|
Dag 24, 15 september
2017. Van Verdun naar Varennes-en-Argonne, 63 km |
|
|
|
In 2016 vond ik
het tot half september te heet om veldwerk te verrichten.
Een jaar later wacht ik in dezelfde maand tot het stopt met
regenen. Dit lijkt de nieuwe realiteit te worden in Midden-Europa:
van half juni tot half september is het vaak te heet om te
fietsen wanneer hogedrukgebieden voor stabiel zomerweer zorgen,
of er is juist hevige regenval wanneer de atmosfeer instabiel
is en er frontale storingen voorbijtrekken (zie hier
en hier).
Zodra de weervooruitzichten voor Noord-Frankrijk beter worden,
reis ik via Brussel en Luxemburg naar Metz. Daar mis ik door
iets te lang te wachten voor een defecte lift een aansluitende
trein naar Verdun. Er gaan later nog wel bussen die kant op,
maar die nemen geen fietsen mee. Dus rij ik naar de stadscamping
van Metz en boemel ik de volgende ochtend alsnog naar Verdun.
Het is voor
de derde keer in een jaar dat ik in Verdun ben. Terwijl de
trein over de Maasbrug naar zijn eindstation dendert, blik
ik omlaag en zie ik dat hier aan het jaagpad wordt gewerkt.
Eindelijk!
Waar in mei (zie dag 20) nog een smal jaagpad was, ligt nu
een brede weg met hier en daar al een grindlaag.
|
|
|
Jaagpad
langs Canal de l'Est |
Verderop staat
een hek, Daarachter is grond verwijderd en wordt de kanaaldijk
opgeknapt. Ik ga naar beneden en fiets verder over een grindpad
dat naast de dijk loopt. |
|
|
Aan het
jaagpad wordt gewerkt |
Wanneer ik weer
bij het jaagpad kan komen, blijkt er een grindbed met stoepranden
te liggen dat door de vele regen in een kanaal is veranderd.
|
|
|
Ondergelopen
voie verte in aanleg |
Tussen
Bras-sur-Meuse en Vacherauville was het jaagpad vorig jaar
al geasfalteerd. Nu wordt er ook verder noordwaarts, tussen
Vacherauville en Samogneux, aan gewerkt. |
|
|
Fietspad
in aanleg bij Champneuville |
Voordat ik terugfiets
naar Verdun, wil ik nog een traject hier in de beurt, het
'Rondje Argonne' fietsen, waar ik in het voorjaar geen tijd
meer voor had. Bij Champneuville steek ik via een oude Baileybrug
de Maas over. |
|
|
Baileybrug
bij Champneuville |
Onderweg is goed
te zien hoeveel regen hier de laatste weken is gevallen. Sommige
velden staan helemaal blank. |
|
|
Ondergelopen
velden in de Argonne |
En nog steeds
valt er af en toe een bui, afgewisseld door felle opklaringen.
Ik hou wel van dit levendige weer. |
|
|
Regenboog
bij Aubréville |
Inmiddels
heb ik traject 14, het rondje door de Argonne, bereikt. De
route gaat mild op en neer over zacht glooiende heuvels, maar
bij Lochères moet de steile heuvelwand worden beklommen
die eeuwenlang een barrière vormde tussen Lotharingen
en de Champagne. Eenmaal boven is het vlak en valt deze route
enkele kilometers samen met de Romeinse weg van Reims naar
Metz. Een gerestaureerde bunker uit 1915 markeert het begin
van de Haute Chevauchée, de weg die het frontgebied
kruist. |
|
|
Abri
de Courson |
De bosrijke,
diep ingesneden heuvels in de Argonne werden in Parijs eeuwenlang
gezien als een natuurlijke bescherming tegen invasies uit
het oosten. Misschien dat de Fransen daarom juist hier zo
slecht waren uitgerust tegen de langdurige aanvallen van Duitse
troepen. In 1914 hadden de Duitsers zich na de Slag aan de
Marne teruggetrokken en ingegraven, maar in de Argonne bleven
zij zich hardnekkig roeren om de frontlijn op te schuiven
en strategisch gunstige posities in handen te krijgen. Kroonprins
Wilhelm had de ambitieuze taak gekregen om van hieruit Verdun
in te nemen, maar ook een aanval op Parijs zou vanuit de Argonne
gestart kunnen worden.
Het dicht beboste terrein leende zich niet voor bombardementen
door kanonnen en mitrailleurs, die elders langs het front
een verwoestend effect hadden. Hier werd in loopgraven en
tunnels een soort oerwoudguerilla uitgevochten, die uiteindelijk
zou ontaarden in een mijnenoorlog. Beide partijen groeven
tunnels onder elkaars stellingen en ieder hoopte de eerste
te zijn die in staat was de ander op te blazen.
Er doemt een militaire
begraafplaats op en in het bos zijn sporen van loopgraven
en granaatinslagen zichtbaar. Een monument met een ossuarium
markeert de frontlijn. Hiervandaan gaan verschillende wandelroutes
het bos in, langs mijnkraters en loopgraven naar de Kaisertunnel.
Hier lag een compleet stelsel van tunnels, die aansloten op
de omringende loopgraven. Naar het noorden liep de Ortliebtunnel,
die misschien wel vernoemd is naar een verre verwant van de
bekende fietstassenfabrikant. |
|
|
Abri
de Courson |
Wat verder van
de frontlinie, langs de weg naar Varennes, wijst een bord
naar de Abri du Kronprinz. Half overwoekerd door het oprukkende
bos ligt hier een groepje vervallen bunkers, die destijds
van alle gemakken waren voorzien om het verblijf aan het front
voor de kroonprins zo comfortabel mogelijk te maken. Nu heb
ik geen tijd meer om er te gaan kijken, omdat ik liever voor
de schemering op de camping wil zijn. In 2010 lag de kroonprinselijke
bunker er zo bij als op de foto hieronder. |
|
|
Abri
de Kronprinz |
Kroonprins Wilhelm van Pruisen was een tragische figuur.
Volgens Wikipedia
had hij met zijn vader, de Duitse keizer Wilhelm II, een
problematische relatie. Tijdens zijn verblijf in de Argonne
liet hij de krijgsverrichtingen over aan zijn chefstaf en
verschalkte ondertussen de ene Française na de andere.
Na de wapenstilstand vluchtte hij net als zijn vader, en
tot diens ergernis, naar Nederland. Daar werd hij verbannen
naar het eiland Wieringen (zie hier).
Uit verveling ging hij in de leer bij een hoefsmid in Hippolytushoef.
Hij woonde in de voormalige pastorie van Oosterland (lees
hier zijn beschrijving
van de boottocht naar en aankomst op Wieringen). Dat is
300 m van de plek waar mijn opa, een Wieringse visser, later
een huis liet bouwen om dichtbij de nieuwe vissershaven
van Den Oever te kunnen wonen, die gelijk met de Afsluitdijk
werd aangelegd. Toen was prins Wilhelm allang vertrokken,
maar mijn opa kende wel alle verhalen die over deze bijzondere
asielzoeker op Wieringen verteld werden.
In 1923 mocht de kroonprins terugkeren naar Duitsland, dat
wel een republiek bleef. Hij was opportunistisch genoeg
om zich achter de nazi's te scharen toen Hitler hem beloofde
dat hij de monarchie zou herstellen zodra hij aan de macht
zou komen. Pas toen de kroonprins besefte dat die belofte
een wassen neus was, keerde hij zich teleurgesteld van de
nazi's af. In 1945 was hij een van de vele bewoners van
Berlijn die moesten vluchten voor het Rode Leger.
|
|
Dag 25, 16 september 2017. Van Varennes-en-Argonne
naar Verdun, 59 km |
|
|
|
Vanuit
Varennes-en-Argonne maak ik het rondje door de Argonne af.
Eerst fiets ik langs de klokkentoren, waar vroeger de slotkerk
stond. Hier werd op 21 juni 1791 koning Lodewijk XVI door
de plaatselijke republikeinse garde tegengehouden, terwijl
hij met zijn familie naar de Oostenrijkse Nederlanden probeerde
te vluchten. Zoals ik op dag 11 al schreef, liep het hierdoor
met deze Franse koning en zijn vrouw, Marie-Antoinette, veel
slechter af dan met de latere Duitse keizer Wilhelm II en
zijn zoon.
Een paar honderd
meter verder staat het groots opgezette Pensylvania State
Memorial, dat bovenop Duitse bunkers gebouwd is. Dit monument
herinnert aan het Maas-Argonne offensief dat de Amerikanen
in september 1918 lanceerden. De Amerikanen kwamen nog net
op tijd om alle fouten van hun Franse en Britse collega’s
te herhalen, terwijl de Duitsers nog terugsloegen. Overmoed,
onwetendheid en eigenwijsheid zorgden voor grote verliezen
onder de doughboys, tot de uitgeputte Duitsers het geloof
in hùn onoverwinnelijkheid inruilden voor het inzicht
dat gebrek aan voedsel, grondstoffen en vers kanonnenvlees
deze oorlog uitzichtloos maakte. Zoekend naar een exitstrategie
gingen zij zich terugtrekken achter de Maas. De Amerikanen
wisten echter van geen ophouden: ze bleven schieten en sneuvelen
tot op de dag van de wapenstilstand. |
|
|
Pensylvania
State Memorial in Varennes-en-Argonne |
Een mooie geleidelijke
klim voert naar Vauquois. Hiervandaan gaat een voetpad naar
de top van de heuvel, waar vroeger het dorp lag, dat in 1914
werd ingenomen door de Duitsers. De Fransen ondernamen vele
pogingen om de heuvel terug te winnen, maar wisten in 1915
alleen de zuidkant in te nemen, terwijl de noordzijde in Duitse
handen bleef. De frontlinie liep nu dwars over deze Butte
de Vauquois en de oorlog ging ondergronds verder.
Van het dorp bleef niets over en de heuveltop veranderde in
een pokdalig kraterlandschap met brokken steen, hopen schroot
en Spaanse ruiters (gekruiste palen met prikkeldraad erover).
In de laatste oorlogsjaren werd het hier wat rustiger. Het
verhaal gaat dat soldaten elkaar dan waarschuwden als er weer
een stuk heuvel opgeblazen zou worden: ‘Pssst, heute
Abend … Bumm!’ |
|
|
Spaanse
ruiters op de Butte de Vauquois |
Tussen Vauquois
en Avocourt bereik ik de plek waar ik gisteren aan het rondje
door de Argonne begon. Aan de route van dit alternatieve traject
hoef ik niets te veranderen. Wel ziet deze pagina uit de gids
nu weer blauw van de aantekeningen. De navigatietekst stamt
nog uit 2010. Zeven jaar later en een paar fietsgidsen verder
noteer ik sommige dingen nu net even anders. Ook heb ik nu
een betere gps met barometrische hoogtemeting en een fietscomputer
die tijdens het fietsen veel nauwkeuriger dan destijds de
hellingpercentages weergeeft. Zodra de fietscomputer een steilte
van 5% aangeeft, ook al is het maar kort, zet ik een hellingpijltje
op de kaart. Een enkele keer doe ik dat ook als de 5% net
niet bereikt wordt, maar een klim wel behoorlijk lang duurt.
