaar gehavend, maar gelukkig zijn veel bijzondere gebouwen, zoals de gotische kathedraal, het stadhuis en de overdekte markt, niet verloren gegaan. De indrukwekkende ruïne van de abdij Saint Jean les Vignes is overigens geen gevolg van de Eerste Wereldoorlog. De eerste verwoestingen werden hier al in 1567 aangericht door de hugenoten. In de 19e eeuw werd het sloopwerk met toestemming van geestelijken voortgezet omdat de stenen van de abdijkerk goed gebruikt konden worden bij het restaureren van de kathedraal. Na protest van de bevolking werd besloten de voorgevel en de twee torens te sparen.
 
Ruïne van abdij Saint Jean les Vignes in Soissons
Dag 18, 11 mei 2017. Van Soissons naar Soissons, 57 km
 

Vandaag ga ik op zoek naar een stillere route tussen Vic-sur-Aisne en Soissons. Met potlood heb ik zowel ten noorden als ten zuiden van de Aisne een mogelijke route ingetekend op de kaartjes in de gids (potlood, gum en puntenslijper gaan nog altijd mee in de stuurtas). Deze routes vergelijk ik met de OpenFietsMap op mijn gps. In een supermarkt koop ik ook nog een grote topografische IGN-kaart met hoogtelijnen. Dat geeft een veel mooier overzicht dan zo'n pietepeuterig gps-schermpje. Voor een handige werktafel met koffie, taart en wifi beland ik zowaar bij een McDonalds.

De noordoeveroptie is korter dan de zuidoeveroptie, maar vereist wat meer klimwerk.

 
Noordoevervariant
De zuidoeveroptie is bijna 5 km langer, maar gaat ook door Soissons. Wil je de noordoeveroptie combineren met een extra rondje door Soissons, dan is die optie niet korter meer. Voor liefhebbers van kathedralen en abdijen is Soissons een must. Het is ook handig om hier proviand in te slaan, want tussen Soissons en Reims zijn heel weinig winkels.
 
Zuidoevervariant
Er is nog een derde optie: de voormalige spoorlijn van Compiègne naar Soissons. Autovrij, helemaal vlak en korter dan de andere opties, maar wel onverhard. Ik ga dit het eerst verkennen. Als het een dichtgegroeid geitenpad blijkt te zijn, ga ik de andere routes uitproberen.
 
Spoorwegvariant
Het eerste stuk is een voie verte met fonkelnieuwe hekjes van een type dat ik hier nog niet eerder heb gezien. In Frankrijk liggen meestal een paar grote keien bij het begin van een fietspad om auto's tegen te houden. Simpel, goedkoop en geen belemmering voor fietsen met bepakking.
 
Fietssluis
De rechterhelft van deze barrière, het draaihekje, heb ik ook wel eens in Nederland gezien. De linkerhelft lijkt speciaal voor fietsen te zijn ontworpen. Voorzichtig probeer ik mijn fiets erdoorheen te halen.
 
De fiets past er net in...
De kale fiets zou er nog wel doorheen gaan, maar met tassen lukt het echt niet. De ontwerper van deze fietssluis heeft vermoedelijk nog nooit op een fiets gezeten, anders zou hij/zij moeten weten dat op een fietspad geen obstakels horen te zijn waar je niet fietsend langs kunt. Het zou zelfs nog kunnen dat voor dit gedrocht een designprijs is uitgereikt.
 
...maar de tassen hangen veel te laag
Ik heb geen zin om de tassen eraf te halen en wurm de fiets maar door het draaihekje. Dat lukt nog wel met de compacte 26 inch wielen.
 
Fiets in draaihekje
Een paar honderd meter verder staat de volgende fietssluis al. Wat me ook opvalt is het hoge hek tussen de voie verte en de wijk die ernaast ligt. Blijkbaar moeten hier twee werelden van elkaar gescheiden worden: het Frankrijk van de voie vertes en het Frankrijk van de banlieues. Of is het gewoon een collectieve voorziening voor het drogen van tapijten?
 
Hek met tapijten
Een klein stukje verder zie ik een uitgebrande oplegger met auto's staan. En ik maar denken dat Soissons een rustige provinciestad is.
 
Uitgebrande oplegger
 
Net buiten de stad zijn graafmachines bezig met het verwijderen van struiken. Op een bord lees ik 'Travaux d'aménagement d'une voie verte entre Soissons et Mercin et Vaux'.
 
Graafmachine op voie verte
Ik hoop niet dat ze ook hier van die nare hekjes neer gaan zetten. Nu wordt het pad nog afgeschermd met grote keien.
 
Keien op voie verte
Na Mercin-et-Vaux wordt de voie verte een smal grindpad, waar ik met een snelheid 15 à 20 km/uur nog prima vooruitkom. Omdat dit een spoorlijn is geweest, is de ondergrond stenig en zal dit pad waarschijnlijk ook na regenval wel begaanbaar blijven.
 