Tussen de oren van de fietser is zo'n klim zwaarder dan de
steilte doet vermoeden en dan ziet die fietser dat gevoel
graag bevestigd door een klimtekentje op de kaart. |
|
|
|
Via een iets
andere route dan gisteren fiets ik terug naar Verdun. Onderweg
kom ik door dorpen die in 1918 volledig waren verwoest en
daarna werden herbouwd. Met stevige huizen, die nu nog overeind
staan, maar vaak niet meer worden bewoond. Zoals in Avocourt,
waar de luiken van de boulangerie niet meer open gaan. Het
verval van het Franse platteland lijkt niet te stuiten, maar
gaat wel een stuk geruislozer dan het verval van de banlieues,
de buitenwijken die in de jaren 60 en 70 rond de Franse steden
werden gebouwd. Vlak voor de Franse presidentsverkiezingen
in 2017 stond in de Volkskrant een reportage
over 'Verval in het diepe Frankrijk'. Hoezo diep? Zelfs op
de fiets is dit niet ver weg. |
|
|
De boulangerie
in Avocourt gaat niet meer open |
Bij Regnéville
steek ik de Maas weer over. |
|
|
Maas
bij Regnéville |
Bij Samogneux
begint de nieuwe véloroute naar Verdun, al heb je voor
het grind dat er nu ligt, nog wel een mountainbike of fatbike
nodig... |
|
|
Eerst
een laag grind... |
...maar een stukje
verder staat een wals geparkeerd op de eerste asfaltlaag.
Hier langs de Maas heeft het 'diepe Frankrijk' de fietser
ontdekt. |
|
|
...en
dan volgt asfalt |
Tussen Champneuville
en Vacherauville is al goed te fietsen. De oude route via
de grindweg over de heuvel bij Champneuville bood wel een
mooi uitzicht, maar elders op de route blijven genoeg klimmetjes
over. Voortaan laat ik de Frontlijnroute 19 km meeliften met
dit nieuwe stukje Maasroute. |
|
|
Op naar
Vacherauville... |
In Verdun is
het fietspad al bijna klaar. |
|
|
...en
Verdun |
Op
de camping van Verdun ontmoet ik twee jonge vakantiefietsers
uit München, die een week geleden uit Parijs zijn vertrokken.
De eerste dagen hebben ze onafgebroken in de stromende regen
gefietst, maar nu beginnen ze er weer zin in te krijgen. Ik
kan aanschuiven bij de maaltijd die ze aan het maken zijn
in pannen die groot genoeg zijn om voldoende pasta voor vier
à vijf uitgehongerde fietsers te bereiden.
Ze vragen of ik weet hoe ze morgen het beste naar Metz kunnen
fietsen.
'Gewoon de witte weggetjes op de Michelinkaart kiezen.
En waar die ontbreken, neem je een gele weg. Vermijd in ieder
geval de rode wegen', adviseer ik.
'Is er dan geen fietsroute van Verdun naar Metz?'
vraagt een van hen verbaasd.
'Nee', zeg ik. 'Er komen hier steeds meer fietsroutes,
maar Frankrijk loopt nog wel 30 jaar achter op Duitsland'. |
|
Dag 26, 17 september 2017. Van Verdun
naar Nonsard-Lamarche, 69 km |
|
|
|
Dankzij het nieuwe
fietspad langs het Canal de l'Est en de Maas fiets je nu zonder
problemen Verdun binnen. Wil je in het Maasdal blijven, dan
kun je dat pad blijven volgen tot je de stad weer uit bent.
De Frontlijnroute moet hier echter oostwaarts de heuvels in,
langs de forten die daar liggen. Tot nu toe liep deze route
in Verdun eerst een kilometer over het jaagpad langs de Maas,
wat nu het nieuwe fietspad is, maar dan in de tegenovergestelde
richting. Vervolgens een kilometer door een buitenwijk en
dan nog een paar kilometer over een stil maar niet erg mooi
grindpad. Destijds vond ik dat een goede manier om autoluw
Verdun uit te komen, maar nu vind ik dit een houtje-touwtje-oplossing
en een afknapper na het mooie fietspad.
Ik ga op zoek naar een betere optie en vind uiteindelijk een
niet te ingewikkelde en niet te drukke manier om Verdun uit
te fietsen.
De stadsplattegrond van Verdun, die uit twee delen bestond,
moet helemaal omgegooid worden voor de nieuwe situatie. Dat
is veel werk, maar het resultaat is een duidelijke kaart die
niet meer in tweeën gesplitst is, waar zelfs de stadscamping
nog net in past.
Hieronder is
eerst de oude pagina met stadsplattegrond van Verdun plus
navigatietekst te zien en daarna de nieuwe versie.
|
|
|
|
|
|
Direct buiten
de stad begint een 4 km lange klim naar de kam van de Côtes
de Meuse. Helemaal boven kun je linksaf naar de grote begraafplaats
en het ossuarium van Douaumont, waar ik op dag 21 al over
geschreven heb.
Halverwege de klim zie ik een grindpad van de grote weg aftakken.
Volgens de OpenFietsMap komt dat pad na 2 km uit op een asfaltweg.
Daar kun je linksaf naar Douaumont en naar het vervolg van
de route; of rechtsaf naar Moulainville, waar je uiteindelijk
ook weer op de Frontlijnroute uitkomt. Omdat ik hier in mei
de route al gefietst heb zoals die in de gids staat, heb ik
nu wel zin om wat nieuws te onderzoeken.
Ik volg het grindpad door het bos. Al gauw zie ik tussen de
bomen een ingang van het Fort de Souville opdoemen. |
|
|
Achterdeur
van Fort de Souville |
Dit goed berijdbare
bospad vind ik leuker dan de officiële route van Verdun
naar Douaumont, waar ook de touringcars met toeristen langskomen.
Wel blijf ik die touringcarroute in de gids vermelden als
asfaltalternatief. Het verschil tussen de oude en de nieuwe
Frontlijnroute rond Verdun is hieronder te zien. |
|
|
|
|
|
Enkele
kilometers voor Moulainville krijg ik een lekke achterband.
Dat is al de tweede keer dit jaar. In mei werd een Big Apple
door een scherp steentje lekgeprikt; nu zit er een gat in
het loopvlak van de Marathon XR, waarmee ik de afgelopen zomer
nog in IJsland heb gefietst. Die had ik pas in de winter willen
vervangen, tegelijk met de ketting en de olie in de Rohloffnaaf.
Deze vouwband is al 9 jaar oud, maar heeft vaker in een donkere
en droge schuur gelegen dan dat ermee gefietst is. Afhankelijk
van de fietsen waar deze band voor gebruikt is, kan er tussen
de 4800 en 8300 km mee zijn afgelegd. Ik had altijd gedacht
dat deze band het wel 10.000 km uit zou houden, omdat ik veel
meer kilometers op asfalt dan onverhard afleg.
Door het gat in het loopvlak moet de binnenband lek zijn geraakt.
De rest van het loopvlak ziet er nog goed uit. Helaas heb
ik nu geen reserve buitenband meegenomen, omdat ik nog nooit
een kapotte Marathon XR had gehad. Ik vertrouwde op deze band
zoals het Franse leger op zijn forten vertrouwde.
Er zit niets anders op dan de band nu provisorisch te repareren
en in Nancy een nieuwe te kopen. Eerder ga ik hier geen fietsenzaak
vinden. Teruggaan naar Verdun heeft geen zin, want het is
zondag. Veel fietsenmakers zijn ook op maandag dicht. Ik plak
een stuk zelfklevend velglint tegen de binnenzijde van het
gat. Daar plak ik nog een laag ducttape overheen. Dat blijft
wel enkele dagen zitten.
Na Moulainville volg
ik bijna 20 km lang de weg langs de voet van de Côtes
de Meuse, waar ik in mei - op dag 21 - ook heb gefietst. Hier
zijn veel boomgaarden. In mei was ik te laat voor de fruitbloesems,
maar nu zie ik wel dat de bomen volzitten met appels en kleine
gele mirabellen. In Châtillon-sous-les-Côtes heb
ik wel eens in een boomgaard gekampeerd waar ik appels met
een doffe dreun naast mijn tent hoorde vallen. |
|
|
Boomgaard
bij Ronvaux |
Ook rij ik weer
eens langs Café des Voyageurs in Les Éparges.
In 2010 was het niet open. In mei 2017 was het nog altijd
gesloten en nu ook weer. Toch is er iets bijzonders gebeurd:
het huis ernaast is verkocht! En die gele brievenbus, zou
die nog wel eens geleegd worden? |
|
|
Café
des Voyageurs is al jaren dicht |
Op
dag 21 ben ik de hoofdroute blijven volgen, die over de Côtes
de Meuse klimt en met de frontlijn meebuigt naar Saint-Mihiel
in het dal van de Maas, om daarna opnieuw, maar wel geleidelijk,
over de Côtes de Meuse te klimmen. Ditmaal volg ik een
alternatieve route via Hattonchâtel, die 23 km korter
is en 200 m klimmen bespaart.
Hattonchâtel is een pittoresk dorp met een middeleeuws
kasteel, gebouwd op een steile uitstulping van de Côtes
de Meuse. In 1918 was er weinig meer van over, maar met de
hulp van een rijke Amerikaanse zakenvrouw kon het stadje met
het kasteel in de jaren twintig herbouwd worden. Herman Coster
noemde het al in zijn gids 'Fietsen van Maastricht naar de
Méditerranée', al volgde zijn route de toen
nog heerlijk rustige doorgaande weg onder het stadje langs.
Hij schreef: 'Terwille van de afwisseling bevelen we echter
sterk aan de 107 m hoge klim naar Hattonchâtel te maken.