Pad over voormalige spoorlijn

Dichterbij Vic-sur-Aisne krijgt het pad een gesloten grasdek en is er van lekker doorfietsen geen sprake meer. Ik vermoed dat dat gedeelte van de oude spoorlijn niet vaak gebruikt wordt, omdat je daar ook via een mooie geasfalteerde binnenweg via Ressons-le-Long kunt fietsen (zie de zuidoeveroptie hierboven). Daar is ook nog een camping. Over die binnenweg en het goed berijdbare deel van de oude spoorlijn fiets ik van Vic-sur-Aisne terug naar Soissons. Dit wordt de nieuwe hoofdroute: niet meer langs de redelijk drukke D91, maar eerst over stille binnenwegen van de zuidoeveroptie en vervolgens een autovrije voormalige spoorlijn van 9 km lengte. De route die nu nog in de gids staat, blijf ik wel vermelden als asfaltalternatief zolang de oude spoorlijn nog geen upgrade naar een echte voie verte heeft gekregen.
Het laatste stuk van de voie verte in Soisson ga ik omzeilen vanwege die nare hekjes.

Deze routewijziging geeft wel een hoop extra werk. Allereerst het intekenen van de nieuwe route op de bestaande routekaartjes en het aanpassen van de navigatietekst. Maar ook het grondig aanpassen van de stadsplattegrond van Soissons. Vroeger zou Michaël Wannet dat hebben gedaan. Hij kon snel werken, stond veel vroeger op dan ik en zat de hele dag achter zijn pc sinds hij niet meer kon fietsen. In een dag tekende hij minstens twee routekaartjes. Nu moet ik dat zelf doen.
Dat kost veel tijd, maar is ook wel weer leuk. Als tiener had ik al ontdekt dat het tekenen van fantasiekaarten een manier is om te ontsnappen uit de dagelijkse sleur. Grote lappen papier heb ik toen volgetekend (zie hier). Nu is papier vervangen door een beeldscherm en mijn fantasiewereld door een fietsgids.

Hieronder is de oude kaart met navigatietekst van Soissons te zien.

 
Oud kaartje van Soissons
Op de nieuwe stadskaart wil ik laten zien hoe de hoofdroute vanuit het westen de stad binnenkomt. Daarom schuif ik de kaderrand een flink stuk naar links, zodat de oostelijke stadsdelen er buiten komen te liggen en er ruimte vrijkomt om het westen van Soissons erin te tekenen. Na een halve dag is de nieuwe plattegrond gereed.
 
Oud kaartje van Soissons
Dag 19, 12 mei 2017. Van Soissons naar Guignicourt, 74 km (daarna per trein naar Chalons-en-Champagne)
 
 

Tijdens het ontbijt voor de tent komt een jonge Française, die een voettocht door Frankrijk maakt, nog even een praatje maken. Het valt me regelmatig op dat het Engels van jonge Fransen veel beter is dan mijn Frans, waardoor ik hier makkelijker contact met jongeren maak dan met Fransen van mijn eigen leeftijd, die vaak nog slechter Engels spreken dan ik Frans spreek. Wat ook een band schept, is dat wij hier de enige ongemotoriseerde campinggasten zijn. Op een Franse stadscamping ziet het meestal wit van de campers, zeker in het voor- en naseizoen.

Dit lijkt de vierde zonnige dag op een rij te worden. In de bermen schieten klaprozen de grond uit.

 
In de wegbermen verschijnen klaprozen
Bucy-le-Long is voorlopig het laatste dorp met winkels en een bar-tabac. Ik heb nog maar 7 km gefietst, maar op het Franse platteland is het koffietijd wanneer er koffie te krijgen is. Vandaag met een verse tartelette aux amande: daar kan geen appeltaart aan tippen.
 
Tartelette aux amande met een grand café creme

Met hier en daar een sierlijke haarspeldbocht stijgt de route geleidelijk naar het begin van de Chemin des Dames. Deze 19 km lange weg ligt op de kam van een heuvelrug, die 100 m boven de dalen van de Aisne en de Ailette uitsteekt, en dankt zijn naam aan twee dochters van koning Lodewijk XV, Adélaïde en Victoire, die hier langsreden als ze hun gouvernante gingen bezoeken.

Aan het begin van de weg ligt het voormalige Fort de Malmaison en een uitgestrekt Duits oorlogskerkhof. Wie hier even stopt om een blik op de grafstenen te werpen, komt erachter dat deze soldaten niet in de Eerste-, maar in de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld.

 
Duits oorogskerkhof bij Malmaison

Dit is zo'n plek in Noord-Frankrijk waar geen oorlog wordt overgeslagen. Julius Caesar beschreef in zijn memoires hoe zijn legioenen op deze heuvelrug de volkeren van Noord-Gallië versloegen. Een half millenium later wordt de laatste Romeinse heerser in de omgeving van Soissons verslagen door Clovis, een jonge Frankische leider. In 1814 behaalde Napoleon hier voor de laatste keer een overwinning op geallieerde Russische en Pruisische legers, voordat hij bij Waterloo definitief werd verslagen.
In 1914 trokken Duitse legers zich na de Slag aan de Marne terug op de noordoever van de Aisne. Net als andere Duitse stellingen aan de frontlinie was de hooggelegen Chemin des Dames goed te verdedigen. Vanuit het dal van de Aisne keken de Fransen drie jaar lang knarsetandend omhoog naar de gunstige posities die hun tegenstander had ingenomen.
In april 1917 wilde de nieuwe Franse opperbevelhebber Robert Nivelle zich bewijzen door zijn troepen als een vuurspuwende stoomwals over de Duitse linies heen te laten rollen. Kritiek op zijn plannen blufte hij weg: ‘Laon binnen 24 uur en dan de achtervolging.’
Een paar kilometer na het Fort de Malmaison is het Panorama de la Royère. Hier zie je met helder weer de kathedraal van Laon boven de bossen uitrijzen.