Onze vorige vergelijkbare klim naar de citadel van Montmédy
is alweer zo lang geleden, na 77 km vlakte zijn we wel weer
aan zoiets toe'.
|
|
|
Kasteel
bij Hattonchâtel |
Op de camping
van Heudicourt-sous-les-Côtes aan het Lac de Madine
is geen levende ziel te vinden. Ik loop naar het washok om
te kijken of je hier zonder muntjes warm kunt douchen. Ik
schat dat het sanitair net zo oud is als het nabijgelegen
Lac de Madine, dat rond 1970 is aangelegd. Door aan een metalen
ketting te trekken, komt er na een tijdje lauw water uit de
douchekop. Het roept bij mij herinneringen op aan een paasvakantie
rond 1970, toen ik met mijn ouders, broer en zussen in een
eenvoudig vakantiehuisje bivakkeerde. Daar maakten we gebruik
van een campingdouche, waar je voor een kwartje enkele minuten
warm water kon krijgen. Volgens mijn moeder was dat lang genoeg
om vier kinderen snel achter elkaar te laten douchen, want
'het geld groeide niet op haar rug'.
Ik fiets nog een stukje verder naar de jachthaven. Daar tref
ik een moderne douche aan met lekker heet water. Verderop
staan wat campers, maar ik zie verder niemand die mij zou
kunnen belemmeren om hier te overnachten. In de schemering
zet ik mjn tent op een mooi grasveld achter het douchehok,
uit het zicht van de weg langs de jachthaven. Dan neem ik
een douche en eet nog een half stokbrood. Wildkamperen is
soms luxer dan aanmodderen op een camping. |
|
Dag 27, 18 september 2017. Van Nonsard-Lamarche
naar Liverdun, 71 km (en per trein naar Nancy) |
|
|
|
In mei (op dag
22) was ik al eens van het Lac de Madine richting Nancy gefietst
en tot de conclusie gekomen dat die route voor verbetering
vatbaar was.
Thuis heb ik enkele alternatieve routes bedacht, die op het
kaartje hieronder zijn te zien. Na Liverdun waren er geen
problemen, zodat ik me heb beperkt tot routes tussen het Lac
de Madine en Liverdun. Dit traject moet sowieso via Liverdun
blijven gaan, omdat daar een goede camping is, die een prima
alternatief is voor de moeilijk bereikbare camping van Nancy
(daar moet je over drukke wegen de stad uit en ook nog eens
130 m klimmen).
grijs = het
bestaande alternatief dat ik in mei heb gefietst
roze = een lang alternatief via Toul en het Moezeldal
groen = een korter en autoluw alternatief door het Forêt
de la Reine en een klein stukje Moezeldal
rood = een asfaltalternatief dat het Forêt de la Reine
omzeilt
|
|
|
|
De roze route is afwisselend, met de vestingstad Toul als
culturele krent in de pap, maar is wel een grote omweg om
in Nancy te komen. De groene route is erg rustig, maar gaat
over boswegen waarvan de kwaliteit ongewis is. De rode asfaltvariant
ziet er in de streetview van Google Earth prima uit.
In de zomer hoor ik dat Kitty en Bas, twee vakantiefietsers
die ik al jaren ken, de Frontlijnroute willen gaan fietsen
tot Nancy (en daarvandaan via een andere fietsroute weer
terug naar huis). Ze zijn ook bereid om als proeffietsers
het groene alternatief door het Forêt de la Reine
te rijden.
Begin augustus ontvang ik een mailtje met hun bevindingen:
'Vandaag vanuit St. Mihiel de tocht naar Nancy gemaakt.
Het was om 00:30 uur gaan onweren en rond 4:30uur opnieuw
en sinds middernacht had het onafgebroken geregend. Toen
het even droog was hebben we de tassen en de tent gepakt
en zijn we op pad gegaan. Al snel fietsten we toch met pet
op en pak aan omdat we anders van de nattigheid zouden verkleumen.
Vanaf Montsec de route naar Liverdun genomen. Na een hele
tijd geconcentreerd op het drassige, gladde, pokdalige bospad
en enkele slagbomen te hebben omzeild, reden we op een gesloten
hek waar we niet omheen konden. In een reflex hebben we
je voornaam enkele keren als krachtterm gebruikt, waarna
we monter als altijd de tocht in omgekeerde richting hebben
vervolgd om na ettelijke kilometers de D904 te bereiken
die we bij Royameix weer hebben verlaten voor jouw route.
Ik zou deze route die zo diep door het bos voert zeker voor
de mensen zonder GPS niet opnemen. Too risky. Sowieso vergt
ie nogal wat stuurmanskunst en ervaring.
Overigens lof over de route. Haast autoloos en daardoor
ontspannen te rijden, hoewel we slecht kunnen inschatten
of/hoe deze zonder GPS-tracks te fietsen is en of ie dan
even ontspannend is.'
Hulde aan Kitty en Bas! Ze hebben goed werk verricht waar
de auto's van Google nooit komen. Het Forêt de la
Reine is nu in ieder geval geen optie meer. Ik ga zelf kijken
of het asfaltalternatief dat wel kan zijn.
Zeven weken later fiets ik Montsec binnen, waar het nieuwe
alternatief af moet haken van de hoofdroute. Van de Butte
de Montsec met het Amerikaanse capitool heb ik op dag 22
al een foto laten zien. Vandaag een impressie van het gerenoveerde
washuis in Montsec.
|
|
|
Oude
wasplaats in Montsec |
Stille
asfaltwegen, kale velden en een enkel wegkruis vormen het
decor in dit verlaten deel van de Woëvre. |
|
|
Wegkruis
bij Seicheprey |
Ook fiets ik
af en toe langs eindeloze rijen uitgebloeide zonnebloemen.
Dat is weer eens wat anders dan de suikerbieten die ik een
jaar terug overal zag liggen toen ik op weg was naar de Argonne. |
|
|
Uitgebloeide
zonnebloemen bij Royaumeix |
De dorpen ogen ook hier
verlaten en vervallen, maar in Royaumeix steelt een bushokje
de show. |
|
|
Bushokje
in Royaumeix |
Bij Francheville
is van een volledig dichtgegroeide spoorweg een mooie voie
verte gemaakt. |
|
|
Voie
verte bij Francheville |
Bij Villey-Saint-Etienne
bereik ik de Moezel. Hier is de eerste bakker op dit traject.
Ook zijn er eet- en drinkgelegenheden. Helaas is het nu maandag
en is alles gesloten. Gelukkig heb ik nog een oud stuk pain
de seigle, een soort roggenbrood, dat met een geurig trappistenkaasje
nog prima smaakt.
Er volgt een korte
steile afdaling naar het Moezeldal, waar ik de fietsroute
'Les
Boucles de Moselle' naar Liverdun kan volgen. Ik
concludeer dat de route die ik vandaag heb gereden, een stuk
vlotter is te fietsen dan de route die ik in mei, op dag 22,
heb gevolgd. Het scheelt maar liefst 300 m klimmen. Bovendien
is de nieuwe route iets korter en is er 12 km na Montsec een
camping
die wel eens leuker zou kunnen zijn dan die aan het Lac de
Madine.
Het stuk tussen Liverdun
en Nancy heb ik in mei al gefietst. Dat sla ik nu over door
in Liverdun de trein te nemen, die mij binnen een kwartier
naar Nancy brengt, waar ik gelijk op zoek ga naar een fietsenzaak.
Die vind ik op weg naar de stadscamping, die helaas 130 m
hoger ligt. Had ik geen nieuwe band nodig gehad, dan was ik
naar de camping van Liverdun gegaan, die in het Moezeldal
ligt.
In het schemerdonker zet ik mijn tent op. Daarna tracteer
ik mijzelf op een pizza in de snackbar van de camping. De
meeste tafels worden er bezet door Nederlandse stellen, die
wat glazig voor zich uit staren en niet de indruk maken dat
ze elkaar nog veel te vertellen hebben. Allemaal zestigplussers
met een camper, die vast al vele avonden in dit soort eetgelegenheden
hebben doorgebracht. Voor de sfeer hoef je hier niet te komen
en de pizza is geen haute cuisine, maar het is wel een aangenaam
warme en comfortabele plek om mijn aantekeningen nog even
door te nemen. |
|
Dag 28, 19 september 2017. Van Nancy
naar Lunéville, 83 km |
|
|
|
Ik
verlaat de camping, suis de heuvel af en koop een buitenband
bij de fietsenzaak die ik gisteren na sluitingstijd gespot
had. Een Big Apple of Marathon Almotion hebben ze niet, wel
een wat smallere (47 mm) Energizer Plus. Dat is geen vouwband,
dus wikkel ik hem zolang maar om mijn tentzak. De oude opgelapte
band houdt het nog wel een of twee dagen uit; nu wil ik fietsen!
Ik verlaat de binnenstad van Nancy via een jaagpad dat als
een fietssnelweg de stad uitloopt. Vanaf Art-sur-Meurthe slingert
de route over het golvende plateau van de Grand Couronné.
|
|
|
D91 bij
Lenoncourt |
Een stevige bries
in de rug, dreigende buienluchten en felle opklaringen zorgen
voor prima fiets- en fotoweer. |
|
|
Tussen
Serres en Valhey |
Na een mooie
afdaling komt het Marne-Rijnkanaal in zicht. Destijds liep
daar een onverhard jaagpad langs, zodat ik de route hier langs
de niet zo drukke D2 liet gaan. Nu is dat jaagpad geasfalteerd
en kan ik de D2 inruilen voor acht vlakke en autovrije kilometers
langs een mooi kanaal. |
|
|
Marne-Rijnkanaal
|
Bij Mouacourt
eindigt het alternatief via Nancy en begint traject 9 van
de hoofdroute. Dat ga ik overmorgen fietsen, want eerst moet
ik traject 8 nog doen. Daarvoor wil ik met de trein een stuk
terug, via Nancy naar Pont-à-Mousson, waar traject
8 de Moezel kruist. Om morgen vroeg in de trein te kunnen
stappen, fiets ik nu zuidwaarts naar Lunéville, waar
ik vanaf de camping in 5 minuten naar het station kan fietsen.
Onderweg vergaap ik me aan dramatische avondluchten.... |
|
|
Avondlucht
in de Grand Couronne |
...en een gave
brievenbusfiets. |
|
|
Brievenbusfiets
in Sionviller |
Dag 29, 20 september 2017. Van Pont-à-Mousson
naar Vic-sur-Seille, 73 km (en eerst per trein van
Lunéville naar Pont-à-Mousson) |
|
|
|
Al vroeg boemel
ik van Lunéville naar Pont-à-Mousson, waar de
Moezel ligt te dampen in de ochtendzon. |
|
|
Moezel
bij Pont-à-Mousson |
Ik denk dat het
weer tijd wordt voor een kaartje, om te laten zien waarom
ik nu met de trein een stuk de verkeerde kant op gegaan ben.
De afgelopen dagen heb de volgende etappes gefietst:
- dag 24: van Verdun westwaarts naar traject 14 (het 'Rondje
Argonne')
- dag 25: van traject 14 oostwaarts naar traject 7 bij Verdun
- dag 26: van Verdun via een inkorting van traject 7 (staat
niet op het kaartje) naar het begin van traject 8
- dag 27: het eerste deel van traject 15 (het alternatief
via Nancy)
- dag 28: het tweede deel van traject 15 en vervolgens naar
Lunéville (staat niet op het kaartje)
- dag 29: eerst per trein naar Pont-à-Mousson, waar
traject 8 de Moezel kruist
(Ik zie nu dat Michaël
de route niet heel nauwkeurig ten opzichte van de Maas en
de Moezel heeft getekend. In de gids valt dat amper op, omdat
dit kaartje een sterk vergroot detail is van een overzichtskaartje
van de complete Frontlijnroute. In de gids is dit fragment
slechts 3 cm breed.)
Traject 8 begint
bij het Lac de Madine, waar ik in mei al een stuk van heb
gefietst. Daarna gaat dit traject 15 km over stille asfaltwegen,
waar hoogstwaarschijnlijk niets is veranderd. Wat ik wel wil
controleren, is een jaagpad tussen Vandières en Pont-à-Mousson,
dat destijds onverhard was. |
|
|
|
Dat jaagpad begint
nu als een fonkelnieuw asfaltpad. |
|
|
Jaagpad
bij Vandières |
Verderop houdt
het asfalt op. De oude route bleef aan dezelfde kant van het
kanaal het onverharde jaagpad volgen. Vanochtend had ik echter
op weg naar Vandières al ontdekt dat aan de andere
kant van het kanaal nu een nieuw asfaltpad naar Pont-à-Mousson
loopt. Tussen het eerste en het laatste fietspad ligt nog
een brede grindweg, die gebruikt wordt door vrachtwagens met
grind van een nabijgelegen ontgronding langs de Moezel. Ik
vermoed dat men daar nog even wacht met asfalteren tot de
concessie voor het ontgronden verlopen is. Ik laat de route
nu over de nieuwe fietspaden lopen en hoop dat die 1.6 km
grindweg met af en toe een vrachtwagen ook nog eens verbeterd
wordt.
Deze paden zijn onderdeel van de Véloroute
Charles le Téméraire.
Op de oostoever ligt
het oudste deel van de stad met de kathedraalachtige Eglise
St-Martin. Na een heftige klim volgt een prachtig uitzicht
vanaf de Butte de Mousson. |
|
|
Uitzicht
vanaf Butte de Mousson |
Enkele kilometers
noordelijker liggen de resten van loopgraven bij het Signal
de Xon, waar het front de Moezel kruiste en verder naar het
oosten liep. |
|
|
Resten
van loopgraven bij Signal de Xon |
Bij slecht zicht
of gebrek aan klimlust biedt de vlakkere, maar ook drukkere
route via Atton een goed alternatief. Je komt dan ook langs
een jachthaven en camperplek met douches, die van 8 tot 20
uur open zijn. Het grasveld achter de camperplaatsen zou een
prima tentenveld kunnen zijn, maar helaas is het hier uitdrukkelijk
verboden om te kamperen. In het verleden schijnen er problemen
te zijn geweest met groepen (motor?)fietsers die hier kwamen
kamperen, maar ik vermoed ook een gebrek aan interesse voor
fietstoerisme bij de lokale autoriteiten. Dat is jammer, want
nu is er tussen Heudicourt aan het Lac de Madine en Vic-sur-Seille,
een afstand van bijna 90 km, geen camping langs dit traject.
Deze jachthaven annex camperplek ligt er mooi tussenin: 35
km van de ene en 55 km van de andere camping. Bovendien zijn
hier winkels. Het feit dat de douches na 20 uur gesloten zijn,
doet vermoeden dat hier later op de avond geen beheerder is.
Dus kan ik me goed voorstellen dat iemand hier een douche
neemt, dan wat gaat eten in het restaurant ernaast en wat
later in de schemering, buiten het zicht van de boten en de
campers, discreet een tentje opzet.
De D120 tussen Pont-à-Mousson
en Atton is een drukke weg met een fietsstrook. Na een kilometer
wordt dit een autosnelweg en moeten fietsers deze weg oversteken
om de oude weg door het dorp te volgen. Ik heb wel eens geprobeerd
om die nare oversteek te vermijden, maar kwam toen terecht
op een modderpad tussen de autowrakken van een woonwagenkamp.
Dus bleef de D120 de minst slechte optie voor fietsers die
de de Butte de Mousson willen omzeilen. In Atton zelf en daarna
was de D120 niet druk meer. Dat is nu anders. Ook na het eind
van de fietsstrook blijft de D120 erg druk, wat onacceptabel
is voor een fietsroute. |
|
|
Drukke
D120 bij Atton |
Ik rij terug
en vind een alternatieve route langs de noordrand van Atton.
Het is een kruip-door-sluip-door-oplossing met een halve kilometer
grindpad, maar wel autovrij. Hierna volgen mooie stille binnenwegen. |
|
|
Grindpad
in Atton |
In de vorige
gidsen ging de hoofdroute via de vlakkere optie en was de
steile Butte de Mousson een alternatief. Dat draai ik nu om.
De weg via de Butte de Mousson is mooier en stiller; bovendien
biedt deze de mogelijkheid om nog een ommetje naar het Signal
de Xon te maken. |
|
|
|
Het is al 2 uur
en heb deze dag nog maar 23 km afgelegd wanneer ik Atton uitfiets.
Hierna tref ik geen verrassingen meer aan. Het is nog 50 km
naar de camping in Vic-sur-Seille, waar ik 's avonds tegen
8 uur arriveer. Voor een doorsnee vakantiefietser is dat redelijk
sloom, maar wanneer ik veldwerk verricht, stop ik ook regelmatig
op trajecten waar ik niets bijzonders hoef uit te zoeken,
om een aantekening, een waypoint of een foto te maken. Op
dit traject registreer ik bijvoorbeeld veel korte klimmetjes
die nog net een hellingpercentage van 5% halen. Ook heb ik
's middags wel een uur nodig om te lunchen en tegelijkertijd
de tent, die ik meestal kletsnat heb ingepakt, te laten drogen.
Daar zijn picknickbanken en speeltuintjes prima plekken voor:
de tent droogt snel wanneer deze ergens overheen kan hangen,
zoals een tafel, schommel of klimrek. |
|
|
Tent
drogen in Rouves |
Van Aulnois-sur-Seille tot en met Vic-sur-Seille loopt
de route door het deel van Lotharingen dat vanaf 1871 deel
uitmaakte van het Duitse Keizerrijk. De taalgrens lag hier
zo’n 20 km naar het noordoosten, waardoor een Franstalige
grensstreek binnen Duitsland was ontstaan. In augustus 1914
trokken Franse troepen hier de grens over, met de bedoeling
heel Lotharingen en de Elzas op de Duitsers te heroveren.
Dit plan faalde. Een Duits leger dreef de Fransen terug
en wilde gelijk doorstomen naar Nancy, maar werd tot staan
gebracht op de heuvelrug tussen Pont-à-Mousson en
Lunéville.
Tussen Pettoncourt en Chambrey kom ik weer langs de plek
waar ik tien jaar geleden de coverfoto van de frontlijngids
gemaakt heb, 2 jaar voordat ik op het idee kwam om die gids
te maken. Toen reed ik een stuk van de Groene Weg naar de
Middellandse Zee, die de Frontlijnroute hier kruist.
Dit is misschien wel de meest 'gejatte' foto van mijn website.
In 2010 kwam ik er al bij toeval achter dat deze klaproos
bij een kroeg in Ieper als terrasversiering werd gebruikt.
Er waren ook nog een paar vliegtuigen in geplakt (zie hier).
Die kroegbaas uit Ieper is zeker niet de enige stiekeme
gebruiker van mijn foto. Ook iemand die zich 'politicoloog-auteur-opiniemaker-performer-journalist'
noemt, heeft mijn klaproos zonder mijn toestemming op zijn/haar
(vroeger heette ze Monique, tegenwoordig Mounir) website
gezet (zie
hier). Overigens staat
er op verschillende plekken van zijn/haar site een ©-symbool,
dus van auteursrecht heeft deze persoon wel degelijk benul.
Michael Wannet maakte me destijds attent op deze webpagina.
Een collegafotograaf raadde me aan om een jurist in te schakelen,
maar dat is er tot nu toe niet van gekomen. Deze mensen
boffen dat ik van dat soort dingen geen energie krijg en
dat ik mijn tijd liever vul met fietsen, schrijven en fotograferen.
Ik ben allang blij dat ik niet in een Ieperse kroeg hoef
te werken, niet als aspirant BN'er om aandacht hoef te leuren
bij Jeroen Pauw en niet hoef te creperen op een slagveld.
Ook voel ik allang niet meer de behoefte om te voldoen aan
het commerciële ideaalbeeld van de fotoacademie.
|
|
|
Klaproos
in graanveld |
Na zo’n 40 km fietsen langs
golvend graan zijn de wijnhellingen vlak voor Vic-sur-Seille
een welkome afwisseling. Ook het stadje zelf is een aangename
verrassing na alle ingedutte en ontvolkte dorpjes in dit
deel van Lotharingen.
Op de camping van Vic-sur-Seille
is de receptie gesloten. Wel zie in een man in een soort
jagersjack lopen. Dat zou weleens de campingbeheerder kunnen
zijn. Ik loop naar hem toe.
'Vous êtes le gardien?', vraag ik.
'Non, je viens de Hollande', antwoordt de man.
'Laten we dan maar Nederlands praten.'
Later op de avond spreek ik de man weer terwijl ik mijn
tent aan het opzetten ben. Op een aangrenzend veldje bivakkeert
hij met zijn vrouw in een gehuurde camper. Hij biedt me
een tuinstoel en een biertje aan. Daarna nog een kop koffie
om op te warmen: we doen namelijk wel of het zomer is, maar
volgens mijn fietscomputer is het nog maar 6 graden.
'Heb je de hele dag gefietst? Sportief hoor.'
'Dat valt wel mee. Het was weinig meer dan 70 km.'
'Dat is heel veel! Ik heb wel eens 30 km op een dag gefietst
en dat vond ik al erg ver.'
Ik vertel maar niet dat ik 30 jaar terug af en toe meer
dan 180 km op een dag fietste.
'Thuis in Rotterdam neem ik meestal de scooter',
vervolgt hij.
'Zo'n electrische?', vraag ik naïef maar hoopvol.
' Nee, gewoon een Vespa.
Mede dankzij Willem Holleeder zijn die stinkscooters
razend populair. Dat denk ik, maar zeg ik natuurlijk niet.
Ik laat de man rustig doorpraten.