 
Panorama de la Royère

In de oude gids blijft de hoofdroute op de Chemin des Dames, die als volgt wordt beschreven: 'Zolang de wind uit het westen komt, is het lekker doorfietsen op deze kale hoogte. Bij tegenwind, regen of mist is de genietfactor een stuk lager, maar past de sfeer wel weer goed bij de grimmige reputatie van deze historische route. Wie toch liever in de luwte fietst, kan bij het Panorama de la Royère links afslaan en de alternatieve route volgen door het mooie dal van de Ailette.'
Inmiddels is de keuze hier niet makkelijker geworden. Hierboven op de Chemin des Dames komt af en toe een auto voorbijscheuren, terwijl beneden in het dal sinds enkele jaren de Voie Verte de l'Ailette gereed is. Ik besluit om de hoofdroute hier voortaan eerst af te laten dalen om de voie verte te volgen en daarna weer omhoog te laten klimmen voor het laatste deel van de Chemin des Dames, waar het meeste oorlogserfgoed is te zien. Wie die extra klim wil vermijden, heeft twee opties: de hele Chemin des Dames volgen en de voie verte links laten liggen, of na het volgen van de voie verte in het dal blijven en om de Chemin des Dames heenfietsen.

De Voie Verte d'Aillette heb ik al eerder beschreven bij dag 9. Van de Chemin des Dames is vooral het oostelijke deel bezienswaardig, vanaf de Caverne du Dragon, waar in april 1917 het offensief van Robert Nivelle plaatsvond. Dat offensief liep uit op een ramp. Met hulp van Senegalezen en Marokkanen werd nog wel de Chemin des Dames bereikt. De Duitsers hadden zich echter verschanst in ondergrondse mergelgroeves, zoals de Caverne du Dragon, en namen de Fransen genadeloos onder vuur. Er volgde een kat-en-muisspel boven en onder de grond. In enkele weken vielen meer dan 400.000 doden en steeds meer Franse soldaten gingen frontdienst weigeren. Sommige eenheden rukten nog wel uit, maar blaatten daarbij als schapen die naar het slachthuis gaan. Er werden officieren gemolesteerd, treinen gekaapt en rode vlaggen gehesen. Het Franse leger stond op instorten en generaal Nivelle werd overgeplaatst naar Noord-Afrika.

 
Uitzicht vanaf Chemin des Dames bij Caverne du Dragon
Bij het Plateau de Californie herinneren ingestorte loopgraven en restanten van het oude dorp Craonne aan het mislukte offensief. Een standbeeld van een nors kijkende Napoleon lijkt hier op het verkeerde slagveld te zijn beland. Toch heeft ook deze vechtersbaas een rol gespeeld op de steile heuvelrand bij Craonne, maar dan een eeuw eerder. In maart 1814 behaalde hij hier een laatste overwinning op de Russische en Pruisische troepen, die drie weken later Parijs binnen zouden trekken. Honderd jaar later was Bonaparte nog steeds heilig voor Franse militairen, maar niet voor tonnenmaker Louis Barthas, die als dienstplichtige even aan het front wist te ontsnappen door in Parijs een cursus voor instructeur te volgen.
In zijn dagboek schreef hij: ‘Het idee dat ik andere mensen moest leren oorlog te voeren, verafschuwde ik. Maar levend ontsnappen aan de oorlog was wel een offer waard. Daar kwam nog bij dat iedereen die de lessen volgde, zeven dagen verlof kreeg. Dit keer bezocht ik in Parijs het Palais des Invalides, maar ik kon het graf in rood marmer van de grote veldheer Napoleon niet zien omdat het met zandzakjes tegen de bommen was bedekt. Het zou toch absurd zijn geweest als deze slachter, die in meer dan honderd veldslagen geen enkel schrammetje had opgelopen, na meer dan één eeuw een stuk schroot in zijn kist zou hebben gekregen.
 
Beeld van Napoleon bij Chemin des Dames
 

Het dagboek van Louis Barthas is misschien wel het beste ooggetuigenverslag uit de loopgraven dat in de Franse taal is geschreven. Barthas was geen nationalist. Duitsers waren volgens hem ook maar mensen. Pas in 1978 durfde een Franse uitgever het aan om dit werk uit te geven. Daarna is het in het Nederlands, Engels en Spaans vertaald.
Ook een aanrader is The Backlash of War van Ellen N. La Motte, een Amerikaanse verpleegster aan het Belgische front. Ook dit boek is niet heroïsch geschreven. Het kon pas in 1934 verschijnen omdat het eerder verboden werd.
Eenzelfde lot, maar dan in omgekeerde volgorde, trof de roman Im Westen nichts Neues van Erich Maria Remarque, dat vijf jaar na de eerste druk op de brandstapel van de nazi's belandde.

Deze maand heb ik nog maximaal vier dagen over voor veldwerk. In ieder geval wil ik Nancy nog bereiken. De trajecten in de Champagnestreek en de Argonne heb ik in september 2016 al gefietst. Die wil ik nu overslaan door met de trein van Guignicourt (ten noorden van Reims) naar Verdun te reizen.
In 2011 kon ik nog in een avond van Reims naar Verdun boemelen. Nu is de oude spoorlijn tussen Reims en Verdun voor onbepaalde tijd stilgelegd in afwachting van een beslissing over renovatiewerkzaamheden. Dit is in Frankrijk de manier om een in verval geraakte spoorlijn op te heffen zonder dat met zoveel woorden uit te hoeven spreken. Inmiddels groeit deze spoorlijn langzaam dicht met struikgewas. Er rijden nog wel bussen, maar daar mogen geen fietsen in.
Ditmaal zal ik dus met een omweg moeten reizen. Vandaag naar Chalons-en-Champagne, waar ik een nacht op de camping door ga brengen. Morgen met drie keer een overstap naar Verdun. Als ik vandaag om 17:30 uit Guignicourt vertrek, arriveer ik morgen om 14:20 in Verdun. Maar op de fiets zou ik er een dag langer over doen.

 
Dag 20, 13 mei 2017. Van Verdun naar Verdun, 29 km (en per trein vanaf Chalons-en-Champagne)
 
 
In Chalons-en-Champagne neem ik een intercity naar Bar-le-Duc. In het oude Corailmaterieel, waar de verf al vanaf bladdert, is een 6-persoonscoupé tot fietsenstalling omgetoverd door de zitplaatsen te verwijderen. Simpel en effectief, al zijn de hoge instap en het krappe gangpad in deze trein niet zo handig.
 
Oud Corailmaterieel van de SNCF

Ik heb overwogen om van Bar-le-Duc naar Verdun te fietsen. Dat is 60 km met 400 à 500 m klimmen, dus goed te doen. Vandaag heb ik echter zin om te relaxen, dus kies ik voor een vier uur lange treinreis via Nancy met een paar keer overstappen. Vanaf Bar-le-Duc wel met modern TER-materieel, met brede traploze ingangen en fietshaken.
Wanneer ik in Verdun arriveer, valt er net een plensbui. Ik vlucht naar een megasupermarkt bij het station om proviand in te slaan. Zodra het droog is, fiets ik naar het jaagpad langs het Canal de l'Est, waar dit jaar een voie verte zou moeten komen.

Het jaagpad ligt er nog net zo bij als afgelopen september. Heerlijk rustig en redelijk te fietsen. Vandaag kom ik hier niemand tegen, maar het grind is goed zichtbaar. Dus moet het pad regelmatig gebruikt worden, anders zou het grind overwoekerd worden door gras, fluitekruid en brandnetels.

 
Jaagpad langs Canal de l'Est
Voor het eerst zie ik nu bordjes van de nieuwe Maasfietsroute. Die loopt echter niet langs dit jaagpad, maar gaat een stuk langs de D964, een gevaarlijke drukke doorgaande weg met veel vrachtverkeer ten oosten van de Maas. Terwijl de D38 ten westen van de Maas, die ik hier als asfaltalternatief heb gekozen, een stuk fietsvriendelijker is. Geen idee waarom de makers van de Maasfietsroute voor zo'n drukke weg naar Verdun hebben gekozen. Het zal wel de bedoeling zijn dat die ook langs dit jaagpad gaat lopen, wanneer hier een goed fietspad ligt.
 
Bordje van de Maasfietsroute
Tussen Bras-sur-Meuse en Vacherauville is het jaagpad al geasfalteerd en wordt er druk gebruik van gemaakt. Inmiddels zijn hier fietssluizen aangebracht. Inklapbare nieten, waar je makkelijk omheenfietst; of tegenopknalt als het donker is...
 
Fietssluis bij Vacherauville
Voorbij Vacherauville is het jaagpad grotendeels dichtgegroeid en niet toegankelijk voor fietsers.
 
Canal de l'Est bij Vacherauville
Zolang er ten noorden van Vacherauville geen fietspad is, moet de hoofdroute maar over een redelijk begaanbare grindweg tussen Champneuville en Vacherauville blijven gaan, met een asfaltalternatief over de D38 aan de overkant van de Maas.
 
Grindweg van Champneuville naar Vacherauville
Dat betekent wel een aardige klim en een ruige afdaling met een hoogteverschil van 80 m, maar ook een mooi uitzicht over de Maasvallei.
 
Maasvallei bij Vacherauville
In ieder geval hoeft de hoofdroute van Vacherauville naar Verdun geen omweg meer te maken over slechte grindpaden door het dal van de Maas, zoals te zien is op het kaartje hieronder. Het asfaltpad naar Bras-sur-Meuse is een aanwinst en ook de rest van het jaagpad biedt een mooie autovrije route naar het hart van Verdun. Ik zet alvast een kruis door de huidige routebeschrijving, want die ga ik voor de nieuwe editie grondig aanpassen.
 
 
Na de zomer zal ik hier toch nog een keer gaan kijken of er dan al een begin is gemaakt met de uitvoering van het plan om van al die jaagpaden een nieuwe fietsroute te maken.
 