'Nu heb ik een week vrijgenomen. De telefoon heb ik
doorverbonden naar mijn waarnemer, anders heb ik ook hier
geen moment rust.'
'Wat doet u voor werk?'
'Ik ben aannemer. Dat betekent de hele dag telefoneren en
dingen regelen. Af en toe moet ik een weekje onderduiken,
anders hou ik het niet vol.'
Ik heb met hem te doen. Een telefoon is een concentratiekiller
en dwingt je tot reageren zonder dat je goed na kunt denken.
Het ergst zijn verbaal sterke bellers, telefonische verkopers,
enqueteurs en kakelende moeders. Een telefoon heeft ook
geen spambox. Zelf liet ik al jaren terug de telefoon steeds
vaker gaan zonder op te nemen. Inmiddels ben ik een telefonische
kluizenaar geworden; de komst van e-mail was een bevrijding.
|
|
Dag 30, 21 september 2017. Van Vic-sur-Seille
naar Blâmont, 60 km |
|
|
|
's
Ochtends is het koud en mistig, dus ga ik nog even Vic-sur-Seille
in voor een opwarmontbijt met koffie en verse croissants.
Het stadje is een aangename verrassing tussen alle ingedutte
en ontvolkte dorpjes in dit deel van Lotharingen. Eeuwenoude
huizen en een gerestaureerde kasteelpoort bepalen het stadsbeeld.
Op het gemeentehuis naast de Eglise des Carmes herinnert een
flets opschrift ‘Stadthaus’ aan de Duitse periode. |
|
|
Muur
van voormalig 'stadthaus' in Vic-sur-Seille |
|
Poort
in Vic-sur-Seille |
|
Oud huis
in Vic-sur-Seille |
Na
een geleidelijke klim en een mooie afdaling bereik ik het
Marne-Rijnkanaal, waar ik eergisteren al ontdekte dat het
jaagpad nu een mooi fietspad geworden is. De ochtendmist heeft
plaatsgemaakt voor een strakblauwe lucht. Een grasveld met
een bankje bij een dorpskerk is vandaag de plek waar ik ga
lunchen en de tent laat drogen. Ook wordt het tijd om de nieuwe
buitenband die ik al een paar dagen meezeul, te monteren,
want de opgelapte scheur in de oude band begint nu een bobbel
te worden.
Ik haal de oude band van de velg en verwijder de ducttape
en het stukje velglint van de beschadigde plek. |
|
|
Binnenkant
van opgelapte buitenband |
De
band is een oude Marathon XR vouwband. Het gat lijkt precies
op de plek van de vouw te zijn ontstaan. |
|
|
Scheur
in buitenband |
Ik steek een
pen door het gat, zodat ik goed kan zien op welke plek het
loopvlak beschadigd is. |
|
|
Pen door
gat in buitenband |
Van deze band
neem ik afscheid bij de plaatselijke afvalbak. |
|
|
Band
in afvalbak |
De nieuwe band is van een type dat ik nog niet ken: Schwalbe
Energizer Plus. De fietsenmaker in Nancy had maar een beperkte
keus. Deze is een fractie smaller dan de oude Marathon XR
(47 mm i.p.v. 50 mm). Op Franse asfaltwegen moet dat geen
probleem zijn.
In het vervolg laat ik me niets meer aanpraten door grammenjagers
en neem ik weer een reservebuitenband mee! In 2005 (Lofoten),
2013 (Zuid-Engeland) en 2015 (Noord-Frankrijk en in Schotland
nog een keer met de fiets van Corrie) heb ik ook onderweg
buitenbanden moeten vervangen; soms had zo'n band er nog
maar 3000 km opzitten (zie ook
dit draadje). Op de Lofoten
kwam ik er achter dat er een slecht velglint op mijn fiets
zat (hier
een stukje scrollen). Sindsdien heb ik altijd een rol zelfklevend
dik Velox velglint in de juiste maat bij me, dat nu ook
van pas kwam bij het oplappen van de oude buitenband. Dit
lint is als een 'vierkante' trapas: het gaat tienduizenden
kilometers mee, maar is helaas steeds lastiger te krijgen.
Nog enkele uren fiets ik verder langs huizen, bomen en
beesten. Opeens zie ik op een steenworp afstand een groot
hert voor me staan. Ik pak mijn camera, maar tegen de tijd
dat ik een foto kan maken, heeft het hert het al op een
lopen gezet. Wat ik wel kan laten zien, is een kudde overstekende
koeien. Die schrikken tenminste niet van een fotograferende
fietser.
|
|
|
Overstekende
koeien bij Reillon |
Dag 31, 22 september 2017. Van Blâmont
naar Gemaingoutte, 67 km |
|
|
|
Bij
Montreux, 4 km voor Badonviller, verraden oude bunkers de
plek waar deze fietsroute de Duitse linies verlaat en ‘overloopt’
naar de Franse zijde. Badonviller het zwaar te verduren: het
werd driemaal ingenomen en geplunderd door Beierse troepen
en behoort tot het selecte gezelschap van plaatsen die vanuit
een zeppelin gebombardeerd zijn. Uiteindelijk kwam de frontlijn
iets ten noorden van het stadje te liggen.
Hier wil ik koffie drinken. Het café waar ik dat in
2010 nog kon doen, is inmiddels ter ziele. Gelukkig is er
nog een oud hotel waar ik op een stoeltje in de zon koffie
kan drinken. Zou er in Badonviller over tien jaar nog koffie
zijn te krijgen?
Na Badonviller gaat de hoofdroute over de eerste Vogezencol,
de 484 m hoge Vierge Clarisse. Ik wil mijn krachten nog even
sparen voor de cols die vanmiddag komen en kies voor een alternatieve
route over de Col de Rouge Vêtu, die maar 408 m hoog
en 5,5 km korter is.
Vanaf Saint-Blaise gaat een nieuwe voie verte - het enige
nieuwe stukje van dit traject - naar Moyenmoutier, waar een
groep bankjes in het park voor de Abdij van St. Hydulphe een
prachtige plek is voor de lunch en het drogen van de tent.
|
|
|
Abdij
van Moyenmoutier |
Hierna
klimt de route 275 m over een afstand van bijna 9 km, tot
aan een naamloze col bij een heuvel na de mooie boerencamping
van La Fontenelle en een dikke demarcatiesteen. |
|
|
Demarcatiesteen
bij La Fontenelle |
Om deze heuvel,
Côte 627, is fel gestreden. In juli 1915 maakten de
Fransen zich definitief meester van de top, waar nu een militaire
begraafplaats ligt. Hierna loopt dit traject weer langs de
Duitse kant van het front. De weg gaat op en neer door een
prachtig landschap en bereikt een voorlopig hoogtepunt op
de 608 m hoge Col d’Hermanpaire. |
|
|
Vogezen
bij Gemainfaing |
Vlak
voor Bertrimoutier rijst een groot wegkruis op. Hier in de
buurt kruist de route opnieuw de frontlijn, die hier zuidoostwaarts
de bergen inliep. |
|
|
Wegkruis
bij Bertrimoutier |
Op
een begraafplaats worden Franse en Duitse graven door een
muurtje van elkaar gescheiden. |
|
|
Franse
en Duitse graven bij Bertrimoutier |
Sinds
ik Moyenmoutier uitfietste, zie ik af en toe omleidingsborden,
verbodsborden voor voetgangers, en dranghekken langs de weg
liggen. Het zijn onheilspellende voortekenen van de jaarlijkse
Rallye des Vosges die hier
de komende dagen plaatsvindt. Het is me duidelijk dat ik hier
geen dag later had moeten fietsen, want dan had ik een geblokkeerde
Frontlijnroute aangetroffen.
Ik bekijk de officiële website waarop de route van deze
rally voor de komende dagen wordt aangegeven, zodat ik een
plan B kan maken. Ik zie dat ik niet op routes kom waar geracet
wordt, zolang ik de hoofdtrajecten van de Frontlijnroute blijf
volgen. Een minder zwaar alternatief traject door de Vogezen
wordt echter onbefietsbaar. Morgen zal ik ook af en toe op
een verbindingsroute tussen de verschillende rallyparcoursen
moeten fietsen.
Op die website is ook een paragraaf gewijd aan 'Rallye et
Environnement', met een foto ernaast van rokende fabrieken.
Over die foto is natuurlijk nagedacht: die moet suggereren
dat andere zaken veel meer milieu-impact hebben dan een autorally.
Een foto van een weg met platgereden dieren zul je op deze
site niet aantreffen. Ook over de tekst is nagedacht. Om te
beginnen spreken de organisatoren van de rally hun bezorgdheid
over het milieu uit. Vervolgens wordt een Zwitsers onderzoek
uit de kast gehaald, waarvan de uitkomst was dat ongeveer
eenderde van de CO2-emissie van een rally werd veroorzaakt
door openbaar vervoer en de rest grotendeels door accommodatie,
catering, transport van apparatuur en afval. Om te besluiten
met de conclusie dat de CO2 die wordt uitgestoten door raceauto's,
slechts 3% bedraagt van de totale uitstoot van het evenement.
Dan volgen enkele vergelijkingen: dat een WK Voetbal 1,4 maal
zoveel emissie veroorzaakt als de rally naar Dakar (zie hier
voor een overzicht van dodelijke slachtoffers van die race),
dat de estafette met de Olympische vlam meer CO2 uitstoot
dan een race om de Grand Prix en dat de Grand Prix van België
minder uitstoot oplevert dan het opstijgen van een verkeersvliegtuig.
Het zal wel niet de bedoeling
zijn dat ik daaruit concludeer dat er nog een hoop commerciële
sportevenementen afgeschaft kunnen worden. Dit gegoochel met
cijfertjes doet me denken aan de tabaksindustrie, die ook
graag selectief uit onderzoeksresultaten citeert om ons te
laten denken dat we 'niet zo moeten zeuren als mensen van
een sigaartje willen genieten'.
De treurige realiteit is dat de aanleg van een fietspad over
een opgeheven spoorlijn (zoals van Duinkerke naar Adinkerke)
jarenlang kan worden tegengehouden door een milieueffectrapportage,
terwijl in hetzelfde land wel binnenwegen in een groot gebied
mogen worden afgezet voor een lawaaiig en vervuilend evenement,
waarbij roekeloos rijgedrag tot sport verheven wordt.
Gelukkig merk
ik op de camping municipal van Gemaingoutte nog helemaal niks
van luidruchtige rallybezoekers. Dat is fijn, want na bijna
1000 m klimmen en een nog zwaardere dag voor de boeg, wil
ik goed kunnen slapen. Vannacht ben ik hier de enige gast.