Dag 21, 14 mei 2017. Van Verdun naar Saint-Mihiel, 75 km
 
 

Op de camping van Verdun ontmoet ik een jonge vakantiefietser met een outfit die deels gebruikt en deels zelf ontworpen is. Op zijn tweedehands mountainbike heeft hij een zelfgemaakt framepack bevestigd. Ook hangt er veel bagage onder het stuur en op de achterdrager. Nieuwsgierig kijk ik naar zijn uitrusting en bedenk ik hoe ik zelf als twintiger ook van alles uitprobeerde met een minimaal budget. Hij kijkt niet minder belangstellend naar mijn smurfblauwe fiets met rode tassen.
Toen ik twintig was, was er weinig keus in fietsen en fietsspullen. Mountainbikes bestonden nog niet en de term vakantiefiets moest nog bedacht worden. Alle fietsen zwabberden als er bagage aan hing. Dat wende snel; het hoorde nu eenmaal bij een bepakte fiets. Op mijn 18e had ik al in Engeland gefietst met drie versnellingen, dus wilde ik op mijn 20e een fiets met tien versnellingen. Al kwam je ook daarmee nog niet zonder af te stappen door de Ardennen. Om me te oriënteren, had ik het Prisma Fietsboek van Rob van der Plas gelezen. Een van de fietsen op de coverfoto was een bruine Gazelle Tour de France. Dus kocht ik na zes weken vakantiewerk in een papierfabriek een bruine Gazelle Tour de France, al had het ook een Batavus Champion kunnen worden. Meer smaken had je toen niet bij de fietsenmakers in IJmuiden. (Hoe die Gazelle mij later is bevallen, heb ik in dit draadje beschreven.) Nu moet het een eindeloze zoektocht zijn voor een twintiger met weinig geld. In plaats van het Prisma Fietsboek is er het wereldwijde web en liggen er overal commerciele mijnenvelden. Daarom is het misschien juist nu ook wel handig als je een klein budget hebt: veel opties vallen dan bij voorbaat af.
Mijn Gazelle Tour de France kostte in 1978 500 gulden. Dat is volgens deze koopkrachtvergelijker nu ruim 540 euro. Kun je daarvoor nu een nieuwe fiets kopen die niet slechter is dan een Gazelle Tour de France in 1978 was?

De Frontlijnroute verlaat in Verdun het Maasdal en klimt dan over de Côtes de Meuse, de heuvelrug waar in 1916 de Slag om Verdun woedde. Wat Ieper is in België, is Verdun in Frankrijk: de hoofdstad van de Eerste Wereldoorlog. Overal in de stad tref je oorlogsmonumenten aan. En net als in Ieper lijkt de eeuwenlange geschiedenis die aan die oorlog voorafging, er een beetje te zijn vergeten.

 
Overwinningsmonument in Verdun

De stad zelf maakte reeds in 843 geschiedenis met het Verdrag van Verdun: dit bezegelde de verdeling van het rijk van Karel de Grote in drie stukken, waarvan Frankrijk er een was. Eeuwenlang bleef Verdun een strategisch gelegen bisschopsstad. In de 17e eeuw bouwde Vauban er een citadel, die later door Napoleon werd versterkt. Na de Frans-Duitse oorlog in 1870-71 werd de vestingstad een belangrijke schakel in de keten van forten die werden gebouwd langs de lijn Verdun- Toul-Epinal-Belfort. Het fort Douaumont werd beschouwd als het sterkste ter wereld. Verdun was het paradepaard van de Franse vestingbouwers en bewaakte de route die via de Champagne naar Parijs liep.
In de herfst van 1914 bleef Verdun in Franse handen. De forten rond de stad weerstonden beschietingen door Dikke Bertha’s (reuzenkanonnen, genoemd naar Bertha Krupp, de eigenares van het Duitse staalconcern Krupp). Wel wisten de Duitsers 30 km zuidelijker bij St-Mihiel een bruggenhoofd over de Maas te creëren. Zo werd Verdun aan drie kanten omringd door Duitse troepen, maar een doorbraak bleef uit.

Begin 1916 koos de Duitse generaal Erich von Falkenhayn voor een nieuwe strategie: het langzaam laten doodbloeden van de tegenstander. Falkenhayn ging ervan uit dat het Franse leger er toch al slecht voorstond en wilde de aanval openen op een plaats die psychologisch zo belangrijk was, dat de Fransen deze tot elke prijs zouden verdedigen. Verdun was zo’n plaats. Het officiële doel was een Duitse inname van deze stad, maar de geheime agenda was een trage doodsstrijd voor de Franse troepen.
Met veel geluk, een flinke portie naïeve heldenmoed en enig strategisch inzicht, lukte het een jonge Duitse sergeant om het slecht bemande fort Douaumont binnen te wandelen. Hij gijzelde er een Franse soldaat die hem naar de officiersmess leidde, waar de hongerige Duitser zich tegoed deed aan voedsel en drank, terwijl zijn collega’s het fort zonder slag of stoot innamen. Tot grote frustratie van de Fransen, die Douaumont dag en nacht gingen beschieten.
Drie maanden later ontstond in het fort een brandje bij het koffiezetten. Het vuur bereikte al snel een voorraad vlammenwerperolie. Soldaten renden in paniek weg uit de rook- en roetwolken om buiten te worden neergemaaid door hun eigen collega’s, die de zwartgeblakerde mannen aanzagen voor de gevreesde zwarte soldaten uit Frans Afrika. Eind oktober kwam Douaumont weer in Franse handen, toen het dreigde in te storten onder het geweld van de Franse versie van de Dikke Bertha. Het prestigieuze fort had in de oorlogvoering geen rol gespeeld.

Na tien maanden strijd waren complete dorpen voorgoed van de kaart geveegd, maar Verdun bleef in Franse handen. Het zou tientallen jaren duren voordat er weer iets wilde groeien op de verschroeide aarde ten noorden van Verdun. Voor deze Franse pyrrusoverwinning was niet alleen het Franse leger bijna bezweken, maar ook het Duitse. Net als bij de Slag aan de Somme, die in hetzelfde jaar plaatsvond. Een enorm oorlogskerkhof en een ossuarium onder een vuurtoren zijn de meest opvallende herdenkingsplekken in de bossen van Douaumont. Het is een variant op Notre Dame de Lorette ten noorden van Arras, maar veel bekender. In vakantieperiodes rijden bussen met toeristen hier af en aan.

 
Ossuarium bij Douaumont
Wie het massatoerisme wil mijden, kan beter de wandelroutes volgen langs bijzondere plekken in de bossen; of dit stukje van de frontlijn links laten liggen en doorfietsen op de hoofdroute.
Deze daalt af naar de Woëvre, een langgerekte en brede vlakte tussen de Côtes de Meuse en de heuvelrug ten westen van de Moezel, de Côtes de Moselle. Kilometers lang volg ik de golvende weg langs de oostrand van de Côtes de Meuse. Dezelfde weg volgde ik voor het eerst in 1986, toen de gids 'Fietsen van Maastricht naar de Mediterranée' net was verschenen. De auteur van die gids, Herman Coster, beschreef de Woëvre als volgt: 'Het landschap heeft hier een eigenaardig dwarsprofiel. Maas en Moezel stromen er parallel, op enkele tientallen kilometers afstand. Elk van beide wordt ter weerszijden begeleid door een flinke heuvelrug, circa 100 m hoog: vier in getal dus. Tussen de rechter Maasbegeleidende heuvelrug en de linker Moezelbegeleidende heuvelrug ligt een brede laagte, die wat ruimte betreft best nog een derde rivier zo groot als de Wolga zou kunnen bevatten. Alleen, die is er niet.'
 
Weg langs de Côtes de Meuse bij Châtillon-sous-les-Côtes

Bij Les Eparges boog de frontlinie zuidwaarts naar St-Mihiel om daar een paar keer de Maas te kruisen en dan weer naar het oosten te draaien. Zo’n uitstulping in een front heet een ‘saillant‘ (of boog, zoals bij Ieper). Deze was in 1914 ontstaan, toen de Duitsers in een poging Verdun te omsingelen over de Côtes de Meuse waren getrokken en bij St-Mihiel een stukje van de linker Maasoever hadden ingenomen. In Les Eparges probeerden Franse troepen meer dan eens een bres in de saillant te slaan, maar Point X, het hoogste punt met uitzicht over de Woëvre kregen ze niet in handen. Het is een historische plek gebleven met resten van mijnkraters, loopgraven, bunkers en een oriëntatietafel. Wel herinner ik me dat in 2011 het uitzicht tegenviel door het oprukkende struikgewas. Ditmaal spaar ik mijn krachten en ga ik geen heuvel beklimmen om te zien of die struiken inmiddels gesnoeid zijn. Misschien doe ik dat nog wel eens na het bereiken van de e-bikegerechtigde leeftijd.

Ik vervolg de rit naar Les Éparges, waar een paard mij begroet naast een demarcatiesteen. 'Ici fut repoussé l'envahisseur, 1918', is er nog net op te lezen.

 
Demarcatiesteen in Les Éparges
In Saint-Rémy-la-Calonne ontdek ik een literaire tuin achter een voormalige wasruimte. Er staan borden met portretten en citaten in het Frans, Duits en Engels van schrijvers en dichters, die aan de frontlinie moesten vechten. Zoals Alain Fournier, die hier vlakbij gesneuveld is, maar ook John McCrae, Ernst Jünger en nog een dozijn anderen.
 
Literaire tuin in Saint-Rémy-la-Calonne

Hierna klimt de hoofdroute steil omhoog de Côtes de Meuse weer op, gevolgd door een lange afdaling naar het dal van de Maas. Daar steek ik het Canal de l'Est over. Ik zie weelderig begroeide jaagpaden, die ik dus niet verder hoef te onderzoeken. Gelukkig is de D34 op de westoever van de Maas, die de route tot Saint-Mihiel volgt, niet te druk.

 
Canal de l'Est bij Lacroix-sur-Meuse
Dag 22, 15 mei 2017. Van Saint-Mihiel naar Liverdun, 77 km
 
 
Saint-Mihiel is een sjofel stadje aan de Maas. Nadat ik gisteravond mijn tent bij de camping annex jeugdherberg had opgezet, ging ik op zoek naar een eenvoudige eetgelegendheid. Ik vond er alleen een ongezellige pizzeria, waar ik de enige klant was. Als het buiten niet kil en druilerig was geweest, had ik de pizza wel meegenomen naar mijn tent.
De volgende ochtend word ik tijdens de dagelijkse zoektocht naar brood, banket en koffie in hetzelfde sjofele stadje aangenaam verrast door een prima artisan-patissier met goede koffie en heerlijke taartjes. Wat ik hier gisteravond aan sfeer miste, wordt vanochtend weer ruimschoots goedgemaakt
 
Gevel in Saint-Mihiel

Een mooie verlaten weg slingert geleidelijk naar het hoogste punt van de Côtes de Meuse, maar vlak voor Woinville gaat het steil omlaag de vlakkere Woëvre in. In de verte is de Butte de Montsec te zien, waar een capitool herinnert aan het eerste succesvolle Amerikaanse offensief in september 1918, waarna de Duitsers zich terugtrokken uit de saillant van St-Mihiel.