De receptie blijft dicht en een beheerder laat zich vanavond
niet zien, maar de douche is lekker warm.
|
|
Dag 32, 23 september 2017. Van Gemaingoutte
naar Turckheim, 69 km |
|
|
|
Uit
het dal van de Morthe begin ik aan de niet zo zware klim naar
de 694 m hoge Col de Mandray. Al snel halen de eerste wielrenners
mij in, zonder de rust op deze mooie ochtend in september
te verstoren. |
|
|
Op weg
naar de Col de Mandray |
Enkele
minuten later is het gedaan met die rust. De ene na de andere
racewagen scheurt voorbij. In de knalpotten wordt de herrie
eerder versterkt dan gedempt. Dat zij zich buiten het parcours
als gewone verkeersdeelnemers zouden moeten gedragen, lijkt
niemand hier te beseffen, laat staan nodig te vinden. |
|
|
Op weg naar de Col de Mandray
|
|
In
Fraize haal ik koffie en een taartje. Vaak zit je dan tussen
andere fietsers op een terras. Vandaag is de weg langs het
terras helaas een halve racebaan, waar geen minuut voorbijgaat
zonder dat een opgefokte coureur passeert.
Gelukkig ben ik er hierna van verlost. Op de weg langs Habeaurupt
en Le Rudin is de rust weer terug. Dan verschijnt het Etang
des Dames. Acht jaar terug maakte ik hier half oktober de
foto hieronder. De picknickbank die hier toen stond, is verdwenen;
dus die haal ik ook weg uit de navigatietekst. |
|
|
|
Dan
volgt de ruim 4 km lange klim naar de 280 m hoger gelegen
Col de Louschbach. Het begin is het steilst, rond de 10%,
maar na 2 km zakt het stijgingspercentage naar 6%. Een groot
pluspunt van deze smalle, maar wel geasfalteerde bosweg is
dat er vrijwel geen auto’s langskomen. Dit is een van
de weinige autoluwe, maar wel geasfalteerde Vogezencols in
de wijde omtrek. |
|
|
Op weg
naar de Col de Louschbach |
Tijdens de klim klatert er water van
de rotsen. |
|
|
Watervalletjes
|
Vanaf de Col de Louschbach volgt nog een klim van bijna
170 m naar de Col du Calvaire, langs de Route des Crêtes.
Deze weg over de kam van de Vogezen werd in 1915 door de
Fransen aangelegd tussen de Col de Bonhomme in het noorden
en de Hartmannswillerkopf in het zuiden. De tussenliggende
cols en bergtoppen waren ingenomen door Franse troepen en
de Route des Crêtes moest deze met elkaar verbinden.
Met een hoogte van 1144 m is de Col du Calvaire het hoogste
punt van de Frontlijnroute. 's Winters kun je hier soms
skieën, maar ik denk dat de stoeltjeslift vaker door
mountainbikers wordt gebruikt. Voor frontlijnfietsers gaat
deze lift echter de verkeerde kant op.
|
|
|
Stoeltjeslift
bij Col du Calvaire |
Vanaf
de Col du Calvaire maakt de Frontlijnroute een bocht door
de Elzas om na 70 km, bij de Col Amic, weer terug te komen
op de Route des Crêtes. Wie de hoofdroute links laat
liggen en de Route des Crêtes blijft volgen, bereikt
al na 48 km de Col Amic. Dit is beslist een spectaculaire
route, die ook nog eens 500 m klimmen uitspaart. Wel kan het
op de Route des Crêtes erg druk zijn; deze graatweg
is geliefd bij motorfietsers. Soms kunnen ook de weersomstandigheden
op 1000 m hoogte het fietsen flink bemoeilijken. Zo heb ik
hier in oktober 2009 gefietst met een snijdende noordoostenwind
en een temperatuur rond het vriespunt. Met mist of regen is
het hier ook geen feest.
De hoofdroute gaat nu meer dalend
dan klimmend door een prachtig berglandschap en arriveert
enkele kilometers na de Col du Wettstein bij de Collet du
Linge of Lingekopf. |
|
|
Uitzicht
tussen Col du Wettstein en Collet du Linge |
Op deze
heuvel bevindt zich een loopgraafmuseum met een goed geconserveerd
stuk van de Duitse linies, waarop Franse troepen zich in de
zomer van 1915 massaal te pletter liepen. Een strategisch
doel werd er niet mee gediend, wel sneuvelden er genoeg militairen
om enkele grote begraafplaatsen in de omgeving mee te kunnen
vullen.
Het is geen toeval dat juist van de Duitse linies nog zoveel
resten te zien zijn. Voor de Duitsers was de frontlijn een
verdedigingslinie voor onbepaalde tijd geworden, die zo sterk
mogelijk gemaakt werd. De Franse legerleiders bleven hardnekkig
vasthouden aan hun filosofie van ‘attaque à outrange’
(aanval tot het uiterste) en bleven ondanks alle mislukkingen
hopen op een succesvolle doorbraak. Het versterken van de
frontlijn was in strijd met deze offensieve strategie. |
|
|
Loopgraven
bij Lingekopf |
Dit
was de pittigste etappe van de Frontlijnroute, die vermeden
kan worden door het minder zware alternatief door de Vogezen
te nemen; al was dat vandaag niet mogelijk geweest door de
Vogezenrally. Nu resteert nog een 16 km lange afdaling naar
het bijna 700 m lager gelegen Niedermorschwir, waar de beslotenheid
van dichte wouden abrupt plaatsmaakt voor een wein-weib-und-gesangsfeer.
|
|
|
Wijnvelden
bij Niedermorschwir |
De
camping van Turckheim is van alle gemakken voorzien. Hoog
tijd om kleren en binnenslaapzak in een wasmachine te proppen
en naar een terras in het stadje te fietsen, waar ik flammekueche
met een lokaal biertje bestel. Tot laat in de avond is het
hier nog aangenaam zwoel. In de laaggelegen Elzas is het altijd
een stuk warmer dan in de Vogezen: op een septemberavond lijkt
het hier vaak nog zomer. |
|
|
Gevels
in Turckheim |
Dag 33, 24 september 2017. Van Turckheim
naar Cernay, 70 km |
|
|
|
Wijnvelden
en ansichtkaartstadjes met vakwerkhuizen blijven 30 km lang
het beeld bepalen. Op de meertalige lunchkaarten staan gerechten
waar je kilometers op kunt fietsen. Flammekueche of choucroute
gedrenkt in heerlijk stinkende munsterkaas met wijn, bier
of water uit de streek. Dit is het hart van de Elzas, waar
men al eeuwenlang het beste van de Franse en Duitse cultuur
weet te combineren. |
|
|
Wijnvelden
bij Wettolsheim |
|
Gevels
in Eguisheim |
|
Choucroute
in munsterkaas |
In 1914 was de Elzas al bijna 45 jaar Duits grondgebied.
Ouderen en intellectuelen waren vaak nog wel gevormd door
de Franse cultuur, maar voor de jonge generatie was Frankrijk
een vreemd land geworden. Toch vond de Duitse overheid het
nodig om de vrijheid van pers en vergadering hier in te
perken en duizenden francofielen te deporteren. Dienstplichtige
Elzassers die waren opgeroepen voor het Duitse leger, werden
zoveel mogelijk naar het oostfront gestuurd, zodat ze niet
konden overlopen naar de Fransen. Vlak voor het uitbreken
van de oorlog waren een paar duizend Elzassers nog naar
Frankrijk vertrokken, waar ze als buitenlanders in het Vreemdelingenlegioen
terechtkwamen. Leden uit één familie konden
voor verschillende partijen strijden. Na de oorlog werd
de Elzas weer een deel van Frankrijk. Net als elders in
het land, werden ook hier oorlogsmonumenten opgericht. Afgesproken
werd dat alle oorlogsdoden uit de Elzas hierop vermeld mochten
worden, ook degenen die in Duitse dienst waren geweest.
Tussen Obermorschwir en Gueberschwir koos ik destijds voor
autoluwe grindwegen. Voor dunbandige fietsers heb ik nu
ook een asfaltalternatief gemaakt, maar die missen wel een
paar mooie sfeervolle kilometers tussen de wijnvelden.
|
|
|
Dwars
door de wijnvelden bij Obermorschwir |
De wijnvelden zijn
doorspekt met kruisbeelden en kapelletjes. |
|
|
Kruisbeeld
en kapel bij Orschwir |
Bij dit beeld
in een kapel bij Pfaffenheim krijg ik de indruk dat de maker
ervan een persoonlijk jeugdtrama heeft moeten verwerken. |
|
|
Pedopriester
bij Pfaffenheim |
Vlak voor Westhalten
staat een picknicktafel uit het stenen tijdperk. Hoog tijd
om wat te eten en aantekeningen uit mijn hoofd op papier te
zetten. |
|
|
Picknicktafel
bij Westhalten |
In Soultz gaat
de route weer westwaarts over een mooie, rustige weg naar
de 828 m hoge Col Amic. De klim van 550 m wordt uitgesmeerd
over 12 km. Bij helder weer biedt de Col Amic een fantastisch
uitzicht op de hoogste toppen van de Vogezen. Hierna volgt
de route de Route des Crêtes naar Cernay. |
|
|
Uitzicht
bij Col Amic |
Het laatste stuk
van de Route des Crêtes loopt langs de Hartmannswillerkopf
of Vieil Armand. Deze bergtop, die uitzicht biedt over heel
de zuidelijke Elzas, werd in november 1914 door de Fransen
bezet. Op tweede kerstdag begon een bestorming door Duitse
troepen en negen dagen later werden de Fransen hier overmeesterd.
Later slaagden zij erin de berg weer terug te krijgen, maar
de Duitsers gaven niet op. Een jaar lang bleef de frontlijn
hier heen en weer zwiepen, totdat andere veldslagen in Noord-Frankrijk
prioriteit kregen en het op deze plek wat rustiger werd. Van
de strijd om de Vieil Armand getuigt nu een begraafplaats
met een museum. Daarachter loopt een voetpad de berg op, waar
van de loopgraven, bunkers en rollen prikkeldraad genoeg over
is om urenlang rond te kunnen snuffelen. |
|
|
Uitzicht
bij Col Amic |
Die Vieil Armand
moet ik nog altijd eens gaan bekijken. In 2009 reed ik erlangs
en maakte ik de foto hierboven, maar had ik geen tijd om er
nog uitgebreid rond te gaan snuffelen. Acht jaar later heb
ik er ook geen tijd voor. Het is al laat in de middag wanneer
ik Soultz bereik. Ook heb ik nu geen zin om die 550 m naar
de Col Amic nog te klimmen om dan in de duisternis weer af
te dalen. De komende dagen wil ik gebruiken om andere trajecten
van de Frontlijnroute na te fietsen. Daarom verlaat ik de
route nu even en volg ik de nieuwe bordjes van de EuroVelo
5 over een korte, rustige en vlakke route naar
Cernay, waar ik nog net voor donker de camping bereik.
Deze inkorting bevalt me zo goed, dat ik deze als vlak alternatief
opneem in de gids. Het komt vast wel vaker voor dat fietsers
hier geen zin meer hebben in een Vogezencol, hoe mooi het
daarboven ook mag zijn. |
|
Dag 34, 25 september 2017. Van Dannemarie
naar Huningue, 88 km (en eerst per trein van Cernay
naar Dannemarie) |
|
|
|
Vandaag wil ik
Bazel bereiken, zodat ik morgenochtend vroeg in de trein kan
stappen om terug te reizen naar Saint-Dié-en-Vosges.
Dat ligt maar een uurtje fietsen van Fraize, waar het alternatieve
traject door de Vogezen begint. Later op de dag zijn daar
geen goede treinverbindingen.
Dat zou betekenen dat ik minstens 100 km af moet leggen en
onderweg amper tijd zal hebben om dingen uit te zoeken. Daarom
sla ik de eerste 30 km over door met de trein van Cernay via
Mulhouse naar Dannemarie te boemelen.
In Dannemarie ga ik op zoek naar koffie. Op maandagochtend
blijkt hier niets open te zijn, behalve de supermarkt. Daar
tref ik een openluchtwasserette op het parkeerterrein aan,
een snel oprukkend fenomeen in Frankrijk. In de supermarkt
behelp ik mij met oploskoffie uit een automaat, nadat ik hier
wel 5 km heb rondgefietst op zoek naar échte koffie. |
|
|
Openluchtwasserette
|
De
eerste herfstbladeren bedekken het fietspad over de oude spoorlijn
naar Pfetterhouse. Daar had ik 8 jaar geleden veel geluk toen
ik er koffie wilde drinken. In het café dat ik aantrof,
zaten wat 50-plussers die Elsassisch
met elkaar spraken. Een van hen vertelde mij dat dit café
al jaren gesloten was, maar uitgerekend die dag weer even
was geopend om de horecavergunning niet kwijt te raken.
|
|
|
Fietspad
naar Pfetterhouse |
Een
oude tekst op een voormalig station herinnert aan de tijd
dat de Elzas bij Duitsland hoorde. |
|
|
Oude
muurtekst uit de Duitse tijd |
Iets ten oosten van Pfetterhouse hield de frontlijn op
bij de zwaarbewaakte Zwitserse grens. Zwitserland hield
bij internationale conflicten vast aan zijn neutrale positie,
die in 1815 tijdens het Congres van Wenen was erkend. Anders
dan die van België en Luxemburg werd de neutraliteit
van Zwitserland in 1914 niet geschonden. Een Duitse invasie
van Frankrijk was ook via Zwitserland mogelijk geweest,
maar zou meer tijd hebben gekost. Hoe sneller de Duitsers
Frankrijk zouden verslaan, des te eerder zouden hun legers
inzetbaar zijn tegen Rusland. Voor zo’n gedroomde
blitzkrieg leek Zwitserland al bij voorbaat geen geschikt
terrein.
Na Pfetterhouse klimt de frontlijnroute naar de Zwitserse
grens. Een verlaten grenswachtershuisje is het enige dat
nog herinnert aan de tijd dat deze grens wel wat meer was
dan een onzichtbare lijn in het landschap. Verderop gaat
dezelfde weg Frankrijk weer in.
In dit korte stukje Zwitserland wijst een bord naar grenspaal
0. Ik sla een grindpad in dat na 2 km uitkomt bij de plek
waar de frontlijn vier jaar lang de Zwitserse grens raakte.
Na kilometers omfietsen bereik ik uiteindelijk weer de Frontlijnroute.
|
|
|
Grenspaal
0 op de frontlijn |
Terug in
Frankrijk buigt de Frontlijnroute oostwaarts om nog eenmaal
mild op en neer te gaan langs de voet van de Jura. Slechts
20 km voor Bazel is de Chapelle Saint Martin een prachtige
picknickplek. |
|
|
Chapelle
Saint Martin |
Nu
de frontlinie achter de rug is, wijzen lokale fietsroutes
de weg naar Bazel, de derde stad van Zwitserland en een knooppunt
van internationale treinverbindingen en fietsroutes. Alle
vorige keren stapte ik hier 's avonds in de nachttrein naar
Amsterdam. Die rijdt nu niet verder dan Düsseldorf en,
wat het vervelendst is, heeft geen slaapplaatsen meer. Nu
ben ik ook nog niet klaar met het veldwerk.
Het schemert wanneer ik door de buitenwijken van Bazel fiets.
De camping ligt net over de Franse grens in Huningue. Volgens
de OpenFietsMap loopt er op de linker Rijnoever een fietspad
rechtstreeks naartoe, maar wanneer ik dit volg stuit ik vlak
voor de grens op een hek dat hermetisch gesloten is. Op een
bordje is te lezen dat deze grensovergang alleen in het weekend
open is. Nu moet ik kilometers omrijden om via de reguliere
grenspost in Huningue te komen. Om 9 uur 's avonds bereik
ik de camping bij een haventje aan de Rijn. Zo'n ietwat sjofel
en betaalbaar kampeerveldje zou een paar kilometer verderop
in het propere Zwitserland niet kunnen bestaan. |
|
|
Camping
in Huningue |
Dag 35, 26 september 2017. Van Saint-Léonard
naar Xonrupt-Longemer, 44 km (en eerst per trein van
Huningue naar Saint-Léonard) |
|
|
|
's Ochtends vroeg
stap ik in de trein naar Straatsburg. Daar neem ik een boemeltje
dat slechts enkele keren per dag naar Saint-Dié-des-Vosges
rijdt (volgens deze
bron zouden er vanaf 2021 meer treinen kunnen gaan
rijden), waar ik overstap op een trein naar Saint-Léonard.
Daar begint een voie verte naar Fraize. Het eerste deel is
pas aangelegd. Als de spoorlijn waar ik zojuist nog gebruik
van heb gemaakt in december 2018 wordt stilgelegd (zie hier
voor een overzicht van bedreigde Franse spoorlijnen), dan
wordt dit fietspad misschien nog wel eens doorgetrokken. |
|
|
Rails
maken plaats voor fietspad |
Even later fiets
ik langs een fenomeen dat ik in Frankrijk vaker ben tegengekomen:
fietswrakkenkunst. Oude fietsen zijn met fietskettingen aan
een schutting geketend. Als solofietser zonder haast stap
ik daar soms even voor af. |
|
|
Fietswrakkenkunst
|
|
|
De
fietsen zijn voorzien van verlichting, wat 's avonds een leuk
effect zal geven. |
|
|
Fietswrakverlichting
|
Enkele dagen
geleden was ik ook al in Fraize. Toen bleef ik de hoofdroute
volgen (traject 10), nu kies ik voor een alternatief dat 34
km korter is en over minder hoge cols gaat (traject 16). |
|
|
|
Het begin is
vlak. Dan volgt vals plat. De route wordt gemarkeerd door
wegkruizen op hoge sokkels van roze natuursteen. |
|
|
Wegkruis
|
In het
steeds smaller wordende dal van de Petite Meurthe gaat vals
plat naadloos over in een geleidelijke klim: alles bij elkaar
zo’n 330 m naar de 810 m hoge Col du Surceneux. Voor
drinkwater is hier gezorgd. |
|
|
Drinkwatervoorziening
|
Na
de col volgt een korte afdaling van 75 m naar het Lac de Longemer. |
|
|
Lac de
Longemer |
Na dit meer volgt
weer een serieuze col. Daar heb ik vandaag geen zin meer in.
Langs het meer liggen verschillende campings, die nu vrijwel
verlaten zijn. Camping Les Jonquilles is een van de mooiere,
waar ik de foto hierboven gemaakt heb. Bovendien is er een
winkeltje waar ik morgenochtend brood kan krijgen. |
|
Dag 36, 27 september 2017. Van Xonrupt-Longemer
naar Dannemarie, 99 km (en per trein verder naar Straatsburg) |
|
|
|
Na
het meer stijgt de weg weer tot de 955 m hoge Col des Faignes
sous Vologne. Dit is net niet het hoogste punt van dit traject.
Er volgt nu een stukje freewheelen met een hoogteverlies van
150 m, dat weer moet worden teruggeklommen op weg naar de
Col de Bramont, die slechts 1 m hoger is dan de vorige col.
Dit is de steilste klim van dit traject met een gemiddelde
stijging van 6%. |
|
|
Uitzicht
vanaf Col de Bramont |
Direct hierna
begint een mooie afdaling in maar liefst 14 haarspeldbochten
naar het Lac de Kruth-Wildenstein. |
|
|
Lac de
Kruth-Wildenstein |
Via de westoever
van dit stuwmeer loopt de route naar de Thurvallei. Dit is
een dichtbevolkt dal, dat door autoluwe routes en uitzicht
op beboste hellingen toch aantrekkelijk is om doorheen te
fietsen.
In 1914 werd dit gebied ingenomen door Franse troepen. Aanvankelijk
rukten zij op tot in Mulhouse, maar de Duitsers sloegen al
snel terug. De frontlinie kwam tussen Thann en Cernay te liggen.
Deze steden kregen het zwaar te verduren, maar het dal van
de Thur bleef in Franse handen, aan de oost- en noordzijde
goed afgeschermd door het Vogezenmassief. Thann is ondanks
alles een sfeervol stadje gebleven. |
|
|
Centrum
van Thann |
Vanuit Thann
loopt een fietspad langs de rivier met uitzicht op een van
de fraaiste wijnhellingen van de Elzas. |
|
|
Wijnhelling
bij Thann |
Na die mooie wijnhelling moet je nog over een wat drukkere
weg langs de buitenwijken van Thann. Dat leed verzacht ik
nu door de route wat meer over rustige straten door die
buitenwijken te laten gaan. Hierdoor wordt de route wel
300 m langer en iets ingewikkelder. Dat laatste maak ik
weer goed door een inzetje met een stadsplattegrond van
Thann aan de kaart toe te voegen.
Dan resteert nog 6 km door het voormalige frontgebied voordat
dit traject weer op de hoofdroute uitkomt (traject 11).
Daarvan wil het 24 km lange stuk tot Dannemarie nog fietsen,
dat ik twee dagen eerder had overgeslagen door de trein
te nemen.