 
Butte de Montsec
De route loopt langs het Lac de Madine: of over een onverhard fietspad door een zompig oeverbos aan de oostzijde, of over asfaltwegen langs de westkant, waar ook een hotel en een camping zijn te vinden. Dit stuwmeer is in de jaren zestig en zeventig aangelegd als drinkwaterreservoir voor de stad Metz. Vroeger lag hier een moerasbos. Er kwamen ook campings, jachthavens en vakantiebungalowparken, waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum al jaren is verlopen. Op de camping van Nonsard-Lamarche heb ik in mei 2009 een nacht doorgebracht. Toen was dit een oase van rust met ongemaaid gras en lauwe douches. Enkele jaren later vernam ik dat het een jongerencamping was geworden. Inmiddels is die camping al jaren gesloten (al wordt deze nog wel vermeld in de bestanden van Archies). Het voormalige parkeerterrein is nu een officiële camperplek. Voor de jongeren kon Lac de Madine vermoedelijk niet tippen aan Chersonissos. De andere camping aan het meer bestaat nog steeds.
 
Butte de Montsec
De hoofdroute blijft de frontlijn volgen en steekt bij Pont-à-Mousson de Moezel over: traject 8 op het kaartje hieronder. Een alternatief is traject 15. Dit is iets langer en vooral bedoeld voor degenen die Nancy willen bekijken. Ik kies nu voor dit traject omdat ik morgenmiddag op de trein naar Luxemburg wil stappen. Dat kan prima in Nancy, dat een groot station met liften en een goede treinverbinding met Luxemburg heeft.
 
 
Traject 15 begint op een grindpad. Na 11 km is er ook nog een erg steil bospad. Er zijn asfaltalternatieven, maar op de kaart hieronder is te zien dat dat flinke omwegen zijn, voor een deel langs drukke wegen.
 
 
Op het eerste grindpad stuitert de ligfietstandemclub mij tegemoet. Ze zitten al lekker onder de smurrie, en daar doen ze het natuurlijk ook voor.
 
De ligtandemclub onderweg
 

Na het verdwenen dorp Remenauville verlaat dit traject het frontgebied, dat bijna 70 km verder weer opdoemt. Na het grindpad volgen enkele kilometers asfalt, maar dan komt de Muur van Saint-Jean: een bloedmooi maar ook verraderlijk steil bospad. In de navigatietekst staat '300 m lopen (steil dalend bospad, glad bij regen!)' en ik hoop maar dat fietsers die gps-tracks gebruiken en de navigatietekst hier niet lezen, zelf tot het inzicht komen dat 5 cm brede Big Applebanden hier tekort schieten. Op mijn fietscomputer met barometrische hoogtemeting verschijnt al snel een hellingpercentage van 15%, en zo voelt het ook.

 
De Muur van Saint-Jean
Ook hierna gaat het voortdurend op en neer over de heuvels van de Petite Suisse Lorraine. De vallei van de Esch is prachtig, maar vreet energie.
 
Petit Suisse Lorraine
In het pittoreske stadje Liverdun keldert de route steil omlaag het dal van de Moezel in.
 
Poort van Liverdun

In mijn herinnering heeft Liverdun een wat slonzige camping met aftands sanitair, maar dat is veranderd. In de avondzon ligt de camping er nu prachtig bij. Ook het was- en plashok is opgeknapt. Deze mooie camping in het Moezeldal is nu een prima alternatief voor die van Nancy, die 5 km fietsen en 130 m klimmen buiten de stad ligt.

Wel vraag ik me af of de route vanaf het Lac de Madine tot Liverdun niet wat heftig is door de optelsom van grindwegen, bospaden en steile hellingen. Nu voelt het alsof ik vandaag de Sint Gotthard bedwongen heb, maar de pakweg 850 hoogtemeters van vandaag zijn echt geen Alpenpas. Zodra ik thuis ben, ga ik op ridewithgps en geoportail nog eens goed uitzoeken of er echt geen andere mooie route van het Lac du Madine naar Nancy te bedenken is.

 
Dag 23, 16 mei 2017. Van Liverdun naar Nancy, 40 km
 
 

Van Liverdun naar Nancy is de route vlak en vanaf Frouard ook autovrij. Vanaf Liverdun heb ik tot nu toe steeds de niet zo drukke weg op de noordoever van de Moezel gevolgd. De OpenFietsMap suggereert echter dat er een fietsroute op de zuidoever loopt. Daar ben ik wel benieuwd naar, dus steek ik bij Liverdun de rivier over.
Daar loopt een mooi fietspad langs de doorgaande weg, dat na 2.3 km helaas ophoudt. Na 700 m kan ik die weg verlaten en slinger ik dwars door een buitenwijk naar een befietsbaar grindpad langs de spoorlijn. Dit grindpad komt na 1.1 km weer op de route uit. Vergeleken met de asfaltweg op de noordoever is deze route omslachtig en van een wispelturige kwaliteit.
Voorbij Frouard loopt een fietspad langs de westoever van de Meurthe. Halverwege Frouard en Nancy ging de route via een fietsbrug naar een mooier fietspad op de oostoever om vlak voor Nancy weer over een andere brug terug te keren op de westoever. Nu is de toegang tot eerste brug opgebroken; alleen via een steil trappetje kom je er nog op. Volgens een fietswegwijzer kun je nu ook in Nancy komen door het pad op de westoever te blijven volgen. Dat blijkt te kloppen. Na een paar kilometer vormt een nieuw fietspad de tot voor kort ontbrekende schakel aan deze kant van de Meurthe.