De Vogezen liggen nu achter me. Links zie ik de contouren
van het Zwarte Woud en ver voor me uit doemen de eerste
bulten van de Jura op. Ik fiets nu door de Bourgondische
Poort. Miljoenen jaren geleden stroomde de Rijn bij Bazel
niet naar het noorden, maar westwaarts door deze laagte
om tenslotte via het Rhônedal in de Middellandse Zee
uit te komen. Later werd deze Oerrijn vanaf Bazel afgetapt
door een steeds dieper wordende geologische slenk tussen
de Vogezen en het Zwarte Woud, die uiteindelijk de Bovenrijnse
Laagvlakte zou vormen. Zo kreeg de rivier zijn huidige loop
naar de Noordzee.
Ik ben niet van plan om voor Dannemarie nog iets aan de
route te veranderen. Als alles meezit, kan ik daar vrij
snel op een trein naar Mulhouse stappen, waar een stadscamping
is. Maar niet alles zit mee. Vanaf Ammertzwiller en Balschwiller
volgt de Frontlijnroute een grindpad, dat ik in 2011 nog
redelijk befietsbaar vond. Nu is er een dikke laag vers
grind op het pad gestort en kom ik slechts met veel moeite
vooruit. Ik hoop dat het straks beter wordt en fiets verder,
maar na een halve kilometer is dit nog steeds een stuiterpad.
Dit pad had ik destijds gekozen om een drukke weg te omzeilen,
waar nog steeds geen fietspad langsligt. Op de kaart zie
ik nog een andere optie, maar dat is wel 2 km omfietsen
via Bernwiller. Dat moet dan maar. Uiteindelijk bereik ik
via rustige asfaltwegen het Rhône-Rijnkanaal, waarvan
het jaagpad onderdeel is van de EuroVelo 6, een bewegwijzerde
fietsroute van de Loiremonding naar de Donaudelta.
|
|
|
Langs
het Rhône-Rijnkanaal |
In de schemering
bereik ik de jachthaven van Dannemarie. Het liefst zou ik
hier blijven en morgenochtend in de trein stappen. Helaas
is hier geen camping in de buurt, maar wellicht is er een
douche bij de jachthaven. Ik ga op onderzoek uit en vind een
douchehok dat op slot is. Dan heb ik ook niet zo'n zin om
hier te gaan wildkamperen. Ik fiets naar het station en neem
de trein naar Mulhouse. De camping municipal ligt hier maar
2 km van het station, maar het hek is hermetisch gesloten.
Op een bordje lees ik dat gasten vanaf april 2018 weer welkom
zijn. Merde!! Volgens Archies zou deze camping nog tot half
oktober open moeten zijn.
Hier sta ik dan, op een duistere plek in een onbekende stad.
Zal ik dan maar een hotel zoeken? Of weer een trein nemen
naar een plaats waar de camping nog wel open is? Morgen moet
ik sowieso een flink stuk boemelen, dus alle treinkilometers
die ik vandaag afleg, hoef ik morgen niet meer te doen. Ik
fiets terug naar het station, waar ik op het nippertje de
trein naar Straatsburg haal. Daar zou de stadscamping het
hele jaar open moeten zijn. Na tienen arriveer ik in Straatsburg.
Met de OpenFietsMap vind ik feilloos in het donker de weg
naar de camping, die aan het spoor ligt, 2.4 km van het station.
Vanuit de trein had ik al gezien dat deze camping verlicht
was. De receptie is dicht, maar met de fiets kom ik moeiteloos
langs de gesloten slagboom. Deze camping oogt nieuw en lijkt
vooral op campers te zijn gericht. Een tentenveldje zie ik
niet, maar naast de verharde camperplekken is nog genoeg gras.
Dit is vast zo'n camping waar je bij de receptie een genummerde
plek krijgt aangewezen. Ik zet mijn tent op een van de schaarse
onbezette plekken, niet ver het washok. Om 11 uur 's avonds
verwacht ik hier geen nieuwkomers meer (zoals op IJslandse
campings wel gebeurt: dat er midden in de nacht links en rechts
van je tent een paar hevig snurkende gasten bijkomen). Na
99 km fietsen, twee Vogezencols en een lange treinreis kan
ik eindelijk instorten.
|
|
Dag 37, 28 september 2017. Van Raon-l'Étape
naar La Vierge Clarisse en terug, 45 km (en eerst per
trein van Straatsburg naar Raon-l'Étape) |
|
|
|
's Ochtends meld ik me nog even bij de receptie, die gisteravond
dicht was. Bij de meeste Franse campings is dat heel normaal,
wanneer je laat op de avond bent aangekomen. Hier lees ik
in de ogen van de dienstdoende receptionist echter een mengeling
van verwondering en verbijstering.
"Hoe kunt u hier overnacht hebben zonder dat wij
u een plek hebben gegeven?", vraagt hij.
"Gewoon even rondkijken en dan de de tent opzetten",
antwoord ik.
"Op welke plek was dat dan?"
"Schuin tegenover het washok, waar nog niemand
anders stond."
Even vrees ik dat hij een nummer van die plek wil weten.
De man kijkt een beetje moeilijk en neemt dan mijn betaling
in ontvangst, aanzienlijk meer dan ik de afgelopen weken
gewend was neer te tellen. Ik zal maar niet vragen of er
korting voor laatkomers met kleine tentjes is. Dit is het
moderne, commerciële en bureaucratische Frankrijk.
De camping heeft een alternatief en groen imago, maar lijkt
niet echt bedoeld voor alternatieve en groene kampeerders.
Een fiets of een tent kun je hier huren en kun je dus maar
beter niet zelf meenemen, lijken ze hier te denken. Ik krijg
een beetje het gevoel dat ik ook wel eens had op recepties
waar ik als enige man zonder pak en stropdas verscheen.
Of wanneer ik in Frankrijk ruim voor lunchtijd koffie wilde
drinken in een restaurant.
Net als twee dagen terug boemel ik naar Saint-Dié-des-Vosges.
Dat kan maar tweemaal per dag, om 9:55 uur en om 17:55 uur.
Dus is het handig dat ik gisteravond al naar Straatsburg
ben gereisd. In Saint-Dié-des-Vosges stap ik over
op de trein naar Raon-l'Étape. Daar was ik ook al
op dag 31, toen ik vanaf Badonviller een alternatieve route
via de Col de Rouge Vêtu had genomen. Nu fiets ik
die route in de omgekeerde richting om bij Badonviller alsnog
de hoofdroute via de Col de la Vierge Clarisse te volgen.
|
|
|
|
Op deze col gaat
een bospad linksaf naar de Grotte des Poilus. Deze grot werd
gebruikt als eerstehulppost voor Franse troepen die stand
hielden op de nabijgelegen Col de la Chapelotte, waar de frontlinie
naar het zuiden boog. Tot nu toe heb ik deze plek altijd links
laten liggen, maar nu is dit een mooie afsluitng van het veldwerk.
Ik fiets het bospad op en tref na 850 m een bordje aan dat
naar de grot wijst. Ik laat mijn fiets staan en volg een steil
paadje omlaag, dat bij de grot uitkomt. |
|
|
Pad naar
de Grotte des Poilus |
De voorzijde
van de grot ligt er op deze nazomerdag vredig bij. Wie niet
beter weet, zou denken dat het hier nooit anders is geweest. |
|
|
Grotte
des Poilus |
Ik rij terug
naar de weg, waar de heilige maagd Clarisse als een vogel
in een nestkastje aan een boom hangt. Zou ze hier honderd
jaar geleden ook hebben gehangen en van alles hebben zien
gebeuren? |
|
|
Vierge
Clarisse |
Voor de bossen die hier staan, was de oorlog desastreus,
en niet alleen in het gehavende frontgebied. Overal werden
dennen gekapt voor het versterken van loopgraven; voor de
bielzen van het overbelaste spoorwegennet was eikenhout
nodig; kastanjebomen werden vanwege hun hoge looizuurgehalte
gebruikt in de leerlooierijen, die het materiaal leverden
voor schoeisel, riemen en zadels; en het taaie hout van
essen werd gebruikt in de opkomende vliegtuigindustrie.
De Duitsers haalden hun hout bij voorkeur uit de gebieden
die zij bezet hielden. Zo ontstond een ongebreidelde roofbouw
op de bossen aan beide kanten van de frontlijn.
Anderhalve kilometer verder gaat een smal pad omhoog naar
de ruïne van het Château de Pierre-Percée,
dat al in de 17e eeuw tijdens de 30-jarige oorlog werd verwoest.
Nu fiets ik er voorbij, maar in oktober 2009 werd ik bij
deze ruïne verrast door een prachtig uitzicht.
|
|
|
Uitzicht
bij Pierre Percée |
Dan
volgt een mooie afdaling, onderbroken door een korte klim,
langs het stuwmeer van Pierre-Percéé. |
|
|
Lac
de Pierre Percée |
Het is wat langer
en er moet meer worden geklommen, maar de route via de Col
de la Vierge Clarisse is spectaculairder dan het alternatief
via de Col de Rouge Vêtu, waar je de hele tijd tussen
de bomen fietst. Daarom gaat de hoofdroute langs La Vierge
Clarisse.
Na de stuwdam volgt nog een afdaling. De laatste 9 km naar
Raon-l'Étape zijn vlak en autovrij.
In Raon-l'Étape
neem ik de trein naar Nancy, waar ik overstap op een trein
in de richting van Metz en Thionville. Nancy heeft een modern
station met liften, die meestal functioneren, maar vandaag
is de lift die ik nodig heb, defect. Een briefje meldt dat
het einde van de onderhoudswerkzaamheden is voorzien in september
2017. Dan hebben ze nu nog drie dagen de tijd om een monteur
op te trommelen. Altijd weer hartverwarmend, die service van
de SNCF. Nou ja, na twee weken veldwerk en een stuk of tien
Vogezencols krijg ik mijn fiets ook nog wel een stationstrap
op. |
|
|
Briefje
op deur van kapotte lift in Nancy |
In Thionville
fiets ik naar de camping municipal die dichtbij het station
ligt. Over twee dagen sluit deze camping voor de winter. Ook
komt er een eind aan het zwoele nazomerweer. De eerste regenspetters
vallen al snel nadat ik de tent heb opgezet.
De volgende dag maak ik de gebruikelijke treinreis via Luxemburg
en Brussel terug naar huis. Daar ben ik nog een maand bezig
met het verwerken van aantekeningen, gps-tracks en foto's.
Daarna, in november, volgt nog enkele weken saai monnikenwerk:
het up-to-date maken van de lijst met overnachtingsadressen.
Na de laatste correcties kan het PDF-bestand rond de jaarwisseling
naar de drukker. Een maand later liggen er 500 nieuwe gidsen
klaar om gebruikt te worden. |
|
Meer informatie over de gids 'Fietsen
langs de Frontlijn' is hier
te vinden. |
|