Even later fiets ik door de Porte de la Graffe de oude hoofdstad van Lotharingen binnen. Na het Palais du Gouverneur volgen drie pleinen die op de werelderfgoedlijst van UNESCO staan: Place de la Carrière, Place Stanislas en Place d’Alliance.

 
Place Stanislas in Nancy
In de 18e eeuw geeft koning Lodewijk XV het hertogdom Lotharingen aan zijn schoonvader Stanislaw Leszczynski, die dan net is afgezet als koning van Polen. Afgesproken wordt dat Lotharingen na zijn dood een Franse provincie zal worden. Als een verlicht despoot regeert Stanislaw als laatste vorst van Lotharingen. Onder zijn leiding krijgt Nancy de drie grote pleinen, omringd door regeringsgebouwen.
Op het grootste en meest centrale plein, het Place Royale, verrijst een bronzen beeld van Lodewijk
XV om de bevolking alvast te laten wennen aan het toekomstige regime. Het gezag van de Lodewijken zal echter niet lang duren: 23 jaar na het heengaan van Stanislaw breekt de Franse Revolutie uit en wordt het standbeeld omvergehaald. Het plein wordt omgedoopt in Place du Peuple en enkele jaren later in Place Napoleon.
In 1831 komt er weer een bronzen standbeeld, ditmaal van voormalig heerser Stanislaw, die een betere indruk heeft nagelaten dan zijn opvolgers. Sindsdien heet dit plein Place Stanislas.
In 1871 blijft Nancy deel uitmaken van Frankrijk, wanneer een groot deel van Lotharingen en vrijwel de hele Elzas worden ingelijfd bij Duitsland. Veel Fransen trekken weg uit deze gebieden en vestigen zich in Nancy, waardoor de stad een nieuwe bloeitijd beleeft.
Rond 1900 is Nancy in Frankrijk de trendsetter voor de art nouveaustijl. Kunstenaars en architecten die zich laten inspireren door een mix van sociaal-economische, artistieke en industriële idealen, vormen de School van Nancy.
 
Gevel in art nouveastijl in Nancy

In 1914 komt de stad dichtbij de frontlinie te liggen. Met kanonnen en vanuit een zeppelin wordt Nancy gebombardeerd, maar niet onherstelbaar vernield. Later in de twintigste eeuw lijdt het mooie Nancy steeds meer onder de opmars van de auto. In de jaren 60 en 70 wordt de Place Stanislas zelfs misbruikt als parkeerterrein, maar aan het begin van de 21e eeuw krijgt het een grondige opknapbeurt: de gebouwen hebben nu weer een frisse kleur, het klatergoud op de poorten en palen glittert en de omgeving is autoluw geworden.

Ik fiets naar het station en heb geluk: tien minuten later rijdt er een trein rechtstreeks naar Luxemburg en dat is geen TGV. Ik hang mijn fiets aan een haak en kijk wat er naast mijn fiets hangt: een oldtimer met tien versnellingen.

 
Oude derailleur
Ook zie ik stalen velgen, tandwielen en cranks met spieën.
 
Stalen cranks met spieën
Een snoertje houdt een ouderwetse dynamo in de juiste positie.
 
Dynamo met houtje-touwtjebevestiging
Zo te zien heeft deze fiets niet veel buiten gestaan, want met de roest valt het mee, ondanks de butsen en krassen op het frame.
 
Veel gebruikssporen, maar de roest valt mee

Verder zie ik in Frankrijk veel B'twin fietsen van Decathlon, de Ikea onder de outdoorzaken. En dan heb je nog de opkomst van collectieve huurfietssystemen, zoals Vélib' in Parijs. Ik krijg niet de indruk dat Fransen veel geld over hebben voor een goede fiets. Zo laat deze lijst zien dat de firma Rohloff in veel landen een vertegenwoordiger/importeur heeft; onder Frankrijk staat echter alleen het adres van het Duitse hoofdkantoor vermeld.

Talking about Rohloff: mijn naaf moet overgeven in deze trein!

 
 
Helaas zijn er in Luxemburg problemen op het spoor, waardoor mijn trein niet verder rijdt dan Thionville. Binnen een kwartier kan iedereen overstappen op een volgende trein naar Luxemburg, die dan wel gelijk bomvol zit. Wanneer deze trein flink vertraagd het station van Luxemburg binnenrijdt, staat er een menigte reizigers op het perron die een veelvoud is van het aantal zitplaatsen in de trein. Terwijl nog lang niet iedereen is uitgestapt, begint deze menigte zich al in de trein te wurmen. Met mijn fiets moet ik me een weg door de menselijke draaikolk banen. Indiase toestanden in Luxemburg!
Gelukkig beperkt de chaos zich tot het perron. Bij gebrek aan een Luxemburgse OV-chipkaart krijg ik aan het loket voor 2 euro een ticket naar Troisvierges, 80 km verderop. Daar is een camping vlakbij het station. De volgende dag boemel ik via Luik en Maastricht terug naar huis. Goed getimed, want inmiddels is het te warm geworden om lekker te kunnen fietsen en hierna worden wolkbreuken verwacht.
 
Het vervolg op dit veldwerk, in het najaar van 2017, is hier te lezen.